thuis(loos) na de psychiatrie

advertisement
THUIS(LOOS) NA DE
PSYCHIATRIE
Een verkennend onderzoek naar het
uitstromen uit de psychiatrie in Gent
Isabelle Pannecoucke & Pascal De Decker
THUIS(LOOS) NA DE PSYCHIATRIE
Een verkennend onderzoek naar het
uitstromen uit de psychiatrie in Gent
Isabelle Pannecoucke & Pascal De Decker
Promotor: Pascal De Decker
Leuven, mei 2014
●●●●●
Het Steunpunt Wonen is een samenwerkingsverband van de KU Leuven, LUCA School of Arts (Sint-Lucas
Brussel-Gent), de Universiteit Hasselt, de Universiteit Antwerpen en het Onderzoeksinstituut OTB van de
TU Delft (Nederland).
Binnen het Steunpunt verzamelen onderzoekers van verschillende wetenschappelijke disciplines
objectieve gegevens over de woningmarkt en het woonbeleid. Via gedegen wetenschappelijke analyses
wensen de onderzoekers bij te dragen tot een langetermijnvisie op het Vlaamse woonbeleid.
Het Steunpunt Wonen wordt gefinancierd door de Vlaamse overheid, binnen het programma
‘Steunpunten voor Beleidsrelevant Onderzoek 2012-2015’.
Gelieve naar deze publicatie te verwijzen als volgt:
Pannecoucke I. & De Decker P. (2014), Thuis(loos) na de psychiatrie. Een verkennend onderzoek
Gelieve
deze publicatie
te verwijzen
als volgt:
naar
hetnaar
uitstromen
uit de psychiatrie
in Gent,
Steunpunt Wonen, Leuven, 101 p.
typ de bibliografische referentie van de publicatie
Voor
meer
informatie
over
deze
publicatie
[email protected];
Voor meer informatie over deze publicatie typ e-mailadres(sen) van de corresponding authors
[email protected]
In deze publicatie wordt de mening van de auteur weergegeven en niet die van de Vlaamse overheid.
De Vlaamse overheid is niet aansprakelijk voor het gebruik dat kan worden gemaakt van de
opgenomen gegevens.
D/typ het jaartal/4718/typ het depotnummer – ISBN typ het ISBN nummer
© typ
jaartal WONEN
2014het
STEUNPUNT
STEUNPUNT WONEN
Niets uit
uit deze
dezeuitgave
uitgavemag
magworden
wordenverveelvuldigd
verveelvuldigd
en/of
en/of
openbaar
openbaar
gemaakt
gemaakt
door
door
middel
middel
van van
druk,druk,
fotocopie,
fotocopie,
microfilm
microfilm
of opof op
welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
No part of this book may be reproduced in any form, by mimeograph,
mimeograph, film
film or
or any
any other
other means,
means, without
without permission
permission in
in writing
writing from
from
the publisher.
p.a. Secretariaat Steunpunt Wonen
HIVA - Onderzoeksinstituut voor Arbeid en Samenleving
Parkstraat 47 bus 5300, BE 3000 Leuven
Dit rapport is ook beschikbaar via www.steunpuntwonen.be
Voorwoord Het voorliggend rapport is een verslag van onderzoek dat werd uitgevoerd in het voorjaar van 2013. Het onderzoek naar de uitstroom uit de psychiatrie is onderdeel van een groter onderzoeksproject binnen het Steunpunt Wonen waarbij de uitstroom van kwetsbare groepen uit drie verschillende instellingen (psychiatrie, gevangenissen en bijzondere jeugdzorg) tegen het licht wordt gehouden. De focus van dit bredere onderzoeksproject ligt op de begeleiding ‐ in brede zin ‐ die deze kwetsbare groepen krijgen bij hun uitstroom naar de woningmarkt. Met brede zin wordt bedoeld dat wordt gekeken naar drie aspecten van die overgang: (1) binnen welke segmenten van de woningmarkt komen instellingsverlaters terecht en hoe worden ze daar en in andere segmenten ontvangen, (2) in welke mate worden toekomstige instellingverlaters tijdens hun residentieel verblijf op hun uitstroom voorbereid en eventueel opgevolgd en (3) welke institutionele en wettelijke belemmeringen bemoeilijken de begeleiding. Thuis(loos) na de psychiatrie | v Inhoud Lijst met afkortingen ix Managementsamenvatting xi Inleiding 1 2. Van de zorg in instellingen naar de zorg in de samenleving 