Maatschappelijke Business Case Vastgoed DEAL

advertisement
Regionaal transformatie model
mBC zorgvastgoed en arbeid & dagbesteding (toelichting)
Harry Woldendorp en Monique Spierenburg, In voor zorg! coaches
Juli 2015
Auteurs: Klik hier als u tekst wilt invoeren.
Inhoudsopgave
1.
Aanleiding ......................................................................................................3
1.1.
Kansrijke verandering in perspectief ..................................................................4
1.2
Triple aim ...................................................................................................5
1.3
Aanpak maatschappelijke business case ..............................................................6
2.
Ontwikkeling regionaal transformatie model ............................................................8
2.1
Opzet ........................................................................................................8
2.2
Keuzes .......................................................................................................9
2.3
Voorstel voor model .......................................................................................9
3.
Kansen en oplossingen in beeld .......................................................................... 11
3.1
Scenario’s voor zorgvastgoed ......................................................................... 11
3.2
Scenario’s voor arbeid en dagbesteding ............................................................. 16
3.3
Keuze scenario’s ......................................................................................... 18
3.4
Voorstel voor model ..................................................................................... 19
4.
Wat is de beleidsruimte voor een regionaal transformatie model? ................................ 20
4.1
Kader ACM ................................................................................................ 20
4.2
Uitkomsten op inhoud en proces ..................................................................... 21
4.3
Betekenis voor vervolg .............................................. Error! Bookmark not defined.
Bijlage1 Korte beschrijving 8 modellen en toepassingen van mBC ........................................ 23
Model Buurtzorg ................................................................................................... 25
KPMG Vastgoed .................................................................................................... 26
Handleiding Maatschappelijke Case ........................................................................... 27
Minicursus mBC van Ernst & Young; van nieuwe ideeën tot waardecreatie ............................ 29
mBC Maatschappelijke Leerwerkplaatsen .................................................................... 32
MKBA
Werken aan maatschappelijk rendement BZK ................................................... 33
2
1. Aanleiding
In het Masterplan is aangegeven dat gezien het specifieke karakter van de regio het wenselijk is
om leefbaarheid en kwaliteit van leven en inrichtings- en vastgoedvraagstukken met elkaar te
verbinden. De gegeven krimp problematiek maakt het voor de regio noodzakelijk te komen tot
vergaande samenwerkingsafspraken. De afspraken zijn weergegeven in een regionale beleidsagenda
die door het sectoroverleg Zorg en Welzijn en de DEAL gemeenten is geaccordeerd.
De betrokkenheid is groot om tot uitwerking van een mBC te komen, er is:
 commitment van WZN;
 commitment van aanbieders zorg en welzijn in uren en plaatsen;
 expertise over vastgoed uit de regio;
 onderkenning van belang vanuit bestuurders van gemeenten en aanbieders;
 onderkenning van belang door woningcorporaties;
 onderkenning van belang door provincie.
In februari 2015 is het In voor zorg! traject om te komen tot een toekomstbestendige
zorginfrastructuur voor het krimpgebied DEALBMW afgerond. De notities t.a.v. sociale cohesie,
professionele voorzieningen en zorgvastgoed zijn in het sectoroverleg behandeld en vastgesteld.
Kaderstellend voor het In voor zorg! traject is de formele inrichting van het zorgsysteem. De
gemeenten zijn verantwoordelijk voor de WMO (hulp bij de huishouding, respijtzorg en
begeleiding); de zorgverzekeraar is verantwoordelijk voor de aanspraak wijkverpleging en de eerste
lijn. De zwaardere ouderenzorg valt binnen de WLZ ( verantwoordelijkheid zorgkantoor).
Een deel van de locaties is eigendom van de ouderenzorginstellingen (De Hoven, Zonnehuisgroep
Noord en Van Julsingatehuis). De belangrijkste verhuurder in het gebied is WoonZorgNederland.
Deze heeft aangegeven, gezien de opgave, bij te willen dragen aan een structurele oplossing mits
de partijen in het In voor zorg! traject hiervoor gezamenlijk mede verantwoordelijk willen zijn.
WZN wil de aanpak gaan gebruiken voor andere delen van Nederland.
Een belangrijk aspect van een toekomstbestendige zorginfrastructuur is het vinden van een
oplossingsrichting t.a.v. vastgoed: in deze maatschappelijke Business Case (mBC) wordt daarom
ingezet op het ontwikkelen van een model voor zorgvastgoed en arbeidsmatige dagbesteding, dat
landelijk toepasbaar is. Na een inventarisatie van de beschikbare modellen voor een mBC is gekozen
voor een eigen model. Hoewel dit model landelijk kan worden toegepast biedt het maximale
mogelijkheden voor de context van een bepaald gebied (bepaalde functies) en houdt het rekening
met de dynamiek die de huidige gezondheidszorg kenmerkt.
Alle betrokken zorg en welzijnspartijen in de regio zijn bereid mee te werken aan een nieuwe
werkwijze ten aanzien van arbeid en dagbesteding, vanuit de zelfredzaamheidsmatrix, de
participatieladder en de profielen van Slaets. Het nieuwe college van Gedeputeerde Staten heeft in
het collegeprogramma aangegeven dat zorg in de provincie voor iedereen bereikbaar en beschikbaar
moet zijn. De visie op arbeid en dagbesteding is in mei 2014 vastgelegd en nog steeds van kracht.
Maatschappelijke participatie heeft in elke levensfase een andere inhoud en wordt gestimuleerd
door de eigen interesses, de eigen sociale omgeving en de verwachtingen die de samenleving stelt
aan iemand van een bepaalde leeftijd. Maatschappelijke participatie vraagt om een stimulerende,
uitdagende en toegankelijke samenleving en individuele inspanning. Het individu zal moeite moeten
3
doen om zich toegang te verwerven en de samenleving zal zich collectief moeten inspannen om
toegang te verschaffen.
In de dorp- en wijkgerichte aanpak zijn vraagstukken van burgers tijdig in beeld en zijn er
toegankelijke mogelijkheden om mee te doen. Er is een verbinding naar CJG, er is dagopvang en
ontmoeting voor ouderen, vrijwilligers zijn er om anderen te ondersteunen en steuners en
ondersteunden worden met elkaar in contact gebracht.
Welzijns- en zorgpartijen, ISD en sociale werkplaats werken samen om voor de levensfase van 16 tot
67 jaar de beschutte dagbesteding, de opleiding, bemiddeling en toeleiding naar betaalde arbeid,
de branchegerichte werkplaatsen en de wijkgerichte arbeid (al dan niet tegen een vergoeding) in te
richten en te verbinden waar mogelijk aan meerwaarde voor de samenleving.
Voor burgers is een gunstig leefklimaat belangrijk. Het actief mee kunnen doen, is hierbij een
belangrijke sleutel. Niet alleen omdat we iedereen hard nodig hebben. Meedoen is ook belangrijk
voor mensen zelf: voor ontwikkeling en ontplooiing. Daarom willen we ook de komende jaren
