Samenvatting In Balans Hoofdstuk 26 t/m 29 • SE4 • VWO 5 Hoofdstuk 26 – Kosten en resultaten in de industriële onderneming De kostensoorten van een industriële onderneming zijn: grondstofkosten, arbeidskosten, overige variabele kosten, kosten van duurzame productiemiddelen, kosten van de grond, kosten van diensten van derden, kosten van belastingen en de financieringskosten. Bij industriële ondernemingen maken we onderscheid tussen: ondernemingen met massaproductie: de producent bepaalt het type product en hoopt dat veel consumenten zijn product willen kopen; bij massaproductie verdelen we de kosten in constante en variabele kosten; ondernemingen met stukproductie: de consument bepaalt het type product en de producent houdt rekening met de individuele wensen van de consument; bij stukproductie verdelen we de kosten in directe en indirecte kosten. Variabele kosten variëren rechtsreeks met de productieomvang. Constante kosten zijn niet afhankelijk van de productieomvang. Directe kosten zijn direct toewijsbaar aan een product of order. Indirecte kosten zijn niet direct toe te wijzen aan een product of order. Constante en variabele kosten kunnen we ook via een machine-uurtarief berekenen. Het machine-uurtarief berekenen we als + Waarbij: C = Constante machinekosten Nu = normale aantal machine-uren V = Variabele machinekosten B = Begrote aantal machine-uren Standaardkosten zijn die kosten die een onderneming moet maken wanneer de productie plaatsvindt onder normale omstandigheden. De standaardkostprijs is de som van de toegestane (standaard)kosten, meestal berekend per product. Bij massaproductie gaat we uit van de kostenindeling in variabele en constante kosten. De kostprijs vinden we met de formule: + Waarbij: C = Totale constante standaardkosten N = normale productie V = Totale Variabele standaardkosten B = Begrote productie 2 Samenvatting In Balans Hoofdstuk 26 t/m 29 • SE4 • VWO 5 Bij variabele kosten kunnen zich efficiencyresultaten en prijsresultaten voordoen. Een efficiencyresultaat ontstaat als er meer of minder van een productiemiddel wordt gebruikt dan toegestaan; een prijsresultaat ontstaat als de werkelijke prijs afwijkt van de toegestane prijs. De prijsresultaten en efficiencyresultaten bij elkaar noemen we het budgetresultaat op variabele kosten. De formule om een efficiencyresultaat te berekenen, is: (sh – wh) × sp. Waarbij: sh = standaardhoeveelheid wh = werkelijke hoeveelheid sp = standaardprijs De formule om een prijsresultaat te berekenen, is: (sp – wp) × wh. Waarbij: sp = standaardprijs wp = werkelijke prijs wh = werkelijke hoeveelheid Op constante kosten kunnen zich voordoen: bezettingsresultaten; efficiencyresultaten; prijsresultaten. Deze resultaten bij elkaar noemen we het budgetresultaat op constante kosten. Het bezettingsresultaat wordt gevonden met de formule: (B – N) × . Waarbij: B = Begrote productie N = Normale productie C = Totale constante standaardkosten N = normale productie In de nacalculatie vervangen we B (Begrote productie) door W (= Werkelijke productie). Bij onderbezetting B < N is er een nadelig bezettingsresultaat. Bij overbezetting B > N is er een voordelig bezettingsresultaat. Als de constante kosten per machine-uur worden gegeven, is de formule om het bezettingsresultaat te berekenen: (Bu – Nu) × , waarin gelijk is aan de constante kosten per machine-uur. In de nacalculatie vervangen we Bu door Wu. 3 Samenvatting In Balans Hoofdstuk 26 t/m 29 • SE4 • VWO 5 Hoofdstuk 27 – Voorcalculatie bij ondernemingen met homogene productie We onderscheiden de fabricagekostprijs en de commerciële kostprijs. De fabricagekostprijs is de kostprijs waarin de toegestane kosten van de fabricageafdeling zijn opgenomen: Verhogen we de fabricagekostprijs met de toegestane verkoopkosten per product: dan vinden we de commerciële kostprijs. Wanneer de op deze wijze gevonden kostprijs met een winstpercentage wordt verhoogd, vinden