16 Interview Zaterdag 16 januari 2016 Bas van Bavel Aan de markt is niets moderns In een markteconomie als de onze komt de economische en politieke macht onvermijdelijk bij een steeds kleinere groep te liggen: bij de groep mensen met het meeste geld. Dat betoogt Bas van Bavel, hoogleraar Economische en Sociale Geschiedenis. Die weeffout moet uit onze samenleving verdwijnen, zegt hij. Want het is een van de symptomen van een samenleving op zijn retour. Jurgen Tiekstra Universiteit Utrecht B as van Bavel is geen vooruitgangsgelovige. Dat heeft zijn onderzoek hem wel afgeleerd. De hoogleraar Economische en Sociale Geschiedenis zit in zijn bescheiden werkkamer in het hart van de stad Utrecht. Een bureau, een computer, een paar boekenkasten - veel meer behelst zijn werkplek niet. Tegelijkertijd omvat zijn onderzoek grote periodes in de wereldgeschiedenis en kijkt hij naar tektonische plaatverschuivingen in onze hedendaagse westerse samenleving. De afgelopen zeven jaar bestudeert Van Bavel de opkomst en ondergang van markteconomieën door de eeuwen heen, waarvan onze West-Europese samenleving er een is. Het is een constant opkomen, blinken en verzinken. ,,Het belangrijkste inzicht voor mij is”, legt hij uit, ,,dat de geschiedenis niet een pad is van niets naar iets. Dus niet een lijn die loopt van een punt in de geschiedenis waar er geen staat is, geen markt is, geen welvarende economie, maar alleen armoede, naar de situatie nu waarin we wel een markteconomie hebben en welvarend zijn. Voor heel veel mensen zal heel lang het idee hebben bestaan dat er een voortgaande lijn is die we ‘modernisering’ noemen. We zijn dan geneigd om elementen die we als ‘modern’ beschouwen te zien opkomen in de loop van de geschiedenis. Op die manier ontstaat een verhaal waarin de opkomst van de markt en de opkomst van moderne staten worden gezien als dé oorzaken dat we nu welvarend zijn. En vervolgens krijg je het verhaal: de delen van de wereld die nog niet welvarend zijn, hebben een gebrek aan markt.” Maar een markteconomie zoals we nu in West-Europa hebben, is geen modern verschijnsel. Nederland was in de zestiende eeuw ook een markteconomie. Net als Italië in de dertiende en veertiende eeuw. En Irak in de achtste en negende eeuw. Van Bavels definitie van een markteconomie luidt: een samenleving waarin de markt de belangrijkste uitwisselaar is van niet alleen goederen en producten, maar ook van grond, arbeid en kapitaal. Langs die definitie gelegd is Nederland pas twintig à dertig jaar geleden in die fase belandt. In de loop van de twintigste eeuw kreeg de markt steeds meer grip op onze samenleving. Aanvankelijk hadden de overheden, de tal van coöperaties en zelfs het familieleven een veel groter gewicht. ,,Denk bijvoorbeeld aan een boerderij, of aan een winkel, dus aan een zelfstandige. Die organiseert zelf de uitwisseling van grond, arbeid en kapitaal binnen zijn bedrijf: de vrouw werkt mee in de winkel , de grond wordt binnen de familie doorgegeven, evenals het eigen kapitaal dat daarin zit. In 1960 zal dat zeker een derde van onze economie zijn geweest. Om een heel concreet voorbeeld te geven: het feit dat ouders nu naar een bejaardentehuis gaan, betekent dat wij iemand betalen om als zijn werk de zorg voor onze ouders op zich te nemen. Of een gezin dat besluit om de kinderen naar een crèche te laten gaan: dat betekent vaak dat een van de ouders zich ook op de arbeidsmarkt begeeft, wat diegene eerder niet deed. Tegelijkertijd betaalt het gezin iemand in de crèche die, in ruil voor een loon, zorgt voor de kinderen. Allemaal stapjes waardoor de markt groeit.” Van Bavel gebruikt de geschiedenis als laboratorium en legt de verschillende markteconomieën naast elkaar om een beter begrip te krijgen van hun opkomst en neergang. Steeds ziet hij drie symptomen terugkomen die het einde inluiden: grote economische ongelijkheid, economische stagnatie en ecologische problemen. Precies dezelfde kenmerken ziet Van Bavel ook terug in de huidige westerse en Xxxxx Zaterdag 16 januari 2016 17 He t gaat mij niet om het inkomen, want inkomen geeft geen mogelijkheid politieke macht te verwerven. Vermogen wel Steeds ziet hij drie symptomen terugkomen die het einde inluiden: grote economische ongelijkheid, economische stagnatie en ecologische problemen meer specifiek Nederlandse markteconomie. ,,Je ziet dat de dominantie van de markt in al die gevallen geleid heeft tot een toenemende vermogensongelijkheid: dus verdeling van bezit. Waarbij grond en kapitaal in handen komen van een steeds kleinere groep mensen. Dat vind ik het belangrijkste. Want die groep mensen zal een toenemende greep krijgen op het economische en vervolgens ook het politieke besluitvormingsproces, en dus ook de kans krijgen en nemen om de regels van de uitwisseling op de markt aan te passen. Ze zullen dat doen om het eigenbelang versterken. Dat is helemaal niet vreemd of verwerpelijk, dat is heel logisch.” Amerikaanse beelden Wat Van Bavel beschrijft, roept Amerikaanse beelden op: in de VS heeft het grote geld een openlijke greep op het verloop van de presidentsverkiezingen. Kan dit