blijven inzetten op het stimuleren van de maatschappelijke participatie. En dit moet opleveren dat:
 Meer mensen in DEAL zich vrijwillig inzetten.
 Meer mensen met een uitkering (Wajong, bijstandsgerechtigden) zijn maatschappelijk
actief zijn.
 Mensen met een beperking mee kunnen (blijven) doen in DEAL.
 Mensen met de mogelijkheid om een eigen inkomen te verwerven hierop aangesproken
worden en hierin worden toegeleid naar arbeid.
Het door ons ontwikkelde model maakt inzichtelijk wat de consequenties van beleidskeuzes zijn.
Uiteraard is het aan de opdrachtgevers (zorgkantoor, gemeenten) en de opdrachtnemers
(zorgaanbieders) te bepalen welke beleidskeuzes zij maken. Ons model (en veranderingstheorie)
maakt het echter wel mogelijk los van de eigen (legitieme) organisatiebelangen te kijken naar de
effecten voor de zorginfrastructuur (vraagstelling van een cliënt) van die keuzes.
De mBC is in opdracht van In voor zorg! en WoonZorgNederland ontwikkeld. Beide zijn hiermee
opdrachtgever voor de twee coaches.
1.1.
Kansrijke verandering in perspectief
We werken vanuit het cliëntperspectief bij het maken van de maatschappelijke businesscase. Wat
zijn de vragen en daarmee de opgaven van cliënten in deze regio. Welke behoeften hebben zij. Wat
zijn daarbij de noodzakelijke functies die ingericht moeten worden en wat betekent dat voor zorg
en ondersteuning, arbeid en dagbesteding en wonen. In het zorginkoopbeleid van de DEAL
gemeenten wordt nadrukkelijk ingezet op samenwerking tussen de zorgaanbieders.
Dit is het omgekeerde van denken vanuit risico- en schadebeperking. In plaats van controle en
beheersen staat ruimte geven en vertrouwen op de voorgrond, gebaseerd op het triple aim denken.
In de mBC wordt uitgewerkt hoe je een visie op toekomstbestendigheid kunt verbinden met een
oplossingsrichting voor praktische problemen:
 (mogelijke) leegstand van zorgvastgoed
 (mogelijke) overcapaciteit van dagbesteding
In de mBC is het belangrijkste criterium het perspectief van de cliënt. Vandaar dat we nader ingaan
op het triple aim model.
4
1.2
Triple aim
Als onderbouwing van het model hebben we gekozen om een theoretisch kader te ontwikkelen dat
landelijk toepasbaar is. We beginnen met de Triple Aim doelstellingen. Als je naar interventies in de
gezondheidszorg kijkt is het de vraag welke criteria toegepast kunnen worden om een beoordeling
te doen van doelmatigheid en effectiviteit. Wat opvalt is dat steeds meer belangstelling komt voor
het systeemperspectief van Triple Aim.
Deze systematiek is ontwikkeld door het Institute for Healthcare Improvement (Triple Aim):
 Verbeteren van de ervaring van zorg: leveren van zorg die effectief, veilig en betrouwbaar
is (voor iedere patiënt/cliënt altijd)
 Verbeteren van de gezondheid van de bevolking op basis van contact met gemeenschappen
en organisaties, met een focus op preventie en welbevinden en het managen van chronische
ziektebeelden
 Verlagen kosten per hoofd van de bevolking
De Triple Aim methodiek kent 5 ontwerpconcepten:
 Richt je op individuen en families
 Herontwerp van de eerste lijn
 Gezondheidsmanagement op het niveau van de totale bevolking
 Begrijpen en veranderen van kostendrijvers om groei van kosten (tussen en binnen
systemen) te beperken
 Creëren van nieuwe structuren en systemen om verandering tussen organisatie-eenheden te
ontwerpen en in te voeren, het inrichten van kostencontrole platforms en systeem
integratie en implementatie
De systeeminrichting is gebaseerd op een combinatie van standaardisering en customization: zorg is
gebaseerd op continue ‘healing’ relaties; customization vindt plaats op basis van behoeften en
waarden van patiënten; patiënt is de bron van controle; kennis wordt gedeeld; besluitvorming is
evidence based; veiligheid is een eigenschap van het systeem; transparantie is noodzakelijk; er
wordt proactief met behoeften omgegaan; verspilling wordt voortdurend verminderd; samenwerking
tussen artsen is een prioriteit. Juist in een gebied waar sprake is van specifieke perspectieven
(krimp van voorzieningen; optimalisatie van het bestaande aanbod) en ingrijpende vergrijzing is
behoefte aan toekomstbestendigheid en innovatie.
Op het niveau van het DEALBMW gebied dient een aantal randvoorwaarden te zijn ingediend:
 Er is een beeld (en daarop gebaseerde keuze) van een relevante bevolking die Triple Aim
doelstellingen mogelijk maakt
 Er is een gemeenschappelijke ambitie die de verschillende partijen bij elkaar houdt
 Er zijn (concrete) maatregelen die verbetering (meetbaar) laten zien
 Er is een programmatische (verschillende projecten) aanpak die duidelijk maakt hoe Triple
Aim resultaten worden bereikt
 Er is voldoende sturing (leiderschap) en er zijn voldoende systeemregels om een Triple Aim
doelstelling mogelijk te maken
 Er is een realistisch (en door partijen herkend) implementatietraject
5
Binnen DEALBMW kan op basis van het bovenstaande toegewerkt worden naar een optimalisering
van: signalering, activering, doorgeleiding, toegang. Alles ingestoken vanuit de Triple Aim gedachte.
Hierdoor ontstaat een innovatieve context die ook landelijk mogelijk deels toepasbaar is.
Het strategisch kader kent de volgende onderdelen:
 Alle functies die nodig zijn voor de Triple Aim doelstellingen zijn lokaal (regionaal)
aanwezig
 Door de samenwerking is het waarschijnlijk dat gemeenschappelijke waarden ontstaan
 Oplossingen passen in de context van de gemeente (regio)
 Er is sprake van werkvormen die dialoog tussen partijen mogelijk maken
Uitgangspunt is steeds weer wie heeft welke hulp nodig. Wat kan de informele zorg doen, wat kan
de nulde lijn en waarvoor heb je specialistische hulp nodig.
1.3
Aanpak maatschappelijke business case
De mBC vormt het kader waarbinnen de betrokken partijen inzicht krijgen in de consequenties van
beleidskeuzes. Binnen een mBC wordt een gestructureerde kosten-baten afweging gemaakt
waarbinnen gestreefd wordt dat economisch en maatschappelijk nut bij elkaar komen. Bij een mBC
gaat het er om zowel de financiële kant als de zorginhoudelijke kant (maatschappelijke
meerwaarde) in samenhang te wegen: via scenario’s kan dan een optimum in beeld worden
gebracht. Vertrekpunt is dat de uitkomst leidt tot minimaal gelijkblijvende kosten en bij voorkeur
afnemende kosten.
In de mBC wordt uitgewerkt welke interventies (kunnen) leiden tot zelfredzaamheid, waardigheid,
bewustzijn etc. (individueel en voor de gehele omgeving). Hierdoor kunnen mogelijk intramurale
opnames worden uitgesteld (Slaets methodiek).
Aan de gemeenten is gevraagd of zij bereid zijn te participeren in de oplossingen. Binnen het DEAL
gebied willen de gemeenten eerst overleg voeren met de zorgverzekeraar over de inrichting van de
anderhalve lijnszorg. De anderhalve lijnszorg wordt ingekocht via een andere rechtspersoon: de
zorgverzekeraars (en mogelijk niet (meer) in representatie).
In voor zorg! ondersteunt het traject van een mBC in het DEAL(BMW) gebied. Om te komen tot een
eenduidige berekening wordt uitwerking gegeven aan het volgende model. De mBC is gebaseerd op
drie criteria:
 Meerwaarde cliënt
 Leefbaarheid regio
 Toekomstbestendige exploitatie (zorgaanbieders en woningcorporaties)
De meerwaarde voor de cliënt wordt uitgewerkt naar:
 Aansluiten bij wensen (zie Masterplan 3.0: zorg dichtbij)
 Kwalitatief verantwoorde zorg (visie van betrokken ouderenzorginstellingen en andere
zorgaanbieders (ZVW))
De leefbaarheid van de regio wordt uitgewerkt naar:
 Aansluiten bij doelstellingen WLP en beleidskader BMW gemeenten
 Aantonen van effecten voor de regio
 In beeld brengen consequenties investering in locatie voor andere locaties
6
De toekomstbestendige exploitatie wordt uitgewerkt in een door ons zelf ontwikkeld model.
De consequenties van scheiden van wonen en zorg worden middels de mBC in beeld gebracht. Het
gaat hierbij onder meer om een inschatting van het aantal mensen dat er zelf voor kiest in een
beschermde woonvorm te wonen en die zelf te huren.
7
2. Ontwikkeling regionaal transformatie model
2.1
Opzet
We werken aan een regionaal transformatiemodel (RTM) waarin we op nieuw nadenken en
definiëren wat de (maatschappelijke) opbrengst moet zijn van inspanningen van mensen, middelen
en investering in gebouwen. Hierin maken we gebruik van reeds bestaande modellen van denken en
werken en combineren dit tot een nieuw model. Het RTM = mBC.
In de handreiking voor opdrachtgevers voor een mBC in het sociaal domein wordt het
maatschappelijk rendement als volgt gedefinieerd: “maatschappelijk rendement is de toegevoegde
waarde van een project voor de hele maatschappij”. Door investering van geld, middelen en
mensen (input) wordt er een maatschappelijk effect bereikt (outcome). Deze relatie verloopt via
concrete activiteiten. En kan worden bereikt doordat er een visie is op de te bereiken en beoogde
maatschappelijke effecten.
Hier ligt een theorie op de verandering aan ten grondslag. Deze ‘veranderingstheorie’ is vaak niet
expliciet en dit is wel nodig om een goede afweging te kunnen maken hoe kosten zich tot
maatschappelijk effect verhouden. Om tot een effectieve mBC te komen hebben we daarom een
literatuuronderzoek gedaan en hebben op basis daarvan een eigen RTM ontwikkeld.
Figuur 1 definitie maatschappelijk rendement (o.b.v. BZK 2011)
8
2.2
Keuzes
De transformatie van zorg en welzijn in een krimpgebied vragen nieuwe manieren van nadenken
over richten, inrichten en verrichten van diensten, medewerkers en vastgoed. In de DEAL regio is
een duidelijke visie op hoe om te gaan met zorgvastgoed en arbeid & dagbesteding, beiden
vastgelegd in het Woonleefbaarheidsplan (2013 en 14). En verder uitgewerkt in het masterplan
(2015). Deze visie moet vertaald worden naar de praktijk. De vraag is wat daarin versterkt moet
worden en wat afgebouwd en of in elkaar geschoven om tot een afgeslankte vorm te komen die
bijdraagt aan de triple aim.
Om te komen tot een goed rekenmodel is het van belang te realiseren dat de context verschilt per
regio en dat het in een dynamische omgeving plaatsvindt. Om tot een keuze te komen voor een
model maken we gebruik van de vergelijking van de verschillende modellen, zie tabel 1.
Effecten Arena
SROI
mBC
MKBA
Probleemanalyse
0
0
0
+
Methodologische basis*
0
-+
Rol stakeholders
+
+
0
Aandacht voor monitoring
0
+
0
0
Geschikt voor interne afweging
0
+
+
++
Geschikt voor externe vergelijking +
Inspanning / kosten
++
0
* Aandacht voor nul-situatie, dubbeltellingen (indirecte, externe en verdelings-effecten) en rijk
rekenen; bron: Maatschappelijk rendement in sociaal domein, BZK oktober 2011
Tabel1 Overzicht sterke en zwakke punten verschillende modellen
In de bijlage zijn 8 modellen kort uitgewerkt die ten grondslag liggen aan de ontwikkeling van het
regionaal transformatie model.
2.3
Voorstel voor model
Vanuit de kennis over de ontwikkeling van een model voor de maatschappelijke businesscase
benutten we drie denkrichtingen als extreme uitersten als bouwstenen voor een
toekomstperspectief naar een passend verdienmodel (gebaseerd op KPMG 2011).
Elke richting is vanuit een specifieke invalshoek beschreven en uitgewerkt. Deze drie uitersten zijn
een vereenvoudiging van de werkelijkheid maar ze laten mogelijkheden zien om de positie en
continuïteit van zorgvastgoed en arbeid & dagbesteding vorm te geven.
Voor ieder vraagstuk, zorgvastgoed en arbeid & dagbesteding, geldt de volgende vraag: hoe kunnen
we in een krimpgebied voldoen aan de zorg en ondersteuningsbehoefte die nodig is om mensen zo
lang mogelijk thuis te laten wonen, werken en leven?
Daarnaast moeten we duidelijk hebben voor wie we het doen, met welke medewerkers, welke
diensten en vastgoed geboden worden en in welk samenwerkingsverband dit moet plaatsvinden.
9
Arbeid en
Dagbesteding
Breed aanbod
Focus aanbod
Regie bij cliënt
Diensten
Aanbod volledig in
bezit
Beperkt aanbod
Geen eigen aanbod
Medewerkers
Volledige
personeelsbezetting
Voor kerntaken ism
vrijwilligers
Begeleiding op
locatie ism burgers
Vastgoed
Volledig in bezit
Beperkt bezit,
merendeel gebruik
van bestaand
Geen vastgoed in
eigen bezit
Tabel 2 Regionaal transformatie model voor arbeid & dagbesteding
Vastgoed
Breed aanbod
Focus aanbod
Regie bij cliënt
Diensten
Aanbod zorg en
ondersteuning volledig
in bezit
Beperkt aanbod
Geen eigen aanbod
Medewerkers
Volledige
personeelsbezetting
Voor kerntaken ism
vrijwilligers/
mantelzorgers
Geen medewerkers
Vastgoed
Volledig in bezit
Beperkt bezit,
merendeel gebruik
van bestaand
Geen vastgoed in
eigen bezit
Tabel 3 Regionaal transformatie model voor zorgvastgoed
10
3. Kansen en oplossingen in beeld
3.1
Scenario’s voor zorgvastgoed
Het zorgkantoor heeft in de startfase aangegeven uit te gaan van normstelling t.a.v. intramurale
capaciteit in de regio: huidige norm is 472 plaatsen intramuraal met behandeling en voor het BMW
gebied 243 plaatsen intramuraal met behandeling.
De zorgaanbieders hebben aangegeven aan dat ze ernaar streven de behandelfuncties zoveel
mogelijk in een keten onder te brengen in het DEALBMW gebied. Hierbij wordt onder meer gedacht
om de behandelaars in een aparte juridische entiteit onder te brengen die werkt voor het
DEALBMW gebied. Daarbij wordt ook gekeken naar aansluiting bij de anderhalve lijnszorg. Het gaat
er om dat in de regio de mogelijkheid voor complexe ouderenzorg in zowel de thuissituatie als
locaties van de betrokken partijen kan worden ingevuld. Dit betekent dat op het gebied van
behandelfuncties een zeer nauwe samenwerking plaats vindt. Het vertrekpunt van het sectoroverleg
is daarbij om leegstand te vermijden (geen overcapaciteit bouwen).
Een deel van de locaties is eigendom van de ouderenzorginstellingen (De Hoven, Zonnehuisgroep
Noord en Van Julsingatehuis). De belangrijkste verhuurder in het gebied is WoonZorgNederland.
Deze heeft aangegeven gezien de opgave bij te willen dragen aan een structurele oplossing mits de
partijen in het In voor zorg! traject hiervoor gezamenlijk mede verantwoordelijk willen zijn. WZN
wil de aanpak gaan gebruiken voor andere delen van Nederland.
Regio
De consequenties van scheiden van wonen en zorg worden middels de mBC in beeld gebracht. Het
gaat hierbij onder meer om een inschatting van het aantal mensen dat er zelf voor kiest in een
beschermde woonvorm te wonen en die zelf te huren. De financiering van de sociale infrastructuur
ligt bij de gemeenten. Vanuit de leefbaarheid van het gebied kan het gewenst zijn dat de
gemeenten bijdragen aan het verhuurbaar maken van de intramurale capaciteit die niet meer
vanuit de WLZ wordt gefinancierd.
Bij de uitwerking is uitgegaan van een aantal locaties waar de komende jaren mogelijk leegstand zal
plaats vinden. Iedere organisatie overlegt rechtsreeks met de verhuurder om te komen tot
mogelijke oplossingen. Het ontwikkelde financiële model maakt het mogelijk de financiële kosten
die verbonden zijn aan leegstand te objectiveren. Het gaat om de volgende locaties:
’t Gerack:


