B&W.nr. 08.0697, d.d. 15 juli 2008 B&W-aanbiedingsformulier Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van de raadsleden C. Broeyer en M. van den Berg (PvdA) inzake handhaving op het water (ingekomen 18 april 2008). BESLUITEN Behoudens advies van de commissie 1. Bijgevoegde beantwoording van de schriftelijke vragen van de raadsleden C. Broeyer en M. van den Berg (PvdA) inzake handhaving op het water (ingekomen 18 april 2008) vast te stellen; 2. Dit besluit te zenden aan de vragenstellers en de overige leden van de raad. Samenvatting De raadsleden C. Broeyer en M. van den Berg (PvdA) hebben op 18 april 2008 schriftelijke vragen gesteld over handhaving op het water. Deze vragen zijn door het college beantwoord. Schriftelijke vragen aan het College van Burgemeester en Wethouders van de raadsleden C. BROEYER en M. VAN DEN BERG ( PvdA) inzake handhaving op het water (ingekomen 18 april 2008) In 2003 is het ligplaatsenbeleid in Leiden uitvoerig besproken in de gemeenteraad en zijn de regels met de ‘Verordening tot wijziging van de verordening op de wateren en bedrijfsvaartuigen, terrasboten en pleziervaartuigen e.d. 2000’ aangescherpt onder meer met het oog op de veiligheid op het water en het watertoerisme. Een aantal problemen waarvoor de PvdA tijdens dat debat aandacht heeft gevraagd en later bij de evaluatie, is nog steeds niet opgelost. Binnenkort begint het vaarseizoen weer. Reden om daar nog even goed bij stil te staan. Op grond van artikel 43 van het reglement van orde stellen wij u de volgende schriftelijke vragen. Antwoord van Burgemeester en Wethouders (verzonden 15 juli 2008): 1. Artikel 7 van de genoemde wijziging op de verordening luidt ‘Het is verboden vaartuigen af te meren onder of nabij bruggen voor zover in dat laatste geval de doorvaart kan worden belemmerd’. Toch is regelmatig te zien dat er wel vaartuigen onder of in de nabijheid van bruggen worden afgemeerd. Hierbij enkele foto’s, waarop te zien is dat het zicht door de bruggen wordt beperkt, net als de mogelijkheid om uit te wijken vanwege tegemoetkomend vaarverkeer. Wat heeft het college gedaan om de overtredingen van het genoemde artikel tegen te gaan? Is het college bereid stappen te nemen alsnog handhaving te bewerkstelligen met het oog op de veiligheid? De planmatige ontwikkeling van de handhaving op het water door de afdeling Handhaving is pas in 2008 gestart. Eerder beperkte handhaving op het water zich tot het ingrijpen bij (milieu)gevaar en/of hinder (doorvaart) veroorzaakt door gezonken vaartuigen. Voor een meer gestructureerde aanpak worden de medewerkers op dit moment geschoold en instrumenten ontworpen en beschikbaar gemaakt. Toezicht en handhaving op kleinere vergrijpen zoals het afmeren van vaartuigen bij kadetrappen en bij/onder bruggen is in de loop van het tweede kwartaal geïntegreerd in de dagelijkse werkzaamheden van de gemeentelijk opsporingsambtenaren. Na actualisering en completering van onderliggende wet- en regelgeving (verordening en ligplaatsenplan) zal ook (weer) stelselmatig gecontroleerd worden op ligplaatsenvergunningen, zoals afgesproken in een bijeenkomst in het stadhuis op 13 juni jl., op initiatief van de gemeente, waarbij alle Leidse reders waren uitgenodigd. 2. Op Oude Rijn tussen de St. Jansbrug en de Dullebrug is in verband met de veiligheid aan de even zijde een afmeerverbod ingevoerd. Aan deze kade waren al enkele ligplaatsvergunningen afgegeven, waarvan één vrijwel tegen de brug aan. Wat heeft het College gedaan om de ligplaatsen aan deze kade, voor zover daarvoor al vergunningen waren afgegeven, en met name de ligplaats voor de boot vlak tegen de brug aan naar een andere plek te verplaatsen? Het wordt immers steeds drukker op het water? Aan het bedoelde deel van de Oude Rijn (even zijde huisnummers 2-36) zijn nog drie vergunningen van kracht. De vaartuigen liggen op deze plekken sinds acht jaar of langer. Er zijn geen alternatieve ligplaatsen voorhanden omdat anders het maximum in overige rakken wordt overschreden. Aan verplaatsing van deze vaartuigen zou prioriteit kunnen worden gegeven wanneer in de directe omgeving ligplaatsen vrijkomen. Hiervoor is echter de medewerking van de vergunninghouders vereist. 