motivatie docenten < (massa)maatwerk < de

advertisement
de
kwestie
nr
leer 1
mid
delen
beleid
1
motivatie docenten &lt; (massa)maatwerk &lt; de leermiddelmix &lt; ict &lt; blij
verrast &lt; schoolleiding &lt; PvE &lt; ander taakbeleid &lt; geld? &lt; elo &lt; beter le
ren &lt; leerling &lt; LeermiddelMentality &lt; € 316 &lt; meer kennis &lt; bevlogen
Programma Leermiddelenbeleid VO-raad
de
kwestie
leer
mid
delen
beleid
3
Programma Leermiddelenbeleid VO-raad
VOORWOORD
m a at w e r k
e n m o t i vat i e
33 projectscholen
Atlas College, Hoorn
Baudartius College, Zutphen
Berlage Lyceum, Amsterdam
Calvijn College, Goes
College Vos, Vlaardingen
Corderius College, Amersfoort
Corlaer College, Nijkerk
CS Vincent van Gogh, Assen
Dr Nassau College, Assen
Hervion College, Den Bosch
Krimpenerwaard College, Krimpen a/d IJssel
Lentiz / Reviuslyceum, Maassluis
Liemers College, Zevenaar
Montaigne Lyceum, Den Haag
Oranje Nassau College, Zoetermeer
Pallas Athene College, Ede
RSG Pantarijn, Wageningen
Pleincollege Bisschop Bekkers, Eindhoven
Pouwer, Utrecht
ORS Lek en Linge, Culemborg
OSG Erasmus, Almelo
OSG De Rietlanden, Lelystad
Scala College, Alphen a/d Rijn
Schoonhovens College, Schoonhoven
SCZ Picasso Lyceum, Zoetermeer
SG Dalton, Voorburg
SG Van der Capellen, Zwolle
SG Schravenlant, Schiedam
Stedelijk College Eindhoven, Eindhoven
Stedelijk Lyceum, Enschede
UniC, Utrecht
Van der Capellen Scholengemeenschap, Zwolle
Wolfert Pro, Bergschenhoek
Leermiddelenbeleid zorgt voor zinvolle, concrete gesprekken tussen docenten &eacute;n
schoolleiding over organisatie, team, vak, docentrol en leerling. Eigenlijk over alles wat
met het primaire onderwijsproces te maken heeft. Leermiddelen raken het hart van het
onderwijs. Dat blijkt uit de ervaringen van 33 scholen die het afgelopen jaar projecten
Leermiddelenbeleid hebben uitgevoerd, met welkome steun van het Ministerie van OCW.
De centrale thema’s in alle plannen en idee&euml;n zijn maatwerk en daarmee meer motivatie
voor docenten en leerlingen en meer ict. Maar hoe realiseer je dat? De zoektocht van
docenten naar het beste leermateriaal gaat over het vinden van de optimale mix voor de
eigen school, het eigen vak. En dat is een mengeling van methoden, open leermateriaal,
zelf gearrangeerd of ontwikkeld materiaal, in digitale vorm of op papier.
Scholen bevinden zich nu op een scharnierpunt: een open veld van zelf bepaalde
inhoud, meer digitaal en andere financi&euml;n ligt voor ons. Complex is het aanbrengen van
samenhang in al die aspecten. Hoe vullen we het taakbeleid in, wat zijn de keuzecriteria
voor leermiddelen en wie besluiten daarover? We staan aan het begin van een nieuw
tijdperk op het gebied van leermiddelenbeleid en leermiddelengebruik. Deze nieuwe
aandacht komt goed uit. Want de docent, als belangrijkste regisseur van het leerproces
van leerlingen, heeft een rijk en eigentijds instrumentarium aan hulpmiddelen nodig
om onderwijs aantrekkelijk te houden. Graag citeer ik Lieneke Jongeling (lid van
de adviesgroep), overleden in december: ‘Denk groot, doe klein, gebruik alle nieuwe
technologie, geef elke docent een laptop en focus op een schooleigen styling van je
leermateriaal’. Zij heeft zich de afgelopen jaren met veel enthousiasme en deskundigheid
ingezet voor nieuwe flexibele leermiddelen. Wij zijn haar veel dank verschuldigd en
zullen haar ruimhartige inzet en inspiratie blijvend missen.
Veel dank en bewondering is er voor de deelnemende scholen, die met grote inzet het
nieuwe onderwerp leermiddelenbeleid opgepakt hebben en bereid waren hun ervaringen
te delen. Een eerste stap is gezet.
In deze uitgave komen alle kwesties aan bod en vindt u praktische informatie over
hun aanpak, successen en obstakels. De gedetailleerde eindrapportage en plannen
leermiddelenbeleid van ruim tien scholen kunt u in zijn geheel vinden op vo-raad.nl en
leermiddelenvo.nl.
De VO-raad zal - samen met anderen- de schoolleiding en docenten de komende jaren
blijven ondersteunen in hun ambities voor hun leermiddelenbeleid.
Pieter Hendrikse, voorzitter Adviesgroep Programma Leermiddelenbeleid
5
d e k w e s t i e leermiddelenbeleid
IN H O U D
Scholen enthousiast over nieuw leermiddelenbeleid
6
33 projecten uitgevoerd: een eerste stap is gezet
Dr. Nassau college: 8
activerende didactiek met nieuwe technologie
Maatwerk : w&eacute;l te doen en n&iacute;&eacute;t te duur
9
Het Atlas College: 19
‘De schoolleiding ziet het leren weer als
hoofdthema van de gesprekken met docenten,
daar past nadenken over leermiddelen naadloos in.‘ (dat kan als je gebruik maakt van ‘massamaatwerk‘)
Successen en obstakels 13
E n 4 8 a n t w o o r d e n
o p s i m p e l e &eacute; n complexe
p r a k t i j k v r a g e n
10
Over bewustwording,
motivatie en samenwerken &eacute;n
over tijd, fte’s, ict en plannen
doorrekenen
Hoge verwachtingen van open leermiddelen 26
Tien tips voor de werkgroep
27
Budget te klein? Denk schooleconomisch!
28
40
Samen denken over en werken met
leermiddelen inspireert docenten en schoolleiding
Over de materi&euml;le en immateri&euml;le kosten en baten
LeermiddelMentality: koester de verschillen van docenten
De bevlogen docent 30
Onderzoek geeft inzicht in
de diverse houdingen
ten opzichte van
leermateriaal
Curriculum en kiezen (SLO)
42
80/20-denken helpt bij keuzes scholing en leermiddelen 43
Praktijkonderzoek bij Durven, Delen, Doen (VO-raad)
46
Onderzoek gaat door
48
Universiteit Twente zocht uit wat we weten
(en wat niet) over welk soort digitaal
leermateriaal werkt
De LeermiddelenMix bevat 5 vragen voor maatwerk
20
Ik ben een ‘tevreden coach’. Nou en? 33
LeermiddelMentality-test
in de praktijk
(Met logboek van docente Nederlands) 6
7
Zeg wat je bedoelt bij ict 20
Andere taken: wie doet wat?
34
Meer ict-scholing, ander taakbeleid,
nieuwe competenties en soms besluit de schoolleiding
Dalton Voorburg maakt zelf en Calvijn College kiest verantwoord
11
Het beste leermateriaal voor
iedere leerling tegen de beste prijs
i(Innovatieplatform-Vo)
Leermiddelenbeleid in de kritische praktijk
Etiketten op leermiddelen verwarren 12
Betrek leerlingen bij evaluatie (Laks)
13
Programma van Eisen voor leermateriaal is breed inzetbaar 14
Zeven basiskenmerken in de PvE’s Eerst lessen maken,
dan het curriculum (of andersom)
Wel of niet zelf aan de slag? 35
36
Over de voor- en nadelen van zelf ontwikkelen
en arrangeren van leermateriaal
Doen! (Want ict geeft oplossingen en is een maatschappelijk gegeven)
Wat in 2019? Vroeger was het niet beter
53
Colofon 65
Met bijdragen en reacties van
AOC Raad • CMHF • Codename Future • GEU
15
18
52
22
Ict-kans 1: bedrijfszekere hardware
Ict-kans 2: goede software &eacute;n content
Ict-kans 3: versterk de brainware
Ervaringen van acht AOC’s, vmbo-groen (AOC Raad)
Samen in Wikiwijs
(Kennisnet en RdMC/OU)
24
Doe een nulmeting, cre&euml;er ’eigenaarsgevoel‘ bij docenten,
focus niet all&eacute;&eacute;n op digitaal en meer adviezen
91% docenten : ‘Een goed leermiddel maakt
leerlingen nieuwsgierig.’
En meer meningen
38
• ILO/UvA • Innovatieplatform-Vo • Kennisnet
• Laks • Lerarenkamer • LPC • Malmberg •
Noordhoff Uitgevers • OCW • Platform VVVO •
Platforms VMBO • RdMC /OU • SBL • SLO •
ThiemeMeulenhoff • UT Twente
d e k w e s t i e leermiddelenbeleid
scholen enthousiast
over leermiddelenbeleid
33 Projecten afgerond: een eerste stap gezet
Binnen het Programma Leermiddelenbeleid voerden 33 pilotscholen projecten leermiddelenbeleid uit. Hieronder volgt een overzicht van de belangrijkste resultaten daarvan.
Leermiddelenbeleid raakt het hart van het
onderwijs.
Er komen namelijk een aantal zaken in samen: de
wens om de leerling meer maatwerk te bieden, de
behoefte aan een meer schooleigen curriculum,
aan meer ict, en de mogelijkheden van andere
financieringsvormen. De interesse voor dit beleid
is gewekt. Het is – soms tot ieders verrassing –
een heel relevant onderwerp. Leermiddelenbeleid
fungeert als motor voor een direct gesprek met
docenten over onderwijs, schoolontwikkeling en
innovatie.
8
Ict ondersteunt zowel de interne als de externe
communicatie, is een hulpmiddel in de organisatie
van het onderwijsproces en in de digitalisering
van het leermateriaal. Met de digitalisering van
leermateriaal wordt gepoogd ook de andere
functies van ict beter te implementeren.
De onderbouw is dominant.
Bij het nadenken over nieuwe of andere
leermiddelen, de inzet van laptops en het
veranderen van het curriculum draait het vooral om
(bepaalde vakken en projecten in) de onderbouw.
Leermiddelenbeleid versterkt het
bewustzijn over en het draagvlak voor de
onderwijsvisie.
De leermiddelen voor bovenbouw en
tweede fase lijken geen bijzondere
aandacht nodig te hebben.
Het zorgt daarmee voor een sterkere samenhang
binnen de school, zowel pedagogisch, (vak)didactisch als organisatorisch.
Wel spelen de bezuinigingen in de tweede fase
havo/vwo een rol.
Een schoolbreed leermiddelenbeleid bevat
een visie op:
• de massamaatwerkverhouding: de verhouding
tussen het gebruik van leermateriaal gemaakt via
massaproductie en via maatwerkproductie;
• een bijbehorende individuele benadering van
docenten in scholing en taakbeleid;
• een meerjarenplan ten aanzien van ictinvesteringen;
• de eigen schooleconomie. Bij een
schooleconomisch perspectief gaat het niet alleen
om financi&euml;n en de materi&euml;le lasten en baten,
maar ook om de immateri&euml;le lasten en baten,
zoals motivatie.
De complexiteit van het onderwerp staat
concrete plannen nog in de weg
Voor de motivatie van docenten en leerlingen
biedt ’ander, nieuwe leermateriaal’ een prachtige
kans. Maar wat is precies ’anders en nieuw’? Het
bepalen van de massamaatwerkverhouding en het
benoemen van het juiste leermateriaal voor de juiste
leeractiviteit in de juiste vorm is ingewikkeld.
Scholen met meer ervaring kunnen de
voor- en nadelen van hun oplossingen
voor meer maatwerk of voor ander
leermateriaal beter benoemen.
• Scholen realiseren zich dat ze moeten nadenken
•
•
•
•
over de verhoudingen in maatwerk: wat komt
uit de methode, wat is schooleigen en wat is
docenteigen materiaal?
Ze vinden het van belang dat docenten weten
wat het basiscurriculum is en wat vervangend
kan zijn voor de methode.
Ze zijn zich ervan bewust dat het zelf
ontwikkelen van leermateriaal voor een heel
curriculum kostbaar is en dat niet iedereen dit
kan.
Ze geven aan dat het zelf ontwikkelen en
arrangeren van leermateriaal motiverend is
voor docenten en heel nuttig kan zijn bij slechte
onderwijsresultaten.
Ze denken genuanceerd over digitaal leermateriaal: er moet een koppeling zijn met
een leeractiviteit.
De schoolleiding voelt primair de behoefte
om het leermiddelenbudget te beheren en
te beheersen.
De leiding beseft dat tot nu toe de docent min
of meer autonoom was in zijn keuze voor
leermiddelen. Schoolleiders zien nieuwe eisen
aan leermateriaal als een belangrijk middel om
docenten extra te motiveren. Leermiddelenbeleid
geeft ook ruimte voor een extra impuls aan ictbeleid en aan het beter integreren daarvan in het
algemene schoolbeleid.
Schoolbreed leermiddelenbeleid is voor
de meeste docenten nog geen dagelijkse
praktijk.
Leerlingen zijn nauwelijks betrokken bij het
formuleren van leermiddelenbeleid.
Elke school wil maatwerk in leermateriaal.
Hoe de verhoudingen liggen, schoolbreed of per
vak, is een moeilijke puzzel.
Een belangrijke zorg is de ictinfrastructuur.
Digitaal leren vereist voldoende computers,
een feilloos en snel internet, eenvoudige
inlogprocedures en een betrouwbare
stroomvoorziening. Daarnaast moeten docenten
over goede ict-vaardigheden beschikken, zowel
technisch als (vak)didactisch. Geen enkele school
lijkt op dit moment aan al deze voorwaarden te
voldoen.
Vrijwel geen enkele school beschikt over
expliciete, schoolbrede criteria voor
lesmateriaal.
Het gezamenlijk opstellen van een lijst met criteria
is zeer bevorderlijk voor de motivatie van alle
docenten.
Het werkboek is bij een aantal vakken
niet nodig.
Scholen hebben weinig interesse
in functie, rol en verdiensten van
distributeurs.
Met veel hoop en verwachting kijken de
projectscholen uit naar de verschillende
open (gratis) databanken.
Men wil vooral meer technische en (vak)
didactische ict-scholing voor docenten.
Geld is geen dominant thema.
Er is weinig bekend over de financi&euml;le
mogelijkheden van de plannen. Het ontwerpen
van een financi&euml;le meerjarenstrategie heeft op dit
moment niet veel aandacht.
De tijd die docenten hebben voor
het ontwikkelen en arrangeren van
leermiddelen verschilt.
Sommige projectscholen hebben geen probleem
met het uitroosteren van docenten voor het zelf
ontwikkelen of arrangeren van materiaal voor de
eigen lessen of schoollessen. Voor hen speelt in
deze context het lerarentekort niet. Maar er zijn
ook scholen die aangeven dat hun docenten er
geen tijd en expertise voor hebben.
Meer informatie
De formele eindrapportage van het Programma Leermiddelenbeleid van de
VO-raad beschrijft uitgebreid alle plannen en het verloop van de projecten
van de 33 pilotscholen. De rapportage is te downloaden via
www.leermiddelenvo.nl. Ook zijn ruim tien beleidsplannen integraal
beschikbaar.
‘Met integraal leermiddelenbeleid kunnen scholen in het voorgezet
onderwijs het beste uit hun leerlingen halen. Integraal leermiddelenbeleid
betekent dat de school kan beargumenteren welke leermiddelen nodig zijn,
de docenten achter die keuze staan en ermee kunnen werken. Daarbij hoort
een ict-infrastructuur die daar naadloos op aansluit.’
Marja van Bijsterveldt, staatssecretaris Ministerie van OCW
9
d e k w e s t i e leermiddelenbeleid
Dr. Nassau College, Assen
Activerender didactiek door moderne en flexibele leermiddelen
Naam school
Dr. Nassau College, Assen
Schoolsoort
gymnasium/vwo/havo
Aantal leerlingen
1500
Prijs leermiddelenpakket
2008/2009
€ 398
2009/2010/2011
€ 388
Ouderbijdrage
2008/2009
€ 57
2009/2010/2011
€ 57
Leermiddelenbeleidsplan
10
Ambities De verdere ontwikkeling van activerende didactiek
speelt een belangrijke rol. Het Dr. Nassaucollege wil daarom
nadrukkelijk moderne, digitale communicatiemiddelen als
sms, msn, Hyves, blogs en gaming betrekken. Ook flexibele
leermiddelen, waarbij leerlingen individueel en zelfstandig
hun leerproces bepalen, worden noodzakelijk geacht. De
school streeft ernaar dat in 2015 (wanneer de nieuwbouw
is gerealiseerd) circa 30% van alle leermiddelen uit eigen
ontwikkeld materiaal bestaat. Op langere termijn zal dit
percentage oplopen tot 100%. Met de pilots Digiklassen Unit X
en Culturium en ontwikkeling van de creatieve vakken verkent
de school de verdere mogelijkheden en de uitwerking. De
school investeert jaarlijks 2 fte (€ 120.000) in ontwikkeltijd en
streeft een besparing na van 50% op werkboeken. Het streven
is om het percentage digitale leermiddelen te laten stijgen tot
circa 50%.
Motieven Dr. Nassau College arrangeert en ontwikkelt
al enige tijd eigen, digitale leermiddelen. De school wil
deze activiteiten graag in een locatiebreed beleid plaatsen.
Daarnaast wil de school anticiperen op de invoer van
de lumpsumfinanciering, de aflopende contracten met de
tussenhandel, en de Europese aanbesteding.
Aanpak
Werkgroep In een werkgroep van vijf personen is het
beleidsplan ontwikkeld. De werkgroep bestond uit de
locatiedirecteur (projectleider), de beleidsmedewerker ict
(opsteller beleidsplan), twee onderwijsontwikkelaars en de
facilitymanager (financi&euml;n/aanbesteding).
Rol docenten Docenten hebben per vakgroep in een enqu&ecirc;te
aangegeven hoe zij huidige leermiddelen gebruiken en welke
veranderingen zij in de toekomst verwachten.
Rol leerlingen/ouders Brugklasleerlingen worden in het
schooljaar 2010/2011 ge&euml;nqu&ecirc;teerd over leermiddelen.
Updates/onderhoud Maandelijks wordt de kwaliteit
van leermiddelenbeleid gemeten en ge&euml;valueerd in het
managementteam, de unit en individueel met docenten en
leerlingen. Het conceptbeleidsplan wordt besproken in directie
en MR.
Succesfactoren
• Ontwikkeling van leermiddelenbeleid draagt bij aan een
betere bewustwording van de rol van de onderwijskundige
visie, ict, financi&euml;n, personeel en organisatie.
• Leermiddelenbeleid bundelt losstaande onderwijskundige
ontwikkelingen.
• Leermiddenbeleid leidt tot een hoger kostenbewustzijn.
• Leermiddelenbeleid leidt tot een kwalitatieve impuls aan het
onderwijs.
Obstakels
• Op financieel gebied blijven vragen over, onder andere
doordat er nog gepraat moet worden over de Europese
aanbesteding.
• Het aanbod aan met name digitale leermiddelen bevindt zich
in een enorme stroomversnelling. Daardoor valt niet precies
te voorspellen in welke richting het zal gaan. Daarom moet
het beleidsplan volgens de school niet gezien worden als
een onwrikbaar document.
len in
o
h
c
s
3
3
an alle aad.nl en
v
n
e
g
n
-r
vattin
planne
ww.vo
e
w
l
e
p
h
samen
o
e
g
ge
ook 10
pporta
,
l
a
r
n
.
d
o
n
v
i
e
en
middel
r
e
e
l
.
www
maatwerk:
w&eacute;l te doen en n&iacute;&eacute;t
te duur
(dat kan als je gebruik maakt van ’massamaatwerk’)
Bij leermiddelenbeleid gaat het ook over de verhouding tussen ‘massa’ en ‘maatwerk’. Elke school
wil maatwerk in leermateriaal. Maar wat is een goede verhouding tussen materiaal gemaakt via
massaproductie en via maatwerkproductie? Hoe de verhoudingen precies liggen, schoolbreed of per vak,
is een puzzel die elke sectie of team zelf oplost en bepaalt.
Wat is massamaatwerk?
Er is een aantal varianten in de omschrijvingen, maar het doel
van massamaatwerk is helder. Dat is: de voordelen van een
effici&euml;nte massaproductie koppelen aan de voordelen van de
stukproductie voor de individuele gebruiker, zodat er maatwerk
ontstaat.
1M
assamaatwerk kun je zien als de verhouding tussen
het gebruik van (open) leermateriaal gemaakt via
massaproductie enerzijds en maatwerkproductie anderzijds.
Daarmee ontstaat een geheel van ‘eigen schoolleermiddelen’
per vak of leergebied.
Wat is de optimale verhouding in
uw school, per vak of leergebied?
De figuur hieronder laat een aantal massamaatwerkvarianten
zien. Ze kunnen bepaald worden voor vakken, leergebieden, of
voor de school als geheel.
De variabelen zijn:
• het soort materiaal (leerteksten, opdrachten, multimediaal,
interactief leermateriaal) passend bij de leeractiviteit
• de herkomst
• de drager: digitaal of print
• de omvang: curriculumdekkend of leseenheden
• ’gratis of open’ of betaald
2M
assamaatwerk (mass customization) is de term die gebruikt
wordt om via een massaproductiemethode maatwerk te
leveren voor de gebruiker: de leerling of docent.
3 M
assamaatwerk geeft de gebruiker een plek in de
productieketen (consumer-co-design). Door samenwerking
van gebruikers en producenten bij het maken en assembleren
van leermateriaal kun je producten op maat maken, waarbij
de productiekosten &eacute;n de afnemersprijs gelijk zijn aan die bij
massaproductie.
Waar is meer informatie te vinden?
www.mass-customization.de/
www.groningersociologen.nl/artikelen/watscholenbeweegt.pdf
In opdracht van het CITO schreef prof.dr. Sietske Waslander een rapport over massamaatwerk,
onderwijspraktijk en examens in het voortgezet onderwijs:
”Wat scholen beweegt”.