continuïteit De Mieden
Inrichting 538
Van Julsingatehuis:
 Krimp van 120 naar 70 (80) plaatsen complexe ouderenzorg

Locatie nieuwe locatie ( huidige plek; Vliethoven; elders)




Leegstand Winkheem
Leegstand Viskenij
Leegstand Damsterheerd
Integratie behandeldiensten
De Hoven:
11
Zonnehuisgroep:
 Vernieuwen Solwerd, locaties Appingedam en Delfzijl
 Leegstand Meterne
 Leegstand Luingaborg
 Leegstand Hippolythushoes
In voor zorg!! heeft in haar Masterplan voor een toekomstbestendige zorginfrastructuur voor het
krimpgebied DEALBMW aangegeven dat het wenselijk is om leefbaarheid en kwaliteit van leven en
inrichtings- en vastgoedvraagstukken met elkaar te verbinden. Om de financiële gevolgen van de
maatregelen ten aanzien van het (zorg)vastgoed in beeld te brengen is gebruikgemaakt van een
rekenmodel.
Twee belangrijke posten in het bepalen van de vastgoedkosten in de mBC zijn de mogelijk
optredende leegstandkosten en de hoogte van de (des)investeringen in het vastgoed die
noodzakelijk zijn om de gewenste toekomstbestendige zorginfrastructuur te kunnen realiseren.
In het onderstaande zal het rekenmodel nader worden toegelicht.
Beschrijving rekenmodel
Door gewijzigd overheidsbeleid ten aanzien van het toekennen van de verblijfindicatie bij de
lichtere zorgvraag, zal bij ongewijzigd huisvestingsbeleid, nu en in de toekomst leegstand optreden
in met name de verzorgingshuizen. Dit resulteert in een tekort aan huurinkomsten, dan wel
vergoedingen vanuit de AWBZ/WLz regelgeving. Om het verlies aan inkomsten te beperken kunnen
de wooneenheden binnen een verzorgingshuis ook op basis van een zelfstandig huurcontract aan
woningzoekenden, met een eventuele zorgvraag, verhuurd worden. Om dit mogelijk te maken zijn
veelal gebouwtechnische aanpassingen noodzakelijk. Een andere, meer drastische maatregel, kan
zijn het sluiten van het verzorgingshuis. De laatste twee maatregelen vragen aanvullende
investeringen dan wel desinvesteringen.
Naast het verlies aan AWBZ/WLz vergoedingen en huurinkomsten, zijn er ook andere verliesposten
te verwachten bij leegstand in een verzorgingshuis, zeker als er binnen het verzorgingshuis sprake is
van het aanbieden en verhuren van leegstaande woonzorgeenheden op basis van een zelfstandig
huurcontract. Zo is het van belang in welke mate de kosten van de volgende posten gedekt kunnen
worden vanuit de totaalexploitatie:
 de gebouw- en facilitair gebonden kosten
 de servicekosten
 energiekosten.
De eerst genoemde kosten zijn het gevolg van het feit dat in de praktijk het verwachtingspatroon
van de bewoners en het ‘natuurlijk’ handelen van de zorgorganisatie en haar medewerkers niet
aansluiten op het wegvallen van de welzijnscomponent, en dus ook de financiering daarvan, vanuit
de intramurale financiering bij scheiden wonen en zorg. Op de servicekosten zal verlies geleden
worden als geen volledige bezetting gerealiseerd kan worden binnen het verzorgingshuis. De derde
post, de energiekosten, kan ook bij volledige bezetting van de verzorgingshuizen vaak niet volledig
worden doorberekend aan de bewoners van het verzorgingshuis. De reden hiervoor ligt in het
gegeven dat bestaande verzorgingshuizen veel algemene ruimten kennen die redelijkerwijs ten
aanzien van de kosten niet doorberekend kunnen worden. De energiekosten van de niet
woongebonden gebouwdelen zijn hiervan een duidelijk voorbeeld.
Om het rekenmodel eenvoudig te houden zijn alleen die factoren die er daadwerkelijk toe doen bij
het bepalen van de kosten van leegstand, als variabele input opgenomen in het invoerdocument dat
12
aan de betrokken zorgorganisaties is voorgelegd. De overige factoren zijn voor de verschillende
verzorgingshuizen constant gehouden op een vast niveau. Dit kostenniveau is afgeleid van een
praktijkvoorbeeld waarbij in samenwerking tussen de eigenaar/verhuurder en de zorgorganisatie
alle relevante kostenposten in de situatie van leegstand onderzocht en gekwantificeerd zijn.
Het beperken van de input en het werken met eerder verkregen ‘standaard’ praktijkkosten
bewerkstelligt ook dat de resultaten van de verschillende zorgorganisaties en hun verschillende
woonzorgvoorzieningen op een eenvoudig en overallniveau verkregen, verwerkt en beoordeeld
kunnen worden.
De variabele input in het rekenmodel bestaat uit:
 Naam deelnemende zorgorganisatie
 Naam van de woonzorgvoorziening
 Jaarhuur van het complex, als 1 januari- dan wel als 1 juli-complex.
 Datum einde huurcontract, dan wel beëindigingdatum vastgoedexploitatie
 Capaciteit, aantal plaatsen binnen de woonzorgvoorziening
 Gemiddelde NHC vergoeding op basis van de indicering van de bewoners van de
woonzorgvoorziening
 Het deel vanuit de NHC welke redelijkerwijs beschikbaar is ter dekking van de huur dan wel
de eigen kapitaal- en onderhoudslasten van de zorgorganisatie
 De gemiddelde huur die een zorgorganisatie kan realiseren in geval van het verhuren van
woonzorgeenheden met een zelfstandig huurcontract.
 De verwachte bezetting van de woonzorgvoorziening op basis van AWBZ/WLz financiering
 De verwachte bezetting op basis van het verhuren van woonzorgeenheden met een
zelfstandig huurcontract (scheiden wonen en zorg)
 (des)investeringen anders dan de verwachte ‘standaard’ aanpassingen t.b.v. het mogelijk
maken van verhuur met een zelfstandig huurcontract (zie vaste input).
De laatste gegevens worden gevraagd voor de jaren van de eerste vijf jaar periode en als
gemiddelde waarde van de tweede periode van vijf jaar.
Op basis van de gevraagde input worden de volgende waarden berekend:
 De verwachte leegstand in de woonzorgvoorziening per jaar en als gemiddelde waarde voor
de tweede periode van vijf jaar
 De opbrengst, dekking, ten behoeve van de huur- dan wel kapitaals- en onderhoudslasten
vanuit de AWBZ/nacalculatie. Hierbij wordt in het rekenschema rekening gehouden met de
aflopende percentages van de vergoeding in de nacalculatie.
 De opbrengst, dekking, ten behoeve van de huur- dan wel kapitaals- en onderhoudslasten
vanuit de NHC vergoeding. Hierbij wordt in het rekenschema rekening gehouden met de
oplopende percentages van de vergoeding vanuit de NHC systematiek.
 De opbrengst, dekking, ten behoeve van de huur- dan wel kapitaals- en onderhoudslasten
vanuit de huurpenningen bij een zelfstandig huurcontract
 Totaal aan opbrengsten vanuit de genoemde drie posten
 Totaal resultaat vraaghuur versus de totaal opbrengst van de vergoedingen.
De vaste input in het rekenmodel bestaat uit:
 Verwachte extra huurkosten als gevolg van de oplopende verhuurderheffing
13