we de verkoopprijs exclusief omzetbelasting. In de voorcalculatie worden de verwachte kosten vastgesteld. Het verkoopresultaat = afzet × (verkoopprijs – commerciële kostprijs). In de voorcalculatie is het bedrijfsresultaat gelijk aan: 1. de verwachte omzet – de verwachte kosten; 2. het verwachte verkoopresultaat + de verwachte budgetresultaten. De verwachte budgetresultaten bestaan in de voorcalculatie vaak uitsluitend uit bezettingsresultaten. Als de kosten worden verdeeld in fabricagekosten en verkoopkosten, valt het (verwachte) bezettingsresultaat uiteen in een bezettingsresultaat op de constante fabricagekosten: (Bp – Np) × (waarbij met begrote en normale productie gerekend wordt) en een bezettingsresultaat op de constante verkoopkosten: (Ba – Na) × . (waarbij met begrote en normale afzet gerekend wordt) 4 Samenvatting In Balans Hoofdstuk 26 t/m 29 • SE4 • VWO 5 Hoofdstuk 28 – Nacalculatie bij ondernemingen met homogene productie In de voorcalculatie worden de verwachte kosten vastgesteld. In de voorcalculatie is het bedrijfsresultaat gelijk aan: 1. de verwachte omzet – de verwachte kosten; 2. het verwachte verkoopresultaat + de verwachte budgetresultaten. In de voorcalculatie bestaan de budgetresultaten meestal uit bezettingsresultaten. In de nacalculatie wordt vastgesteld hoe groot de werkelijke kosten waren. Het gerealiseerde verkoopresultaat berekenen we als de netto-omzet (werkelijke afzet x verkoopprijs) verminderd met de werkelijke afzet tegen de commerciële kostprijs. Of: gerealiseerd verkoopresultaat = werkelijke afzet × (verkoopprijs – commerciële kostprijs). Het gerealiseerde budgetresultaat bestaat uit het verschil tussen de werkelijke productie/afzet tegen kostprijs en de werkelijke kosten van deze productie/afzet. Het nacalculatorische bedrijfsresultaat is gelijk aan het gerealiseerde verkoopresultaat + het gerealiseerde budgetresultaat. Er bestaan drie soorten budgetten: vast budget, variabel budget en een gemengd budget. Het nacalculatorische budget voor een bepaalde periode bestaat uit: Het budgetresultaat is het verschil tussen de voorcalculatie en de nacalculatie en bestaat uit: efficiencyresultaten op variabele en constante kosten; prijsresultaten op variabele en constante kosten; bezettingsresultaten op constante kosten. Naar aanleiding van de analyse van de budgetresultaten neemt de directie beslissingen om al dan niet bij te sturen. 5 Samenvatting In Balans Hoofdstuk 26 t/m 29 • SE4 • VWO 5 Hoofdstuk 29 – Ondernemingen met heterogene productie Ondernemingen met heterogene productie verdelen de kosten in directe en indirecte kosten. Directe kosten zijn kosten waarvan direct is aan te geven voor welk product of welke order ze worden gemaakt. Indirecte kosten zijn kosten waarvan niet is aan te geven voor welk product of welke order ze worden gemaakt. Bij de primitieve opslagmethode worden voor de dekking van de indirecte kosten de directe kosten verhoogd met één opslag: óf op de grondstofkosten; óf op de directe loonkosten; óf op de totale directe kosten. Je kunt voor één order dan ook drie verschillende kostprijzen krijgen. Bij de verfijnde opslagmethode worden voor de dekking van de indirecte kosten op de directe kosten meerdere opslagen gelegd, bijvoorbeeld: én op de grondstofkosten; én op de loonkosten; én op het totaal van de directe kosten. Je hebt per order dan maar één kostprijs. Het nacalculatorische bedrijfsresultaat bij ondernemingen met stukproductie kan op twee manieren worden berekend: gerealiseerd verkoopresultaat +/– gerealiseerd budgetresultaat; werkelijke omzet – werkelijke directe en indirecte kosten. We kunnen bij de nacalculatie een verschillenanalyse opstellen door de nacalculatorische cijfers te vergelijken met de toegestane bedragen. Maar we moeten heel voorzichtig zijn met het trekken van conclusies. De normen zijn minder hard en een enkele order kan een groot effect hebben gehad. 6