o r g aa n t r a n s p l a n t a t i e Warme nieren Donornieren op ijs bewaren is achterhaald, zegt promovendus Ivo Post. Lichaamstemperatuur, dat vinden niercellen het allerfijnst. Maar zover is de techniek nog niet. Daarom stelt Post wat anders voor: bewaren bij twintig graden Celsius. Een nog tamelijk ongebruikelijke gedachte. L ie sbeth Jongkind Foto: Marsprine/Marieke de Lorijn Een donornier, dat weet iedereen, wordt in een piepschuimen doos met ijs met 180 km per uur en gillende sirenes naar de ontvanger in het transplantatiecentrum gebracht. ‘Dat kan ook anders. Beter. Warmer’, zegt Ivo Post, promovendus bij het chirurgisch laboratorium van het AMC. ‘Koud metabolisme is niet normaal. Vergelijk het met een hinkende hardloper. Kou is een enorme handicap voor nierweefsel.’ Volgens het onderzoek van Post blijven donorniercellen in een betere conditie als je ze niet op ijs zet in de periode tussen uitname en transplantatie. Zevenendertig graden, dat zou in theorie ideaal zijn, maar het ondersteunen van het metabolisme is dan te moeilijk. En bovendien heeft een cel bij die temperatuur een hoge zuurstoftoevoer nodig. Dat is technisch nog niet mogelijk: echt bloed is schaars en de huidige kunstmatige zuurstofdragers zijn niet klaar voor gebruik in de praktijk. Een graad of twintig is volgens Post echter heel goed haalbaar en eigenlijk noodzakelijk. ‘Verhoging van de bewaartemperatuur zou wereldwijd het aantal geschikte donororganen kunnen vermeerderen. Je kunt dan ook de donornieren gebruiken die te oud of in een te slechte conditie zijn om een koude periode van een 10 AMC M aga zine januari 2013 uur of twaalf fatsoenlijk aan te kunnen.’ Zeker als je de nier onderweg aan een pompje koppelt dat er een zuurstofrijke vloeistof doorheen laat stromen. Ja, dat pompsysteem is duur, vele duizenden euro’s per keer. Maar dialyseren is duurder. En het gebeurt nu ook al mondjesmaat bij nieren die al beschadigd zijn. Wakker gekust Menselijk weefsel gaat enorm achteruit bij de lage temperaturen die ontstaan als je een orgaan op ijs bewaart. Het idee bestaat dat je door de temperatuur te verlagen de celstofwisseling op een laag pitje zet. De cellen houden als het ware een winterslaap en worden daarna met warmte weer wakker gekust. Maar zo simpel is het niet. Kou remt allerlei enzymen, maar remt ze niet allemaal even sterk. Dus worden sommige metabole tussenproducten sneller gevormd dan ze worden afgebroken. Ook verzuren de koude cellen door hun inefficiënte verbranding. En terwijl de afvalstoffen zich ophopen, nemen de voedings- en anti-oxidantenreserves af. Het opwarmen is geen opluchting, maar een tweede klap. De langzaam verslechterde donornier wordt aangesloten op de bloedsomloop van de ontvanger. Een warme, stroperige vloeistof vol zuurstof perst zich door de verstijfde bloedvaten. Het bleke nierweefsel kleurt weer diep-rood. Een goed teken, maar onder die plotselinge druk en door de vrije zuurstofradicalen die ontstaan nu de celademhaling weer volop op gang komt terwijl de anti-oxidanten ontbreken, lopen de bloedvatwandcellen opnieuw schade op en gaan de bloedvaten lekken. Hoe groot de schade is, kun je niet vooraf meten, dat blijkt wel na de transplantatie. Post: ‘Dat koude traject van donor naar ontvanger is een aanslag op de kwaliteit van de nier. Maar warm vervoeren, dat is een tamelijk revolutionaire verandering. En die worden in de transplantatiegeneeskunde niet zomaar ingevoerd.’ Eerst moet zeer overtuigend zijn aangetoond dat wijzigingen ook verbeteringen zijn, anders is het risico voor patiënten te groot. Maar onderzoek naar nieuwe methoden is lastig, omdat er eigenlijk geen menselijke nieren zijn om mee te experimenteren. Goede donornieren geef je liever aan een patiënt. Post heeft daarom het effect van de bewaaromstandigheden op de kwaliteit van varkens-donornieren onderzocht. Zijn plan was als volgt: bij proefvarkens volgens het menselijke transplantatieprotocol een nier uitnemen, die twintig uur bewaren en dan weer terugzetten in hetzelfde varken. Bij de tweede operatie zou hij de andere nier verwijderen, zodat het overleven van het varken af hing van de kwaliteit – en dus van de bewaar- omstandigheden – van de uitgenomen en weer getransplanteerde nier. Vanwege de fysieke overeenkomsten tussen mens en varken, zou dat in ieder geval stevige aanwijzingen moeten geven over wenselijke bewaaromstandigheden van menselijke donornieren. Maar dat bleek allemaal zo eenvoudig niet. Allereerst was er nauwelijks enige eenheid te ontdekken in de gebruikte diermodellen in het internationale transplantatie-onderzoek. Oneerbiedig gezegd: men deed allemaal maar wat, en allemaal iets anders. Post: ‘Ik wilde het varkens-transplantatie-onderzoeksprotocol dus eerst optimaliseren en standaardiseren. Zowel om zelf betere studieresultaten te krijgen, als om die in de toekomst te kunnen vergelijken met de resultaten van anderen.’ Ja sje Post formuleerde gefundeerde aanbevelingen over ras, gewicht, geslacht en leeftijd van proefvarkens. Hij ontwikkelde een nier- en diervriendelijk operatie- en anesthesie protocol, gebruikmakend van een jasje dat urineverzameling mogelijk maakt, maar niet te warm is – varkens kunnen niet zweten. Hij zocht uit hoe warm je de niercellen het beste kunt bewaren (een graad of 20), hoe en met welke vloeistof je ze het beste kunt schoonspoelen (met een warmere infuusvloeistof en onder een hogere druk dan nu gebeurt), of die wel of niet stroperig moet zijn en wat de beste temperatuur-vloeistofcombinatie is. Maar waar de arts in de onderzoeker Post het duidelijkst zichtbaar wordt, is zijn visie op de pre- en postoperatieve zorg. ‘Varkens zijn intelligente, sociale dieren die niet laten merken dat ze ziek zijn. Je moet ze dus heel goed kennen en observeren om signalen dat er iets niet goed gaat op tijd te herkennen en in te kunnen grijpen. Het voorbereiden op de operatie kan het best met zijn tweeën, in een good-cop-bad-cop routine. De een kalmeert het dier, de ander geeft de injectie. En ook na de operatie moet er steeds een verzorger bij het varken zijn, die pas weggaat als het dier weer eet, drinkt en een beetje rondscharrelt. Anders gaan er dieren dood aan stress of complicaties, niet doordat er iets mis is met de nier.’ Na zijn promotie verlaat Ivo Post de wetenschap om chirurg te worden. Hij wordt vast een goede dokter. Maar hoe zal het zijn voorstel vergaan om transplantatieorganen op twintig graden te bewaren? Dicht bij toepassing is het nog niet, laat hij weten. Bovendien zijn onderzoekers meer geïnteresseerd in bewaren op lichaamstemperatuur. En dat is jammer, vindt Post, want die aanpak is nog veel verder weg van toepassing in de praktijk. AMC M aga zine januari 2013 11