2.1 Vermaatschappelijking van de zorg 2.2 ‘De’ geestelijke gezondheidszorg, een sector in beweging in Vlaanderen 2.2.1 Bevoegdheidsverdeling 2.2.2 Ontwikkelingen binnen de GGZ 2.2.3 Aanbod binnen de GGZ 2 2 4 4 4 9 3. Problematiek inzake uitstromen 12 4. Onderzoeksvragen 16 5. Methode 5.1 Onderzoeksopzet 5.2 Gent als case 5.2.1 Gezondheidszorg in Gent 5.2.2 Wonen in Gent 5.3 Beschrijving veldwerk 5.4 De Gentse case getoetst 17 17 17 17 18 20 20 6. Onderzoeksresultaten 6.1 Ondersteuning tot zelfstandig wonen binnen de muren van de GGZ 6.1.1 Psychiatrische ziekenhuizen en wonen: een missing link? 6.1.2 Initiatieven beschut wonen, een trede op de staircase of transition? 6.2 Buiten de muren van de GGZ 6.2.1 De (on)bereikbaarheid van de woningmarkt 6.2.2 Ondersteuning buiten de muren van de GGZ 6.3 Van knelpunten naar oplossingen 6.3.1 Is de maatschappij er klaar voor? 6.3.2 Nood aan differentiatie en flexibiliteit 7.1 De resultaten op een rij 7.2 Aanbevelingen 7.3 Tot slot 22 22 23 32 40 41 58 70 71 75 78 82 84 Bibliografie 85 Thuis(loos) na de psychiatrie | vii Lijst met afkortingen ADHD Attention Deficit Hyperactivity Disorder AZ Algemeen Ziekenhuis AZiS Assertieve Zorg in de Samenleving CAW Centrum Algemeen Welzijnswerk CGG Centrum Geestelijke Gezondheidszorg ETHOS European Typology of Homelessness and Housing Exclusion FOD Federale Overheidsdienst GDT Geïntegreerde Dienst in de Thuiszorg GGZ Geestelijke Gezondheidszorg IBW initiatief beschut wonen IMC Interministeriële Conferentie MCT Mobiel Crisisteam MOBiL Mobiele Ondersteuning en Behandeling in de Leefomgeving MPG Minimale Psychiatrische Gegevens MSOC Medisch Sociaal Opvangcentrum NRZV Nationale Raad voor Ziekenhuisvoorzieningen OCMW Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn PAAZ Psychiatrische Afdeling van een Algemeen Ziekenhuis PC Psychiatrisch Centrum PVT Psychiatrisch Verzorgingstehuis PWA Plaatselijk Werkgelegenheidsagentschap PZ Psychiatrisch Ziekenhuis PZT Psychiatrische Zorg in de Thuissituatie QIP Quality Indicator Project RIZIV Rijksinstituut voor Ziekte‐ en Invaliditeitsuitkering RVT Rust‐ en verzorgingstehuis SSeGA Samenwerking Sociale Huisvestingsmaatschappijen en Geestelijke Gezondheidszorg Antwerpen SOA Seksueel Overdraagbare Aandoening SVK Sociaal Verhuurkantoor SVR Studiedienst Vlaamse Regering TP Therapeutische Projecten UPSI Urgentie Psychiatrische Diensten VDAB Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding Thuis(loos) na de psychiatrie | ix VVVL Volksgezondheid, Veiligheid van de voedselketen en Leefmilieu vzw vereniging zonder winstoogmerk WED Werkgroep Ervaringsdelen Thuis(loos) na de psychiatrie | x Managementsamenvatting Dit exploratief onderzoek bekijkt welke problemen personen met een psychische kwetsbaarheid ondervinden wanneer ze uit een voorziening binnen de GGZ (zoals een psychiatrisch ziekenhuis of een initiatief beschut wonen (IBW)) uitstromen naar een zelfstandige woonsituatie. Het onderzoek vond plaats in de stad Gent. In het onderzoek werden sociaal werkers die de instellingverlaters op weg zetten naar een zelfstandige woonsituatie uitgebreid geïnterviewd. Aan de hand van deze inter‐
views beoogden we een antwoord te formuleren op drie algemene onderzoeksvragen. a) Hoe bereikbaar is de woningmarkt voor (ex‐)psychiatrische patiënten? Een, omdat het aanbod van sociale huurwoningen in Vlaanderen beperkt is, komen de personen na hun ontslag doorgaans op de private huurmarkt terecht. Er is echter een beperkt aanbod door (1) de aanwezige concurrentie van andere kandidaat‐huurders die veelal als beter gepercipieerde refe‐