De resterende vastgoed en facilitaire kosten die niet gedekt worden vanuit geldende
financieringen. De hoogte van deze kosten zijn bepaald op € 500,-- per jaar per
woonzorgeenheid
De ‘standaard’ kosten voor het aanpassen van een woonzorggebouw ten behoeve van het
kunnen voldoen aan de definitie van zelfstandig wonen. De hoogte van deze kosten zijn
bepaald op eenmalig € 1.000,-- per woonzorgeenheid.
Voor de servicekosten is een gemiddeld bedrag per maand genomen van € 180,-- per maand
per woonzorgeenheid. Hierin zij opgenomen posten die zowel vallen onder het besluit
servicekosten (bijvoorbeeld de energiekosten) als onder het besluit kleine herstellingen
(bijvoorbeeld tuinonderhoud). Omdat de zorgorganisaties hun best zullen doen om deze
verliespost zoveel mogelijk te beperken is in het rekenmodel rekening gehouden met een
daling van deze verlieskosten van 100% in het eerste jaar tot 20% in het vijfde jaar.
De energiekosten die niet in rekening gebracht kunnen worden bij de bewoners van de
woonzorgvoorziening zijn bepaald op 25% van de woon gebonden energiekosten. De kosten
bij aanvang bedragen € 30,-- per maand per woonzorgvoorziening. Ook deze kosten zullen
als gevolg van besparingsinspanningen van de zorgorganisatie teruglopen van 100% in het
eerste jaar tot 20% in het vijfde jaar.
Scenario
In de voorliggende maatschappelijke Business Case wordt uitgegaan van het scenario dat de
verhuurder, in dit geval WoonZorgNederland, de volgende kosten voor haar rekening neemt:
a. het verschil tussen de totale theoretische huursom van haar in de mBC opgenomen
woonzorgvoorzieningen en de werkelijke door de zorgorganisaties gerealiseerde opbrengst
uit huur- en overige inkomsten en
b. de noodzakelijke (des)investeringen en kosten voor gebouwaanpassingen.
Woonzorg Nederland kent een eigen systematiek:
Bij bepaling van de contractwaarde cq exploitatiewaarde wordt uitgegaan van de
bedrijfswaardemethodiek. Hieronder wordt verstaan de contante waarde van de aan een actief of
samenstel van activa toe te rekenen toekomstige kasstromen die kunnen worden verkregen bij
uitoefening van het bedrijf. De bedrijfswaarde wordt gevormd door de contante waarde van de
geprognosticeerde kasstromen uit hoofde van toekomstige exploitatieopbrengsten en toekomsite
exploitatielasten (direct verbonden aan het betreffende complex) over de geschatte
exploitatieduur. De rendementseisen zijn gebaseerd op door het Waarborgfonds Sociale
Woningbouw voorgeschreven parameters. In geval er sprake is van herziening van contractuele
verhoudingen dan kan dit leiden tot een mutatie in de geprognosticeerde bedrijfswaarde. Bij een
lagere bedrijfswaarde dan geprognosticeerd leidt dit tot een waardevermindering.
De zorgorganisaties nemen in principe de door hen te beïnvloeden kosten voor hun rekening.
Immers door eigen inspanningen zijn de verliezen te beperken, zijnde de:
a. ongedekte gebouw- en facilitaire kosten
b. ongedekte servicekosten
c. ongedekte energiekosten.
De werkelijke verdeling van de kosten als gevolg van leegstand in de woonzorgvoorzieningen is het
resultaat van nader te bepalen afspraken tussen partijen.
T.b.v. scheiden wonen en zorg heeft WoonZorgNederland een model ontwikkeld om een
toekomstbestendige exploitatie in beeld te brengen:
14
Scheiden wonen en zorg betekent dat cliënten huur betalen voor hun woonruimte en zelf
verantwoordelijk zijn voor hun huishouden. Dit stelt eisen aan de woning. Het verzorgingshuis
voldoet daar meestal niet aan. Denk bijvoorbeeld aan kookgelegenheid, eigen water-, gas- of
elektriciteitsmeter, eigen CAI of internet aansluiting en een wasmachine aansluiting.
Uit de praktijk blijkt dat heel verschillend met benodigde ingrepen wordt omgegaan wat leidt tot
een verschil in de bijbehorende investeringskosten. Het blijkt niet altijd nodig om het
verzorgingshuis helemaal aan te passen, voordat tot zelfstandige verhuring overgegaan kan worden.
Een en ander hangt mede samen met het beoogde woonzorgconcept. Uit landelijk onderzoek blijkt
de volgende regel: verbouw zo min mogelijk en maak geen hoge kosten zonder zekerheid van
terugverdienen.
Gebouwtechnisch is er over het algemeen duidelijk aan welke eisen de bestaande gebouwen moeten
voldoen, namelijk aan Bouwbesluit 2012. Ook als het gaat om brandveiligheid is de notitie
‘Brandveiligheid in de langdurige zorg’ redelijk eenduidig, hoewel de brandweer hier verschillend
mee omgaat. Een intramurale zorglocatie kent permanente aanwezigheid van personeel. Maar wat
als er niet 24 uur per dag betaalde krachten aanwezig zijn? In deze situaties is het een stuk lastiger,
zo niet ondoenlijk om de bedrijfshulpverlening te organiseren (BHV). Indien een locatie 100% is
geëxtramuraliseerd, is dat ook niet noodzakelijk.
Een ander thema dat in het kader van veiligheid speelt betreft de brandmeldinstallatie (BMI).
Verzorgingshuizen beschikken van oorsprong over een brandmeldinstallatie. In de meeste gevallen
blijft deze behouden. De vraag die opkomt is wie het onderhoud en doormelding via de brandweer
betaalt plus het loos alarm waar eveneens voor moet worden betaald? Het onderwerp BMI wordt in
ieder geval een discussie op het moment dat de bestaande BMI vanwege veroudering moet worden
vervangen. Is de zelfstandig hurende oudere bereid voor zijn eigen veiligheid te betalen? Gezien het
belang van reële huurprijzen is dit een aandachtspunt.
Verzorgingshuizen hebben een collectieve waterleidinginstallatie die door allerlei mensen wordt
gebruikt. In dat geval is volgens de website van de rijksoverheid de eigenaar van het gebouw
verantwoordelijk voor de kwaliteit van het water vanaf de hoofdkraan tot aan de tappunten. In de
praktijk komt het er op neer dat de verhuurder verantwoordelijk is voor het opstellen van een
legionella beheerplan om de risico’s te beheersen. De zorgorganisatie is daarna verantwoordelijk
voor het daadwerkelijk beheersen van deze restrisico’s door uitvoering te geven aan dit
beheersplan. Maar wat als de zorgorganisatie niet langer meer zelf het zorgcomplex huurt, maar de
individuele huurders? De verantwoordelijkheid van de verhuurders neemt daarmee toe. Zij geven
aan dat dit de reden is dat zij hierin investeringen plegen. De twee belangrijkste ingrepen zijn:
a. Het isoleren van zowel koude als warme leidingen zodat warm en koud water goed
gescheiden blijft, wat de kans op het ontstaan van legionella beperkt.
b. Het plaatsen van keerkleppen zodat water niet van het ene appartement kan worden
vermengd met het andere waardoor besmetting tussen appartementen onderling wordt
voorkomen.
Binnen de huidige wetgeving zijn de servicekosten die subsidiabel zijn, gemaximeerd op 48 euro:
schoonmaakkosten voor algemene ruimten (€12), energiekosten voor gemeenschappelijke ruimten
(€12, huismeesterkosten (€12), kosten voor dienst- en recreatieruimten (€12). Waarom hier geen
€12 aan toevoegen voor kosten in het kader van veiligheid?
15
Conclusie: op basis van het gehanteerde model is het tekort als gevolg van leegstand over de
periode 2015 – 2020 gezamenlijk een bedrag van enkele miljoenen. Een precieze berekening is
afhankelijk van het bilaterale overleg tussen verhuurder en huurder.
WZN hanteert het standpunt dat sluiting met vroegtijdige beëindiging van de huurovereenkomst
alleen mogelijk is als er sprake is van compensatie in de vorm van een financiële vergoeding dan
wel voortgezette geborgde exploitatie van zorgvastgoed elders in de regio.
De mBC is gebaseerd op vier criteria:
 Sluiten de keuzes aan bij de klantvraag
 Dragen ze bij aan de leefbaarheid van het gebied
 Is sprake van een gezonde (toekomstige) exploitatie van zorgorganisaties
 Is er sprake van een gezonde (toekomstige) exploitatie van corporaties
De oplossingsrichting licht in het verlagen van de hoogte van de huur dan wel afzien of
temporiseren.
Door het zorgkantoor is aangegeven dat de landelijke kaderstelling vanuit het ministerie (verdeling
Wlz-plaatsen) steeds meer bepalend wordt om tot een regionale verdeling te komen.
3.2
Scenario’s voor arbeid en dagbesteding
Om tot een keuze voor een scenario’s voor arbeid en dagbesteding te komen baseren we ons op de
eerste vingeroefening in januari 2015, het voorstel voor In voor zorg! en acht onderzochte modellen
van een maatschappelijk businesscase.
Om beter zicht te krijgen op de doelgroep die gebruik maakt van arbeid en dagbesteding maken we
gebruik maken van de participatieladder, de zelfredzaamheidsmatrix (ZRM) en de profielen van
Slaets (zie bijlagen).
Het resultaat van de activiteiten heeft een effect op het welbevinden van burgers en een
toegevoegde waarde voor de burger en de sociale cohesie in de (centrum)dorpen en of kernen.
Hierbij is het kunnen verwerven van eigen inkomen voorliggend boven het ontwikkelen en voor
anderen doelgroepen is een zinvolle dagbesteding het hoogst haalbare.
Als we verder inzoomen op de relatie tussen de behoefte – functie – stenen dan stellen we ons de
volgende vragen:
1. Hoe participeer ik?
O.b.v. de participatieladder
2. Hoe red ik mijzelf en in de samenleving?
O.b.v. de zelfredzaamheidsmatrix
3. Hoe voel ik met daarbij?
O.b.v. de profielen van Slaets
Mate van participatie
( participatieladder)
Trede 1
Behoeften (ZRM)
Type functies (Slaets)
Wat moet je doen
Financiën
Jezelf redden
Trede 2
Itt contact met justitie
Jezelf zijn
Voorkomen:
uitstellen van narigheid
Opheffen:
bv met hulpmiddelen
16
Trede 3
Adl
Trede 4
Huisvesting
Trede 5
Trede 6
Genieten van
eten/drinken
Plezierig wonen
Compenseren:
bv participatie
Lenigen:
bv acceptatiegraad van
burgers vergroten tav
mensen met een
beperking
Lekker slapen en rusten
Huiselijke relaties
sociaal netwerk
Dagbesteding
plezierige relaties en
contacten
Actief zijn
Geestelijk en lichamelijk
gezond
verslaving
Je gezond voelen van
lichaam en geest
17
Functies
Hoe bereikbaar / beschikbaar moeten de functies zijn? (b.v. huisarts, ziekenhuis, woningcorporatie,
contactmogelijkheden e.d.).
En wat kost dat?
Stenen
Behoeften Langer zelfstandig thuis wonen
Functies Beschermd
Beschut
Met zorg
Met ondersteuning
Met ontmoeten
Stenen –
Bestaand
Hergebruik
Nieuw
Sloop
Het is van belang om de visie te vertalen naar resultaat. Er is een gedeelde visie op Arbeid &
Dagbesteding vastgesteld in de DAL gemeenten (15 mei 2014).
Werken vanuit cliëntperspectief
Behoefte
Functies
Stenen
Consequenties mBC




