Nettowinstopslagmethode De nettowinstopslagmethode is naast een puntenkiller op Wordfeud ook: 1. Een manier om de verkoopprijs te berekenen. En wel doormiddel van het volgende schema: Geschatte inkoopprijs Opslag voor inkoopkosten Vaste verrekenprijs Opslag voor overheadkosten = …% van c Kostprijs Nettowinstopslag = ..% van e Verkoopprijs exclusief omzetbelasting Omzetbelasting = 19% (of 6%) van e Verkoopprijs inclusief omzetbelasting a b ---- + c d ---- + e f ---- + g h ---- + i 2. Een manier om de voorcalculatorische nettowinst te berekenen. Verkoopresultaat = afzet x (verkoopprijs – kostprijs). Er wordt een afzet van 14.000 artikelen verwacht, met een vaste verrekenprijs van 24. Opslag voor overheadkosten is 40%, nettowinstopslag is 10% en de omzetbelasting wordt buiten beschouwing gelaten. Bereken de voorcalculatorische nettowinst. Eerst verkoopprijs berekenen (zie 1): Vaste verrekenprijs Opslag overheadkosten = 40% van 24 Kostprijs Nettowinstopslag 10% van 33,60 Verkoopprijs Verkoopresultaat 24 9,60 ------ + 33,60 3,36 ------ + 36,96 = afzet * (verkoopprijs – kostprijs) = 14000 * (36,96 – 33,60) = 47040 € 3. Een manier om de nacalculatorische nettowinst te bereken. Dat kan ook simpel door de werkelijke opbrengsten - de werkelijke kosten te doen, maar dat geeft niet genoeg informatie voor het management. Dus we doen ’t anders. Het resultaat op inkopen (=resultaat op inkoopprijs + resultaat op inkoopkosten) en het resultaat op overheadkosten samen heten het gerealiseerde budgetresultaat. Gerealiseerde nettowinst = gerealiseerde verkoopresultaat + gerealiseerde budgetresultaat. Alles in een mooi schema op bladzijde 401 in je boek! Break-evenanalyse Om te bepalen bij welke productie/afzet de onderneming geen winst en geen verlies heeft, verdelen we de kosten in variabele en constante kosten. Variabele kosten stijgen als de productie stijgt en vice versa (bijv: inkoopkosten). Constante kosten zijn onveranderlijk (bijv: interestkosten). Er zijn echter toch twee mogelijkheden dat contstante kosten veranderen: 1. Een wijziging van de productie-/verkoopcapaciteit. Er is dan behoefte aan meer machines of een grotere ruimte. 2. Prijswijzigingen. De huurprijs van een magazijnruimte kan verhoogd worden. Break-evenomzet = break-evenafzet * verkoopprijs. De dekkingsbijdrage van één product is gelijk aan het verschil tussen de verkoopprijs en de variabele kosten per product. Totale dekkingsbijdrage = afzet * (verkoopprijs – variabele kosten per product) De break-evenafzet kun je op drie manieren berekenen. 1. Via het volgende schema: Omzet a Inkoopwaarde van de omzet b ---- Brutowinst c Overige variabele kosten d ---- Dekkingsbijdrage e Constante kosten f ---- Nettowinst 0 Bij break-evenafzet is de nettowinst 0, waardoor dekkingsbijdrage = constante kosten. 2. TO = TK 3. BEA = TCK / (p – v) TCK = Constante kosten; p = verkoopprijs; v = variabele kosten per product. Bijbehorende omzet (BEO) is BEA * verkoopprijs. Neemt u ook gerust nog eens een kijkje in paragraaf 25.3 voor grafiekplezier. Kosten en resultaten in de industriële onderneming Er zijn kosten, een hele hoop kosten. Hier zijn er 8 (en je weet wat er rijmt op acht!): 1. Grondstofkosten. 2. Arbeidskosten (=lonen + sociale lasten + pensioenvoorzieningen). 3. Overige variabele kosten: kosten die samenhangen met het product (verpakking). Het zijn geen grondstoffen, want ze zijn niet voor het product zelf. 4. Kosten van duurzame productiemiddelen: kosten voor vasta activa (waardedaling/afschrijvingskosten & interestkosten in bv gebouwen/machines). 5. Kosten van de grond: is weliswaar een duurzaam productiemiddel, maar wordt als afzonderlijk behandeld. 6. Kosten van diensten van derden (reclamebureaus, schoonmaakbedrijven..) 7. Kosten van belastingen 8. Financieringskosten (rentekosten: gederfde interest) Ondernemingen met massaproductie Er is een homogene productie van vele jaren. Er wordt geen rekening gehouden met de wensen van de individuele consument, maar slechts wat er bij de grootste groep in de smaak valt. Schaalvoordelen. De kosten zijn opgedeeld in variabele en constante kosten. Ondernemingen met stukproductie Er is heterogene productie waarbij de producent rekening houdt met de individuele wens van de consument. Een architect bijvoorbeeld. De kosten zijn opgedeeld in directe en indirecte kosten. Directe kosten zijn kosten waarvan de ondernemer precies kan zeggen voor welk product of welke order ze zijn gemaakt (grondstofkosten, loonkosten van mensen die direct betrokken zijn, enz.), de rest zijn indirecte kosten (afschrijvingsen interestkosten voor zijn kantoor, de loonkosten van mensen die op het kantoor werkzaam zijn, verzekeringskosten, enz). Machine-uurtarief ‘Hoeveel kost een machine me per uur?’ Formule: C/N + V/B. C = Constante machinekosten; V = Variabele machinekosten; N = Werkelijk (‘Normaal’) aantal machine-uren; B = begroot aantal machine-uren. Kostprijs De voorcalculatie berust op schattingen. In die voorcalculatie berekenen we de kostprijs van een product, maar in plaats van ‘kostprijs’ spreken we soms van ‘standaardkostprijs’. Deze term geeft aan dat de kostprijs altijd alléén de toegestane of standaardkosten bevat. (Standaard)kostprijs = som van toegestane of standaardkosten per product. De standaardkosten zijn de kosten die de onderneming noodzakelijkerwijs moet maken als de productie onder normale omstandigheden plaatsvindt. Wanneer je de kostprijs van één product wilt weten, gebruik je de formule C/N + V/B. Constante kosten: Variabele standaardkosten: Begrote productie Normale productie € 1 440 000 € 1 690 000 130 000 eenheden 120 000 eenheden Bereken de kostprijs voor het volgende jaar. C / N + V / B = 1 444 000 / 120 000 + 1 690 000 / 130 000 = 12 + 13 = €25 Efficiencyresultaten Het efficiencyresultaat is het resultaat dat ontstaat omdat er meer of minder van een productiemiddel is verbruikt dan toegestaan (in de voorcalculatie). Een prijsresultaat is een resultaat dat ontstaat omdat er meer of minder is betaald dan toegestaan. Het toegestane gebruik vind je in de (standaard)kostprijs. Je kunt het efficiencyresultaat ook berekenen via (sh – wh) * sp. Of: (sh * sp) – (wh * sp). sh = standaard hoeveelheid; wh = werkelijke hoeveelheid; sp = standaardprijs. In de standaardkostprijs van een product is opgenomen: - 4kg grondstof à €15 = €60; - 6 manuren à €20 = €120. Aan het einde van de periode blijkt dat er 600 producten zijn vervaardigd, waarvan werd verbruikt: - 2440kg grondstof; - 3580 manuren. Bereken de efficiencyresultaten. Op grondstof: Standaardhoeveelheid is 600 * 4 = 2400. (sh – wh) * sp = (2400 – 2440) * 15 = -600 Op lonen: Standaardhoeveelheid is 600 * 6 uur = 3600 uur (sh – wh) * sp = (3600 – 3580) * 20 = 400 Prijsresultaten Er kunnen zich natuurlijk ook in de prijzen resultaten voordoen. Formule: (sp – wp) * wh Of: (sp * wh) – (wp * wh) In de standaardkostprijs van een product is opgenomen: - Grondstoffen: 3kg à €6,50 In de nacalculatie blijkt dat een grondstoffen is uitgegeven: €19765 voor 2950kg. Er zijn 1000 producten vervaardigd. Bereken het budgetresultaat (het verschil tussen de standaard- en werkelijke kosten). Eén kilo grondstof is 6,50; 3 kilo dus €19,50. Dat is nodig voor 1 product. Standaardprijs: 1000 * 19,50 = 19500. Sp – wp = 19500 – 19765 = -265 Splits dit in een efficiency- en prijsresultaat. Eén product is 3kilo grondstof. Voor 1000 producten dus 3000 kilo (=sh). Efficiency: (sh – wh) * sp = (3000 – 2950) * 6,50 = 325 Sp x wp Wp x wh = 6,50 * 2950 = 19175 = 19765 ------------- Prijsresultaat = -590 Resultaat op constante kosten Bezettingsresultaat = (B – N) * (C / N) Begrote gegevens: Constante machinekosten Normaal aantal machine-uren Voordelig bezettingsresultaat €72 000 12 000 €6 000 Bereken het begrote aantal machine-uren. (B – N) * (C / N) = (B – 12 000) * (72 000 / 12 000) = 6000 = (B – 12 000) * 6 = 6000 B – 12 000 = 1000 B = 13 000 > Er waren 13 000 machine-uren begroot. Op constante kosten kun je efficiencyresultaten en prijsresultaten voorkomen. Voorcalculatorische gegevens: - Normale productie- en verkoopomvang: - Constante machinekosten per product: 50 000 producten 0,5 machine-uur à €25 per uur Nacalculatorische gegevens: - Werkelijke productie- en verkoopomvang: - Werkelijk aantal machine-uren: - Constante machinekosten: 40 000 producten 21 000 €640 000 Bereken het budgetresultaat op de constante machinekosten. Standaard constante kosten = 40 000 x 0,5 x 25 = 500 000 Werkelijke constante kosten: 640 000 Budgetresultaat: 640 000 – 500 000 = 140 000 Splits dit op in een bezettingsresultaat, een efficiencyresultaat en een prijsresultaat. Bezettingsresultaat De formule (B – N) * (C / N) verandert in de nacalculatie in (W – N) * (C / N). Formule invullen: (21 000 - (50 000 x 0,5)) * 25 = - € 100 000 Efficiencyresultaat Sh x sp = (40 000 x 0,5) x 25 = 20 000 x 25 = 500 000 Wh x sp = = 21 000 x 25 = 525 000 (sh * sp) – (wh * sp) = 500 000 – 525 000 = -25 000 Prijsresultaat De toegestane kosten zijn: (50 000 / 2) * 25 = 625 000 De werkelijke kosten zijn: 640 000 Budgetresultaat: 625 000 – 640 000 = - 15 000 Veel leerplezier! Oefentoets = op Joszwa.nl/pww.