renties kunnen voorleggen, (2) het gegeven dat vele huurwoningen voor hen nauwelijks betaalbaar daar ze meestal over een beperkt inkomen beschikken (waarvan eventueel nog de afbetaling van schulden af moet) en (3) negatieve selectie omwille van de aard van hun inkomen en omwille van het stigma dat kleeft aan de psychiatrie. Als er uiteindelijk dan toch iets betaalbaars gevonden wordt, betekent dit in de meeste gevallen dat men heeft ‘ingeboet’ op de woningkwaliteit. Ten tweede, lopen de wachttijden voor alleenstaanden, een grote groep onder (ex‐)psychiatrische patiënten, hoog op. Vooralsnog bestaat er binnen de sociale huisvesting geen voorrangsregels voor mensen met een psychische kwetsbaarheid. In tegenstelling tot de professionelen binnen de geeste‐
lijke gezondheidszorg die het bestaan van dergelijke voorrangsregels positief onthalen, zijn de huis‐
vesters minder positief. Ze vinden dat de verschillende voorrangsregels de druk op de wachtlijst doen toenemen en dat het voor hen steeds moeilijker wordt om dergelijke voorrang te verantwoorden. De vraag moet bovendien gesteld worden of het sociale woningaanbod zoals het er vandaag uitziet een goede woonsituatie kan zijn voor psychiatrische patiënten. Heel wat appartementen en studio’s liggen in grote complexen, complexen waar stilte een schaars goed is en verstoring van anderen om de hoek loert. Bovendien liggen enkele sociale woningcomplexen in buurten waar zich verschillende problematieken opstapelen. b) Welke begeleidingspraktijken bestaan er momenteel om psychiatrische patiënten op een zelfstandige woonsituatie voor te bereiden? Voor wat de psychiatrische instellingen betreft, stellen we vast dat hoewel iemands woonsituatie bij ontslag al bij het begin van zijn opname een aandachtspunt vormt, het allesbehalve evident blijkt te zijn om de invulling ervan vanuit een ziekenhuisverblijf op het terrein met succes aan te pakken. In eerste instantie opereert men in een context waar het genezingsproces centraal staat. Daarnaast blijkt het voor sommige patiënten op verschillende terreinen moeilijk te lopen. Het facet ‘wonen’ is slechts één van de vele die in een begeleidingsplan naar voor (kunnen) komen, terwijl zo’n begelei‐
dingsplan bijna per definitie arbeids‐ en tijdsintensief is. De IBW’en kunnen we, bekeken vanuit de begeleiding, plaatsen tussen de psychiatrische ziekenhuizen en de mobiele teams. De bewoners krij‐
Thuis(loos) na de psychiatrie | xi gen zelf meer verantwoordelijkheden inzake wonen dan in de psychiatrie, maar tegelijkertijd neemt de begeleiding toch een intensievere vorm aan dan in vergelijking met de mobiele teams. De onder‐
steuning vanuit het IBW is in eerste instantie gericht op het wonen in het IBW zelf. De eerste stap in het zoeken naar een woning is de inschrijving op de wachtlijst van een sociale huis‐
vestingsmaatschappij en bij een sociaalverhuurkantoor, en het opvolgen van het inschrijvingsdossier en de actualisering ervan. Wat de zoektocht naar een woning op de private huurmarkt ‐ de domi‐
nante uitkomst ‐ betreft, stellen we vast dat uiteindelijk heel veel aan de patiënten zelf wordt over‐
gelaten. Helpen beperkt zich vooral tot ondersteunende begeleiding, zoals het voorbereiden van een gesprek met een verhuurder, het aanbieden van een lijst met te verhuren appartementen en studio’s. Naast het zoeken naar een woning gaat er aandacht uit naar het (zelfstandig) wonen zelf. Daartoe worden therapieën aangeboden waarbij allerlei vaardigheden aangeleerd worden. Ondanks de inspanningen betekent dit niet dat er wanneer nodig, altijd een dak boven het hoofd beschikbaar is wanneer een patiënt een psychiatrisch ziekenhuis verlaat. En al naargelang het zie‐