hergebruik
Sloop
afbouw bestaand
geen nieuwbouw
Wat betekent dit voor herinrichten van bestaande arbeid en dagbesteding?
En welke effecten kunnen we met elkaar benoemen, bijvoorbeeld:
 meer burgerparticipatie
 minder vastgoed in bezit bij arbeid & dagbesteding
 meer gebruik van bestaande gebouwen
 meer samenwerking welzijn en A&D
 meer ontwikkelingsmogelijkheden voor burgers/cliënten
 meerder uitruil van diensten door kruisbestuiving op verschillende trede van de
participatieladder
 kosten per deelnemer lager
3.3
Keuze scenario’s
Vanuit de kennis over de ontwikkeling van een model voor de maatschappelijke businesscase
benutten we drie denkrichtingen als extreme uitersten als bouwstenen voor een
toekomstperspectief naar een passend verdienmodel (gebaseerd op KPMG 2011).
Elke richting is vanuit een specifieke invalshoek beschreven en uitgewerkt. Deze drie uitersten zijn
een vereenvoudiging van de werkelijkheid maar ze laten mogelijkheden zien om de positie en
continuïteit van zorgvastgoed en arbeid & dagbesteding vorm te geven.
18
Voor ieder vraagstuk, zorgvastgoed en arbeid & dagbesteding, geldt de volgende vraag: hoe kunnen
we in een krimpgebied voldoen aan de zorg en ondersteuningsbehoefte die nodig is om mensen zo
lang mogelijk thuis te laten wonen, werken en leven?
Daarnaast moeten we duidelijk hebben voor wie we het doen, met welke medewerkers, welke
diensten en vastgoed geboden worden en in welk samenwerkingsverband dit moet plaatsvinden.
3.4
Voorstel voor model
Naam organisatie
Complexnaam
Jaarhuur per 1 januari
In geval van eigendom huur = kapitaallaten +
instandhoudingskosten
Jaarhuur per 1 juli
Einddatum huurcontract
Totaal capaciteit/aantal
plaatsen
Gemiddelde NHC
vergoeding t.b.v. huur
Percentage vanuit NHC
vergoeding t.b.v. huur
Gemiddeld scheiden
w+z huur per eenheid
Exploitatiejaar
2015
2016
2017
2018
2019
Nacalculatiepercentage
50%
30%
15%
0%
0%
Gemiddelde
waarden
2010-2024
0%
Bezetting op basis van
AWBZ/Wlz
Bezetting op basis van
scheiden w+z
Verwachte leegstand in
plaatsen
Huuropbrengst uit
nacalculatie
Huuropbrengst uit NHC
vergoeding
Huuropbrengst uit
scheiden w+z
Totale huuropbrengst
uit exploitatie
Verwachte
huurderving/huursurplus
Totaal
huurderving/huursurplus
19
4. Wat is de beleidsruimte voor een regionaal transformatie
model?
4.1
Kader ACM
Binnen het sectoroverleg is in november 2014 en januari 2015 overleg gevoerd met het Aanjaagteam
Langer Zelfstandig Wonen. Daarbij is ook gekeken naar de randvoorwaarden voor een mogelijke
maatschappelijke business case. Onder meer dit overleg heeft geleid tot een leidraad ´Uitwisselen
van informatie voor afbouw van capaciteit in de langdurige zorg binnen de kaders van de
Mededingingswet.´ De leidraad is in december door staatssecretaris van Rijn verstuurd naar de
leden van de tweede kamer.
Het dilemma hierin is: desinvesteren is niet wenselijk, maar de markt verdelen ook niet. De
maatschappelijke business case wordt ingericht op basis van de volgende fasering:
De fasering is als volgt:
Fasering van het inkoopproces gemeenten
Fase 1, wat
De zorg- en welzijnspartijen
mogen met elkaar een
verkenning doen om te kijken
wat er nodig is op en gebied
van zorg- en welzijn (WLZ)
voor een gebied.(huidige
situatie en de verwachte
toekomst)
Fase 2, wie
Inkoopproces gaat van start
Fase 3, hoe
Het inkoopproces is afgerond
Let op geen markt verdelen
onderling. Iedereen heeft hier
zelf een eigen bestuurlijke
verantwoordelijkheid in.
Zorgkantoor en gemeenten zijn
aan zet.
Inkopende partijen kunnen
zorg- en welzijnsorganisaties
vragen een gezamenlijke
oplossing aan te dragen. Zorg en welzijnsorganisaties kunnen
zelf niet met gezamenlijke
oplossingen komen.
Het is duidelijk welke partijen
contracten hebben gekregen.
Partijen mogen onderling
overleggen over overname
personeel e.a.
Met andere woorden: in fase 1 mogen zorg- en welzijnsorganisaties open met elkaar praten, zolang
zij er maar voor zorgen dat zij niet de markt gaan verdelen. In fase 2 bepaalt de gemeente en het
zorgkantoor wie er een contract krijgt. Dit is de periode dat terughoudendheid geboden is voor de
zorg- en welzijnsorganisaties onderling. In periode 3 kunnen de zorg- en welzijnsorganisaties weer
met elkaar praten. Het is dan helder wie de contracten heeft gekregen van gemeenten en
zorgkantoor en er kunnen onderling afspraken worden gemaakt om te komen tot een
toekomstbestendige zorginfrastructuur. Het zorgkantoor definieert en bepaalt de keuzes.
20
Daarbij is het van belang om vast te stellen welke gebouwen moeten sluiten, welke open blijven en
waar een eventueel nieuwe investering op zijn plek is, om desinvesteringen te voorkomen. De ACM
onderkent dit belang en is samen met het aanjaagteam altijd bereid om mee te denken met de
4.2
Uitkomsten op inhoud en proces
Zorgvastgoed
 Overleg voorzitter WLP: breng RTM in als kader voor het zorginkoopbeleid.
 Overleg met procesbegeleider aardbevingsgelden en verbinding met de Nationaal
coördinator Groningen.
 Methodiek die gebruikt is bij schoolgebouwen wordt medio 2015-2016 toegepast op
zorgvastgoed.
 Overleg met directie WZN.
 Verbinding gelegd met RTM en eigen methodiek bepaling bedrijfswaarde.
 Afspraak met betrekking inventarisatie eigen vastgoed WZN (250 eenheden).
Arbeid & dagbesteding
 De RTM methodiek wordt toegepast door de gemeente.
 De zorg en welzijnaanbieders zijn in gesprek over de herindeling van locaties.
Vanuit InvoorZorg! Is het initiatief genomen om een verbinding te leggen met de activiteiten van de
Nationaal Coördinator Groningen. Dit traject loopt nog: ons voorstel is geweest om de aanpak die
onder verantwoordelijkheid van de NAM t.a.v. schoollocaties is gehouden ook toe te passen op
zorgvastgoed.
Hierdoor ontstaat de mogelijkheid om vanuit de veiligheid van gebouwen te kijken of beleidskeuzes
kunnen leiden tot concentratie van locaties, waardoor mogelijk middelen vrijvallen om een bijdrage
te leveren aan de problematiek rond zorgvastgoed.
De voorzitter van de stuurgroep WLP is over dit initiatief geïnformeerd. Besluitvorming zal plaats
vinden in kwartaal 3 van 2015. De mogelijke resultaten van een dergelijk traject worden begin 2016
verwacht.
De problematiek van zorgvastgoed kan uiteraard alleen worden opgelost binnen de kaders zoals de
ACM heeft vastgelegd. Daarover is separaat overleg gevoerd met de voorzitter van de commissie
Langer zelfstandig Wonen, dhr. M. Norder. Op basis van afstemming die hij heeft gevoerd met de
ACM is de methodiek zoals geschetst in deze notitie verder ingevuld. Een belangrijke conclusie
daarbij is dat het overleg over zorgvastgoed per partij gevoerd dient te worden.
4.3. Vervolg
Het door ons geschetste regionale transformatiemodel biedt een goede methodiek om problematiek
rond zorgvastgoed en arbeid en dagbesteding in beeld te brengen.
Geconstateerd kan worden dat het komen tot een regionale aanpak echter wordt ingeperkt door:

Kaders ACM: verhuurder en huurder kunnen alleen bilateraal tot afspraken komen
21