Infobladen over leermiddelenbeleid voor docenten en schoolleiding nr.17:
massa en maatwerk, www.leermiddelenvo.nl
a
b
c
d
‘Een effectieve en gevarieerde inzet van leermiddelen is een voorwaarde voor
maatwerk voor leerlingen en leidt tot maximalisering van ieders talent.’
Sjoerd Slagter, voorzitter VO-raad
11
d e k w e s t i e leermiddelenbeleid
Succ e s s e n
e n o b s ta k e l s
Over bewustwording, motivatie en samenwerken
&eacute;n over tijd, fte’s, ict en plannen doorrekenen
Voorbereiding: waar gaat het precies om?
12
In de voorbereidingsfase zochten de scholen uit waar het nu
precies om gaat bij leermiddelenbeleid. Het is tenslotte een
nieuw thema en er is nog maar kort expertise opgebouwd op
dit gebied. De scholen verkenden het onderwerp en bakenden
het af door informatie te verzamelen:
•buiten de school
– via literatuuronderzoek;
– via bezoeken aan collega-scholen;
– door workshops en uitwisselbijeenkomsten bij te wonen.
• in de school
– door docenten te enqu&ecirc;teren;
– door gesprekken met leerlingen te voeren (&eacute;&eacute;n school).
Uitvoering: aandacht voor draagvlak
Vervolgens schreef een werkgroep een leermiddelenbeleidsplan. De werkgroep toetste het draagvlak in de organisatie en
zette projecten uit waarmee het beleid werd uitgevoerd. Veel
scholen maakten gebruik van een Programma van Eisen (PvE)
voor leermiddelen. Zo’n PvE kan fungeren als richtsnoer van het
leermiddelenbeleid in samenspraak met docenten.
Het Liemers College organiseerde bijvoorbeeld workshops
voor verschillende geledingen binnen de school. Tijdens
deze bijeenkomsten zijn aan de hand van een criterialijst
leermiddelen gewaardeerd. Daarna is in de secties
kritisch gekeken naar de huidige leermiddelen. De secties
formuleerden wensen voor toekomstig leermateriaal. Dat
wensenlijstje vormde samen met andere beleidsdocumenten
(over financi&euml;n, personeel en ict) de input voor het
conceptplan leermiddelenbeleid, dat werd opgesteld
door de projectgroep. Het concept is voorgelegd aan
de directie en de afdelingsleiders, en uiteindelijk aan de
medezeggenschapsraad.
Meer informatie: Eindrapportage Programma Leermiddelenbeleid, www.vo-raad.nl,
www.leermiddelenvo.nl
Leermiddelenbeleid in de praktijk:
Dalton Voorburg maakt zelf en
Calvijn College kiest
verantwoord
Het leermiddelenbeleid is een optelsom
van een aantal zaken. Als het goed is
ziet die som er als volgt uit:
Succesfactoren en obstakels in het project
Uit de projecten kwamen de volgende succesfactoren naar voren:
– duidelijke sturing op basis van kaders die zijn
doorgesproken met de medezeggenschapsraad (ORS Lek en
Linge);
– op tijd beginnen met de ontwikkeling van het plan en zo
breed mogelijk collega’s erbij betrekken, liefst mensen
met verschillende taken en perspectieven. Het beleid is
gebaseerd op wat er in de praktijk al gebeurt en op wat
nodig is (Stedelijk College Eindhoven);
–aandacht voor zowel de kwaliteit als de prijs van
leermiddelen. Die aandacht ontstaat vanzelf omdat
de lumpsumfinanciering consequenties heeft voor het
leermiddelenbudget (Schoonhovens College);
– afstemming met het ict-beleidsplan: actiepunten vanuit
de workshops kunnen worden opgenomen in het ictbeleidsplan. De workshops hebben geholpen bij de verdere
gedachtenvorming over de invoering van digitalisering
(Picasso Lyceum).
Uit de projecten kwamen de volgende obstakels naar voren:
– het invoeringsplan van laptopklassen was te vooruitstrevend.
Daarom is opnieuw een discussie ontstaan over de vraag
waar en hoe leermiddelen verkregen kunnen worden (Van
der Capellen Sg);
– docenten moeten nog uit de startblokken komen (Vincent van
Gogh);
– er is te veel tijd nodig voor overleg en analyse. Als je het
goed doet, moet een beleidsplan in ongeveer driekwart jaar
te maken zijn (Scala College);
– weerstand van sommige collega’s: zij vinden het moeilijk dat
het schoolbeleidsplan invloed kan hebben op de dagelijkse
gang van zaken in de les (Pleincollege Bisschop Beckers);
– veel werk voor de docent. Het zoeken en vinden van
geschikte leermiddelen is voor de gemiddelde docent
arbeidsintensief (De Rietlanden);
– leermiddelenbeleid is een complexe materie. Het heeft
raakvlakken met eigenlijk elk beleidsterrein. Het is daarom
nodig eerst de definities helder te krijgen. Dit voorkomt veel
ruis (Osg Erasmus).
leerlingen moeten beter
kunnen leren met behulp
van de gekozen (goede en
betaalbare) leermiddelen
+
de school kiest de
leermiddelen, koopt ze,
of organiseert het zo dat
ze zelf te arrangeren of te
maken zijn
+
docenten moeten hiervoor
voldoende tijd en
deskundigheid hebben
+
=
dit gebeurt in samenhang
(Integraal) leermiddelenbeleid
Scholen zeggen er over: ‘Leermiddelenbeleid raakt
verschillende beleidsterreinen en versterkt zowel het
onderwijskundige, personele als financi&euml;le beleid van de
school. Leermiddelenbeleid leidt tot beter afgewogen keuzes
in de aanschaf van leermiddelen‘ (Wolfert PRO). Of: ‘Het
leermiddelenbeleidsplan heeft als doel antwoord te geven
op de vraag: hoe kunnen we met de mensen en de financi&euml;n
die we hebben onze onderwijskundige uitgangspunten de
komende jaren waar blijven maken, ondanks een bezuiniging
van 10-15%‘ (Pleincollege Bisschop Beckers).
Dalton Voorburg zet in op zelf ontwikkelen
Scholengemeenschap Dalton Voorburg wil inzetten op het
verder ondersteunen van secties om vervangend (digitaal)
leermateriaal te maken, want de leerresultaten zijn daardoor
verbeterd bij bepaalde vakken.
Aspecten van de plannen zijn:
• benutten van de ervaring van secties wiskunde en Frans;
• evaluatie door de schoolleiding van de ontwikkelingen rond DigilessenVO, Wikiwijs en de Open Leermaterialenbank;
• vaststelling hoe de komende jaren beter voldaan kan worden
aan de tien eisen die aan goed leermateriaal gesteld
worden;
• secties maken hun ambities kenbaar voor het structureel
ontwikkelen van leermateriaal;
• drukkosten van zelf ontwikkeld materiaal worden bekostigd
vanuit de lumpsum voor leermiddelen, terwijl ontwikkeltijd uit
het personele budget komt.
Calvijn College zet in op verantwoord kiezen
Met een leermiddelenbeleid wil het Calvijn College zich
voorbereiden op de aanschaf van leermiddelen naast
de methodes van uitgevers. Ook wil de school docenten
ondersteunen bij het kiezen en arrangeren van digitale
leermiddelen. De school heeft organisatorische en procedurele
aanpassingen doorgevoerd voor het kiezen van leermateriaal.
Daarnaast zijn 22 algemene kwaliteitseisen en vijf technische
eisen ontwikkeld om een betere keuze te kunnen maken in
de veelheid aan (digitaal) lesmateriaal. De school werkt met
een gefilterd internet. De verwachting is dat de komende
jaren hoogstens incidenteel leermateriaal gearrangeerd en
ontwikkeld zal worden.
13
d e k w e s t i e leermiddelenbeleid
48 simpele &eacute;n complexe praktijkvragen
Betrek
leerlingen bij
evaluatie!
Innovatie door ict en nieuwe
leermiddelen kun je het beste op
waarde schatten als je ermee gewerkt
hebt. Achteraf dus. En wie werkt het
vaakst met de meeste leermiddelen?
Inderdaad, de leerling!
Emiel Willms, voorzitter Laks
14
'Het is evident dat leerlingen betrokken
moeten worden bij ict-vernieuwingen. Grijzer
wordt het bij de keuze van lesmethode. Het
lijkt het Laks goed dat daar optimaal gebruik
wordt gemaakt van leerlingervaringen in het
evaluatietraject. In het algemeen kan een
leerling heel goed oordelen of leermateriaal
prettig werkt. Maar net als voor ieder ander
blijft het makkelijker om te oordelen over iets
waar je al mee gewerkt hebt, dan iets wat
totaal nieuw is. Docenten weten zelf ook welk
lesmateriaal goed werkt bij hun leerlingen.
Maar ik denk dat de beste docenten het
gewoon vragen aan leerlingen die bijvoorbeeld
al een jaar met een lesmethode hebben
gewerkt.
Natuurlijk is het de docent die een lesuur
maakt of breekt. Maar we zijn het er
allemaal over eens dat de faciliteiten
daarvoor wel moeten worden geboden met
leermiddelenbeleid. Het is niet het &eacute;&eacute;n of het
ander, het is beide.
Uiteindelijk moet in de toekomst iedere docent
en iedere leerling een laptop hebben, maar
dit moet niet overhaast worden ingevoerd.
Opvallend is dat bijvoorbeeld de digitale
schoolborden een enorme vlucht hebben
genomen, maar leerlingen vaak beter weten
hoe ze werken dan de docenten zelf.'
'Alleen in het onderwijs is de klant geen
koning: leerlingen hebben geen stem bij de
keuze van leermiddelen. Dat vind ik een
gemiste kans. Betrokkenheid zorgt voor
motivatie, motivatie zorgt voor presteren.'
Geeske Steeneken, directeur Codename
Future
1
Etiketten op
leermiddelen verwarren
In uitspraken over leermiddelen maken pilotscholen
onderscheid tussen enerzijds traditionele, papieren
materialen en anderzijds digitale, moderne of
alternatieve leermiddelen. De eerste categorie
leermiddelen is in deze perceptie afkomstig van
educatieve uitgevers, heeft de vorm van een boek en
is relatief prijzig. De tweede categorie is afkomstig
van diverse aanbieders op internet, heeft een flexibel
en interactief karakter en is gratis of voor weinig geld
beschikbaar.
De werkelijkheid is minder duidelijk. Educatieve
uitgevers leveren bijvoorbeeld zowel boeken als digitale
leermiddelen, terwijl digitale leermiddelen van andere
aanbieders op internet niet altijd gratis en flexibel zijn.
Als ze niet gratis zijn moet de gebruiker bijvoorbeeld een
licentie aanschaffen of ook zelf materiaal beschikbaar
stellen. Ook hoeft een digitaal leermiddel niet flexibel
te zijn. Online-leermateriaal levert bijvoorbeeld niet
altijd feedback. En hoewel internet het distributiekanaal
is, is een digitaal leermiddel soms niet meer dan een
tekstbestand dat vanaf het scherm gelezen moet worden
of dat de docent moet downloaden en printen.
Het onderscheid tussen een traditioneel leermiddel (boek)
en een modern leermiddel (digitaal) is correct voor zover
het over de drager, het medium gaat. Het onderscheid
is minder geschikt om algemene uitspraken te doen over
de didactische mogelijkheden, de flexibiliteit, de soort
aanbieder of de prijs. Dat betekent in de praktijk dat elk
leermiddel – boek of digitaal – afzonderlijk moet worden
beoordeeld op sterktes en zwaktes.
Wat is leermiddelenbeleid?
Leermiddelenbeleid is dat wat je als school wilt
dat leermiddelen zijn, doen, hoe je eraan komt en
hoeveel tijd en geld dit alles kost. Soms wordt het
woord beleid ook gebruikt voor nieuwe dingen doen:
‘we gaan beleid maken’. Het gaat dus om het geheel
van bestaande &eacute;n nieuwe ambities voor leermiddelen.
In praktijk leiden die vaak tot schoolontwikkeling en
innovatieve projecten. Een leermiddelenbeleidsplan
is het schriftelijke eindresultaat van het denk- en
besluitvormingsproces over leermiddelenbeleid binnen
een school.
2 Hoe zorg ik dat een plan gelezen wordt?
5 Hoe betrek je leerlingen?
Tot nu toe wordt zelden aan leerlingen gevraagd wat
ze van het gebruikte leermateriaal vinden. Terwijl
dat – los van voorkeuren voor vakken of docenten
– veel inzicht kan geven. Enkele scholen hebben er
daarom een begin mee gemaakt. Op het College Vos
zijn vragen gesteld als: welk boek gooi je het liefst
in de haard en welk stop je met plezier in je tas? Op
het Corlaer College, waar veel projectmatig wordt
gewerkt met eigen opdrachten, zijn naar aanleiding
van de vragenronde de opdrachten aangepast. Ze
bleken in sommige periodes te veel op elkaar te lijken,
het waren voornamelijk verslagen en presentaties.
Een derde school liet leerlingen elkaar interviewen
over hun eigen lesmateriaal. Het team bekeek de
opgenomen interviews.
Maak een samenvatting van &eacute;&eacute;n pagina (anders weet
je zeker dat de grootste groep collega’s er geen tijd
voor neemt).
6
3
Een voorwaarde voor goed onderwijs is een goed
leermiddel, dat is de mening van 81% van de
docenten. 70% vindt het belangrijk dat de school
een leermiddelenbeleid heeft. Slechts 51% vindt dat
iedere docent betrokken zou moeten worden bij het
formuleren van het schoolbrede leermiddelenbeleid.
De meeste docenten zijn vooral ge&iuml;nteresseerd in
leermateriaal en leermiddelenbeleid voor hun eigen
vak (Motivaction 2009).
Alle scholen hebben een projectgroep
leermiddelenbeleid ingesteld. Meestal zaten daar
directieleden en docenten in, mensen die zich
met ict en financi&euml;n bezighouden en natuurlijk
met onderwijsinhoud. Bijvoorbeeld de werkgroep
van het Schoonhovens College bestond uit: de
locatiedirectie, hoofd financi&euml;n, twee ict-medewerkers
en de commissie kwaliteitszorg. Het hoofd financi&euml;n
maakte een financi&euml;le analyse van de boekenlijst.
De ict-medewerkers zetten de wensen van docenten
af tegen de haalbaarheid en wenselijkheid van ictontwikkelingen in de school, terwijl de commissie
kwaliteitszorg het beleidskader controleerde.
4
7
Leermiddelen zijn toch leuker dan beleid?
Hoe snel gaat dat?
In de projecten hadden de scholen vier tot vijf
maanden nodig om een (concept)leermiddelenbeleidsplan te maken: &acute;een impulsproject in een
hogedrukpanformule&acute;, aldus Wolfert Pro. Het kost tijd
om helder te krijgen waar het om gaat en om partijen
zoals de financieel directeur, arrangeurs en
ict-co&ouml;rdinatoren om de tafel te krijgen. Maar ook de
vertaling van de onderwijsvisie naar een Programma
van Eisen (PvE) voor leermiddelen is niet zomaar
gedaan.
Wie zitten in de
projectgroep?
Wat gebeurt er in de
onderbouw?
De onderbouw is sterk vertegenwoordigd in
de plannen. Het gaat bij de inzet van nieuwe
of andere leermiddelen al snel over de eerste
leerjaren. Dat geldt ook voor het starten van
laptopklassen. Er is veel aandacht voor activerende
didactiek, competentiegericht of levensecht leren, en
vakoverstijgend (project)onderwijs. Dit is een logisch
gevolg van de vernieuwde onderbouw.
15
d e k w e s t i e leermiddelenbeleid
Programma
van
Eisen
voor
Eerst
de
onderwijsvisie
16
leermateriaal
is breed
inzetbaar
De onderwijsvisie staat bij
alle scholen aan de basis van het
leermiddelenbeleid. Maar hoe vertaal je
onderwijskundige ambities zoals ‘onderwijs op
maat’, ‘samenwerkend leren’, ‘excellent onderwijs’
of ‘in toenemende mate verantwoordelijkheid nemen
voor het leerproces’ naar eenduidige eisen aan leermateriaal?
Het College Vos houdt het kort. De school heeft drie criteria
geformuleerd onder het motto Triple A: actueel, activerend en
aangepast aan de leerling. Het Liemers College en SG Dalton
Voorburg hanteren ieder tien criteria, terwijl het Scala College 37
eisen heeft vastgesteld. Het formuleren van eisen aan lesmateriaal
leidt tot enthousiast en betrokken overleg tussen collega’s. Vaak is men
verbaasd dat een dergelijke exercitie niet eerder is gedaan. Men is
eensgezind in de overtuiging dat een goed leermiddel cruciaal is voor
goed onderwijs.
Dan een Programma van Eisen (PvE)
Om de vertaalsslag van onderwijsvisie naar eisen aan het lesmateriaal
(in een PvE) te kunnen doen, moet grip worden gekregen op de veelheid
aan vakken, leerjaren en niveaus. De pilotscholen hebben daarom eerst
een informatieronde gedaan: ze hebben schooldocumenten geraadpleegd,
diepte-interviews gehouden en (digitale) vragenlijsten uitgezet. Vervolgens
kon de lijst met eisen aan het leermateriaal tot stand komen. Incidenteel zijn
leerlingen of ouders hierbij betrokken. Sommige werkgroepen hebben alleen
op basis van het schoolplan de onderwijsvisie vertaald naar criteria waaraan
het lesmateriaal moet voldoen. Hun collega’s konden hier vervolgens feedback
op geven.
Zeven basiskenmerken in de PvE’s
Sterke overeenkomsten tussen PvE’s
Uit de PvE’s blijkt dat volgens de meeste scholen een leermiddel moet
voldoen aan zeven kenmerken:
1
maatwerk
mogelijk maken
5
samenwerkend
leren bevorderen
2
leerlingen
motiveren
6
aansluiten bij de
actualiteit
3
variatie
bevatten
7
aansluiten bij kerndoelen en eindtermen
4
zelfstandig leren en
werken bevorderen
Het woord ‘maatwerk’ speelt in alle
beleidsplannen een belangrijke rol, net
als een aantal equivalenten daarvan,
zoals ‘differentiatie in tempo en niveau’,
‘aansluiting bij interesses van leerlingen’,
‘rekening houden met leerstijlen’,
‘talentontwikkeling’, en ‘het rechtdoen aan
verschillen’.
en eindtermen’. In de PvE’s staan
waarschijnlijk weinig leerstofinhoudelijke
criteria omdat deze alleen precies per
vak, leergebied of leerjaar beschreven
kunnen worden. Dat is misschien ook de
reden dat PvE’s weinig uitspraken doen
over het type leeractiviteiten, bijvoorbeeld
aanleren, oefenen, herhalen of integreren.
Veel eisen aan leermiddelen hebben
betrekking op pedagogiek en didactiek.
Als er naar leerstofinhoud verwezen
wordt, is dat vaak geformuleerd
als ‘aansluiting bij kerndoelen
Eisen stellen aan eigen
materiaal
Dat heeft een simpele oorzaak: de eisen
zijn pas na de materiaalontwikkeling tot
stand gekomen. Scholen geven aan dat ze
het PvE in de toekomst wel gaan hanteren
voor eigen materiaal. Dan gaan ze ook
controleren of eigen materiaal voldoende
tegemoet komt aan de sterk gevoelde
behoefte aan differentiatie op tempo,
niveau, leerstijl, talent en interesse.
In de 33 pilotscholen is zelf ontwikkeld
en/of gearrangeerd lesmateriaal nog niet
getoetst aan het programma van eisen.
En vervolgens het PvE inzetten
Het PvE is een gereedschap. Pilotscholen willen dit gereedschap als volgt inzetten:
controleren of de in gebruik zijnde leermiddelen aansluiten bij de onderwijsvisie;
als richtlijn bij methodevervanging en aanschaf van andere nieuwe leermiddelen;
als richtlijn bij het schrijven en goedkeuren van projectplannen rond lesmateriaal;
als auteurs- en arrangeursinstructie bij het zelf ontwikkelen en arrangeren van materiaal;
als instrument in het POP-gesprek om het gebruik van leermiddelen aan de orde te
kunnen stellen.
Een onverwacht effect van het Programma van Eisen is dat aan het licht kan komen
dat enkele schoolvisies aan herijking toe blijken te zijn; of dat scholingsbeleid, ictbeleid en vakwerkplannen geactualiseerd moeten worden.
'Het individueel leerportfolio wordt belangrijker dan het curriculum. En dan zijn standaardleermiddelen
niet voldoende. Nieuwe inhouden en eigentijdse technologie ondersteunen docenten bij het optimaliseren
van individuele talenten van kinderen.'
Rob Sudmeijer, directeur-uitgever ThiemeMeulenhoff
'Om goed onderwijs te verzorgen heeft een docent gereedschap nodig. Dit gereedschap bestaat
uit leermiddelen: methodes, projecten, hulpmateriaal &eacute;n een goede leer- en werkomgeving.
Onderwijskwaliteit is afhankelijk van leermiddelen. Leermiddelenbeleid is dus kwaliteitsbeleid.'
Jan van Nierop, voorzitter van de Stichting Platforms VMBO
17
d e k w e s t i e leermiddelenbeleid
8 Wat gebeurt er in boven-
bouw en tweede fase?
De leermiddelen voor de bovenbouw en de tweede
fase lijken geen bijzondere aandacht nodig te
hebben. De gedachte daarachter is: idee&euml;n en
plannen starten in de onderbouw, daarna volgt
vanzelf de bovenbouw en de tweede fase. Wat wel
speelt is de financiering in de tweede fase havo/
vwo, omdat er moet worden bezuinigd. Vooral de
financiering van leermateriaal voor keuzevakken is
een probleem.
9 Heeft de MR
instemmingsrecht op het
leermiddelenbeleid?
18
De medezeggenschapsraad heeft instemmingsrecht
voor zover het gaat over de hoogte van de (vrijwillige)
ouderbijdrage. Wet medezeggenschap op scholen:
Artikel 14, lid 2d (gewijzigd per 1 augustus 2009),
instemming door ouders: voor schoolkosten, met uitzondering van lesmateriaal als bedoeld in artikel 6e,
tweede lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs.
