20 – Analyse van DNA 20.1 Overzicht Mapping = het experimentele proces van bepaling van de relatieve locaties van genen of andere DNA segmenten op een chromosoom. 1) Cytogenetic mapping: het bepalen van locaties van genen mbv een microscoop, Banding patronen. 2) Linkage mapping: gebruikt de frequentie van genetische recombinatie(kruisingen!) om tussen 2 genen hun relatieve afstand te bepalen. 3) Physical mapping: DNA-kloning technieken om de locatie en afstand tussen genen te bepalen. Het DNA-sequencing. Genetic map(cromosome map)= een map die de afstanden en plekken van genen op een chromosoom weergeeft. 20.2 Cytogenetic Mapping Meestal gebruikt bij eucaryoten. Onderscheiding gemaakt in: grootte, lactatie van centromeer, banding patterns. Cytogenetis mapping heeft een lage resolutie, alleen accuraat binnen grenzen van 15 miljoen bp. In situ hybridization indiceert dat de procedure wordt uitgevoerd met de chromosomen op een vaste plek. Een probe wordt gebruikt om de locatie van een gen vast te leggen. FISH; flurescence in situ hybridization. Biotin-labeled nucleotiden worden aan de probe vast gemaakt. Vervolgens wordt gefluoresceerd advin toegevoegd die zich bindt aan de biotin. Om het licht te detecteren wordt een fluorescence microscoop gebruikt. Deze heeft een filter en alleen het geëmitteerde licht wordt weergegeven, de rest is donker. De genen worden door een computer in kleurtjes weergegeven, door verving met DAPI (=chromosome painting). 20.3 Linkage Mapping Linkage = so-seggregation Genen die niet voor iets coderen kunnen gemarkeerd worden met een ‘molecular marker’. Deze markers kunnen binnen een populatie sterk verschillen per individueel(=polymorphic). Ook de lengte, van behandelde stukjes DNA met retrictie enzymen, kan polymorphic zijn. Niet alle segmenten zijn polymorphic, wanneer niet -> monomorphic. Een DNA segment is pas monomorphic wanneer bij meer dan 99% van de populatie deze identiek is. De afstand tussen 2 RFLPs(=restriction fragment lenght polymorphism) kan bepaald worden door kruisingen. Er wordt hierbij echter niet naar het fenotype gekeken, maar naar de DNA banden op een gel. Onderzoekers beginnen met 2 heterozygote karakters -> worden gekruist -> heterozygote nakomeling -> deze wordt gekruist met een homozygoot -> het resultaat hiervan hangt af van hoe dichtbij de RFLPs bij elkaar liggen(gelinked zijn). Om te bepalen wat de kans is dat twee markers een bepaalde graad van linkage hebben wordt er gebruikt gemaakt van ‘lod’: Lod score = log10 Probability of a certain degree of linkage probability of independent assortment Wanneer de Lod score 3 of groter is, zijn de markers gelinked. RFLP map = een linkage map bestaande uit RFLPs. Kan gebruikt worden om functionele genen te lokaliseren. Andere moleculaire markers worden vaker gebruikt, omdat ze makkelijker werken met PCR, zoals: Microsatellites/short tandem repeats(STRs) = korte sequenties die veel en verspreid door het genoom liggen. Deze kunnen erg verschillen van lengte. Het meest voorkomende microsatellite in mensen is (CA)n (n kan verschillen van 5 tot meer dan 50). Deze microsatalitte zit iedere 10,000 basen in het menselijk genoom.