Zorginkoopbeleid gemeenten: hebben nog de neiging om per jaar tot contractering over te
gaan. De geschetste problematiek vergt echter een meer jaren perspectief
Zorgkantoor: jaarlijks zorginkoopbeleid. Wel bereidheid om na te denken over een meer
jaren perspectief. Ze zijn daarover in overleg met WZN
Zorgverzekeraar: wijst nadrukkelijk op eigen autonome rol en wil zich niet verbinden aan
regionale afspraken
De uitwerking van een regionaal Transformatiemodel zet de positie van cliënten centraal. Voor
betrokken partijen blijkt het ondanks dit standpunt lastig om te komen tot een samenhangende
agenda.
Het WLP biedt hiervoor een kader: uitwerking in concrete acties wordt echter vooral getoetst aan de
eigen agenda.
T.a.v. het onderwerp arbeid en dagbesteding lijkt het verstandig om in de regio een
bestuurdersoverleg met wethouders uit betrokken gemeenten te beleggen om daar draagvlak te
organiseren dit brede terrein (inclusief sociale dienst en sociale werkplaats).
22
Bijlage1 Korte beschrijving 8 modellen en toepassingen van mBC
23
Inhoud
Model Buurtzorg ................................................................................................... 25
KPMG Vastgoed .................................................................................................... 26
Kleinschalige Oudereninitiatieven voor bewoners met ASS en VG ....................................... 26
Handleiding Maatschappelijke Case ........................................................................... 27
Minicursus mBC van Ernst & Young; van nieuwe ideeën tot waarde creatie ........................... 29
Stakeholdersanalyse .............................................................................................. 31
mBC Leerwerkplaatsen ........................................................................................... 32
MKBA
Werken aan maatschappelijk rendement BZK ................................................... 33
Bronverwijzing ..................................................................................................... 36
24
Model Buurtzorg
Bij Buurtzorg is de mBC gebruikt om een andere aanpak te onderbouwen. Dit is gedaan door nadruk
te leggen op 5 nieuwe bouwstenen en 1 bestaande bouwsteen, een duidelijke waarde propositie.
Daarnaast zijn de kenmerken van de organisatie zijn goed neergezet, een platte
organisatiestructuur en goede ICT.
CP: Er is vanuit meervoudig perspectief geschreven. Zowel het perspectief van de cliënt, van de
mantelzorger en het personeel is beschreven.
BM: Wie vraag in beeld brengen; kernactiviteit, kerncapaciteit, doelgroepen en distributiekanaal.
Ook worden de kritische succesfactoren en de risico’s beschreven. Er is een kosten/baten
analyse in de bijlage opgenomen.
OC: Uitleg over de productopbouw, inzet en doorlooptijd, over de kosten en een benchmark.
MC: Maatschappelijk rendement, stakeholders, kwalitatieve effecten en kwantitatieve effecten.
Gegevensset: aantal fte, individuele productiviteit, productiviteit van het team. Opbrengst,
aantal geleverde uren zorg. Hoeveel uur per cliënt, doorloopsnelheid, omzet en salariskosten.
En daarnaast nog een gegevensset met cliëntsegmentatie.
mBC: Door behoudt van 1 bouwsteen en werken vanuit 5 nieuwe bouwstenen wordt onderstaand
resultaat behaald. Buurtzorg geeft hiermee aan dat deze manier van werken beter en
goedkoper is dan die van de reeds bestaande organisaties.
1. minder uren per cliënt per jaar
2. kortere doorlooptijd
3. afname ongeplande (crisis)zorg
BETER
Buurtzorg verleent de zorg effectiever (en efficiënter).
BUURTZORG
GOEDKOPER
Buurtzorg organiseert de zorg efficiënter (en effectiever).
4. hogere arbeidsproductiviteit
5. lagere overheadkosten
6. lager verzuim en verloop
25
KPMG Vastgoed
Vastgoed ondernemingen zijn zich aan het beraden op hun positie. Wat voor organisatie willen zij
zijn? Wat is het toekomstperspectief van hun organisatie.
KPMG werkt drie denkrichtingen uit. Een oriëntatie op vastgoed, op huurder en op medewerkers.
Door hier keuzes in te maken kiezen organisaties of zij een brede een focus of een regie corporatie
willen zijn.
Brede Corporatie
Focus Corporatie
Regie Corporatie
Vastgoed
Vastgoed in bezit
Beperkte
portefeuille, vooral
een kernvoorraad
Geen vastgoed
Huurders
Brede Doelgroep
Beperkte Doelgroep
Geen huurders
Medewerkers
Volledige
personeelsbezetting
Medewerkers voor
kerntaken
een medewerkers
Om van denkrichting naar gerichte keuzes te komen worden thema’s als strategie, doelmatigheid,
organisatieontwikkeling en schaal en samenwerking verder uitgewerkt.
Strategie: identiteit, missie en (klant)visie en portfolio
Doelmatigheid: business case en financiering
Organisatieontwikkeling: klant- en dienstverlening, bedrijfsprocessen en cultuur
Schaal en Samenwerking: Samenwerking en Partnership / Schaal en Omvang
Dit denkkader kan organisaties helpen gerichte keuzes te maken.
26
Kleinschalige Oudereninitiatieven voor bewoners met ASS en VG
CP: Er wordt echt vanuit cliënt perspectief geschreven, kort wordt de ontlasting van het netwerk
van de cliënt aangegeven.
BM: Eerst wordt de levensloop van de woonvoorziening beschreven. Daarna komen onderstaande
onderwerpen aan de orde aan de hand van het Business Model Canvas.
In een tabel wordt nog aangegeven hoe de huisvesting is georganiseerd, wat de groepsgrootte is en
wat de financieringsgrondslag van zorg en huisvesting is.
OC: De exploitatie wordt in beeld gebracht. De inkomsten/ uitgaven en het resultaat van
verschillende initiatieven. Ook is in beeld gebracht wie de initiatiefnemer zijn van het project.
MC: Kwalitatieve baten voor cliënten en medewerkers zijn in beeld gebracht en gekwantificeerd.
Eigen regie, de formele en informele zorg
mBC: Door het uitvoeren van deze mBC is er zicht gekomen op de voor- en nadelen van
kleinschalige initiatieven hierdoor kunnen investeerders bewuste keuzes maken. Er zijn
aanbevelingen gedaan voor toekomstige initiatieven.
Handleiding Maatschappelijke Case
De MC beschrijft het maatschappelijke nut van een project. Het gaat hierbij niet om de exacte
cijfers achter de komma, maar om het gezamenlijke waarderings- en wegingsproces, waarin de
kennis en doelen samen komen. De waarderingen worden zo goed mogelijk onderbouwd en
gedocumenteerd.
Waarderingsproces (8 stappen)
27








Brainstorm; kwalitatieve baten per stakeholder
Inventarisatie; formele stakeholdersanalyse
Keuzeproces; welke baten omzetten in kwantitatieve beschrijving
Indicatoren; bepalen van indicatoren gedragen door project en stakeholders
Doelkoppeling; koppeling van indicatoren aan doelen van stakeholder
Gesprekken; houden van gesprekken om doelstellingen te kwantificeren
Deskresearch; onderzoek naar nog niet gekwantificeerde doelen (doorlopend)
Assesment ; weging van kwantitatieve resultaten ( toekomstig)
Model: Stakeholdersanalyse:
Model: Impactkaart (kwantificering)
28
Model: Impact assesment + inschatting externe financieringskans
Door de Maatschappelijke Case is er een onderbouwd idee van mogelijke belanghebbenden en
hiermee wellicht ook mogelijke financiers.
Minicursus mBC van Ernst & Young; van nieuwe ideeën tot waardecreatie
Door de mBC is structuur en overzicht te creëren. Het doel is met potentiele financiers de dialoog
aan te gaan. Verder kan het gebruikt worden om innovaties te onderbouwen zachte kwalitatieve
informatie te vertalen naar harde gegevens over de maatschappelijke en economische meerwaarde.
29
CP:
Een cliëntverhaal in de ik vorm vanuit behoeften. Aan de hand van de piramide van Maslow.
BM:
Door het invullen van het Business Model Canvas wordt het business model geschetst.
OC:
Financieel doorrekenen van de 5 jaarsontwikkeling. Huidige situatie, toekomstige
ontwikkeling, aannames volwassenheid, risico’s in beeld, knelpunten in financiering.
OC: Basis, Investeringen, Exploitatie Actueel, Samenvatting Exploitatie, Exploitatie
ontwikkeling, Exploitatie Volwassen.
MC:
Gezamenlijk waarderingsproces. Gebruiken schattingstechnieken, onderzoek, expert en
practice opinions. Alternatief is niets doen. Bestrijd samen onmogelijkheidsziekte.
MC: Aannames, Impactkaart, Impactbeoordeling/waardering,
Impactbeoordeling/financiering, Impactverdeling.
Zijn er logische clusters van producten of stakeholders die bekostiging dichterbij brengen.
Kwalitatief onderzoek. De kunst van de realistische waarde zit in het vinden van de goede
gegevens.
mBC:


Vertel een persoonlijk verhaal
Maak de waarde propositie concreet ( wat is het unieke in het project)
30