In artikel 6e is lesmateriaal als volgt omschreven:
lesmateriaal dat naar vorm en inhoud is gericht op
informatieoverdracht in onderwijsleersituaties en
waarvan het gebruik binnen het onderwijsaanbod
door het bevoegd gezag specifiek voor het desbetreffende leerjaar is voorgeschreven. Woordenboeken,
een atlas en de schoolagenda, de rekenmachine,
de laptop, kopieerkosten en zaken als sportkleding,
gereedschap en schrijfmaterialen vallen hier buiten
en zijn ter instemming van de MR.
Meer info: www.minocw.nl/documenten/95750b.pdf
10 Woorden doen er toe
Het woord leermiddelenbeleidsplan is niet echt
motiverend voor een goede dialoog met docenten,
terwijl het onderwerp leermiddelen juist voor
veel enthousiasme zorgt. Het alternatief kan zijn:
leermiddelplan. Dat klinkt een stuk beter.
11 Materiaal maken: wat
zelf doen en wat uitbesteden?
Enkele scholen die al langer bezig zijn met het zelf
ontwikkelen van overdraagbaar materiaal (voor een
groter gedeelte van het curriculum) schakelen externen
in. Deze deskundigen helpen bij de ontwikkeling of
co&ouml;rdinatie en zoeken samenwerkingsverbanden
op. Het Montaigne Lyceum beveelt externen aan bij
een ingrijpende innovatie als het zelf maken van
onderwijsmateriaal. Het Lyceum zou graag het eigen
systeem willen delen met andere gelijkgestemde
scholen. Het Stedelijk College Eindhoven heeft
het maken van schooleigen materiaal geheel
uitbesteed. UniC heeft een samenwerkingsverband
opgezocht met gelijkgestemde scholen en een externe
leermiddelontwikkelaar. Het Dalton in Voorburg hoopt
een verbreding te organiseren via de vereniging van
Daltononderwijs.
12 Wat zijn taken voor een
externe begeleider?
Sommige scholen hebben externe ondersteuning
ingehuurd om het proces te begeleiden. Hoe
duidelijker de opdrachtgever is, hoe beter de
ondersteuning. Enkele tips bij het inschakelen van
deskundigen zijn:
• zorg voor een gespreksleider en een schrijver
Iemand die dienend opschrijft wat er besproken is,
kritische vragen kan stellen en het totaaloverzicht
behoudt;
• vraag naar de toegankelijkheid van de informatie
Vraag een adviseur een klein en handzaam
document te maken zodat iedereen in &eacute;&eacute;n
oogopslag kan zien waar het over gaat en de
hoofdlijnen begrijpt;
• betrek docenten bij het afnemen van
docentenenqu&ecirc;tes
Overleg vooraf met de docenten over enqu&ecirc;tes, dat
vergroot de waarde van de uitkomsten.
13 Waarom leidt digitaal
15 Vier workshops voor do-
De print- en kopieerkosten zijn verreweg de snelst
groeiende kostenpost. Hoe kan dat met steeds meer
digitaal werken? Blijft dat zo? Het meest gebruikte
digitale leermateriaal in de school zijn leerteksten,
opdrachten en projectmateriaal. Het is handig om die
ook op papier te hebben. Docenten kijken opdrachten
en werkstukken (ook al zijn die makkelijk in te leveren
via de elo) graag na op papier want dat gaat sneller
dan digitaal. Veel scholen signaleren dit probleem.
Er is vaak met een leverancier een basisbedrag
afgesproken voor zwart-witkopie&euml;n. Boven een
bepaald aantal worden de kosten per kopie hoger.
Kleurenkopie&euml;n zijn sowieso heel kostbaar. De
kopieerkosten (inclusief algemene kopie&euml;n) gaan al
snel per leerling naar € 50 als er geen stop op wordt
gezet. Er zijn nog geen duidelijke oplossingen voor dit
probleem voorhanden. E&eacute;n school meldt dat het laten
drukken van materiaal goedkoper is dan kopi&euml;ren.
Workshop 1:
werken tot meer papier?
14 Is leermiddelenbeleid
nieuw?
Om de een of andere reden is onderwijsland erg
modegevoelig. Alles lijkt voortdurend te veranderen en
nieuw te moeten zijn. Nieuw aan leermiddelenbeleid
is:
• de leermiddelen die de school gebruikt worden
geijkt aan de schoolvisie;
• het kiezen en/of maken van leermiddelen valt onder
het schoolbeleid en is niet meer alleen een kwestie
van secties of senior-docenten;
• niet de ouders maar iedereen in school denkt na
over de kosten van leermiddelen;
• leermiddelen maken gebruik van nieuwe media en
spelen in op nieuwe generaties leerlingen;
• geen los ict-beleid of ict-groepjes, maar dit koppelen
aan ‘traditionele’ leermiddelen.
Dit alles kan al innovatief genoeg zijn. Zinnige vragen
zijn dus allereerst: hoe doen we het nu en wat kan er
beter?
centen
vinden jullie onze plannen werkbaar?
Workshoponderdelen: presentatie uitgangspunten
leermiddelenbeleid – discussie – concretisering door
teams –uitwerken plan van aanpak – evaluatie.
Workshop 2:
laten we eens op een rij zetten wat jullie nodig hebben
Workshoponderdelen: terugkoppeling van uitslagen
van een gehouden enqu&ecirc;te naar docentenvoorkeuren
– uitwerkingen van ontwikkelplannen door secties.
Workshop 3:
wat is al bewezen effectief en enthousiasmerend?
Workshoponderdelen: presentaties van succesvolle
praktijkvoorbeelden door collega’s voor collega’s.
Mini-workshop 4:
een rondje ‘fiasco en blunder‘
Workshoponderdelen: benut de enorme ervaring in
school met projecten en ander leermateriaal. Begin
een workshop met een rondje waar iedereen vertelt
wat juist niet gewerkt heeft.
16 Over het Wat en Hoe?
Bij leermiddelenbeleid zijn product en proces bijna
even belangrijk. In het onderwijs is de manier
waarop je het antwoord gevonden hebt vaak
minstens zo belangrijk als het antwoord zelf. Scholen
rapporteerden dat ze ‘blij waren met elkaar in gesprek
geraakt te zijn’, dat ‘de lijnen nu korter zijn’ of dat
er ‘veel meer bewustzijn is’ en ‘het onderwerp nu
op de agenda staat’. Dat soort bevindingen moet
je niet onderschatten, maar er moet natuurlijk meer
gebeuren. Het is een open deur, maar wat je doet
moet wel bijdragen aan het directe doel, een beter
leermiddelenbeleid, en aan het indirecte doel: beter
onderwijs. Contact, gesprek en motivatie zijn mooi
en vormen belangrijke randvoorwaarden, maar echte
uitkomsten zijn ook nodig.
19
d e k w e s t i e leermiddelenbeleid
d e k w e s t i e leermiddelenbeleid
Het Atlas College, een openbare scholengemeenschap
voor gymnasium, atheneum, havo, vmbo en lwoo, heeft een
leermiddelenbeleidsplan gemaakt. Vijf locaties trokken daarin
gezamenlijk op. Nico ’t Hooft, lid van het college van bestuur
van het Atlas College, vertelt over de ervaringen.
’De schoolleiding ziet leren weer als
hoofdthema in de gesprekken met
docenten. Daar past nadenken over
leermiddelen naadloos in.’
20
Eerst lessen maken en
d a n h e t cu r r i cu l u m
(of andersom)
De PvE’s benadrukken het belang van een
doorlopende leerlijn en van samenhang tussen
vakken, leergebieden en leerjaren. Het is lastig
om deze leerplankundige doelen te vertalen in
eenvoudige aanwijzingen voor de keuze, het
gebruik en het ontwikkelen van leermiddelen.
Moet je ervan uitgaan dat een professioneel
ontwikkeld leermiddel sowieso wel past in het
curriculum en voldoende aan alle onderwijsdoelen
werkt? En hoe zorg je in het leerplan voor
evenwicht tussen een ingekochte methode en zelf
ontwikkeld of gearrangeerd (en dus op maat
gemaakt) materiaal?
Bij het zelf ontwikkelen en arrangeren is het een
uitdaging om de juiste plek in het curriculum te
vinden voor losse lessen. Pouwer, een school in
Utrecht, ontwikkelt bijvoorbeeld ‘een opbouw van
losstaande lessen naar een programmatisch geheel
van alle vakken binnen de onderwijskundige
uitgangspunten’. Bouw je eerst een curriculum en
vul je dit in met lessen? Of maak je eerst veel losse
lessen en maak je er daarna een curriculum van?
Zo zijn er tal van leerplankundige vragen die nog
beantwoord moeten worden bij de uitvoering van
het leermiddelenbeleid. Sterkte/zwakteanalyses
van leermiddelen zullen bijdragen aan een
scherper beeld van het schoolleerplan.
'We zien dat het scholen helpt als er kant-en-klare voorbeeldleerlijnen worden aangeboden, het liefst in een flexibele
vorm zodat de leerlijn kan worden aangepast aan de eigen wensen. Zodat je als docent eenvoudig zelf leerlijnen kunt
samenstellen die zijn afgestemd op de leerstijl, het niveau en de interesses van de individuele leerling. In experimenten
en pilots met scholen zien we dat leermiddelenbeleid het vertrekpunt is om tot leermiddelen-op-maat te komen.'
Renate Boers, uitgever Malmberg
Kan dat wel, met vijf locaties tegelijk een
leermiddelenbeleidsplan maken?
Wat was de reden om op dit moment een
leermiddelenbeleidsplan te formuleren?
’Ja, dat kan omdat we een duidelijke gezamenlijke ambitie
hebben, namelijk excellent onderwijs bieden. En wij gaan
uit van eenheid in verscheidenheid. We hebben gezamenlijk
een keuzecriterialijst voor leermateriaal ontwikkeld die
op elke school getest is. Zo’n lijst ondersteunt de dialoog
tussen sectie en management op locatieniveau, en dat
is nodig, vind ik. De locaties gebruiken op hun eigen
manier de keuzecriterialijst, want op bestuursniveau kies
je geen leermiddelen. Heel vroeger was er wel centraal
een methode voorgeschreven , maar daar wil ik zeker niet
naar terug. Hoe verder je de keuze weghaalt van de docent,
hoe groter de kans dat hij minder betrokken is. In ons
nadenken over excellent onderwijs en leermiddelen zijn
we nu begonnen met een kleine groep locatiemanagers
Misschien is er wel een methode waardoor je nog eerder de
docenten kunt betrekken bij zo’n proces.’
’Daarvoor hebben we drie redenen: de docenten waren
te zeer gebonden aan de methodes die ze gebruikten,
dat wilden we veranderen. De locaties opereerden ook
te veel op zichzelf, ook dat wilden we anders. Maar de
belangrijkste reden was dat het management het leren
weer ziet als hoofdthema in de gesprekken met docenten.
Daar past nadenken over leermiddelen naadloos in.’
Het Atlas College heeft op elke locatie
een casus uitgezet om sleutelvragen rond
leermiddelenbeleid te beantwoorden.
Het ging bijvoorbeeld om vragen
over de kosten van zelf ontwikkelen,
het gebruik van open leermiddelen
en het gebruik van 22 criteria voor
methodevervanging. De informatie uit
deze casussen wordt gebruikt om de
volgende ambities schoolbreed voor de
vijf locaties te realiseren:
• docenten maken gebruik van een
criterialijst voor het samenstellen van
leermiddelenpakketten;
En hoe ziet de toekomst eruit in 2020?
’Daar kan ik heel duidelijk over zijn. In 2020 leveren
leermiddelen binnen elke locatie een aanwijsbare bijdrage
aan het onderwijs, en dan is duidelijk zichtbaar dat
docenten steeds opnieuw zoeken naar het beste materiaal,
en dat ze dat uitwisselen.’
•op het gebied van ict staat de
elektronische leeromgeving centraal.
De elo fungeert als het centrum voor
het arrangeren van leermiddelen,
elo-gebruik wordt bevorderd op
locatieniveau en binnen het Atlas
College wordt nauw samengewerkt als
het gaat om het gebruik van de elo en
digitale leermiddelen;
•leermiddelencompetenties onder
het personeel worden in kaart
gebracht; scholingsbehoeften
geformuleerd en de co&ouml;rdinatie van
leermiddelenscholing is in handen van
de Atlas Academie;
•elke locatie stelt een eigen begroting
op voor de aanschaf van methodes
en extra leermiddelen; er komt
een onderwijskundig plan voor
investeringen in de ict-infrastructuur.
Meer info: www.atlascollege.nl.
Van alle deelnemende scholen zijn samenvattingen van hun
leermiddelenbeleidsplan opgenomen in de eindrapportage
van het Programma Leemiddelenbeleid. Van een aantal
scholen is het plan integraal beschikbaar, ook van het Atlas
College. Zie www.leermiddelenvo.nl en www.vo-raad.nl
21
d e k w e s t i e leermiddelenbeleid
De LeermiddelMix bevat 5
vragen voor maatwerk
Elke docent wil maatwerk in het leren.
Sterker nog: het liefste zou hij individueel
onderwijs geven. Voor een gedeelte kan
dit via een optimale mix van leermateriaal.
Hoe die mix er precies uitziet is voor elke
sectie, voor elk team of voor elke docent
anders.
Een docente Nederlands vertelt hoe zij haar
lessen samenstelt
Dat is arrangeren, ontwikkelen, eigen en andermans lessen
combineren, streven naar maatwerk, gebruik van methode en
alles ineen. Gemiddeld is de verhouding boek-ander materiaal
in mijn lessen 75%-25%, maar dat kan per leerjaar en per
periode verschillen. Bijvoorbeeld:
22
brugklas
(50% boek en 50% ander lesmateriaal)
week 3: in vier lessen gebruik ik lesmateriaal van Doe Maar
Dicht Maar (een stichting die een landelijke dichtwedstrijd
organiseert), een combinatie van eigen materiaal en overig
lesmateriaal. Ik heb zeven opdrachten voor gedichten in een
boekje gedaan. Twee waren door mijzelf bedacht en er waren
vijf bewerkte Doe Maar Dicht Maar-idee&euml;n;
De 5 vragen in de LeermiddelMix
week 4: van de vier lessen heb ik er drie met het boek
gewerkt. Gedurende &eacute;&eacute;n les heb ik het boek gecombineerd met
open leermiddelen (verkregen via Kennisnet).
examenklas
( 70% boek en 30% ander lesmateriaal)
week 3: in totaal ging het om vier lessen. Bij drie gebruikte ik
het boek, bij &eacute;&eacute;n les eigen materiaal (discussie naar aanleiding
van een krantenbericht en stellingen);
week 4: van de vier lessen deed ik er twee met het boek en
twee met eigen materiaal in de vorm van opdrachten (schrijf
een ingezonden brief n.a.v. een bericht uit de krant, en een
opdracht voor in het fictiedossier)
1. Wat is het?
2. WELK MEDIUM?
Welke vragen moet je beantwoorden om te
weten welk leermateriaal je nodig hebt?
De vijf variabelen zijn:
1 Wat? Welk soort materiaal heb ik nodig (leerteksten,
opdrachten, interactief leermateriaal, multimediaal leren,
toetsen) voor welk soort leeractiviteit (onthouden, begrijpen ,
integreren, toepassen)?
2 Welk? Welk medium gebruik ik: gaat het om digitaal
materiaal of geprint materiaal?
3 Hoeveel? Wat is de omvang van wat ik nodig heb? Gaat
het om een hoeveel leseenheden of om een leerjaar?
4 Waar? Wat is de herkomst van het materiaal?
5 Wie? Wie betaalt het? Is het ’gratis of open’ of betaald?
3. HOEVEEL?
4. WAAR HAAL JE
HET VANDAAN?
% lestijd Basiscurriculum
% lestijd Schoolcurriculum
% lestijd Docenteigen curriculum
soort leeractiviteit?
soort leeractiviteit?
soort leeractiviteit?
leerstof en verwerkingsopdrachten
projecten
toetsen
schooleigen lessen
opdrachten en projecten
eigen lessen van de docent
op basis van persoonlijke interesse
of op basis van de samenstelling
van leerlinggroepen
boek, papier
Word/pdf/digitaal format
interactieve toepassing
multimediale toepassing
boek, papier
Word/pdf/digitaal format
interactieve toepassing
multimediale toepassing
boek, papier
Word/pdf/digitaal format
interactieve toepassing
multimediale toepassing
onderwijstijd of
klokuren
onderwijstijd of
klokuren
onderwijstijd of
klokuren
? % educatieve uitgever
van gelijksoortige scholen afkomstig
van organisaties en uitgeverijen
zelf gearrangeerd
zelf ontwikkeld
open leermiddelen: Wikiwijs,
Digischool
van jezelf
lesvoorbereiding
deskundigheidsbevordering
ontwikkelen en arrangeren in
taakbeleid,
door uitbreiding fte
lesvoorbereiding binnen het
taakbeleid
? % open methodes
? % scholen maken het zelf
Zeg wat je bedoelt bij ict
5. WIE BETAALT HET?
Ict is de afkorting van informatie- en communicatietechologie. In leermiddelenbeleidsplannen valt op dat
het begrip in verschillende betekenissen wordt gebruikt. Bijvoorbeeld:
‘de inzet van ict
biedt leerlingen
een venster op de
wereld’ (ict staat
hier voor internet en
communicatiemiddel)
‘op zoek naar
een ideale
mix van folio
en ict’ (ict is
hier de drager
van digitale
informatie)
‘bedrijfszekere ictvoorzieningen’ (ict staat
hier voor hardware zoals
het (draadloze) netwerk,
internet, computers en
randapparatuur)
individuele scholen
scholengroepen
overheden
samenwerkende individuele
scholen
‘ict is een belangrijk middel
om te kunnen differenti&euml;ren en
verschillende uitdagende vormen
en inhouden aan te bieden’
(ict betekent hier: een digitaal
leermiddel)
Het begrip ict kent drie componenten: hardware, software en brainware. Hardware is bijvoorbeeld de muis, het digitaal
schoolbord en de laptop. De software is het digitale programma dat in het onderwijs gevuld is met leerstof. In plaats van ‘leerstof’
wordt trouwens steeds vaker het woord ‘content’ gebruikt. De brainware is de technische en didactische vaardigheid van de
docent om de hardware en de software optimaal in te zetten.
'Het gaat erom aan te sluiten bij de dagelijkse praktijk
van het leren. Dan alleen kan innovatie slagen. Onze
digitale leermiddelen maken maatwerk steeds makkelijker
doordat eigen en open materiaal met methodisch materiaal
gecombineerd kan worden. Gelukkig vindt samenwerking
tussen scholen en uitgevers steeds vaker plaats, zodat je
samen kunt kijken hoe methoden het beste ingezet kunnen
worden. Uitgevers blijven ook in de toekomst hun expertise
inzetten om aan te sluiten bij de vraag van scholen en
docenten: meer makkelijke maatwerkoplossingen voor
beter leren!'
Stephan de Valk, GEU (branche-organisatie Groep
Educatieve Uitgeverijen), uitgeefdirecteur Noordhoff
Uitgevers
23
d e k w e s t i e leermiddelenbeleid
d e k w e s t i e leermiddelenbeleid
Doen!
Digitale leermiddelen geven oplossingen
In de leermiddelenbeleidsplannen formuleren scholen wat ze
verwachten van digitale leermiddelen. Deze kunnen leiden tot:
• activerende didactiek;
• individuele leerroutes;
• betere aansluiting bij de leer- en leefwereld van leerlingen;
• een gedeeltelijke oplossing voor het lerarentekort;
• grote(re) variatie aan leermaterialen.
Over de relatie tussen de inzet van ict en betere leerprestaties
van leerlingen zijn de pilotscholen genuanceerd. E&eacute;n school
legt de relatie door middel van een drietrapsraket:
1 Ict sluit aan bij de leer- en leefwereld van leerlingen;
2 Daardoor zijn leerlingen gemotiveerder;
3 Als leerlingen gemotiveerder zijn, leren ze effectiever.
Ict als maatschappelijk fenomeen
24
24
Los van de verwachte meerwaarde is ict ook gewoon een
maatschappelijk verschijnsel. Pouwer, een school in
Utrecht, formuleert dit als volgt: ‘Om onze leerlingen voor
te bereiden op het leven in een complexe maatschappij is
het noodzaak ict te omarmen en breed in te zetten in het
hele onderwijsprogramma.’ Het Berlage Lyceum benadrukt
eveneens de maatschappelijke context: ‘Onderwijs in de
21e eeuw vraagt om bijpassende leermiddelen. De tijd dat
alles uit een standaardleerwerkboek en werkschrift kwam is
voorbij.’ Ict is dus ook een sociaal-maatschappelijke vereiste
om leerlingen voor te bereiden op hun toekomst. In deze
context is digitale technologie geen didactisch of technisch
hulpmiddel meer. Het is een doel op zich geworden, als een
maatschappelijk terrein dat de leerling tot zijn habitat moet
maken gedurende zijn schooltijd.
Met de nadelen van ict valt goed te leven
Naast de vele voordelen van digitale leermiddelen en ict, zijn
er ook kritische geluiden. Docenten van verschillende scholen
vrezen ‘nieuwe saaiheid’ als er te veel digitale leermiddelen
worden ingezet. Ook spreekt een docent de angst uit dat
‘bestaande, doordachte methodes’ overboord gegooid
worden ten gunste van digitale leermiddelen. Het Baudartius
College stelt drie eisen aan de technologie die duidelijk
maken dat ict niet per definitie volstaat om onderwijsdoelen
te bereiken. Die eisen zijn: effectiviteit, effici&euml;ntie en
aantrekkelijkheid. Het College Vos beschrijft zijn ervaringen
met ict tot dusver met drie T’s: tijdrovend pionieren, technische
problemen en teleurstelling. Hoewel deze nadelen onderkend
worden door zowel docent als manager, geven beiden aan
toch intensief gebruik te willen maken van de elo, internet of
een digitaal schoolbord.
Ict-kans 1:
bedrijfszekere hardware
leermiddelen: ‘Leerlingen kunnen met het leermateriaal tijd- en
plaatsonafhankelijk leren.’