kenhuis zijn de gevolgen anders: het ontbreken van een woonst kan resulteren in een langer verblijf, terwijl in andere situaties sommige patiënten het ziekenhuis verlaten ook al hebben ze geen dak boven het hoofd. c) Welke institutionele en wettelijke belemmeringen bemoeilijken de toegang en begeleiding? Een, hoewel de overheid verschillende instrumenten heeft uitgewerkt om in te spelen op de betaal‐
baarheidsproblematiek van het wonen, bereiken ze niet altijd het verhoopte resultaat. Bij een OCMW‐huurwaarborg moet de aanvrager eigenlijk al een huurcontract op zak hebben, terwijl de ver‐
huurders dan weer de zekerheid willen dat ze die waarborg ook effectief zullen te zien krijgen. Daar‐
naast kan een OCMW‐huurwaarborg ertoe leiden dat private huurders hun deuren gesloten houden. De eenmaligheid van de installatiepremie en de koppeling tussen de huursubsidie en de installatie‐
premie worden door het werkveld niet positief onthaald en wordt soms zelfs als een stap achteruit beschouwd. Twee, omwille van de vele obstakels tijdens de zoektocht naar een private huurwoning en het beperkte aanbod op de sociale huurmarkt, roepen de respondenten op tot een uitbreiding van het aanbod van sociale huurwoningen. Daarbij dient echter nagedacht te worden over het type wonin‐
gen en de locatie ervan. Respondenten suggereren tevens om appartementen en studio’s binnen de sociale huursector niet enkel op basis van naam maar op functie toe te wijzen, zodoende een zekere flexibiliteit te creëren en trajecten van begeleiding en wonen te laten aansluiten. Drie, het beroepsgeheim van professionelen werkzaam in de psychiatrische instellingen en IBW’en is vaak een belemmering voor het samen zoeken naar oplossingen. Huisvestingspartners (bijvoorbeeld) vinden een dergelijke uitwisseling noodzakelijk omwille van de complexe problematiek waarmee psychiatrische patiënten. Omgaan met die complexiteit vergt samenwerking, en samenwerking vergt informatie. Er is nood aan werkbare afspraken hieromtrent. Het zorgoverleg kan hier een antwoord op bieden. Thuis(loos) na de psychiatrie | xii Vier, dient de weg van differentiatie in woonvormen verder gezet en geïntensifieerd worden via functie 5 van het artikel 107.1 Differentiatie is noodzakelijk, rekening houdend met de diversiteit aan bewoners, met de diversiteit van hun ambities en met de mogelijkheid die een gedifferentieerd aan‐
bod biedt om door te groeien. Belangrijk hierbij is dat het samenwonen ook mogelijk gemaakt wordt en dat personen hun volledige uitkering behouden. Vijf, om de kansen van personen met een psychische kwetsbaarheid op de woningmarkt te verrui‐
men en hun integratie in de samenleving te bevorderen, is een verdere uitbouw van de ambulante zorg op haar plaats. Dit betreft zowel specifieke diensten als de reguliere thuiszorgdiensten. Tot slot, hoe ideëel ook qua doelstellingen in de praktijk, zijn er nog veel belemmeringen voor de maatschappelijke participatie van psychiatrische patiënten. Hoewel professionals binnen de geeste‐
lijke gezondheidszorg erin slagen om rust en stabiliteit in het leven van hun patiënten te brengen, valt de stap naar feitelijke maatschappelijke participatie en integratie moeilijk te zetten. Algemeen besluitend kunnen we dan ook stellen dat het vermaatschappelijkingsproces op verschillende obsta‐
kels botst. Eén grootte is de toegankelijkheid ‐ of beter gesteld: het gebrek ‐ van de woningmarkt. Een ander obstakel ligt in het gegeven dat er uiteindelijk gewoond en geleefd moet worden in de bredere omgeving. Dit brengt ons bij een van de centrale vraagstelling ten aanzien van dit vermaat‐
schappelijkingsproces: is de maatschappij, de ruimere omgeving er klaar voor? Zorg in de samenle‐
ving is immers een gedeelde zorg. Doch vooraleer dit een realiteit wordt, zijn er inspanningen op ver‐