Wees volledig in het Businessmodel
Hanteer een heldere definitie van de klantgroep
Let op volledigheid en juistheid organisatorische case ( financiën)
Maak de aannames maatschappelijke baten transparant
Onderbouw de aannames maatschappelijke baten zo concreet mogelijk.
Het is een iteratief proces, betrek stakeholders en denk aan het verhaal!
Stakeholdersanalyse
Het zichtbaar maken van de maatschappelijke effecten door het maken van een stakeholders
analyse.
31
mBC Maatschappelijke Leerwerkplaatsen
mBC: Voor de start van leerwerkplaats is er een goede analyse gemaakt. Er is nu zicht op de kosten
baten, werkwijze en de juridische eenheid. De kansen en risico’s zijn voor de actoren in
beeld gebracht.
transitiemodel
CP:
Goede
definitie van de
klanten
BM: Dit onderdeel
bevat de volgende
onderdelen:
Diensten,
OC:
MC:
Waardenproposities, Doelgroepen, Relatie cliënten, Distributiekanaal, Juridische en
organisatorische structuur, Kernactiviteiten, Kerncapaciteiten en Samenwerkingsverbanden.
Verder worden er aannames gedaan over continuïteit en kopieerbaarheid. Basisvereisten en
kritische succesfactoren worden beschreven en de risico’s in beeld gebracht.
Basisdiensten zijn tweeledig. Matchen van cliënten richting leerplaatsen en het afstemmen
van de productie op de vraag van afnemers.
Verwachting aantal te bemiddelen cliënten. Te verwachten productie en kosten in diverse
fasen. Organisatorische en juridische vertaling. Risico’s gevoeligheden en knelpunten in de
financiering.
Maatschappelijk rendement, stakeholdersanalyse, kwantitatieve effecten, Impactkaart.
32
MKBA Werken aan maatschappelijk rendement BZK
Maatschappelijk rendement is de toegevoegde waarde voor de hele maatschappij. Hoe verhouden
de kosten zich tot het maatschappelijk rendement? Hiervoor is een MKBA denkraam ontwikkeld.
Het is gericht op het expliciet maken van kosten, door effecten in kaart te brengen en dit te
koppelen aan euro’s kunnen projecten worden onderbouwd, het helpt bij de invoer/optimaliseren
van (nieuw) beleid, bij verantwoording voor investeringen en het kan partijen op inhoud bij elkaar
brengen.
Stappen MKBA denkraam
Module 1: De bedoelde en onbedoelde effecten in kaart brengen. Onderstaand een voorbeeld van
een effecten arena.
Module 2: Naar een indicatieve kosten-baten analyse (MKBA). Let op het gaat er hier om het
omslagpunt te berekenen. Dit is de opbrengst na interventie minus het nul alternatief. Wat zijn de
opbrengsten als je niets doet.
33
Module 3: Het project wordt in de praktijk gevolgd getoetst en waar nodig bijgesteld.
Het MKBA denkraam kan de doelstellingen doorrekenen en de projecteffecten inschatten. In beide
gevallen komt er een beeld uit of de beleidsdoelen de kosten rechtvaardigen. Ook kan een
inschatting gemaakt worden van een reële overheidsbijdrage.
Checklist MKBA
Module 1
Voorbereiding
 Doel van het onderzoek naar maatschappelijk rendement scherp geformuleerd
 Zicht op wie het resultaat straks moet steunen
 Keuze zelf doen of uitbesteden gemaakt
 Alle belangen aan tafel vertegenwoordigd Plan van aanpak vastgesteld
Stap 1: Probleemanalyse en doelstelling
 Voldoende tijd en aandacht voor probleemanalyse ingeruimd
 Klanten en doelgroep van het project betrokken
 Belangen van verschillende partijen expliciet gemaakt
 Doelstelling niet te breed of te smal gedefinieerd
 Alternatieve oplossingen onderzocht
Stap 2: Project- en nulalternatief



Project concreet uitgewerkt Alternatieven benoemd
Nulalternatief gedefinieerd
Ontwikkelingen en maatregelen zonder project in beeld
Stap 3: Projecteffecten in beeld







Alle gezichtspunten voldoende vertegenwoordigd in de Arena
Alle stakeholders en ‘tegendenkers’ betrokken
Realistisch geredeneerd, vanuit nulalternatief
Verwachte effecten vloeien logisch voort uit de interventie
Redenatie getoetst
Wetenschappelijke kennis benut
Verdelingseffecten in beeld
Module 2: MKBA; maatschappelijke kosten baten analyse (effecten worden gekwantificeerd)
Voorbereiding






Offerte-aanvraag opgesteld
Opnemen gedeelde probleemanalyse en doelstelling indien aanwezig
Oplevering spreadsheet (MKBA-model) als eindresultaat in de voorwaarde
Gedeeld opdrachtgeverschap als optie onderzocht
Voldoende capaciteit bij de opdrachtgever voor het aanleveren van informatie
Alle expertise bij het bureau en/of in huis aanwezig (economisch en
inhoudelijk) Second opinion ingebouwd
Stap 4. Effecten kwantificeren: indicatief

Inschatting omvang van de projecteffecten op basis van effectstudies, kengetallen en
expertoordelen
34

Inschatting relateren aan effectiviteit van maatregelen die toch al genomen worden
(nulalternatief) om overschattingen te voorkomen.
Stap 5. Effecten waarderen



Onderscheid tussen korte en lange termijn financiële effecten en immateriële baten
Alle immateriële waarden geloofwaardig te monetariseren
Aanvullend onderzoek of waardenspel nodig vanwege gebrek geschikte kengetallen
Stap 6. Kosten bepalen



Investeringen en jaarlijkse kosten bepaald
Alle kosten die zorgen voor de baten meegenomen
Niet alleen (eenmalige) investeringen, maar ook veranderde organisatie- en beheerkosten
Stap 7. Kosten en baten opstelling



Kosten en baten in de tijd plaatsen en netto contante waarde berekenen
Nagedacht over tijdshorizon: hoe lang? Is dat nog geloofwaardig? welke lange termijn
onzekerheden?
Nagedacht over discontovoet (risico-opslag): meegenomen in gevoeligheidsanalyse saldo
Stap 8. Presentatie





Eindresultaat indicatieve MKBA: model, toelichting en statements
Inzicht in de belangrijkste aannames
Inzicht in omvang projecteffecten
Onderscheid in financieel en maatschappelijk rendement
Verdelingseffecten zijn als eindresultaat gepresenteerd
Module 3: Volgen van project op hoofdpunten/monitoren
Opzetten van effectonderzoek





Interventie beschreven, inclusief eventuele wijzigingen in de aanpak gedurende
implementatie
Context beschreven, inclusief overige maatregelen die mogelijk van invloed zijn
Verwachte werking (veranderingstheorie) beschreven
Belangrijkste verwachte effecten benoemd, en SMART geformuleerd
Keuze van type onderzoek: (quasi-)experimenteel, statistische analyses1, pre- en
posttest Voldoende vergelijkbare controlegroep of kengetallen
Interpretatie en terugkoppeling



Experimentele groep en controlegroep voldoen aan de vooraf gestelde eisen
Alle mogelijke verklarende variabelen zijn meegenomen of benoemd
Analyse of aanname over de mate waarin het gevonden effect toe te rekenen is aan de
interventie
 Realitycheck: professionals uit de praktijk herkennen de gevonden resultaten
‘De effectenarena gaf ons een gedeelde visie, MKBA gaf ons focus’. Het wordt helder wie profiteert
van een project.
35
Bronverwijzing








mBC Buurtzorg Nederland, mBC is uitgewerkt in het kader van de Transitie langdurige zorg,
versie 1.1., juni 2009
Idealisme met een businesscase, verkenning van andere verdienmodellen en
organisatievormen. KPMG in opdracht van de branchegroep Woningcorporaties, 2011
mBC Kleinschalige ouderinitiatieven voor bewoners met ASS en VG, EY in opdracht van de
Provincie Noord-Brabant en Mee, april 2014
Handleiding Maatschappelijke Case, is uitgewerkt in het kader van de Transitie langdurige
zorg
Minicursus Maatschappelijke Businesscase; van nieuwe ideeën tot waardecreatie
Ernst & Young
Format Stakeholdersanalyse, is uitgewerkt in het kader van de Transitie langdurige zorg
door mBC team
mBC Maatschappelijke Leerwerkplaatsen, is uitgewerkt in het kader van de Transitie
langdurige zorg, versie 3.0, april 2010
Werken aan maatschappelijk rendement, een handreiking voor opdrachtgevers van MKBA’s
in het Sociaal Domein, geschreven door LPBL in opdracht van BZK, oktober 2011
36
van de nieuwbouw. In krimpregio’s is sprake van extra druk die gecompenseerd zou kunnen
(moeten) worden door een bestuurlijk vangnet.
Uiteindelijk zal duidelijk moeten worden wat de verdeelsleutel voor de financiële opgave moet zijn:
wat betalen gemeenten, wat betaald WZN en wat betalen de zorgaanbieders.
37
www.invoorzorg.nl
Download