Voor een succesvol gebruik van ict moeten kansen worden
benut. De eerste kans is de ict-infrastructuur - de hardware.
Die moet op orde zijn. Is dat niet het geval, dan gebeurt wat
&eacute;&eacute;n pilotschool met gevoel voor understatement uitlegt: ‘Het
ict-beleid heeft vertraging opgelopen doordat de infrastructuur
niet goed staat.’
Digitaal leren vereist voldoende computers, een feilloos en
snel internet, eenvoudige inlogprocedures en een betrouwbare
stroomvoorziening. Bij het gebruik van laptops is het daarnaast
belangrijk om te investeren in stopcontacten in het hele
schoolgebouw. Ook belangrijk bij laptopgebruik is dat de
leerlingen de discipline wordt bijgebracht om met volledig
opgeladen accu’s naar school te komen. Met verrijdbare
laptopkarren kunnen verschillende leerlingen en klassen
gebruikmaken van dezelfde laptops. In de praktijk blijkt de
afschrijvingstermijn van zulke apparaten echter niet vier jaar,
maar anderhalf tot twee jaar te bedragen. Er gaat dus veel
kapot. Het Stedelijk College Eindhoven heeft de voor- en
nadelen van laptopklassen ge&euml;valueerd en trok de volgende
conclusie: ‘Besloten is de bestaande ict-voorzieningen opnieuw
te inventariseren, aan te vullen waar nodig met desktops die
op het vaste netwerk kunnen, en met een aantal laptops in die
klassen waarvan wij denken dat de docent ook echt de leerling
flexibel in het lokaal wil of moet laten werken.’
Goede software is overigens nog niet hetzelfde als goede
content. Een voorbeeld. Eigenlijk alle scholen beschikken over
(licenties van) uitontwikkelde educatieve software, denk aan
elektronische leeromgevingen, digitale toetsprogramma’s of
software voor het digitale schoolbord. Het gebruik van deze
programma’s blijft echter achter bij de verwachtingen. Dit
komt niet alleen door gebrekkige hardwarevoorzieningen
maar ook en vooral doordat juiste of voldoende content nog
ontbreekt. Op de Van der Capellen Scholengemeenschap is
bijvoorbeeld na de invoering van laptopklassen ‘opnieuw de
discussie ontstaan over leermiddelen en over hoe en waar deze
verkregen moeten worden.’ Ook over open leermiddelen is deze
pilotschool voorzichtig: ‘Voor ons is het interessant om te volgen
hoe de ontwikkelingen van een open leermiddelenbank zullen
gaan verlopen. Wanneer landelijk veel scholen zich hierbij
aansluiten en de kwaliteit van de leermiddelen goed is dan
is het voor ons in de toekomst wellicht ook interessant om ons
hierbij aan te sluiten. We houden dit in de gaten.’
Als software en content een perfect koppel vormen, voegt het
digitale leermiddel waarde toe aan het onderwijsleerproces.
Het centrale knelpunt van de hardware – of het nu de desktop
of de laptop is - is de bedrijfszekerheid. Door computers
‘hufterproof’ te maken, zoals een docent het uitdrukt, kan veel
schade worden voorkomen. Het College Vos beseft dat er met
hardware altijd iets mis kan gaan. De school heeft daarom de
volgende ambitie: ‘Het systeem zal een uptime moeten hebben
van 97,5%, dat betekent dat slechts tijdens 1 op de 40 lesuren
het systeem niet functioneert. Er zal een algemene hulp- en
storingsdienst zijn (vgl. laptopdokter).’
Ict-kans 2:
goede software &eacute;n content
Als de risico’s rond hardware op een aanvaardbaar niveau
zijn gebracht, kan de school optimaal voordeel halen uit de
software. Aan educatieve software kunnen dezelfde eisen
worden gesteld als aan papieren leermiddelen. Net als een
boek moet ook een digitaal leermiddel bijvoorbeeld effectief,
effici&euml;nt, motiverend en aantrekkelijk zijn. Maar van digitale
leermiddelen kan men meer eisen. Te denken valt vooral aan
meer interactiviteit en maatwerk, zoals het College Vos het stelt
in het leermiddelenbeleidsplan. Het Atlas College somt nog
meer onderwijskundige en didactische voordelen op: ‘Veel
digitale programma’s bieden echt meerwaarde vergeleken
met een boek en een schrift, bijvoorbeeld door directe
feedback en doorverwijzing naar oefenstof op maat, door
illustraties in beeld of geluid, of door extra teksten en bronnen
achter links’. Het Dalton Voorburg benoemt, net als het Atlas
College, nog een ander onderscheidend kenmerk van digitale
Meer info over de zoektocht naar bruikbaar digitaal leermateriaal: “Hier heb ik niets aan”,
www.onderzoek.kennisnet.nl
Ict-kans 3:
versterk de brainware
25
Als de hardware en de software ‘goed staan’, is de docent
aan zet. Niet belemmerd door tegensputterende hardware
of gebrekkige software kan hij optimaal voordeel halen uit
de inzet van digitale leermiddelen. Ongeacht of het om een
elo, een digitaal schoolbord, een e-reader of een digitaal
toetsprogramma gaat.
Bij de bevordering van brainware vallen al snel woorden als
‘scholing’, ‘professionalisering’, ‘deskundigheidsbevordering’
en ‘olievlekwerking’. Het Atlas College legt de verbinding
tussen software en brainware en stelt de volgende scholing
van docenten voor: ‘het leren beoordelen van software’. Het
Corderius College formuleert in &eacute;&eacute;n zin zowel technische als
didactische ambities: ‘Docenten kunnen omgaan met alle tools
die hen ter beschikking staan (digiborden, elo, toetssoftware)
en op die manier materiaal op maat aanbieden.’
Ict-scholing hoeft niet voor iedereen. Het College Vos zegt
daarover het volgende: ‘Toch wil niet iedereen digitaal
materiaal arrangeren of een leerroute in een elo zetten. Het
gaat hier om voorlopig tamelijk specialistisch werk waarvoor
iemand in de vakgroep of in het team een opdracht kan
krijgen.’ Naast meer formele vormen van scholing, zijn
intervisie en collegiale uitwisseling populair als middel om de
brainware te versterken: ’Het personeelsbeleid is erop gericht
docenten zich te laten ontwikkelen door samen te werken en
kennis op elkaar over te brengen (olievlekwerking).’
25
d e k w e s t i e leermiddelenbeleid
d e k w e s t i e leermiddelenbeleid
Adviezen en ervaringen van
acht AOC’s (vmbo-groen)
Doe een nulmeting, cre&euml;er ’eigenaarsgevoel’, focus niet
all&eacute;&eacute;n op digitaal
Acht AOC’s hebben gebruik gemaakt van de subsidieregeling
Leermiddelenbeleid vmbo-groen, een afgeleide van de regeling
voor het voortgezet onderwijs, aangevuld met middelen van
het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Het
traject is begeleid door de AOC Raad met landelijke inspiratieen themabijeenkomsten.
Wat is er gedaan?
26
Elk AOC heeft op zijn eigen manier het project ingericht,
afhankelijk van de bekendheid van de instelling met
leermiddelenbeleid. De meeste projecten verliepen als volgt:
• verzamelen van achtergrondinformatie en defini&euml;ring van het
leermiddelenbeleid;
• inventarisatie van het huidige leermiddelenbeleid op de
verschillende vmbo-locaties;
• ontwerpen van kwaliteitseisen voor het selecteren en
arrangeren van leermateriaal;
• organisatie van studiedagen met als doel visie- en
beleidsvorming.
Verschillende resultaten
De AOC’s zijn nog steeds volop bezig met de ontwikkeling
van het leermiddelenbeleid. De volgende resultaten zijn
’tussenproducten’:
• analyse van de huidige situatie betreffende
leermiddelenbeleid, zo mogelijk resulterend in een
visiedocument;
• draaiboek leermiddelenkeuze en evaluatie;
• opleidingsplan leermiddelengebruik voor docenten;
• meerjarenplan ict-randvoorwaarden;
• ontwerp van een ‘onderwijsmagazijn’: een opslagsysteem
voor zelf gearrangeerde of ontwikkelde leermiddelen;
• keuze voor en vormgeving van een elo;
• ontwerpaanpak service-unit leermiddelen.
Succesfactoren, valkuilen en adviezen
De deelnemende AOC’s zijn enthousiast over het
leermiddelenproject. Zij adviseren andere scholen:
• voer een nulmeting uit. Betrek hierbij alle lagen binnen een
instelling (ook leerlingen);
• zorg voor goede communicatie. Gebruik verschillende
informatiekanalen;
• besteed veel aandacht aan beeldvorming, draagvlak en
eigenaarschap;
• zorg voor goede borging en monitoring van het proces;
• plan voldoende doorlooptijd en ruimte, vooral ook voor de
bewustwording bij docenten;
• focus niet alleen op digitale materialen (less is more);
• maak gebruik van externe expertise en lopende landelijke
initiatieven;
• zorg voor een goede balans tussen inkoop en zelf
ontwikkelen (koester je interne boekenfonds).
Meer initiatieven op het terrein van
leermiddelen en examinering:
•ECC en Contentarrangeertool (www.contentcorner.nl)
Via Groen Kennisnet hebben scholen toegang tot de
educatieve contentcatalogus, waarin de content voor het
groene onderwijs wordt ontsloten. Alle AOC’s zijn hierop
geabonneerd. Zie ook www.ontwikkelcentrum.nl.
• Toetsplaza (www.toetsplaza.nl)
Alle AOC’s werken via Toetsplaza samen aan de
verdere ontwikkeling en implementatie van een digitale
toetsomgeving voor formatieve en summatieve toetsing en
oefening. In dit verband wordt ook samengewerkt aan
de ontwikkeling van collectieve reken- en taaltoetsen (zie
www.toetsplaza.nl/creta).
•Groen proeven (www.groenproeven.nl)
Alle AOC’s werken samen aan de ontwikkeling en
implementatie van examenstandaarden en proeven van
bekwaamheden voor het schoolexamen in het vmbogroen.
•Het Groene Leertraject (www.hetgroeneleertraject.nl)
De AOC’s werken (landelijk) samen bij de implementatie
van de nieuwe, geglobaliseerde examenprogramma’s
vmbo-groen. Onderlinge inspiratie en kennisdeling staan
daarin centraal.
17 Doe je zo’n project ook
zonder (kleine) subsidie?
‘Voor het geld hoef je het niet te doen, maar..’,
zeggen de meeste scholen. Is een projectsubsidie
voor deze schoolontwikkeling dan niet nodig? Zo is
het ook weer niet. Het gaat juist om de bijkomende
positieve effecten:
• omdat het een nieuw onderwerp is, heeft het wel
meteen de aandacht van iedereen;
• het geeft het onderwerp leermiddelenbeleid binnen
de school legitimiteit;
• het versnelt het proces;
• het levert een netwerk op voor het uitwisselen
van informatie en ervaring met andere scholen,
waardoor een natuurlijke benchmark ontstaat.
18 Hoe SMART is een
relatie?
Onderwijs gaat in wezen om relaties tussen mensen:
leerlingen en leraren, leraren en de schoolleiding,
leerlingen en de conci&euml;rge, leerlingen onderling. Al
die relaties hebben tot doel dat de leerling leert en
zich ontwikkelt. In sommige opzichten lijkt een school
meer op een familie dan op een fabriek. De focus op
doelstellingen die ‘soft’ zijn, maakt het niet onmogelijk
om ‘hard’ te maken wat je nastreeft. Wil je dat 20%
van de docenten de leerlingen meer dan de helft van
de lestijd met ict laat werken, of moet dat bij meer
docenten het geval zijn?
Maar ook cijfers zijn bedrieglijk, zo weet Hans van
Maanen, die laat zien hoe misleidend statistieken
kunnen zijn: ‘Een op de drie kinderen pleegt delict.’
Maar wat is volgens de media een ‘delict’? Dus
wat bedoel je met ‘werken met ict’ en is dit echt
leerzamer en motiverender? Vraag het de leerlingen
en docenten in elk geval. Volgens een rapport van de
VO-raad is motivatie nog het makkelijkst meetbaar.
Vooral tevredenheidsenqu&ecirc;tes zijn populair. Zie:
www.vo-raad.nl/actueel/nieuws/opbrengsten-vaninnovatieprojecten-gemeten en www.vanmaanen.org
27
d e k w e s t i e leermiddelenbeleid
19 Wat is een leerplan of
curriculum?
28
Leerplan en curriculum betekenen hetzelfde: een plan
voor het leren. Er zijn veel verschillende definities.
In de praktijk gebruiken mensen het vaak voor ‘wat
je moet leren’. Bijvoorbeeld: ‘Ook nog aandacht
besteden aan…. lukt niet want dat past niet meer in
het curriculum‘.
Je zult altijd preciezer moeten zeggen wat je
bedoelt. Er zijn verschillende niveaus: gaat het
om een plan voor de individuele leerling, of gaat
het om een leerplan op landelijk niveau zoals het
examenprogramma, of gaat het om een leerplan op
internationaal niveau zoals het ERK, het Europees
Referentiekader voor talen?
En er zijn verschillende verschijningsvormen: Heb je
het over wat er in het leermiddel staat (het geschreven
curriculum) of wat de docent doet (het uitgevoerde
curriculum)? Een curriculum bevat met elkaar
samenhangende elementen.
Er zijn vier hoofdvragen voor een leerplan:
1 waartoe leren de leerlingen?
2 wat moeten ze leren?
3 hoe leren ze dat?
4 hebben ze het geleerd?
Meer informatie: Leerplan in ontwikkeling, 2009 SLO, www.slo.nl
20 Docentenenqu&ecirc;tes
geven informatie en
betrokkenheid
De kunst van leermiddelenbeleid maken is
schoolbreed het gesprek openen over leermiddelen.
Nogal wat scholen hebben via enqu&ecirc;tes aan alle
docenten gevraagd wat hun wensen zijn. Dat geeft
informatie en betrokkenheid. Zo weet het Baudartius
College nu dat 67% van de docenten vindt dat er met
leerstijlen rekening gehouden moet worden, terwijl
dat in de huidige situatie maar volgens 36% van de
docenten gebeurt. Andere stellingen waar docenten
hun mening over gaven:
• ict speelt een grote rol in onze lesmethode;
• onze lesmethode is goedkoop;
• leermiddelen moeten veel aandacht besteden aan het aanleren van algemene vaardigheden.
Hoge
verwachtingen
van open
leermiddelen
Veel, gevarieerd, snel en goedkoop
De pilotscholen zijn zich ervan bewust dat voor
maatwerk in leermiddelen aan de volgende
voorwaarden moet worden voldaan. De middelen
moeten in een grote hoeveelheid beschikbaar zijn, ze
moeten gemakkelijk toegankelijk zijn, snel zijn aan te
passen en goedkoop of gratis zijn. De scholen zijn in hun
leermiddelenbeleidsplannen daarom enthousiast over de
initiatieven voor open leermiddelen zoals Wikiwijs en de
Open Leermaterialenbank (zie www.vo-content.nl). Het
gaat hier om leermiddelen die niet alleen digitaal zijn,
maar ook vrij toegankelijk via internet, en waar niet of
nauwelijks auteursrechten op rusten. De verwachting is
dat deze open leermiddelen in voldoende hoeveelheid, in
grote variatie en met voldoende kwaliteit beschikbaar
komen voor alle niveaus, leerjaren en leerstijlen. Een
mooi aanbod dus, dat voor elk wat wils biedt, zowel
op het niveau van de docent als op het niveau van de
leerling. De scholen spreken zich over initiatieven als
Wikiwijs vooral uit als afnemer van open leermiddelen,
en minder als producent.
De factor tijd
E&eacute;n school formuleert kritische vragen bij de open
leermiddelen: ’Levert arrangeren ook meer rendement
op? Zijn de databanken dadelijk allemaal zo goed
gevuld en georganiseerd dat het arrangeren ‘slechts’ een
fractie van de tijd kost die er nu voor staat?’ Ook andere
scholen maken zich met name zorgen over de factor
tijd. Opgedane ervaringen wijzen uit dat het zoeken en
beoordelen van geschikte leermiddelen veel tijd kost.
Door de scholen is nog geen praktijkervaring opgedaan
met elektronische platforms voor open leermiddelen.
Tien tips
voor de werkgroep
De project- of werkgroep leermiddelenbeleid bestaat uit
1
De werkgroep herschrijft het conceptplan leermiddelenbeleid
6
op basis van de uitkomsten van het onderzoek.
een onderwijsdirecteur, een financieel directeur, een ictdeskundige, een medewerker kwaliteitszorg en/of een
medewerker P&amp;O, en een vertegenwoordiging van docenten.
De werkgroep beschrijft de financi&euml;le kaders, zoals het
7
leermiddelenbudget, de keuze voor een intern of extern
boekenfonds en eventuele extra te investeren fte’s voor
arrangeren en ontwikkelen.
2
De werkgroep schrijft een conceptplan leermiddelenbeleid
waarin de onderwijsvisie van de school vertaald wordt naar
ambities met leermiddelen en met (daarmee samenhangende)
personele, financi&euml;le en ict-infrastructurele ambities.
8
De werkgroep beschrijft de personele kaders rondom
leermiddelen, zoals deskundigheidsbevordering,
functiedifferentiatie, POP-gesprekken en taakurenbeleid.
De werkgroep vertaalt het conceptplan leermiddelenbeleid
3
naar een overzichtelijk en handzaam Programma van Eisen
(PvE) voor huidige en toekomstige leermiddelen.
De werkgroep legt het conceptplan voor aan docenten,
9
vraagt actief naar feedback en nodigt docenten uit
projectvoorstellen in te dienen die aansluiten bij het
leermiddelenbeleid.
4
De werkgroep zet een onderzoek uit (bijvoorbeeld via
gesprekken, vragenlijsten, scans) om zowel de tevredenheid
met de huidige leermiddelen als de wensen voor de
toekomst te inventariseren. Het onderzoek richt zich ook op
de behoefte aan elo- en digitaal schoolbordgebruik, aan
digitale leermiddelen, en aan het zelf ontwikkelen en/of
arrangeren.
Het definitieve leermiddelenbeleidsplan wordt voorgelegd
10
5
De uitkomsten van het leermiddelenonderzoek zijn
aan het managementteam en de medezeggenschapsraad
van de school. Na goedkeuring wordt een samenvatting,
inclusief de uitkomsten van het leermiddelenonderzoek,
verspreid onder docenten.
ge&iuml;nventariseerd. De belangrijkste conclusies staan op
een rij en zijn voor iedereen beschikbaar in een openbare
rapportage.
29
werkgroep denkt
en schrijft
augustus
wie?
wie in de
werkgroep
(5 mensen)
september
CONCEPt 1
werkgroep denkt
en schrijft
oktober
DOCENTENONDERZOEK
+/- 100 docenten
goedkeuring MT en MR
november
december/januari
CONCEPt 2
DOCENTENprojecten
docenten projectvoorstellen+/- 30
docenten
nieuw beeld
Meer informatie is te vinden via www.wikiwijs.nl
'Leermiddelenbeleid is alleen maar zinvol als de docent er invloed op heeft. Ik kan me voorstellen dat de
school een bepaalde didactiek volgt waar de leermiddelen op afgestemd moeten worden.'
Ren&eacute; van de Kraats, platform Vakinhoudelijke Verenigingen Voortgezet Onderwijs (VVVO)
februari
d e k w e s t i e leermiddelenbeleid
Budget te klein? Denk
schooleconomisch!
30
Als je met je plannen
voor leermiddelen
niet uitkomt met
€ 316,- uit het
leermiddelenbudget,
dan kun je twee dingen
doen: bezuinigen
&oacute;f schuiven met
budgetten. Dat laatste
kan met behulp van
‘schooleconomisch
denken’. Dat wil zeggen
dat je niet alleen geld
beschouwt als een
economisch goed, maar
dat je ook zo kijkt
naar tijd en motivatie
van docenten. Het
betekent bovendien dat
de school zich ervan
bewust is dat de kosten
voor leermiddelen een
relatie hebben met
de kwaliteit van het
onderwijs.
De meeste scholen wegen bij het
nadenken over leermiddelen alleen
de materi&euml;le kosten en baten en
niet de immateri&euml;le kosten en
baten. Het Schoonhovens College
vormt hierop een uitzondering: ’De
component leermiddelenbudget
dient inzichtelijk in de begroting te
worden opgenomen. Hierin moeten
ook de mee te rekenen personele
lasten worden opgenomen’. Op
de meeste andere scholen is
het budgetdenken dominant en
is er ook meer aandacht voor
kortetermijnoplossingen.
Verwarring over het zelf
ontwikkelen en arrangeren
van lesmateriaal
Er zijn scholen die uit budgettaire
overwegingen meer zelf willen
ontwikkelen. Dat geldt bijvoorbeeld
voor het Pleincollege Bisschop
Beckers: ’Om binnen het gestelde
budget te kunnen blijven, zal naar
verwachting het ontwikkelen van
eigen materiaal en het arrangeren
van eigen of ander materiaal tot
(delen van) lesmethodes een grote
rol gaan spelen.’ Ook het Corderius
College denkt daar zo over: ‘Het
vervangen van werkboeken door
eigen materiaal lijkt lonend te zijn,
waarbij de besparingen de kosten
dekken. Er vindt nu al een kleine
verschuiving plaats van uitgaven
voor het boekenpakket naar fte’s die
aan materiaalontwikkeling worden
besteed. Dat zal alleen maar meer
worden’.
Andere scholen zeggen juist dat
zelf ontwikkelen en arrangeren
niet gefinancierd kan worden.
Lentiz: ’Het zelf ontwikkelen van
materiaal is een tijdrovende en dus
kostbare zaak. Het merendeel van
het digitale materiaal zal dan ook
komen van landelijke organisaties
en/of uitgevers.’ Het Stedelijk
College Eindhoven stelt: ’De kosten
voor het zelf ontwikkelen van
materiaal staan niet in verhouding
tot de aankoop van &eacute;&eacute;n of zelfs
meerdere methoden. Het is ook
niet precies te overzien wat een
ontwikkeling die je ingaat, kost.’
