Samenvatting godsdienst hoofdstuk 1 Onthouden: Atman = een ziel. Kaste = onderverdeling van de mensen in 4 groepen. brahmanen: de hoogste, wordt gevormd door priesters. Ksatria’s: 2e kaste, gevormd door krijgers, militairen, ministers enz. Vaisja’s: 3e kaste, bestaat uit landeigenaren, middenstanders en arbeiders. Sjoedra’s: de laagste kaste, wordt gevormd door dienaren en slaven. Dalits = de kastelozen. Zij oefenen de meest onreine beroepen uit, zoals wasman, slager, schoonmaker en lijkverbrander. Leden van ander kasten vermijden zoveel mogelijk het contact met hun. Karman= de totale som van alles wat een mens gedaan heeft in zijn leven. Samsara = de voortdurende kringloop van wedergeboorten. Moksja = verlossing van de kringloop. Je ziel zal dan terugkeren naar de goddelijke bron. Dharma = de wet. Meditatie = overpeinzen, overdenken over bepaalde dingen, en zich volkomen richten op een voorwerp, onderwerp of situatie. Hare krisjna = aanhangers van de populaire godheid Krisjna. Goden: Brahma: de wereldziel, alle goden zijn verbonden met hem. de schepper. Visjnoe: heer van de wereld, en verlosser van het kwaad. Sjiva: God van de kringloop van wedergeboorten. Ganesja: god van wijsheid en moed. Krisjna: helpt de mensen het kwaad te overwinnen. Laksjmi:godin van liefde, geluk en welvaart. 2 heilig beschouwde teksten: 1. Oudste teksten geopenbaarde teksten. 2. Jongere geschriften boeken van overlevering. Veda = 4 geopenbaarde boeken. In de veda’s wordt beschreven hoe priesters rituelen moeten uitvoeren, welke liederen ze daarbij moeten zingen en welke spreuken ze bij het offeren moeten opzeggen. Oepanisjads = wordt beschreven dat wanneer je atman 1 wordt met brahman, je verlossing krijgt. ramajana & mahabmarata = worden belangrijke thema’s besproken zoals: de rol van het kwaad, liefde en trouw. Hoe je moet omgaan met mensen en Goden.