3. Bij rondvaarten willen passagiers op locatie in- of uitstappen. Steeds vaker merken de rondvaartbotenexploitanten dat dit niet of nauwelijks mogelijk is. Vergunninghouders meren hun boten zelfs permanent aan, of in de directe nabijheid van kadetrapjes (zoals aan het Rapenburg met hoge (!) walkanten) permanent hun boten afmeren. Hierbij twee foto’s met voorbeelden uit de Steenschuur. Wat heeft het College tot nu toe gedaan om dit soort situaties te voorkomen? Is het college bereid maatregelen te treffen? Zie het antwoord op vraag 1. 4. Hoe zit het met controles op vergunningen op basis van het Ligplaatsenplan (plezier en bedrijfsvaartuigen). Het lijkt erop dat er veel meer boten zijn afgemeerd dan volgens het Ligplaatsenplan toegestaan en ook meer dan een paar jaar geleden. Toen verzekerde wethouder Van der Sande de Raad dat alle boten digitaal gefotografeerd zouden worden met het oog op het uitsterftebeleid (het beleid om niet meer ligplaatsen af te geven per kade dan in het Ligplaatsenplan is aangegeven). De foto’s zouden worden gecheckt met de uitgegeven vergunningen, die niet overdraagbaar zijn. Wanneer is de laatste check gedaan en wil het College de Raad informeren over de resultaten daarvan? De laatste systematische controle heeft plaatsgevonden in het voorjaar van 2006. Wat betreft het verlenen van vergunningen aan pleziervaartuigen zijn verordening en ligplaatsenplan strikt nageleefd. Sinds 2006 is niet meer gehandhaafd behalve in gevallen van dreigende milieuvervuiling of gevaar voor de scheepvaart. Dat heeft te maken met de overdracht van deze taken van de voormalige afdeling Havenbeheer naar de huidige afdeling Handhaving. Het gebruik van ligplaatsen voor bedrijfsvaartuigen die niet in overeenstemming zijn met het betreffende ligplaatsenplan is de laatste jaren gedoogd. De reden hiervoor is dat het stimuleren van de waterrecreatie en het bijbehorende ondernemersschap conflicteert met het vigerend ligplaatsenplan (uit 2000) dat geen ruimte biedt aan nieuwe ontwikkelingen. Juist met het oog op dit laatste heeft op 13 juni 2008 een bijeenkomst plaatsgehad, waarvoor alle Leidse reders zijn uitgenodigd. Deze bijeenkomst had tot doel om de huidige situatie op de Leidse wateren inzichtelijk te maken, om suggesties te vernemen en om te werken aan een betere verstandhouding tussen alle betrokken partijen (gemeente en reders). Tijdens deze bijeenkomst is ter sprake gekomen dat een ligplaatsvergunning vereist is, dat de raad een ligplaatsenplan vaststelt, dat het huidige Ligplaatsplan Bedrijfsvaartuigen (hierna: LB) dateert van 2000 en dat dat gebaseerd is op de toenmalige situatie. Vanaf het jaar 2000 is echter door de gemeente het watertoerisme en de bedrijvigheid op het water gestimuleerd. Gevolg van dit beleid was dat er tussen 2000 en 2007 een toename plaatsvond van de levendigheid in de stad en de drukte op het water. De gemeente heeft dus het watertoerisme met succes bevorderd, maar heeft daarbij nagelaten de bijbehorende regelgeving aan te passen, waardoor de huidige, onoverzichtelijke, situatie is ontstaan. Tijdens de bijeenkomst van 13 juni is toegezegd dat er een nieuw LB wordt gerealiseerd om duidelijkheid te scheppen in de huidige situatie. Op dit moment zijn de eerste interne afspraken geagendeerd en daarmee is de eerste fase, de zgn. inventariserende fase, van start gegaan. Vervolgens wordt een conceptplan opgesteld (schrijffase). Dit zal worden voorgelegd aan de reders (consultatiefase) waarna het plan de inspraak ingaat (inspraakfase). Daarna zal het definitief worden vastgesteld. Een dergelijke procedure kost veel tijd en is voor dit vaarseizoen niet meer realiseerbaar. Wij streven ernaar het nieuwe LB 2008/2009 voor het volgend vaarseizoen afgerond te hebben. Deze tijd zullen we ook gebruiken om het vergunningenbestand op orde te brengen. Er is namelijk ook gebleken dat het merendeel van de reders niet over de vereiste vergunningen beschikt. Men dient niet alleen te beschikken over een ligplaatsvergunning, maar ook over een exploitatievergunning (artikel 14 lid 5 sub b en c van de Verordening, thans artikel 5.3.3.3 lid 5 van de Algemene Plaatselijke Verordening).