Zes gekozen bezuinigingen
voor de korte termijn
• schrappen in de werkboeken;
• een kleine verhoging van de
ouderbijdrage voor keuzevakken
die buiten het curriculum vallen;
• van extern naar intern
boekenfonds;
• opmaken van een opgebouwde
buffer – intern of bij de
distributeur;
• benutten van eenmalige
overbruggingsgelden;
• benutten van kwaliteitsgelden.
Vier financieringsbronnen
voor de toekomst
De meeste scholen worstelen
met een groot aantal zaken als
het gaat om de financiering
van het leermiddelenbeleid: de
transparantie, de verdeling van
het budget, de doorberekening
van personele lasten, de
doorberekening van laptops, de
verhoging van de ouderbijdrage,
de licentiekosten van de elo, de
financi&euml;le integratie van het ictbeleid en het personeelsbeleid, het
wel of niet instellen van een intern
boekenfonds. Een school meldt dat
de plannen voor leermiddelen nog
wel doorberekend moeten worden,
maar ’dat er waarschijnlijk wel een
potje voor is’. Vaak is de gekozen
financi&euml;le oplossing eenvoudig: het
kan, als het maar budgetneutraal is.
De vier genoemde
financieringsbronnen voor
leermiddelenbeleid zijn:
• het leermiddelenbudget of een
budgetneutrale oplossing;
• inzetten van 50% van de
deskundigheidsuren;
• laptops door de ouders laten
betalen;
• algemeen intern innovatiefonds
instellen voor kleinere projecten.
Het onderzoeken van nieuwe
bronnen wordt nog niet genoemd.
Veel scholen signaleren de
snel stijgende printkosten
(€ 25 per leerling) worden uit het
huisvestingsbudget gehaald en niet
uit het leermiddelenbudget, zodat er
meer geld kan worden vrijgemaakt
voor onderwijsontwikkeling.
De print- en kopieerkosten zijn
verreweg de snelst groeiende
kostenpost. Er zijn nog geen
duidelijke oplossingen voorhanden.
E&eacute;n school meldt dat het laten
drukken van materiaal goedkoper
is dan het kopieerapparaat laten
draaien. Het Montaigne Lyceum lost
het weer anders op: de reprokosten
Materi&euml;le kosten
Materi&euml;le baten
docententijd
publicatie/printkosten
auteursrechtkosten
softwarekosten
opleidingskosten
Lumpsum
% ict-budget
% scholingsbudget
% schoolboekenbudget
% personeelsbudget
% vrijwillige ouderbijdrage
% mediatheekbudget
% innovatie- of kwaliteitsbudget
% innovatie- of kwali
Immateri&euml;le kosten
% meer ergernis
% hogere werkdruk
% meer vergadertijd
% slechtere kwaliteit leermateriaal
% meer gemotiveerde docenten
% betere kwaliteit leermateriaal
% meer schooleigen leermateriaal (en
daardoor meer motivatie leerlingen)
31
Lumpsum
% ict-budget
% scholingsbudget
% schoolboekenbudget
% personeelsbudget
% vrijwillige ouderbijdrage
% mediatheekbudget
% innovatie- of kwaliteitsbudget
% kwaliteitsimpuls
Immateri&euml;le baten
% meer ergernis
% hogere werkdruk
% meer vergadertijd
% meer vergadertijd
% meer gemotiveerde docenten
% betere kwaliteit leermateriaal
% meer schooleigen leermateriaal (en
daardoor meer motivatie leerlingen)
d e k w e s t i e leermiddelenbeleid
LeermiddelMentality:
koester de verschillen
tussen docenten
32
Niet iedereen is hetzelfde
en dat hoeft ook niet. Een
team functioneert meestal
zelfs beter als er verschillen
tussen teamleden zijn. Erken
en benoem ze en er ontstaat
waardering voor elkaar.
Zo werkt het ook met de
verschillende houdingen
die docenten hebben ten
opzichte van leermateriaal.
De LeermiddelMentality-test*
geeft inzicht in die houdingen.
Het is een hulpmiddel om het
gesprek tussen schoolleiding
en docenten, maar ook
tussen docenten onderling, te
verdiepen. De test is gebaseerd
op een LeermiddelMetalityonderzoek.
Het onderzoek heeft geleid tot vier segmenten
De degelijke vakvrouw of -man
De eigenzinnige arrangeur
Het onderzoek is uitgevoerd onder ruim 800 docenten. Het richtte
zich op de houding van docenten ten opzichte van leermiddelen.
Daaruit kwamen vier segmenten of typeringen: tevreden coaches,
gedegen vakvrouwen en –mannen, eigenzinnige arrangeurs en
kritische idealisten. Tot welk type iemand behoort is niet afhankelijk
van leeftijd, sekse, vak, schoolsoort, schoolgrootte of denominatie.
De resultaatgerichte, solide methodegebruiker met een sterk
verantwoordelijkheidsbesef, die vertrouwt op het gemak, de
structuur en de kwaliteit van de methode.
De actieve, zelfbewuste pedagoog, die graag zijn eigen
leermateriaal samenstelt dat de zelfstandigheid van de leerlingen
bevordert. Hij gebruikt daarvoor actuele, flexibele en open source
bronnen.
De verschillen tussen de vier typeringen zijn relatief. Op een
individuele docent is nooit slechts &eacute;&eacute;n van de gevonden segmenten
van toepassing. De vier segmenten zijn gebaseerd op de manier
waarop docenten omgaan met zes dimensies:
– in welke mate zijn ze gericht op methodes;
– in welke mate voelen ze zich ondersteund door de schoolleiding;
– hoe tevreden zijn ze over de gebruikte leermiddelen;
– hebben ze een individualistische houding of zijn ze juist gericht
op samenwerken;
– in welke mate hebben ze behoefte aan flexibiliteit;
– in welke mate speelt de beschikbare tijd voor hen een rol?
Elk segment vertoont zoveel mogelijk overeenkomsten binnen het
segment en verschilt zoveel mogelijk ten opzichte van de andere
segmenten.
*Het onderzoek en de test zijn tot stand gekomen in samenwerking met de Lerarenkamer,
de GEU, docenten en schoolleiders, onderwijsdeskundigen van de SLO en Kennisnet. De
LeermiddelMentality-test is online beschikbaar via www.leermiddelenvo.nl of www.vo-raad.nl.
Het onderzoeksrapport van Motivaction is daar ook te downloaden.
Docenten die tot de degelijke vakvrouw of -man worden gerekend
hebben een groot vertrouwen in de methode van de educatieve
uitgever. Deze biedt hen voldoende mogelijkheden om flexibel
met het materiaal om te gaan. Ze vinden het belangrijk dat de
doorlopende leerlijn is gewaarborgd, dat de leerlingen een
leerboek hebben en dat er toetsen beschikbaar zijn. Ze hebben
geen tijd om zelf materiaal te maken, samen te stellen of te zoeken.
Ze zijn voldoende tevreden over het leermateriaal dat ze gebruiken
en vinden dat je het ontwikkelen van hoogwaardig leermateriaal
moet overlaten aan een expert.
Uitleg en resultaat
De degelijke vakvrouw of -man voelt zich vooral een taakbewuste
vakdocent en geeft graag uitleg. De klassikale onderwijsvorm heeft
de voorkeur. Deze degelijke vakmensen stellen zich ten doel ervoor
te zorgen dat hun leerlingen het diploma halen. Ze zien een goed
leermiddel als noodzakelijk voor goed onderwijs.
Ze gebruiken indien voorhanden graag het materiaal van
collega’s. Ze geven aan dat ze in het algemeen te weinig tijd
hebben om bezig te zijn met leermiddelen. Wel voelen ze zich
voldoende ondersteund door de schoolleiding in de technische
mogelijkheden. Ze moeten te veel organiseren om individuele
leerlingen maatwerk te bieden.
Digitale houding: minder gericht op ict
De degelijke vakmensen maken minder gebruik van open source
materiaal en hebben minder behoefte aan digitale beschikbaarheid
van leermiddelen. Ze maken wel veel gebruik van methodesites en
ander vakgericht digitaal materiaal. Ze vinden van zichzelf dat ze
minder dan gemiddeld met ict overweg kunnen.
Leermateriaal: van alles wat
Docenten die tot de eigenzinnige arrangeur behoren gebruiken
deels een methode, deels gearrangeerd materiaal, en deels eigen
materiaal. Ze hebben een grote behoefte om iets te ontwikkelen
en het lesmateriaal op maat te maken voor de leerling. Ze zouden
ook graag mee willen werken aan een nieuwe lesmethode van een
uitgever. Het zelf samenstellen helpt ze om hun lessen uitdagend
te houden. Ze vertrouwen niet zonder meer op de kwaliteit van
de methode die ze gebruiken. Ze missen vooral de flexibiliteit.
Ze voelen zich zelfs beperkt in hun vrijheid door de methode. Ze
waarderen open leermateriaal.
Procesbegeleider
De eigenzinnige arrangeurs voelen zich vooral begeleider van
het leerproces. Ze zijn tevreden als hun leerlingen zelfstandig
leren werken en denken. Het diploma is wel belangrijk, maar
staat voor hen niet op de eerste plaats. Ze zien hun onderwijs
verbeteren door het zelf samengestelde materiaal. Het zorgt ervoor
dat hun onderwijs uitdagend blijft. Zelf materiaal ontwikkelen
kunnen ze prima, een expert is daarvoor niet nodig, zo is hun
ervaring. De eigenzinnige arrangeurs staan vaak niet achter
de leermiddelen die ze gebruiken. Ze missen in enige mate de
technische ondersteuning van de schoolleiding en zijn ook niet
geheel tevreden over het budget voor de leermiddelen. Ze staan
positief tegenover samenwerking met andere scholen, ze denken
dat daardoor het lesmateriaal zal verbeteren.
33
d e k w e s t i e leermiddelenbeleid
Ik ben een
‘tevreden coach’.
Nou en?
De LeermiddelMentality-test in de praktijk
34
De tevreden coach
De kritische idealist
De energieke, onafhankelijke organisator, die goed weet met welk
leermateriaal hij zijn leerlingen inspireert en motiveert voor zijn
onderwijs of voor zijn vak.
De veeleisende, vakgerichte didacticus, die vertrouwt op de
kwaliteit van de methode, maar meer maatwerk en actualiteit wil.
Hij mist de ondersteuning om deze ambitie te realiseren.
Docenten die behoren tot de tevreden coach vinden het leermiddel
relatief onbelangrijk voor de kwaliteit van hun onderwijs. Ze voelen
zich bekwaam en vrij om te gebruiken wat ze nodig hebben om
op een motiverende manier les te geven. Ze weten heel goed aan
welke kwaliteitscriteria hun leermateriaal moet voldoen. Ze voelen
zich niet beknot door de methode, ze maken er immers flexibel
gebruik van. Het zelf samenstellen van het leermateriaal maakt
het onderwijs uitdagend voor hun leerlingen. Ze staan achter het
leermateriaal dat ze gebruiken.
Het beste leermateriaal
Motivator
Docenten die behoren tot de kritische idealisten hebben
hoge verwachtingen van leermiddelen. Ze hechten eraan dat
leermiddelen gebaseerd zijn op de nieuwste inzichten in hun
vakgebied. Zonder goed leermiddel voelen ze zich niet zeker
van hun onderwijs. Ze vinden de houvast en de structuur in hun
methode makkelijk, maar voelen zich daardoor tegelijkertijd sterk
beperkt in hun vrijheid. Ze zijn niet erg tevreden over de methode
die ze gebruiken, ze vinden dat deze vaak onvoldoende maatwerk
biedt. Ze gebruiken relatief vaak de methodensites.
Tevreden coaches zien zichzelf vooral als motivator. Ze willen hun
enthousiasme voor hun vak op hun leerlingen overbrengen. De
tevredenheid van de leerlingen met het leermateriaal is voor hen
heel belangrijk.
Ze voelen zich in hoge mate ondersteund door de schoolleiding.
Er zijn voldoende computers en technische mogelijkheden om
leerlingen maatwerk te bieden. De tevreden coaches hebben
genoeg tijd om zelf materiaal te maken en op zoek te gaan naar
het geschikte materiaal. Ze nemen regelmatig een leidinggevende
rol op zich en voelen zich betrokken bij buitenschoolse activiteiten
als het schoolkamp.
Begeleidende trainer
Gemiddelde gerichtheid op ict
Ondersteuning op school?
Tevreden coaches vinden van zichzelf dat ze wel goed overweg
kunnen met ict op school, maar hebben niet zozeer de wens om
leerlingen individueel achter een computer te laten werken
De kritische idealisten voelen zich voor de keuze van leermiddelen
te zeer afhankelijk van hun sectie, maar zouden wel graag met
hun sectie werken aan de verbetering van hun methode. Ze zijn
individualistisch ingesteld en werken liever met hun eigen materiaal
dan met dat van hun collega’s. Ze missen op hun school de
mogelijkheden om met ict te werken. Ze staan soms wat alleen
in hun ambities, voelen zich niet voldoende gesteund door de
schoolleiding om het onderwijs te geven dat ze voor ogen hebben.
En dat is: elke leerling op maat bedienen. Ook missen ze de
geschikte technische middelen en de tijd om dit te doen.
Kritische idealisten zien zichzelf vooral als begeleidende trainer. Ze
hebben behoefte aan didactische vernieuwing, willen het beste van
het beste. Ook wat maatwerk betreft. Maar ze zien zichzelf niet
als de ontwikkelaar of arrangeur die het maakt. Ze hechten er veel
belang aan hun leerlingen te leren zelfstandig te leren. Daarvoor is
maatwerk nodig, al vrezen ze dat dit onvoldoende uit de verf komt
door volle klassen en organisatorische belemmeringen. De kritische
idealisten vinden dat ict hun lessen beter maakt, laten leerlingen
graag individueel achter een computer werken, maar maken
minder gebruik van de elo of het digitale schoolbord.
‘Ik ben een gedegen vakvrouw of -man, nou en?’
Dat weet je dan, het is uit de test gerold. Over tot
de orde van de dag? Nou nee. Het invullen van de
test en het zien van het resultaat leidt bijna altijd
tot discussie, hilariteit of verontwaardiging. Een
docent zegt: ‘Ik herken mezelf eigenlijk wel in alle
beschrijvingen’. En dat klopt. Op het niveau van de
individuele docent is nooit maar &eacute;&eacute;n segment van
toepassing.
Eerste vraag in docentenenqu&ecirc;te: ander resultaat dan
verwacht.
Het Baudartius College liet alle docenten de test doen.
Ze moesten het resultaat ervan invullen als eerste vraag
in een algemene docentenenqu&ecirc;te over leermiddelen en
leermiddelenbeleid. De resultaten onder 87 docenten van de
school (81%) waren opvallend en afwijkend van het algemene
beeld:
Dit leidde tot verder onderzoek en discussie. De school is
namelijk zeer actief bezig met de individuele ontwikkeling van
leerlingen en onderwijs geven via betekenisvolle prestaties
en projectweken. Hiervoor wordt eigen materiaal ontwikkeld
en gearrangeerd. De reden voor de onverwachte uitkomsten
bleek logisch te zijn: het grootste deel van het onderwijs is nog
traditioneel opgebouwd (zo’n 70%). Het innovatieve onderwijs
– waarmee het zelf ontwikkelen en arrangeren van materiaal op
het Baudartius samenhangt - beslaat een veel minder groot deel
van de onderwijstijd (zo’n 30%). Dat wat eerst leek op een lichte
teleurstelling gaf inzicht en riep de vraag op of het anders moest
of niet. Met die vraag kon men verder aan de slag
Meer informatie
LeermiddelMentality-test: www.vo-raad.nl, www.leermiddelenvo.nl
Baudartius College
landelijk
Gedegen vakman/-vrouw
49%
34%
Eigenzinnige arrangeur
23%
37%
Tevreden coach
25%
18%
Kritische idealist
3%
11%
Baudartius College:
'De verschillen tussen docenten vertegenwoordigen verschillende belangen bij het
opstellen van leemiddelenbeleid. In dit spanningsveld kan onderzoek helpen bij het
zoeken naar de juiste balans.'
35
d e k w e s t i e leermiddelenbeleid
d e k w e s t i e leermiddelenbeleid
Andere taken:
wie doet wat?
Meer ict-scholing, ander taakbeleid, nieuwe
competenties en andere zeggenschap
36
‘Commitment van docenten aan dit (digitale)
beleid gaat voor alles. Ict- scholing is een
voorwaarde voor een goed leermiddelenbeleid.’
(Lentiz/ Revius)
Alle deelnemende scholen voelen een grote behoefte aan
technische en didactische ict-scholing voor het gebruik
van digitaal leermateriaal en voor het zelf ontwikkelen en
arrangeren van lesmateriaal. Bij ict-scholing is er weinig
onderscheid tussen de drie verschillende functies van ict
(organisatie, communicatie, leermateriaal/content). Scholing
voor het gebruik van de elo, Wintoets (digitale toetsen) en
digiborden scoort hoog.
Veel scholen realiseren zich dat extra scholing nodig is om
de didactische mogelijkheden en consequenties van digitale
content goed te benutten en te overzien. Daarnaast is iedereen
zich ervan bewust dat het zelf maken van overdraagbaar
leermateriaal speciale kwaliteiten vergt en dat er scholing
voor nodig is. Hetzelfde geldt voor het arrangeren van
leermateriaal – zeker als het breder is dan het materiaal voor
een projectweek of als een aantal lessen methodevervangend
en curriculumdekkend moet zijn.
'Nu is het tijd om beleid te ontwikkelen om het beste leermateriaal te krijgen voor iedere leerling tegen de beste prijs.'
Hans Reiber, voorzitter Innovatieplatform-VO (VO-raad)
tegen de beste prijs, omdat
• het leermiddelenbudget zo goed en verantwoord mogelijk
moet worden ingezet,
• het maken van leermiddelen niet altijd een commerci&euml;le
zaak hoeft te zijn,
• het beschikbaar maken van leermiddelen ook een taak
van docenten moet zijn,
• een goede prijs-kwaliteitverhouding ook voor het
onderwijs een goede maatstaf is,
• de beste prijs ook de beste leermiddelen zal opleveren,
Het beste leermateriaal, omdat
• leerlingen de best mogelijke leerresultaten moeten
bereiken,
• docenten de best mogelijke onderwijsresultaten moeten
bereiken,
• het leerproces van de leerlingen zo goed mogelijk moet
worden ondersteund,
• de technologische mogelijkheden naar beste kunnen
moeten worden ingezet,
• kwalitatief goed onderwijs in een kenniseconomie de
hoogste prioriteit verdient,
voor iedere leerling, omdat
• leerlingen niet allemaal op dezelfde manier leren,
• de motivatie van leerlingen op uiteenlopende manieren
kan worden gestimuleerd,
• leerlingen verschillende toekomstperspectieven hebben,
• talentontwikkeling van leerlingen om variatie vraagt,
• docenten hun inzet beter kunnen afstemmen op de
individuele leerling,
‘Docenten die lesgeven binnen science, sport, kunst
en media geven wij binnen het taakbeleid ruimte.’
(Schoonhovens College)
Hoe worden de werkzaamheden voor het leermiddelenbeleid
ingepast in het taakbeleid? Meestal via de uren voor de
deskundigheidsbevordering of voor het algemene taakbeleid.
Ook haalt men tijd uit de vermindering van het aantal
contacturen. Scholen gaan wel verschillend om met de 160
het beste leermateriaal voor iedere leerling tegen de beste
prijs, omdat
• rijk en gevarieerd leermiddelengebruik leidt tot effectief,
effici&euml;nt en ge&iuml;nspireerd leren,
• scholen de opdracht hebben al het aanwezige talent van
iedere leerling te ontwikkelen,
• voor scholen in velerlei opzicht ‘talenten tellen’ en
‘talenten lonen’,
• talentontwikkeling een belangrijk
verantwoordingscriterium is voor iedere school,
• leerlingen het waard zijn.
deskundigheidsuren (10% van een volledige aanstelling).
Sommige schoolleiders zijn er duidelijk over: ‘Meer bezig zijn
met leermateriaal kan in die uren. Er is geen enkele noodzaak
om docenten verder te faciliteren met contacturen.’ Andere
schoolleiders nemen alles op in het taakbeleid en laten de
invulling van de deskundigheidsuren aan de docent over.
‘Docenten die niet zelf verwerkingsopdrachten
willen maken gaan uit eigen beweging ergens
anders werken.’ (Montaigne Lyceum)
Een aantal scholen meldt dat het zelf willen en kunnen maken
van lesmateriaal een selectiecriterium is bij de werving van
nieuwe docenten.
’Leermiddelenbeleid biedt voor ons mogelijkheden
voor taakdifferentiatie.’(ORS Lek en Linge)
Diverse scholen noemen de mogelijkheid van
functiedifferentiatie. De meeste scholen geloven zeer in de
‘olievlekbenadering’, met name om het gebruik van ict te
bevorderen. Ze benoemen i-coach of e-coaches als voorlopers
op dit gebied. Ook het Liemers College wil in de toekomst
rond leermiddelen taak- en functiedifferentiatie invoeren voor
docenten en onderwijsondersteunend personeel. Bovendien
gaat het leermiddelenbeleid uitdrukkelijk onderdeel uitmaken
van de POP-gesprekken. De Utrechtse school Pouwer maakt
een duidelijk onderscheid in talenten van docenten: ‘Vanuit de
beoordelingscyclus met alle docenten komen drie excellente
docenten (voor het maken van leermateriaal) naar voren.
Twee van hen ontwikkelen zich tot docent-arrangeur en maken
een nieuw geheel van bestaand materiaal voor gebruik door
anderen (van les tot jaarprogramma).’
Inschrijven bij Innovatieplatform-VO
Elke school kan meedoen en lid worden van het
Innovatieplatform-VO. De realisatie van de open
landelijke leermaterialenbank is een kernactiviteit van
het Innovatieplatform. Bij de Open Leermaterialenbank
kan elke school digitaal leermateriaal halen en
beschikbaar stellen. De bank werkt optimaal als alle
scholen meedoen en lid worden. Ruim 140 scholen zijn al
lid van dit samenwerkingsverband. Schrijf uw school ook
in! Het doel is een digitaal leermaterialenbestand ‘van
scholen, voor scholen’. Deze leermaterialenbank ontsluit
collecties digitale leermaterialen voor het VO op &eacute;&eacute;n plek.