schillende niveaus nodig, namelijk van familie, vrienden, de buurt, professionelen tot de manier van opbouw van sectoren, van de samenleving. Vooral het doorbreken van het bestaande taboe over de psychiatrie vormt hier een belangrijke uitdaging. Het is niet enkel een tijdrovend en moeilijk proces om vooroordelen te doorbreken maar het maatschappelijk draagvlak is ook broos. Eén incident is voldoende om de oude weerstand weer op te wekken. 1
Artikel 107 staat voor de ‘wet betreffende de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen’ (gecoördineerd op 10 juli 2008 (B.S. 7.XI.2008)) en een investering van bijkomende middelen. In artikel 107 (FOD Volksgezondheid, Veilig‐
heid van de voedselketen en Leefmilieu, 2011) staat vermeld dat in specifieke financieringswijzen kan worden voorzien om, op experimentele basis en beperkt in de tijd, een prospectieve en programmageoriënteerde financiering van zorg‐
circuits en netwerken mogelijk te maken. Thuis(loos) na de psychiatrie | xiii Inleiding Sinds de jaren 1990 wordt thuisloosheid niet langer door enkel een medische bril bekeken. Tot dan werden thuislozen als psychisch ziek beschouwd. Hen genezen werd dan ook gelijkgesteld met de oplossing van het probleem. Tot begin jaren 1990 werd ook enkel repressief opgetreden: ‘landloperij’ was verboden. Sindsdien verovert het zogenaamde ‘structurele model’ terrein: thuisloosheid wordt gezien als een complex gebeuren dat niet te verklaren valt door een enkele factor. Elementen die thuisloosheid en sociale uitsluiting kunnen veroorzaken liggen op verschillende domeinen zoals het beleid van voorzieningen, een gewijzigde huisvestingsmarkt en de vermaatschappelijking van de zorg. Dat voorzieningen uitsluiten komt onder andere omdat niet iedereen voldoet aan de vaak lange was‐
lijst van voorwaarden om opgevangen te worden, om zorg te krijgen en dan ook door mazen van het net vallen. Daarnaast blijft ook de huisvestingsmarkt structureel ontoegankelijk voor mensen met een vlek op het curriculum. Dit wordt versterkt door de hedendaagse ontwikkelingen zoals stijgende huur‐ en koopprijzen en strenger wordende regels voor sociale woningen. Het tekort aan goede, betaalbare woningen op een toch al te krappe markt voor kwetsbare groepen wordt bovendien verscherpt door de de‐institutionalisering, de vermaatschappelijking van de zorg die als doel hebben psychiatrische patiënten zoveel als mogelijk in hun ‘natuurlijke’ milieu te laten leven (De Decker, 2012, p. 368). Mensen met ernstige psychiatrische problemen worden minder (lang) in instellingen en meer (vlugger) in de samenleving ondergebracht, een evolutie die we ook in Vlaanderen zien. Vooraleer te beschrijven hoe zich dit concreet vertaald, staan we kort stil bij het proces van vermaat‐
schappelijking van de zorg, zodoende de impact ervan beter te kunnen duiden. Na een schets van de situatie in Vlaanderen, gaan we in op het aspect van de moeilijke doorstroom. Thuis(loos) na de psychiatrie | 1 2. Van de zorg in instellingen naar de zorg in de samenleving 2.1 Vermaatschappelijking van de zorg De vermaatschappelijking van de geestelijke gezondheidszorg staat voor ‘ de sociale integratie van de cliënt, de humanisering van de zorg en de aandacht voor maatschappelijke aspecten van de psychische problemen’ (Van Audenhove et al., 2005).2 Hiertoe volstaat niet enkel de afbouw van psychiatrische ziekenhuizen en meer zorg in de samenleving (ook aangeduid als extramuralisering) maar dient ook gestreefd te worden naar een meer humanere hulpverlening. De aanleiding voor de organisatorische wijziging ‐ lees: extramuralisering ‐ volgt uit de vaststelling dat de intramurale instellingen, die veelal ook in landelijke, afgelegen regio’s gelegen zijn, personen isoleerden van en uitsloten uit de samenleving. Psychiatrische instellingen werden door Goffman (1961) als totale instituties gezien. Goffman bestempelde ze als ‘totaal’ omdat ze mensen ontmense‐