scenario ook voor Nederland opgaan? ,,Het probleem is dat dit contra-intuïtief is. Mensen beginnen dan over de netto inkomensverschillen, die in Nederland niet heel groot zijn. Maar het gaat mij niet om het inkomen, want inkomen geeft geen mogelijkheid om politieke macht te verwerven. Vermogen wel. En vermogen is overdraagbaar op generaties, dus stapelt zich op. Dat zijn processen over de lange termijn, cycli van drie à vier eeuwen.” ,,Het tweede is dat het met vermogens om heel andere bedragen gaat dan met inkomens. Het gemiddelde gezin op dit moment heeft een vermogen van 19.000 euro. Maar de top-1-procent zit op gemiddeld vier miljoen. En daarbinnen is een relatief grote groep van enkele honderden mensen met vermogens van honderden miljoenen of miljarden. Die vermogens kun je wél gebruiken om invloed mee te krijgen. Ze maken het je mogelijk om het maatschappelijke debat en de publieke opinie te beïnvloeden. Ten tweede wordt het verwerven van politieke ambten vaak moeilijker als je niet de steun hebt van grote vermogens, omdat het verkiezingsproces zo kostbaar wordt. De derde weg is deze: in de geschiedenis zie je dat overheden uiteindelijk schulden opbouwen, die gefinancierd worden door privaat kapitaal. De vermogenden worden de crediteurs, de financiers van de overheden. De overheden moeten zo in toenemende mate rekening houden met de belangen van de kapitaalverschaffers. In al die gevallen in de geschiedenis zie je ook hoe geleidelijk het fiscale systeem wordt aangetast, waardoor de belasting steeds meer komt te rusten op consumptie en arbeid. Dat is niet toevallig. We zien deze ontwikkeling in sterke mate in West-Europa: de feitelijke belasting op vermogen is bijna nihil.” Dat de Nederlandse politiek en de media op dit moment geringeloord worden door het grootkapitaal, kan Van Bavel onmogelijk beweren. ,,Maar het zou heel naïef zijn om te veronderstellen dat dat niet zal gebeuren.” Het is al zo dat de commerciële televisiezenders in handen zijn van drie miljardairs. Bovendien heeft Nederland internationaal kritiek gekregen op zijn wet op de partijfinanciering; de geldstromen zijn niet helder. Los daarvan: al hebben vermogenden misschien minder invloed in Den Haag, bij de Europese Unie in Brussel is het een ander verhaal. Klimaattop Bas van Bavel is zelfs pessimistisch. Neem de klimaattop in Parijs, die onverwacht gunstig werd afgerond. ,,De uitvoering en handhaving liggen op het bordje van de nationale staten, maar die kunnen dit niet goed afdwingen. Ze zijn in voortdurende concurrentie met elkaar om het zeer mobiele kapitaal binnen de landsgrenzen te houden. Bovendien zijn veel sectoren niet aan landen toe te schrijven, zoals blijkt uit de Curriculum vitae Naam Bas van Bavel Geboren In 1964 in Breda Opleiding Tot 1988: Geschiedenis aan de Universiteit Utrecht Werk 1989–1993 Promotie in de Geesteswetenschappen, Universiteit Utrecht 1993- 2001 Verschillende functies als docent en onderzoeker bij de Universiteit van Amsterdam, de Universiteit Utrecht en de KNAW 2001 – heden Hoogleraar aan de Universiteit Utrecht 2012 – heden Academisch directeur van speerpunt Instituties voor Open Samenlevingen, Universiteit Utrecht Sinds 2013 Lid van de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen (KNAW) Benoeming tot faculteitshoogleraar Transities van Economie en Samenleving, Universiteit Utrecht vrijstelling van het akkoord voor transport en luchtvaart.” De oplossing die de hoogleraar voor ogen heeft, is in elk geval tweeledig. De weeffout dat de vermogensongelijkheid altijd groeit moet uit de markteconomie worden verwijderd. Daarnaast moeten mensen de uitwisseling van grond, arbeid en kapitaal meer zelf in handen krijgen. ,,Het is een fictie dat mensen als gelijkwaardige partijen in de markt opereren. Ze zien zich steeds meer geconfronteerd met veel krachtiger actoren. De enige manier om dat recht te trekken is door je te organiseren.” Van Bavel denkt bijvoorbeeld aan hoe eind negentiende eeuw vakbonden werden opgericht en voor algemeen stemrecht werd gestreden: grote groepen mensen deden alles om weer zelfbeschikking te krijgen. Daar kunnen we ruim een eeuw later een voorbeeld aan nemen, zegt hij. ,,Onze overgrootvaders en -moeders waren heel dappere mensen, die de straat opgingen om te betogen en klappen van de politie kregen. Aan hen hebben we onze welvaart te danken. Want onze huidige welvaart is al tot stand gekomen vóór de jaren negentig, toen de markt echt dominant werd.” Maar wat is de 21e-eeuwse versie van die sociale strijd van toen? Van Bavel vindt het lastig. Je kunt denken aan een broodfonds, waarmee ondernemers zelf hun mogelijke arbeidsongeschiktheid verzekeren. Ook energie-, voedsel- en zorgcoöperaties zijn hoopgevende initiatieven. Het probleem is dat de verandering op mondiaal niveau moet plaats vinden. ,,Ik denk dat de dynamiek van deze ontwikkeling in de markteconomie zo sterk is, dat die niet zomaar te stoppen valt. Tot we op een punt komen van nog meer economische stagnatie en crises, waardoor op een gegeven moment, als het goed is, er een nieuwe ontwikkeling tevoorschijn zal komen.”