Meer informatie: [email protected]. U kunt zich opgeven
bij: www.vo-raad.nl/inschrijven-bij-innovatieplatform-vo
’Keuzes die voorheen bij vakgroepen of individuele
docenten lagen, willen wij nu relateren aan een
gemeenschappelijke visie.’ (Corderius College)
Er gaat op den duur het nodige veranderen in de
besluitvorming ten aanzien van leermateriaal. Pleincollege
Bisschop Beckers: ’Hoewel de docent de expert blijft op
vakinhoudelijk gebied zal de schoolleiding, meer dan
in het verleden, de randvoorwaarden en kaders voor
de leermiddelenkeuze bepalen en bewaken vanuit het
schoolbeleidsplan en de bekostigingsmogelijkheden’.
Bij ORS Lek en Linge zal ook meer sturing vanuit het
management komen op dit gebied. OSG Erasmus wil de
teams meer verantwoordelijkheden geven bij de keuze van
leermiddelen, het al dan niet zelf ontwikkelen/arrangeren
en de keuze van de uitvoerende docent. Het RSG Pantarijn
stelt wel ’aandachtsfunctionarissen’ aan, maar geen eigen
arrangeurs, omdat de school samenwerkt met externe
contentontwikkelaars. En het Schoonhovens College stelt:
’De directie treedt dwingender op bij het goedkeuren van de
boekenlijst. Hiertoe worden de secties gewezen op bestaande
leermiddelendatabanken (om kostenbesparende keuzes te
kunnen maken).’ Het Vincent Van Gogh College noemt ook de
belasting voor het management: ’Het aansturen en initi&euml;ren
van ontwikkelwerk door docenten kost meer tijd en energie
van het middenmanagement. Het vereist namelijk persoonlijke
aandacht en coaching. Hopelijk betaalt het zich uiteindelijk
terug in tevreden personeel.’
37
'Als we meer academici voor de klas willen, moet de
school een werkplek zijn die appelleert aan hun kennis
en vaardigheden. Meer ruimte voor professionaliteit komt
de aantrekkelijkheid van het beroep voor hoogopgeleiden
ten goede.'
Geert ten Dam, rector Instituut voor de Lerarenopleiding
ILO/UvA
De docent weet als professional bij uitstek welk
leermateriaal bij leerlingen werkt. En dus komt het
primaat voor leermiddelen aan de docent toe, uiteraard in
nauw overleg met vakcollega’s en werkgever. In het kader
van de Wet BIO is het nuttig dat de docent zich ook op dit
onderwerp schoolt, om zijn bekwaamheid te onderhouden.
Harry Evers, voorzitter CMHF
d e k w e s t i e leermiddelenbeleid
Wel of niet zel f aan de slag?
Waarom niet zelf ontwikkelen en arrangeren?
Waarom w&eacute;l zelf leermiddelen ontwikkelen en arrangeren?
De pilotscholen noemen drie motieven om zelf aan de slag te gaan:
• ze hebben een afwijkend, eigen onderwijsconcept
• ze willen onderwijs op maat realiseren
• z e willen de deskundigheid van de docenten en hun eigenaarschap van het vak bevorderen
Wel
38
Het afwijkende, eigen onderwijsconcept is het belangrijkste motief. Scholen zoals
bijvoorbeeld het Corlaer College (‘nieuw onderwijsconcept’) en het Stedelijk College
Eindhoven (‘loopbaanori&euml;ntatie, ook in de onderbouw’) vinden het produceren van
leermiddelen noodzakelijk om hun onderwijskundige ambities te kunnen realiseren.
Bij het tweede motief (onderwijs op maat) gaan de scholen ervan uit dat de huidige
beschikbare leermiddelen niet aan dit concept voldoen en dat door de school gemaakte
leermiddelen of gearrangeerde (open) leermiddelen wel tot maatwerk zullen leiden. Een
derde motief noemen bijvoorbeeld het Montaigne Lyceum en UniC. Zelf ontwikkelen leidt tot
deskundigheidsbevordering van docenten en tot een grote mate van eigenaarschap van het
onderwijs van de docenten.
Pilotscholen noemen de volgende motieven om niet (te veel) zelf te gaan ontwikkelen of arrangeren:
• zoeken en aanpassen (arrangeren) van leermiddelen kost tijd
• het ontwikkelen van leermaterialen is een duur en moeilijk voorspelbaar proces
•arrangeren en ontwikkelen van leermiddelen vereist externe deskundigheid, het is een vak apart
Het Calvijn College maakt zich met name zorgen over de tijdsinvestering: ‘Elke docent weet dat
er veel tijd besteed wordt aan vergeefse zoektochten. Eenmaal iets gevonden is er weer tijd nodig
voor het aanpassen van het materiaal, omdat het nooit precies is wat de docent voor ogen had.‘ Het
Baudartius College voegt daaraan toe dat het zelf ontwikkelen/arrangeren van lesmateriaal ook geld
en (externe) deskundigheid vergt. Het College Vos beschouwt zelf ontwikkelen/arrangeren als een
vak apart. De school hecht aan ‘een door een team van professionals (bijvoorbeeld een uitgever)
verzorgde en onderhouden methode’.
Scholen met een rijke ontwikkeltraditie denken genuanceerd over de voor- en nadelen van zelf
ontwikkelen en arrangeren. Het Stedelijk College Eindhoven stelt dat de kosten niet in verhouding
staan tot de aankoop van een of zelfs meerdere nieuwe methoden (die dus goedkoper zijn), terwijl
het ontwikkelproces moeilijk voorspelbaar is. Volgens UniC vraagt ook de kwaliteitsbewaking
van zelf ontwikkeld materiaal aandacht: ”Het materiaal is veelvuldig aangepast en veranderd.
Daarbij is onvoldoende gecheckt of daardoor essenti&euml;le inhouden verdwenen zijn. Dit moet worden
gecontroleerd.”
'Als je systematisch veel leermateriaal gaat maken, is
scholing belangrijk om succes te hebben. Docenten moeten
het eens worden over de didactische opzet en de leerdoelen.
Bovendien stellen docenten en leerlingen hoge eisen aan
lay-out en interactiviteit. Niet iedere docent hoeft trouwens
educatief ontwerper te worden. En niet elke docent wil dat.
Bij het ontwikkelen van leermiddelen heb je de educatief
ontwerpers wel nodig. Zoals je ook andere expertise in de
groep nodig hebt: creatievelingen die goede opdrachten
kunnen maken, nerds die er leuke ict-toepassingen bij
niet
39
maken, boekhouders die bijhouden of alle doelen en
vaardigheden voldoende gevarieerd aan bod komen.
Een leermiddelenbeleid geeft aan hoe de keuzes voor
leermiddelen liggen. Zodat de leerling bijvoorbeeld niet
in de ene les verplicht wordt zelf te onderzoeken of de
antwoorden van de opdrachten goed zijn, terwijl dat bij een
andere docent juist verboden is.'
Nell Toemen, namens Landelijke Pedagogische Centra
(LPC)
39
d e k w e s t i e leermiddelenbeleid
91%
40
89%
81%
81%
79%
76%
75%
Ik werk graag met lesmateriaal dat toetsen ter beschikking stelt.
74%
Ik vind het belangrijk dat mijn leerlingen een leerboek hebben.
74%
Zelf lesmateriaal samenstellen helpt mij om de les voor leerlingen
uitdagend te houden.
72%
Ik zou graag in elk lokaal waar ik les geef beschikken over een
digitaal schoolbord.
71%
Bij leermiddelen van educatieve uitgevers vertrouw ik erop dat ze van
goede kwaliteit zijn.
Docenten verschillen in hoge mate in hun houding ten opzichte van
leermateriaal, zo blijkt uit het LeermiddelMentality-onderzoek. Maar er zijn
ook veel overeenkomsten. Hieronder volgt een aantal uitspraken waarmee
een groot percentage van de ondervraagde docenten instemt.
71%
Ik zou door mijzelf ontwikkelde leermiddelen alleen met anderen delen als
ik er zeker van ben dat het materiaal van hoge kwaliteit is.
67%
Om leermiddelen goed op maat te kunnen maken is bijscholing van docenten
noodzakelijk.
Ik wil mijn vakkennis voortdurend uitbreiden.
65%
Mijn lessen worden beter door de inzet van ict.
64%
Er zitten te veel leerlingen in de klas om met leermiddelen op maat te werken.
63%
Samenwerking met andere scholen bij het ontwikkelen van leermiddelen levert een
hogere kwaliteit van de producten op.
62%
Als ik zelf lesmateriaal kan samenstellen maakt dat mijn onderwijs beter.
62%
Ik vind het wel gemakkelijk dat het leermiddel dat ik gebruik mijn lessen stuurt. 61%
Ik vind het geen probleem om priv&eacute;tijd te investeren in betere lessen.
61%
Ik ben in het algemeen tevreden over de leermiddelen die ik nu gebruik.
59%
Ik zou graag samen met mijn vaksectie aan een verbetering van de lesmethode willen werken.
59%
Mijn lessen moeten gebaseerd zijn op de nieuwste inzichten in mijn vakgebied.
56%
Maatwerk voor de leerling is een voorwaarde voor een goed leermiddel.
52%
Ik werk liever met een lesmethode van een educatieve uitgever omdat ik dan zeker weet dat de doorlopende leerlijn
is gewaarborgd.
van de docenten vindt:
’Een goed
leermiddel
maakt leerlingen
nieuwsgierig’
Ik verwerk graag de actualiteit in mijn lessen.
Een voorwaarde voor goed onderwijs is een goed
leermiddel.
Samenwerking tussen scholen en uitgevers is essentieel
voor goede leermiddelen.
In mijn werk wil ik graag innovatief bezig zijn.
'D&eacute; voorwaarde voor goed onderwijs is de docent die in zijn/haar werk
onderscheid weet te maken tussen doel en middel en zichzelf daarbij als
belangrijkste middel ziet.'
Joost Kentson, voorzitter Lerarenkamer, rector Oosterlicht College
41
d e k w e s t i e leermiddelenbeleid
De
bevlogen docent
Samen denken over en werken met
leermiddelen inspireert docenten &eacute;n
schoolleiding
Trainer
Favoriete docentrollen*
doet iets voor en
verbetert
Instructeur
7%
legt iets uit
12%
38%
Mentor
13%
staat leerlingen
terzijde
30%
Motivator
stimuleert en
inspireert leerlingen
Leermiddelenbeleid starten:
keuze voor top-down of
bottom-up is fiftyfifty
42
Evenveel scholen beginnen het proces
om tot leermiddelenbeleid te komen bij
het management als bij de docenten.
In het eerste geval is vrijwel steeds de
benadering: een klein clubje bereidt het
voor, schrijft idee&euml;n op en gaat daarna
’draagvlak’ cre&euml;ren. vervolgens stelt
het startende groepje de idee&euml;n wel of
niet bij. In het tweede geval (bottom-upbenadering) wordt aan een brede groep
docenten gevraagd wat hun mening is
over de gebruikte leermiddelen en op
welke wijze ze ander leermateriaal willen
gebruiken. Vrijwel altijd zijn er docenten
betrokken bij de werkgroep die het
leermiddelenbeleid formuleert.
Verrijkend en motiverend voor
docenten
Veelal hebben de schrijvers van het
leermiddelenbeleidsplan (meestal
schoolleiders, soms ict-co&ouml;rdinatoren
of teamleiders) uitgebreid aandacht
voor de ontwikkeling van de docent.
‘Leermiddelenbeleid biedt een
mogelijkheid tot profilering en het
verkrijgen van waardering; het zal
waarschijnlijk bijdragen aan een
verhoging van het werkplezier door
de erkenning van de docent als
‘professional’. De school ziet dat vooral
gebeuren als docenten leermiddelen
gaan ontwikkelen‘ (CS Vincent van
Gogh).
Docenten motiveren en beter toerusten
blijkt vaker een van de doelen van het
leermiddelenbeleid. Docenten krijgen
meer inzicht in kerndoelen en eindtermen
en worden meer eigenaar van de stof.
Ook scholing van onderwijsgevenden
op het gebied van ict wordt in veel
leermiddelenbeleidsplannen genoemd.
ORS Lek en Linge ziet leermiddelenbeleid
als iets dat positief uitwerkt voor
docenten. Het uiteindelijke doel ervan
is een hogere leeropbrengst voor
leerlingen &eacute;n een positief werkklimaat
voor docenten: ‘Zoveel mogelijk
eigenaarschap en betrokkenheid cre&euml;ren
als het gaat om het eigen leerproces en
het eigen werk - zowel voor leerlingen als
voor medewerkers‘.
Het is niet altijd duidelijk of docenten
zelf ook graag die rol in het
leermiddelenbeleid willen hebben.
Zeker bij ict is het vaak zo dat er een
voortrekkersgroep is die graag en
meer ict in de lessen wil. Ook op een
Digidacschool als het Krimpenerwaard
College geldt dat de meerderheid van
de docenten ict-gebruik niet hoog op het
wensenlijstje heeft staan.
Schoolleiding aangenaam
verrast
Als de schoolleiding of de werkgroep
leermiddelenbeleid nagaat wat docenten
al doen, en de wensen op het gebied
van leermiddelen inventariseert, dan
is men vaak aangenaam verrast over
hoe creatief en innovatief docenten al
omgaan met hun methoden en overige
leermiddelenkeuze. Het Schoonhovens
College zegt daarover: ‘Tot voor kort
bestond het aanbod van leermiddelen
Coach
geeft opdrachten en
begeleidt
*Bron: Motivaction 2009
voor nagenoeg 100 % uit traditionele
methodes/leerboeken. In toenemende
mate maken secties echter de keuze
voor het aanwenden van andere
leermethodes, op basis van andersoortige
leermiddelen.‘
De docent blijft expert, de
schoolleiding bewaakt
Soms wordt in het leermiddelenbeleid
een nieuwe werkwijze uitgestippeld
of aangekondigd rond leermiddelen,
die gevolgen heeft voor de docent.
‘Hoewel de docent de expert blijft
op vakinhoudelijk gebied, zal de
schoolleiding, meer dan in het verleden,
de randvoorwaarden en kaders voor de
leermiddelenkeuze bepalen en bewaken
vanuit het schoolbeleidsplan en de
bekostigingsmogelijkheden‘ (Pleincollege
Bisschop Beckers). ‘Keuzes die voorheen
slechts aan vakgroepen of individuele
docenten waren voorbehouden
worden nu gerelateerd aan een
gemeenschappelijke visie‘ (Corderius
College).
Het Calvijn College wijst docenten bij
de aanvraag van nieuwe methodes
op de grotere keuzemogelijkheden
voor de sectie &eacute;n brengt het
leermiddelenbeleidsplan onder de
aandacht. Via e-coaches wordt de
belangstelling voor digitale leermiddelen
warm gehouden, maar de school dwingt
de aanschaf van digitale middelen niet
af. In POP-gesprekken en -formulieren
komen aan de orde: ict-vaardigheden,
Wintoets en elo; het selecteren en
gebruiken van digitale leermiddelen.
beamer en digitaal schoolbord.
43
'Docenten professionele ruimte gunnen betekent ook dat zij zeggenschap
krijgen in de keuze van hun leermateriaal of in de aanpassing daarvan',
Annet Kil, voorzitter Stichting Beroepskwaliteit Leraren (SBL)
d e k w e s t i e leermiddelenbeleid
21 Hoe implementeer je een
digitaal toetsprogramma?
Vrijwel alle pilotscholen beschikken over een digitaal
toetsprogramma, meestal Wintoets. Toch gebruiken
docenten het programma niet of nauwelijks. Populaire
manieren om toetsprogramma’s ‘aan de docent’ te
brengen, zijn:
• externe of interne scholing voor docenten, verdeeld
over enkele schooljaren;
• ruimte geven aan pioniers en tegelijk
olievlekwerking bevorderen;
• van elkaar leren door uitwisseling.
Zie ook: http://toetswijzer.kennisnet.nl
22 Regel vroeg
dissidenten en later
consensus
44
‘Durven stoppen’ is het devies van Paul Bordewijk als
het gaat om grote projecten die eigenlijk mislukt zijn..
Waarom stopt men niet?
• niemand durft het nog ermee oneens te zijn
Tip: organiseer je eigen tegenspraak
• iemand is verliefd op het project (en hoopt er
beroemd mee te worden)
Tip: een goed bestuurder reageert vooral op wat
er mis gaat. Groots en meeslepend zijn kan maar
zelden
• men diskwalificeert tegenspraak (we doen het toch
nooit goed)
Tip: blijven luisteren naar klagers
• en ook nog: tunnelvisie, zelfoverschatting,
kennisarrogantie
Tip: blijf zelfkritisch, wees realistisch over risico’s
‘...de neuzen moeten dezelfde kant opstaan. Maar
wanneer in een te vroeg stadium naar consensus
wordt gestreefd en dissidenten hun mening niet
durven of mogen geven, kan dat de oorzaak zijn
van grote mislukkingen.’
(Paul Bordewijk, ‘Rijdende treinen en gepasseerde stations’,
www.paulbordewijk.nl/artikelen/435)
Curriculum en kiezen
'Een eenduidig, voorgeschreven curriculum is er niet. Maar
leraren willen graag meer houvast dan wat er wel formeel
voorgeschreven is: de kerndoelen en eindtermen, die heel
globaal zijn. Voor arrangeren helpt het om een aantal
verschillende voorbeelden van leerlijnen te hebben met
diverse ordeningen van tussendoelen en inhouden.'
Jan van den Akker, directeur SLO
De SLO heeft meerdere instrumenten voor
curriculumontwikkeling en leermiddelen:
Leermiddelenplein
Leermiddelenplein.nl ondersteunt leraren bij het kiezen
van leermiddelen. Er zijn basisgegevens van alle methoden
en leermiddelen voor het voortgezet onderwijs te vinden.
Ook zijn er onafhankelijke beschrijvingen, ervaringen van
leraren en analyses. Het is eenvoudig om leermiddelen te
vergelijken. Sinds kort is het ook mogelijk om Edurep te
doorzoeken. Edurep is een centrale voorziening die (digitaal)
leermiddelen op internet vindbaar maakt, en waar meer dan
dertig onderwijssites met leermiddelen op aangesloten zijn.
Prijsontwikkelingen leermiddelen VO
De site prijzenmethodenvo.slo.nl biedt informatie over de
jaarlijkse gebruikskosten per leerling per methode. Het is
mogelijk de gebruikskosten van methoden te vergelijken,
ook per vakgebied of doelgroep. De site biedt daardoor de
mogelijkheid om een overzicht te krijgen van de gemiddelde
gebruikskosten per leerling per leerjaar voor een bepaalde
boekenlijst.
Leermiddelenmonitor
Het Kenniscentrum Leermiddelen organiseert jaarlijks de
leermiddelenmonitor (zie www.leermiddelenmonitor.nl). Dit
is een onderzoek onder leraren in het primair, speciaal en
voortgezet onderwijs naar het gebruik, trends, kwaliteit en
ontwikkelingen rond (digitale) leermiddelen. De rapporten
van de afgelopen drie jaren bieden inzicht in onderwerpen
als methodegebruik, arrangeren en open en digitale
leermiddelen.
Het 80/20-principe werd in 1897 ontdekt door Pareto (wet van Pareto). Het is het patroon van voorspelbare
onevenredigheid tussen inspanning en resultaat, ofwel: de regel van cruciale factoren.
Het 80/20-denken
helpt bij keuzes voor
scholing en leermateriaal
Het bekende 80/20-denken is gebaseerd op een veelvoorkomend patroon van onevenredigheid tussen
inspanning en resultaat, of tussen oorzaak en gevolg. Het komt zelden voor dat 50% van de inspanning
die je ergens in stopt, ook leidt tot 50% van het gevolg terwijl we dit wel verwachten. Meestal is de
verhouding tussen inspanning en resultaat 70%-30% of zelfs 90%-10%. De volgende voorbeelden zijn
waarschijnlijk herkenbaar:
• 20% van de elo-functionaliteit wordt gebruikt door 80% van de docenten, of 20% van de elofunctionaliteit levert 80% van de meerwaarde van ict aan de kwaliteit van het onderwijs;
• 20% van de leerlingen zorgt voor 80% van de actieve deelname in de klas;
• en ook: 20% van je kleding heb je 80% van de tijd aan. Of 80% van je maaltijden bestaat uit 20% van
je recepten.
Handig denkraam voor keuze
Bij de keuze (en de bijhorende investeringen) voor scholing of leermiddelen is het 80/20-denken een handig denkraam.
Figuur 1 Leermiddelen
30% van het beschikbare leermateriaal draagt voor 70% bij
aan het leren/aan de kwaliteit van het onderwijs. Maar hoe
zijn de percentages precies verdeeld en welk leermateriaal zit
in die 30%? Als we dit weten, dan weten we ook waarin we
het beste kunnen investeren.
leermateriaal
Figuur 2 Ict-scholing
Alle scholen willen investeren in elo-gebruik en ict-kennis van
hun docenten. Maar niet iedereen hoeft alles te weten en te
kunnen om maximaal bij te dragen aan betere leerresultaten
door ict. Het 80/20-denken helpt om uit te vinden aan welke
scholing precies behoefte is.
bijdrage leren
Vormgeving onderbouw
Steeds meer scholen zijn bezig met het veranderen,
vernieuwen en ontwikkelen van de onderbouw. Op www.
slo.nl/voortgezet/onderbouw/themas/vormob vindt u
hulpmiddelen en een methodiek die u kunnen ondersteunen
bij het vormgeven van een samenhangend curriculum.
SLO heeft voor het ontwikkelproces (w.o. initiatie, ontwerp,
implementatie) informatie beschreven en instrumenten
ontwikkeld, zodat scholen aan de slag kunnen met
samenhangend onderwijs. De instrumenten zijn samen met
scholen gemaakt en ge&euml;valueerd.
Tip: doe een 80/20-brainstorm met je sectie om uit te vinden
in welk leermateriaal en in welke kennis je wilt investeren.