lijkten door hen op een rationele manier te onderdrukken, namelijk door het contact met de buiten‐
wereld te bemoeilijken of zelfs te verhinderen. Daarnaast vond binnen de instelling alles plaats in groep (zoals eten, slapen, werken, vrijetijdsbesteding) en gebeurde het via een strikt tijdschema. Na enige tijd zou dit volgens Goffman ‘het zelf’ van de patiënt vernietigen: “His self is systematically, if often unintentionally, mortified” (Goffman, 1961, p. 15). Met als resultaat een volledig afhankelijke, gedisciplineerde persoon/patiënt, wiens identiteit verdwenen is. De kritieken die volgden, leidden uiteindelijk niet enkel tot de afbouw van instellingen, maar ook tot het sluiten van grote psy‐
chiatrische ziekenhuizen in onder andere de Verenigde Staten, Engeland, Italië en de Scandinavische landen (Verplanke & Duyvendak, 2010). We mogen echter ook niet uit het oog verliezen dat de opkomst van meer effectieve psychofarmaca het mogelijk maakte/maakt dat patiënten buiten de muren van een instelling konden/kunnen leven (Blok, 2004, p. 216). De inhoudelijke verandering naar een meer humane hulpverlening is een reactie op de vaststellingen dat (1) extramuralisering niet of onvoldoende resulteerde in een grotere maatschappelijke participatie en integratie van mensen met een psychische kwetsbaarheid en (2) bij het verlaten van een instelling de cliënt niet langer verzekerd was van een integraal voorzieningenaanbod (Koops & Kwekkeboom, 2005). Sociale integratie van patiënten als volwaardige burgers vereist het werken aan herstel via rehabilitatieprojecten en het stimuleren van de acceptatie van cliënten als volwaardige medeburgers. Humanisering en verbetering van de zorg verwijst naar het vervangen van intramurale zorg door maatschappelijk geïntegreerde voorzieningen voor opvang, zorg en behandeling (De Rick et al., 2003). Er dient dan ook meer niet alleen meer afstemming tussen het aanbod van (algemene en specifieke) voorzieningen op elkaar gerealiseerd te worden maar ook afstemming tussen het aanbod en de behoeftes van de zorgvragers. Bovendien wordt de verantwoordelijkheid voor het bevorderen van de maatschappelijke integratie en participatie van mensen met een psychiatrisch 2
http://www.jovandeurzen.be/sites/jvandeurzen/files/VR%202012%201611%20MED.0512‐
2%20Omzendbrief%20lokaal%20sociaal%20beleid%20‐%20bijlage_0.pdf Thuis(loos) na de psychiatrie | 2 verleden niet als een exclusiviteit voor de professionele sector beschouwd maar ook de samenleving krijgt een belangrijke rol toebedeeld. Kortom, ‘vermaatschappelijking’ van de zorg verwijst naar een geheel van veranderingen in de zorg en in de samenleving. Volgens Koops & Kwekkeboom (2005) is dit gebaseerd op een redeneerketen van (onderling samenhangende) veronderstellingen (box 1). Box 1: Redeneerketen binnen proces van vermaatschappelijking van de zorg (Koops & Kwekkeboom, 2005, p. 10). 1. Door het omzetten van intramuraal aanbod in extramurale arrangementen op tenminste de terreinen zorg, welzijn, wonen en werk wordt de maatschappelijke participatie van mensen met beperkingen vergroot. 2. Door de extramurale arrangementen door categorale en algemene instellingen op deze terreinen samen vorm te geven, worden de maatschappelijke integratie en acceptatie bevorderd. 3. Door ook belangenbehartigingsorganisaties van mensen met beperkingen bij de vormgeving van de arrangementen te betrekken zullen deze beter aansluiten bij de behoefte van betrokkenen zelf. 4. De benodigde samenhang en afstemming kunnen het best op decentraal (lokaal of regionaal) niveau worden gerealiseerd, omdat zo de afstanden tussen de aanbieders onderling en tussen hen en de gebruikers zo kort mogelijk worden gehouden. 5. Om samenhang en afstemming op regionaal of lokaal niveau te stimuleren kan de regie over de totstand‐