Meer informatie
www.the8020principle.com, Richard Koch
elo-functionaliteit
bijdrage gemak/leren
45
d e k w e s t i e leermiddelenbeleid
23 Wat zijn de gevolgen
voor de functie van docent?
Leermiddelenbeleid hangt soms samen met
nieuwe taken voor docenten. Niet iedereen kan
of wil makkelijk iets met ict of met arrangeren of
lesmateriaal ontwikkelen. Op nogal wat scholen
denkt men daarom aan speciale functies, al dan
niet gekoppeld aan LC- en LD-schalen: e-coaches,
i-coaches, expertarrangeurs, docent-ontwikkelaars,
ict-aanspreekpunten. In gesprekken met docenten blijkt
ook dat ze aarzelingen hebben over een specialisatie
rond leermiddelen. ‘Sommigen zijn bang dat hen het
creatieve deel van het werk afgenomen wordt en dat
daarmee de verantwoordelijkheid van de docent voor
de eigen les uitgehold wordt’ (College Vos).
Dat het menens is met het leermiddelenbeleid blijkt
ook uit het feit dat scholen in ‘de gesprekscyclus’, dus
in POP- of functioneringsgesprekken met docenten,
willen bespreken wat goed en wat nog niet goed
gaat, waar het leermiddelen betreft.
24 Cijfers zijn niet leuk!
46
Alle plannen lijden aan ongecijferdheid en dat wreekt
zich in de uitvoering. ’Veel, vaak, weinig, groot,
duur, goedkoop, meestal, gering’, deze woorden,
in combinatie met de termen ‘leermateriaal, docent,
tijd en geld’ zijn terug te vinden in alle plannen.
Onduidelijk blijft wat er precies wordt bedoeld.
25 Het digitaal schoolbord
is een didactisch (en niet een
technisch) hulpmiddel
In de leermiddelenbeleidsplannen komt de didactische
meerwaarde van het digitale schoolbord herhaaldelijk
aan de orde. ‘Het digibord is een belangrijke
aanvulling op de traditionele methode doordat
leerlingen meer geactiveerd kunnen worden’, aldus
het Schoonhovens College. Het Corderius College
constateert dat het digitale schoolbord tot een grotere
productie van leermateriaal leidt. Alle scholen vinden
dat de didactische mogelijkheden van het digitale
schoolbord niet ten volle benut worden.
26
Hebben docenten meer
tijd nodig om te zoeken?
Ja, ze geven aan dat ze te weinig tijd hebben om uit
te zoeken welk leermateriaal beschikbaar en
geschikt is.
27
Is een goed leermiddel noodzakelijk voor goed
onderwijs?
Ja, volgens 81% van de docenten. Maar met een
goed leermiddel kan een docent slecht lesgeven.
Andersom kan met een slecht leermiddel goed les
worden gegeven. Volgens deze redenering telt
uitsluitend de didactische kwaliteit van de docent.
Toch is een goed leermiddel noodzakelijk voor goed
onderwijs. Bijvoorbeeld als de goede docent een
offday heeft, als een les van een collega moet worden
overgenomen, of als de leerling later de leerstof nog
even wil nakijken en zijn toets wil voorbereiden.
28
Wat doen we met het
werkboek?
Het werkboek is een van de meestbesproken
leermiddelen sinds scholen zelf financieel
verantwoordelijk zijn voor de aanschaf van
leermiddelen. Vrijwel alle pilotscholen hanteren de
kaasschaafmethode. Het werkboek is dan het eerst
aan de beurt om de kosten terug te dringen tot € 316
of lager per leerling. Niet alle docenten zijn tevreden
met deze ingreep. Het werkboek zorgt immers voor
structuur, variatie en overzicht. Bij het Schoonhovens
College overleven de werkboeken in de vorm van
klassensets. Nadeel daarvan is dat de leerlingen
niet in deze werkboeken mogen schrijven. Andere
pilotscholen schrappen het fysieke werkboek en
stimuleren de ontwikkeling van werkboekvervangend
materiaal in de elektronische leeromgeving.
29 Wat heb je aan een criterialijst en een gevoelscijfer?
Om kritisch te kunnen kijken naar leermiddelen is
een Programma van Eisen (PvE) cruciaal. Een PvE
is een criterialijst voor de juiste keuze en gebruik
van leermiddelen. Hantering van een PvE leidt in de
praktijk tot verrassende ontdekkingen. Op &eacute;&eacute;n school
scoort bijvoorbeeld een recent ingevoerd leermiddel
een dikke onvoldoende. Het omgekeerde komt ook
voor: leermiddelen die boven verwachting aansluiten
bij de schoolvisie en die aanzienlijk hoger scoren
dan het aanvankelijke ‘gevoelscijfer’ dat men aan het
leermiddel gaf.
30 Wat is 'de extra eis' bij
een PvE?
Een Programma van Eisen (PvE) bevat schoolbrede
(of per vak of leerjaar) uitspraken over leermiddelen,
die aansluiten bij de onderwijsvisie van de school
en bij de formele eisen van de overheid. Het is
een handig instrument bij de aanschaf van nieuwe
leermiddelen en bij de ontwikkeling van eigen
materiaal. Ook speelt het een belangrijke rol bij
de evaluatie van gebruikte leermiddelen. Het aantal
eisen per PvE varieert per pilotschool. Een handzaam
en overzichtelijk aantal is tien. Maar vergeet niet ‘de
elfde eis’, namelijk de specifieke eis op het niveau van
een vak, een schooltype en een leerjaar. Bijvoorbeeld
‘practicumopdrachten bij biologie in de bovenbouw’
of ‘digitaal rt-materiaal voor spelling bij Nederlands in
leerjaar 1’.
31 Welke technische
hulpmiddelen zijn er voor
zelf arrangeren?
De elektronische leeromgeving (elo) is het populairst
onder de pilotscholen. Het Liemers College en het
Atlas College kwalificeren de elo respectievelijk als
‘platform’ en ‘knooppunt’ voor digitaal leermateriaal.
Specifieke ontwikkeltools zijn er ook. Zo gebruikt het
Oranje Nassau College de Lessenmaker, terwijl SG
Dalton Voorburg met Lectora en Hot Potatoes werkt.
Meer dan twintig verschillende auteurstools:
http://digitaalleermateriaal.kennisnet.nl/auteurstools.
32 Hoe bewaak je de
kwaliteit?
Dat kan het beste met een Programma van Eisen (PvE).
Bij voorkeur een PvE dat ontwikkeld is op basis van
ervaringen van leerlingen, docenten en management.
Pilotscholen zijn tevreden over de uitkomsten van
leerlingen- en docentenenqu&ecirc;tes. Enkele pilotscholen
pleiten voor aanvullende maatregelen om meer grip te
krijgen op de kwaliteit van leermiddelen. Bijvoorbeeld
door een cursus te volgen over het beoordelen
van educatieve software, door presentaties
van de aanbieders te organiseren, of door een
leermiddelspecialist uit te nodigen. Vergeet vooral niet
de medewerker kwaliteitszorg erbij te betrekken.
Zie ook het onderdeel Kwaliteitsbewaking op
www.leermiddelenvo.nl. En heel handig is de
Handreiking kwaliteit digitaal leermateriaal van
Kennisnet: www.kennisnet.nl
33 Is kleur duur?
Deze vraag komt vaak terug als het gaat over de
prijs van methoden. Maar ‘glossy’ is niet duur, want
methoden worden in hoge oplage in Azi&euml; gedrukt.
Het scheelt nauwelijks met zwart-wit.
34
Hoe schrijf je zelf
goede leerteksten en
opdrachten?
Het Montaigne Lyceum schrijft vooral
verwerkingsopdrachten voor een vak, vakoverstijgend
of voor een thema. Deze opdrachten moeten
contextrijk zijn. De school raadt het schrijven van
leerteksten af: het kost veel tijd en geld. Net als het
Montaigne Lyceum adviseren verschillende andere
scholen om de methode te gebruiken voor goede
leerteksten. Het Oranje Nassau College heeft concrete
aanwijzingen geformuleerd voor het schrijven van
teksten voor leerlingen: gebruik het lettertype Comic
Sans, hanteer eenvoudige taal en gebruik niet teveel
bijvoeglijke naamwoorden.
35 Is zelf ontwikkelen
kostenbesparend?
Het antwoord van het Stedelijk College Eindhoven
op deze vraag is negatief: ‘De kosten staan niet in
verhouding tot de aankoop van een of zelfs meerdere
nieuwe methoden. Het is ook niet precies te overzien
wat een ontwikkeling die je ingaat, kost. Je dient
een startkapitaal te hebben.’ Vrijwel alle pilotscholen
noemen de hoge kosten van zelf ontwikkelen, in euro’s
dan wel in fte’s. Toch verwacht het Corderius College
een kostenbesparing van € 10.000 per jaar: ‘Het
vervangen van werkboeken door eigen materiaal
lijkt lonend te zijn, waarbij de besparingen de kosten
dekken.’
47
d e k w e s t i e leermiddelenbeleid
Op www.durvendelendoen.nl van het
Innovatieproject vindt u verschillende publicaties die
bruikbaar zijn voor uw onderwijspraktijk.
38 Hoeveel functies heeft
Ja. Zelf ontwikkeld materiaal bestaat vaak uit
opdrachten die in omvang en complexiteit neigen naar
een project, prestatie of webquest, niet zelden met
een vakoverstijgend karakter. Leerlingen gebruiken
verschillende informatiebronnen, werken toe naar een
product voor een publiek en passen uiteenlopende
vaardigheden ge&iuml;ntegreerd toe. Methodes van
educatieve uitgevers leggen de nadruk meer op het
aanleren van nieuwe kennis en (deel)vaardigheden en
de verwerking daarvan. Methodes bevatten bovendien
docentenhandleidingen, toetsen, een antwoordenboek
en extra oefen- en differentiatiemateriaal.
Veel! Deze werkwoorden geven de functies het beste
weer:
• activeren
• motiveren
• afstandsleren
• plannen
• arrangeren
• presenteren
• communiceren
• toetsen
• differenti&euml;ren
• tijdsonafhankelijk leren
• feedback geven
• vervangen van het boek
• flexibiliseren • uitdagen
• leren op maat • werk inleveren
• moderniseren
• zelfstandig leren
ander lesmateriaal dan
educatieve uitgevers?
Het Innovatieproject van de VO-raad stimuleert en
faciliteert kwaliteitsverbetering in het voortgezet
onderwijs. Zo worden innovaties van scholen
in de praktijk wetenschappelijk onderzocht en
onderbouwd. Het project bevordert daarnaast het
delen van kennis tussen scholen.
48
36 Ontwikkelen scholen
Wilt u de
onderwijskwaliteit
op uw school
verbeteren?
een elo?
37 Vullen lesmateriaal van
scholen en uitgevers elkaar
aan?
Nee. Leerpsychologen en onderwijskundigen
benadrukken het belang van een volledige leercyclus.
Daarbij sluiten de (doorgaans vier) leerfasen nauw op
elkaar aan, zowel in tijd als inhoudelijk. In de ABCDtypologie van Neuner (zie schema) is zelf ontwikkeld
materiaal relatief vaker gefocust op C en D, oftewel
op de (geleide) toepassing en de transfer. Producten
van educatieve uitgevers richten zich relatief vaker
op A en B. Zolang zelf ontwikkelde leermiddelen van
scholen de nadruk leggen op integreren en toepassen
en uitgevers op onthouden en begrijpen, is er geen
volledige, samenhangende leercyclus. Het is dus zaak
om af te stemmen, zowel in tijd als op inhoud.
Dan bent u
geschikt
ongeschikt
voor praktijkonderzoek
39
Wat is een goede
ict-infrastructuur?
De ict-infrastructuur moet volgens de beleidsplannen
aan vele eisen voldoen:
• voldoende goed werkende computers
• snelle inlogprocedures
• voldoende internetbandbreedte
• gefilterd internet
• betrouwbare server
• goed alternatief bij stroomstoringen
• hulp- en storingsdienst/laptopdokter
• vandalismebestendig
• draadloos netwerk
• voldoende stopcontacten voor laptops
• een lange accuduur van laptops
• voldoende werkende, digitale schoolborden
Ervaringen op de pilotscholen wijzen uit dat bij
docenten het draagvlak gering en de teleurstelling
groot is als aan deze voorwaarden niet is voldaan.
Neuner oefentypologie of
ABCD-model
Kolbs leercyclus
Ebbens' vier typen
leeractiviteiten
C.F. van Parrerens vier soorten
leren
A input
B reproductie
C geleide toepassing
D transfer
concreet ervaren
reflectief observeren
abstract conceptualiseren
actief experimenteren
Onthouden
Begrijpen
Integreren
Toepassen
inzichtbevorderend leren
verwerven feitenkennis
memoriseren
vorming automatismen
toepassen, intergreren
'Conrector van Willem Lodewijk Gymnasium
Everdine van der Velden: Onderzoek maakt eens te
meer duidelijk dat we in het onderwijs nooit klaar
zijn, dat iedereen blijft leren. Zo’n cultuur is goed
voor de onderwijskwaliteit.'
'Je kunt wel in de wandelgangen zeggen “het gaat
niet meer met die leerling”, maar dan vragen
onderzoekers: waar kijk je precies naar?’, aldus
docent Bas Wilmer van Scholengemeenschap St.
Ursula over het praktijkonderzoek.'
onthouden, begrijpen
illustratie: Maartje Kunen
49
d e k w e s t i e leermiddelenbeleid
50
Onderzoek
gaat door
Universiteit Twente
zocht uit wat we
weten over welk
soort digitale
toepassing werkt
Wetenschappelijk
onderzoek van de
laatste vijf jaar over
leermiddelen in het
voortgezet onderwijs
laat zien dat we
veel weten, maar
ook dat veel vragen
onbeantwoord
zijn. Opmerkelijk
is dat er nauwelijks
effectstudies zijn
naar leermiddelen
in het algemeen, er
is vooral onderzoek
gedaan naar digitale
toepassingen. Er is
nog behoefte aan
onderzoek naar de
vraag welk middel
het beste kan worden
ingezet bij welke
leeractiviteit. In
afwachting daarvan
alvast een overzicht
van de resultaten
tot nu toe &eacute;n van de
vervolgvragen.*
* Bron: Voogt, J., &amp; Pareja Roblin, N. (2010). De
effectiviteit van ICT-toepassingen in het vo: een
literatuurstudie [Effectivity of ICT applications in
secondary education: A review of the literature],
uitgevoerd in opdracht van de VO-raad. Enschede:
Universiteit Twente; www.leermiddelenvo.nl.
Spraakverwarring
Een bekend probleem bij
digitale leermiddelen is dat er
spraakverwarring optreedt. De
Universiteit Twente hanteert de
volgende definities (oplopend in
complexiteit):
1 multimediapresentatie: presentatie
van informatie in een combinatie
van tekst, graphics, audio
en video. Bijvoorbeeld een
presentatie met het digibord, of
webquests;
2 interactieve oefeningen:
gestructureerde oefeningen met
onmiddellijke feedback
en/of informatie die stap voor
stap wordt ge&iuml;ntroduceerd en
afgewisseld met testjes, om
na te gaan of de informatie is
begrepen. Bijvoorbeeld software
om woorden mee te leren;
3 simulatie: software die de
werkelijkheid imiteert. De leerling
kan de situatie manipuleren om
relaties in de werkelijkheid beter
te begrijpen. Veelgebruikt bij
sciencevakken;
4 games: expliciete leerdoelen
worden nagestreefd in een
elektronisch interactief spel;
5 virtuele omgeving: een
driedimensionale wereld met
geluid en illustraties in een
spelomgeving, waarin leerlingen
met anderen online samenwerken
aan de ontwikkeling van de
virtuele wereld.
Antwoordkastjes in de klas
scoren
De televisieomroep BNN gebruikt ze
tijdens de nationale IQ-test: kastjes
waarmee het studiopubliek antwoord
geeft op vragen. In de Verenigde
Staten worden deze clickers of
personal response devices ingezet
tijdens instructies op scholen. De
docent stelt vragen om te peilen of de
groep de uitleg begrepen heeft. Ook
leerlingen die normaal gesproken
niet snel hun hand opsteken worden
op deze manier uitgedaagd om
mee te doen. De reacties van de
leerlingen worden (anoniem) via de
antwoordkastjes geprojecteerd op het
digibord. De docent kan de instructie
hierop aanpassen. Onderzoek toont
aan dat leerlingen die met behulp
van deze kastjes actief meedoen, bij
toetsen hoger scoren dan de leerlingen
die dit niet doen. Bij jongens blijkt
dit verschil overigens groter dan
bij meisjes. Waarom dat zo is, weet
men nog niet. Ook is gebleken dat
leerlingen die tijdens de instructie de
clickervraag correct beantwoorden, een
grotere kans hebben om deze vraag
ook bij de toets juist te beantwoorden.
Een zinvolle multimediagadget.
Bron: King, D. B., &amp; Joshi, S. (2008). Gender Differences in
the Use and Effectiveness of Personal Response Devices.
Journal of Science Education and Technology, 17(6), 544552.
Jongens en meisjes leren
evenveel
Meestal is de reactie van jongens
op een computerspel enthousiaster
dan die van meisjes. Jongens hebben
vaak ook meer ervaring met en
kennis van digitale spelletjes. Griekse
onderzoekers vroegen zich daarom
af of jongens ook meer leren van een
computerspel. Hun onderzoek bracht
aan het licht dat de leerresultaten van
jongens niet significant verschillen
van die van meisjes. Beide groepen
bleken evenveel motivatie te hebben
om een (educatief) spel te spelen. Niet
alleen maar toys voor boys dus.
Bron: Papastergiou, M. (2009). Digital Game-Based
Learning in high school Computer Science education:
Impact on educational effectiveness and student
motivation. Computers &amp; Education 52(1): 1-12.
Digitaal werkt bij
onderzoeksgerichte leerstijl
Dat leerlingen verschillende
leerstijlen hebben die hun resultaten
be&iuml;nvloeden, was al bekend. Maar
hoe be&iuml;nvloeden die stijlen het
leren met digitale middelen?
Isra&euml;lische onderzoekers ontdekten
twee verschillende leerstijlen bij
leerlingen die via een simulatie
meer te weten moesten komen over
genetica: een onderzoeksgerichte
en een taakgerichte leerstijl. De
onderzoeksgerichte leerlingen
waren in staat om de kernvragen
van genetisch onderzoek naar boven
te halen, terwijl de taakgerichte
leerlingen bleven steken op de
procedurele uitvoering van de
51
d e k w e s t i e leermiddelenbeleid
simulatie. De eerste groep deed
dan ook meer genetische kennis op
dan de tweede. De onderzoekers
concludeerden dat bij simulaties de
begeleiding van docenten cruciaal is
om iedere leerling voldoende te laten
leren.
Bron: Gelbart, H; Brill, G; Yarden, A. (2009). The Impact
of a Web-Based Research Simulation in Bioinformatics on
Students’ Understanding of Genetics. Research in Science
Education, 39(5): 725-751.
Slimme leerling wil ander
leermateriaal
52
Natuurlijk is de eerste vraag bij
de selectie van leermiddelen of de
leeractiviteit past bij het leerdoel.
Vervolgens is het ook belangrijk om
te kijken naar de vormgeving van
het materiaal. Het was al bekend dat
tekst en illustraties beter werken
dan tekst alleen, en dat illustraties
dicht bij de corresponderende tekst
moeten staan. Bovendien werkt het
bij digitaal leermateriaal beter om de
tekst te presenteren in spreektaal,
in plaats van in schrijftaal. Nu
blijkt uit onderzoek ook een groot
verschil in de ontwerpeisen voor
hoog- en laagpresterende leerlingen.
Laagpresterende leerlingen hebben
veel baat bij telkens terugkerende
iconen, een simpele navigatie, bij
checkvragen met antwoorden en
bij veel voorbeelden. Voor hen kan
de stof het beste duidelijk in tekst
worden uitgelegd in plaats van het
te presenteren met ingewikkelde
(3D)-illustraties. Hoogpresterende
leerlingen hebben baat bij veel
navigatiemogelijkheden in het middel
en bij toegang tot internet, zodat
ze zelf hun leren kunnen sturen.
Ze hebben weinig behoefte aan
voorbeelden (meer van hetzelfde),
maar eerder aan analogie&euml;n
(vergelijkingen als uitbreiding op de
behandelde stof). Deze multimediaontwerpeisen wijken overigens
nauwelijks af van de eisen die aan
‘gewone’ leerboeken worden gesteld.
Bron: Luik, P., Mikk, J. What is important in electronic
textbooks for students of different achievement levels?
(2008) Computers and Education, 50 (4), 1483-1494.
Virtueel leren alleen voor
oudere jongeren
Hoezo kunnen leerlingen
multitaskend leren?
Wie kent ze niet: toekomstvisies
waarin een virtuele schoolomgeving
als d&eacute; vorm van onderwijs in de 21ste
eeuw wordt beschreven. Het maakt
onderwijs op maat mogelijk, met
bovendien een breder (betaalbaar)
curriculum doordat samenwerking
met andere scholen makkelijker
is. Maar werkt het ook? Kunnen
leerlingen zoveel zelfstandigheid wel
aan?
Uit onderzoek onder virtuele
schooldeelnemers blijkt dat succesvolle
cursisten aan een groot aantal
kenmerken moeten voldoen. Ze zijn
onafhankelijk van anderen, intrinsiek
gemotiveerd, weten hun tijd goed te
organiseren, bestuderen gemakkelijk
teksten en zijn handig met de
computer. Volgens de onderzoekers
zijn dit typische kenmerken van
een volwassen persoon. Zij vragen
zich af welke rol volwassenheid en
leeftijd speelt bij het wel of niet
succesvol deelnemen aan een virtuele
leeromgeving. Het antwoord op die
vraag weten we nog niet. Wordt
vervolgd dus...
Men stelt ouders gerust als hun kind
huiswerk maakt met een iPod in het
oor, de televisie op de achtergrond en
de computer en de telefoon binnen
handbereik. Leerlingen van nu
kunnen dat, zegt men. Sterker nog,
deze manier van multitaskend leren
past bij de ZAP-generatie. Recent
onderzoek van de Stanford University
onder studenten toont aan dat ouders
zich misschien terecht zorgen maken.
De resultaten van een experiment
laten zien dat studenten die eraan
gewend zijn tegelijkertijd diverse
media te bedienen (de veelgebruikers)
meer afgeleid worden door irrelevante
prikkels uit de omgeving en door
irrelevante gedachten tijdens een
multitasktest. Hierdoor presteren
zij slechter dan de lichte gebruikers.
Het lijkt erop dat de attitude van
veelgebruikers om alles bij te houden
ook tijdens het leveren van een
prestatie doorgaat, met een lagere
prestatie als gevolg.
Bron: Barbour, M. K. and T. C. Reeves (2009). The reality
of virtual schools: A review of the literature. Computers &amp;
Education 52(2): 402-416.
Bron: Ophir, E., Nass, C., &amp; Wagner, A.D. (2009). Cognitive
control in media multitaskers , PNAS 15 september 2009
106:15583-15587, www.pnas.org/content/106/37.toc , www.
scribd.com/doc/19081547/Cognitive-control-in-mediamultitaskers.
40 Een laptop voor € 100?
Laptops kunnen voor € 100 per jaar worden
afgeschreven over een periode van drie of vier
jaar, afhankelijk van het type. De kosten van
de laptopaanschaf worden door verschillende
pilotscholen betaald uit de lumpsumvergoeding
voor leermiddelen. Als gevolg hiervan spendeert de
school jaarlijks € 100 minder aan leermiddelen. De
bezuiniging op de aanschaf van leermiddelen wordt
gecompenseerd door te verwachten besparingen als
gevolg van het zelf ontwikkelen van leermateriaal
binnen het taakbeleid. Ook is de aanschaf van
laptops mogelijk door te besparen op desktops en
beheer en onderhoud van de vaste computers. E&eacute;n
pilotschool kiest ervoor om de financiering van laptops
via de (vrijwillige) ouderbijdrage plaats te laten
vinden.
41 Waarom wordt de elo
nog zo weinig gebruikt?
Docenten kennen niet alle gebruiksfuncties, de
techniek laat verstek gaan, of er is onvoldoende
content. Meestal is het een combinatie van deze drie
factoren. Ook volstaan kant-en-klare elo’s niet altijd.
Onder andere UniC, het Montaigne Lyceum en het
Liemers College hebben het initiatief genomen om een
elo op maat voor hun school te maken.
42 Mislukking is geen
Dyslectisch digitaal leren gaat
beter zonder plaatjes
gezichtsverlies
Je zou verwachten dat een dyslectische
leerling baat zou hebben bij digitaal
leermateriaal met veel illustraties.
Het tegendeel lijkt waar. Dyslectische
leerlingen presteerden met tekst en
illustraties slechter dan met alleen
tekst. Misschien komt dit doordat
dyslectische leerlingen hun inmiddels
aangeleerde strategie&euml;n inzetten
als ze met alleen tekst worden
geconfronteerd? Echt begrijpen doen
de onderzoekers het niet. Ze willen
daarom verder onderzoek doen naar de
wijze waarop dyslectische leerlingen
omgaan met digitaal leermateriaal.
Wie zich inzet voor beter onderwijs en deels in
eigen tijd mooie dingen ontwikkelt voor leerlingen
zal niet snel zeggen dat het niet gelukt is. Toch is dat
meestal leerzamer en zeker geen gezichtsverlies.
De bakens verzetten als blijkt dat dat moet, is een
teken van wijsheid. Bijvoorbeeld: ‘De auteurs waren
grotendeels van de scholen afkomstig. Dit bleek in de
praktijk onvoldoende kwaliteit op te leveren. Daarom
is besloten het komend jaar voornamelijk te gaan
werken met externe auteurs.’(UniC)
Meer informatie: www.briljantemislukkingen.nl.
Bron: Alty, J.L., Al-Sharrah, A., &amp; Beacham, N. (2006).
When humans form media and media form humans:
An experimental study examining the effects different
digital media have on the learning outcomes of students
who have different learning styles. Interacting with
Computers, 18, 891–909.
'Ict werkt wel in
laboratoriumsituaties maar om het
te implementeren moet het passen
in de vakdidactische bagage van de
docent. Ge&iuml;soleerde ict-cursussen,
daar geloof ik niet in. Ik vind het
verbazingwekkend dat er nog zo
weinig effectstudies zijn gedaan naar
serious gaming en simulaties.'
Joke Voogt, hoofddocent
vakgroep curriculumontwerp en
onderwijsinnovatie, Universiteit
Twente
43 Mogen scholen de
ouderbijdrage gebruiken
voor eigen materialen?
Nee. De school heeft de plicht om ook de zelf
ontwikkelde leermaterialen ‘om niet’, oftewel gratis,
beschikbaar te stellen. Dat betekent dat bijvoorbeeld
ook de verzendkosten of kopieerkosten van deze
leermiddelen voor rekening van de school zijn. De
brochure Uw bijdrage aan de schoolkosten is te
vinden op www.minocw.nl/documenten/95750b.pdf.
44 Mogen scholen
de ouderbijdrage gebruiken
voor laptops?
Ja. De laptop valt onder dezelfde categorie als ‘atlas’
of ‘rekenmachine’, oftewel leermiddelen waarvoor
een bijdrage aan ouders mag worden gevraagd. Voor
deze kosten gelden drie belangrijke voorwaarden:
• ouders kunnen nooit tot aanschaf verplicht worden;
• de medezeggenschapsraad moet instemming verlenen;
• scholen treffen een voorziening als ouders zelf geen
laptop kunnen of willen bekostigen.
45 Top 3 van gewenste
scholing
Alle scholen willen graag ontwikkel-, arrangeer-,
ict-technische en ict-didactische vaardigheden van
docenten op een hoger niveau brengen. Hiertoe
moeten docenten geschoold worden. Over de wijze
waarop laat zich uit de beleidsplannen de volgende
top 3 optekenen:
1 collegiale consultatie met olievlekwerking,
sneeuwbal- en vliegwieleffecten;
2 deskundige collega’s als interne trainer ( i- en e-coaches);
3 externe deskundige als trainer en/of adviseur in de
startfase, het liefst om interne deskundigen op te
leiden.
Bij ingrijpende innovaties, zoals het zelf maken van
onderwijsmateriaal, verdient een externe deskundige
de voorkeur.
53
d e k w e s t i e leermiddelenbeleid
Samen in Wikiwijs
46 Mogen scholen de
lumpsumvergoeding
gebruiken voor laptops?
Ja. De verhoging van de lumpsum met € 316 per
leerling per leerjaar (peiljaar 2009-2010) is niet
geoormerkt en mag overal aan besteed worden,
dus ook aan een laptop. Zie: www.minocw.nl/
gratisschoolboeken.
47 Welke uren inzetten
voor arrangeren en ontwikkelen?
54
Het Calvijn College en het Corderius College willen
een deel van het leermiddelenbudget besteden aan
docenturen voor het ontwikkelen en/of arrangeren
van leermateriaal. Docenten die lesgeven binnen de
specialisaties science, sport, kunst &amp; media krijgen
op het Schoonhovens College binnen het taakbeleid
ruimte om samen leermiddelen te ontwikkelen
voor deze specialisaties. Het Oranje Nassau
College reserveert twee fte’s voor het ontwikkelen
van leermateriaal ten gunste van de teams en de
Onderwijsvernieuwingsco&ouml;peratie. Tot slot worden
door diverse pilotscholen uren verkregen binnen de
10% van de aanstellingsnorm die gereserveerd is
voor deskundigheidsbevordering.
48 Intern of een
extern boekenfonds?
Een van de pilotscholen (1100 leerlingen) heeft
uitgerekend wat voordeliger is: een intern of een
extern boekenfonds. De berekening wijst uit dat
na ruim twee jaar de extra aanloopinvesteringen
van een intern boekenfonds zijn terugverdiend,
waarna het voordeel ongeveer € 30.000 per jaar
bedraagt. De school is daarom overgegaan op
een intern boekenfonds. In de berekening zijn de
volgende prijsfactoren meegewogen: rentederving,
inflatievoordeel, verhuurrechten, verzekering,
administratieve verwerking, btw-constructie, facilitaire
kosten en bemensing.
In opdracht van het Ministerie van OCW ontwikkelen
Kennisnet en het Ruud de Moor Centrum (RdMC/OU)
Wikiwijs, een databank met leermiddelen voor en
door docenten. Na een proeffase gaat in het schooljaar
2010/2011 de definitieve versie van start. Actuele
informatie vindt u op www.wikiwijs.nl
Wat in 2019?
Vroeger was niet alles beter
Frans Schouwenburg, sectormanager po en vo Kennisnet
'Als het onderwijs maatwerk wil leveren, heeft elke docent en
elke leerling in ieder geval een laptop nodig. Als de leerling
centraal staat, heb je laptops als hulpmiddel hard nodig.
Leermiddelenbeleid is onderdeel van de onderwijsvisie van de
school. Het is daarom logisch dat je geen stappen kunt zetten
om het leermiddelenbeleid in te vullen, zonder dat je eerst
weer eens grondig kijkt naar de missie die de school heeft.
Wat voor school willen we zijn? Hoe willen we onze leerlingen
laten leren? Welke didactische keuzes horen daarbij? Welke
leermiddelen horen hierbij? Een andere vraag is hoe de inzet
van ict een nuttige bijdrage kan leveren aan het invullen van
het leermiddelenbeleid. Dat is geen vrijblijvende vraag, want
inmiddels is door de Vier in Balansmonitor (2009) aangetoond
dat bij juist gebruik ict het leerrendement verhoogt. Dit
onderzoek is beschikbaar via http://onderzoek.kennisnet.nl/
vierinbalans.
Met het initiatief Wikiwijs hopen we dat we in de komende jaren
grote hoeveelheden vrij te gebruiken leermaterialen kunnen
ontsluiten, zodat docenten alternatieven of aanvullingen voor
hun methode kunnen vinden. Dat maakt het mogelijk dat
scholen bij hun leermiddelenbeleid uit rijkere bronnen kan
putten, met allerlei aantrekkelijke neveneffecten. Zo kan in
een school een aantal nieuwe specialismen gaan ontstaan voor
docenten en andere medewerkers: leermiddelenco&ouml;rdinatoren,
leermiddelenarrangeurs, digibordcoaches en ga zo maar door. Het
is geen eenvoudig pad, want er zitten nog vele haken en ogen aan
de ontwikkelingen in de komende jaren. Een gevarieerd beeld op
al die verschillende visies, moeilijkheden en mogelijkheden van
bruikbaar digitaal leermateriaal is te lezen in de essaybundel
Hier heb ik niets aan die u kunt downloaden (pdf) op http://
digitaalleermateriaal.kennisnet.nl/publicaties/essaybundel.'
Jos Kusters, directeur Ruud de Moor Centrum/OU
'Docenten hebben bijscholing nodig om leermiddelen op maat te
maken, vooral als ook nog eens de eis wordt gesteld dat andere
docenten deze materialen moeten kunnen (her-)gebruiken. Dit
legt extra druk op de ontwikkelvaardigheden van docenten. Wij
pleiten voor een team- of groepsgerichte scholingsaanpak waarbij
collega’s op de werkplek samenwerken.
Via http://portal.rdmc.ou.nl stellen we daarvoor al instrumenten
beschikbaar. De Feedbackscan brengt bijvoorbeeld via een
digitale vragenlijst een dialoog op gang tussen leerkracht en
leerling, terwijl Palet VO de dagelijkse onderwijspraktijk in
videoclips heeft vastgelegd, met good en interesting practices.'
55
Van gadget naar gemak
De mobiele telefoon, beamer en computer hebben zich
razendsnel ontwikkeld. Alle superlatieven gaan op voor deze
digitale producten: sneller, compacter, betaalbaarder, beter,
lichter. De apparaten hebben ook nog een ander kenmerk:
het duurt even voordat een praktisch gebruik ervan door een
grote groep mensen vanzelfsprekend is. Eerst zijn er alleen de
liefhebbers, dan de statusgevoeligen, vervolgens de gebruikers
die het zich financieel kunnen permitteren. Maar uiteindelijk
worden de producten massaal gebruikt en raakt iedereen
eraan gewend, tot het niet meer opvalt. Niet de gadgetstatus
maar het gemak gaat tellen.
Gebruiksvriendelijker en
praktischer
Technische producten worden vanzelf gebruiksvriendelijker.
De onhandelbare grote, langzame, storingsgevoelige en dure
beamer wordt kleiner, sneller, storingsvrijer en goedkoper
zodat meer lokalen kunnen worden voorzien. Vervolgens
‘verdwijnt’ de beamer omdat hij integreert met het schoolbord
en de computer. De beamer is niet enkel een technisch
ding meer, maar onderdeel van een educatieve drieslag:
computer, bord en lichtbron, oftewel: het digitale schoolbord.
De techniek wordt onzichtbaar. Een mobiele telefoon of een
mp3-speler wordt niet meer ervaren als een computer met
hard- en software, maar als een communicatiemiddel of een
muziekspeler.
Kijk mee vooruit met de
tijdbalk
Wanneer is een leermiddel een gadget en wanneer wordt
het een handig hulpmiddel? Met de tijdbalk kunt u zelf de
volgende stap zetten. What’s up next?
d e k w e s t i e leermiddelenbeleid
TOEKOMSTb a l k
Tijdbalk leermiddelen en ict
midden en eind jaren 90
Multimediaal leren
De term COO legt het af tegen
multimediaal leren. Methodes zijn
multimediaal en bevatten beeld,
geluid en computeroefeningen op
een diskette of cd-rom. Methodes
worden multimediamethodes
genoemd. Een beamer kost
ongeveer € 10.000.
jaren 70 en 80
Video-onderwijs en
talenpracticum
De video en het
talenpracticum maken
een nieuwe manier
van leren mogelijk.
De video is via
verrijdbare karren
in de hele school
beschikbaar, terwijl het
talenpracticum aparte
spreek- en luisterunits
voor leerlingen biedt.
Voordelen: effectief,
effici&euml;nt, motiverend,
levensecht, interactief,
individualisering
(maatwerk),
differentiatie (tempo en
niveau) en een nieuwe
rol voor de docent.
januari 2010
Van desktop naar laptop naar
netbook
Een netbook met 1 gigabyte
intern geheugen en 160
gigabyte opslagcapaciteit,
ingebouwde webcam en
netwerk- en videokaart is
zo’n 100 keer sneller, 20 kilo
lichter en 10 keer goedkoper
dan een computer van
twintig jaar geleden. Een
beamer kost ongeveer € 500
tegenover € 10.000 in 1995.
begin jaren 90
COO computerondersteund onderwijs
De term computerondersteund onderwijs
(COO) raakt ingeburgerd. COO heeft
dezelfde voordelen als video-onderwijs en het
talenpracticum. Zie ‘jaren 70 en 80’. &acute;Drill-andpractice&acute;-programma’s en tutorials overheersen
in de ‘courseware’. Verwachtingen van
aangekondigde simulaties en adventures zijn
hooggespannen.
E-reader en
docentenlaptops
Steeds meer leerlingen
raadplegen lesmethodes
en leerteksten op hun
e-reader. Het gewicht van
een gemiddelde rugzak is
meer dan 50% gedaald.
Iedere docent heeft een
laptop.
De elektronische
leeromgeving is
onzichtbaar
Docenten gebruiken de
elo als vanzelfsprekend
hulpmiddel, net als een
internetbrowser, PowerPoint
of Word. De elo wordt voor
de leerlingen ingezet als dat
nodig is, of als het voor de
docent zelf handiger is.
Alles in &eacute;&eacute;n apparaat
E-reader, laptop, video- en
fotocamera, mp3- en dvd-speler,
mobiele telefoon en onbeperkt
draadloos internet zijn in &eacute;&eacute;n
apparaat beschikbaar voor € 200
inclusief een servicecontract voor
twee jaar.
56
57
1970
1980
midden en eind jaren 80
Computer, overheadprojector en beeldplaat
Een computer zonder harde schijf maar met twee
floppydiskdrives kost ongeveer € 1.500 en vervangt
de elektronische typemachine. Met beeldplaat en een
overheadprojector kan een computerscherm op een groot
wit scherm worden geprojecteerd.
jaren 90
Whiteboard
Een whiteboard is een
stofvrij alternatief voor het
traditionele schoolbord en
daardoor geschikt voor
computerlokalen.
1990
2000
vanaf 2000
Methodes met eigen
website
Methodes van
educatieve uitgevers
zetten de cdromoefeningen
online op een
methodewebsite. De
methodewebsite gaat
over naar een volledig
digitale methode.
Anno 2010 zijn er
ruim 700.000 digitale
pagina’s beschikbaar.
2010
2012
2013
2014
Digitale didactiek
Digitale didactiek is een basisvak op
de pabo en in de 1e- en 2e-graads
lerarenopleidingen, terwijl docenten
zijn bijgeschoold door enthousiaste
collega’s.
vanaf 2007
Digitaal schoolbord
Technische en didactische mogelijkheden van het
digitaal schoolbord worden verkend. Het digitaal
schoolbord wordt ook wel elektronisch schoolbord,
digibord, smartboard en active board genoemd.
2015 2016 2017 2018 2019
Eigen open
leermiddelen met
leerstoflijnen
Een meerderheid van
de docenten heeft
een onlinedatabase
met gearrangeerd
en zelf ontwikkeld
materiaal voor
eigen gebruik, als
aanvulling op de
leerstoflijnen en
leermiddelen die
per vak en per
schooltype door
de school zijn
vastgesteld. Open
leermiddelen worden
door intensieve zoeken keuzeprocessen
steeds meer eigen
leermiddelen.
Voldoende
aanbod voor
alle varianten
Scholen werken
met boeken en
computers in de
verhouding zoals
zij dat zelf wensen.
Ict- of boekgebruik
varieert per school,
per vak, per
docent, per leerling
en per periode.
De verhouding
tussen herkomst
van leermateriaal
varieert per
school, vak,
docent, leerling en
periode.
d e k w e s t i e leermiddelenbeleid
Infobladen over leermiddelenbeleid voor
docenten en schoolleiding
De infobladen bevatten praktische informatie over o.a. arrangeren, zelf ontwikkelen,
kwaliteitszorg, plan van aanpak en een format voor een leermiddelenbeleidsplan. In de
volgende pagina’s vindt u vier infobladen over de competenties van de docent-arrangeur, over
de kwaliteit van leermateriaal, over auteursrecht en de functies van een elo.
Digitale versies zijn te downloaden van www.leermiddelenvo.nl. En u kunt ze tevens in print
aanvragen bij [email protected]
Arrangeren
01 Excellent is de docent-arrangeur, die……….
02 Onderwijskwaliteit en arrangeren
03 Wat is een arrangement (en wat niet)?
Zelf ontwikkelen
58
04 Wat en waarom zelf leermateriaal maken?
05 Het ontwikkelproces in 12 fasen
06 Goed of goed genoeg?
Auteurs- en readerrecht
07 Auteursrecht: beter goed regelen
Vormgeving
08
Vorm volgt functie
Schooleconomie
09 Materiaal maken of arrangeren: maak de balans op
10 Leermateriaal maken en arrangeren in de schoolbegroting
11 Waardeer de tijd
Mixed Media
12 Met de Elo beter leren
13 Hoe leert het brein?
Leermiddelenbeleid
14 15 16
17
5 fasen van leermiddelenbeleid
Model voor leermiddelenbeleidsplan
Wat willen we hebben? (zie ons programma van eisen)
Massa en maatwerk
61
63
d e k w e s t i e leermiddelenbeleid
64
65
d e k w e s t i e leermiddelenbeleid
Colofon
66
Het Programma Leermiddelenbeleid is een pr oject van de VO-raad, gefinancierd door het
Ministerie van OCW. Binnen het programma hebben scholen projecten leermiddelenbeleid
uitgevoerd, is kennis en informatie verspreid en werd een onderzoek uitgevoerd naar de
houding van docenten ten opzichte van leermateriaal. Het programma liep van november
2008 tot december 2009.
Deze uitgave is gebaseerd op informatie en ervaringen van 33 scholen. Met veel dank hebben
we gebruik gemaakt van de rapportages, gastvrije bezoeken en boeiende gesprekken.
Dankzij het enthousiasme en de innovatiekracht van velen zijn deze projecten gerealiseerd. U
kunt de eindrapportage ’Het leermiddel, de docent, zijn leerling en hun toekomst’ downloaden
van vo-raad.nl en www.leermiddelenvo.nl
Adviesgroep Programma Leermiddelenbeleid
VO-raad (schoolbestuur) Pieter Hendrikse (voorzitter), lid Raad van Bestuur OMO
VO-raad (schoolleiding)
Lieneke Jongeling, rector Nortgho College (overleden 2009)
SBL
Annet Kil, voorzitter Stichting Beroepskwaliteit Leraren
VO-raad Wilma van Velden, directeur bureau VO-raad
OCW
Thea Belt-Vis (waarnemer)
Projectleider
Vera Simon Thomas
Redactie
Vera Simon Thomas
Dirkje Ebbers
Tiddo Ekens
m.m.v. Ilse van Eekelen
Creative commons
CC-BY-NC-ND 3.0 Nederland License
http://creativecommons.org/licenses/by-nc-nd/3.0/nl
Januari 2010
Dit is een uitgave van Programma Leermiddelenbeleid/VO-raad
Meer informatie: www.vo-raad.nl, www.leermiddelenvo.nl
[email protected],
030 232 4800, 06 50678840
Postbus 8282, 3502 RG Utrecht
Vormgeving: Buro de Kuijper, www.burodekuijper.nl
Drukwerk: Drukkerij Tielen, Boxtel
Meer nummers kunt u aanvragen bij [email protected]
ed
eitsewk
reel
dim
neled
dieleb
jilb &lt; tci &lt; ximleddimreel ed &lt; krewtaam)assam( &lt; netnecod eitavito
el reteb &lt; ole &lt; ?dleg &lt; dielebkaat redna &lt; EvP &lt; gnidielloohcs &lt; tsarre
negolveb &lt; sinnek reem &lt; 613 € &lt; ytilatneMleddimreeL &lt; gnilreel &lt; ne
Download