koming van een integraal voorzieningenaanbod het beste in handen worden gelegd van de lokale overheid. 6. Door ook (leden van) de lokale samenleving zelf als informele steunstructuur bij opvang en begeleiding van mensen met beperkingen te betrekken, wordt hun maatschappelijke integratie vergroot. 7. De lokale is het best in staat om de informele arrangementen in en door de samenleving te stimuleren en te ondersteunen. 8. De lokale overheid is het best in staat om er op toe te zien dat formele en informele arrangementen op elkaar en op de specifieke behoeften van de betrokkenen aansluiten en dus ook daarin een regierol te vervullen. Vele van deze elementen komen terug in de ontwikkeling van de geestelijke gezondheidszorg in België en Vlaanderen. Er is niet enkel aandacht voor organisatorische veranderingen, ook inhoudelijk wijzigen de klemtonen. Bijvoorbeeld de Beleidsnota van de Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen; Vogels (2000) benadrukt het belang van een verantwoord zorg‐
aanbod zodoende dat patiënten zich kunnen ontwikkelen en competenties ontwikkelen voor hun maatschappelijk functioneren. De federale ministers Aelvoet en Vandenbroucke (2001) schrijven in hun beleidsnota dat ze erkenning willen geven aan elke patiënt als unieke persoon en hem vol‐
waardig wil laten participeren in de maatschappij. Een expliciete verwijzing naar de vermaat‐
schappelijking van de zorg vinden we ook in de omzendbrief van minister van Vandeurzen van 2012 omtrent ‘Vlaamse beleidsdoelstellingen bij de uitvoering van het decreet betreffende het lokaal sociaal beleid voor de periode 2014‐2019’. Vermaatschappelijking van de zorg omvat meerdere lagen. Het verwijst vooreerst naar een aanpak die maximaal en prioritair gebruikt maakt van de eigen krachten van de cliënt en zijn directe omgeving. Hiertoe worden onder meer vormen van kracht‐ en contextgericht werken en mantelzorg ondersteund en gepromoot. Vermaatschappelijking van de zorg verwijst verder naar de betrokkenheid van de lokale samenleving bij de ondersteuning van de zorgvrager. Vrijwilligerswerk en buurtwerk komen hier in beeld, maar ook de gewone, nabije hulp‐ en dienstverlening die snel en gericht kan worden ingezet. Het begrip vermaatschappelijking stoelt bijkomend op het inzicht dat goede zorg geen zaak is van de welzijns‐ en gezondheidssector alleen. Er is een geïntegreerde benadering nodige, andere beleidsdomeinen zoals werk, wonen, onderwijs, cultuur en sport, dragen bij tot welzijn en gezondheid. Thuis(loos) na de psychiatrie | 3 2.2 ‘De’ geestelijke gezondheidszorg, een sector in beweging in Vlaanderen Vooraleer in te gaan op enkele belangrijke ontwikkelingen binnen de GGZ, beschrijven we kort de bevoegdheidsverdeling. 2.2.1 Bevoegdheidsverdeling3 De verantwoordelijkheid voor het gezondheidszorgbeleid ligt zowel bij de federale autoriteiten als bij de gewesten en gemeenschappen. De federale autoriteiten zijn verantwoordelijk voor de regulering en de financiering van de verplichte ziekteverzekering, de bepaling van de erkenningscriteria (bv. minimumnormen voor het beheer van ziekenhuisdiensten), de financiering van ziekenhuisbudgetten en intensieve zorgafdelingen, de wetgeving inzake de verschillende professionele kwalificaties, en de registratie van farmaceutische producten en hun prijscontrole. De deelstaten zijn verantwoordelijk voor gezondheidspromotie en preventie, ‘moeder en kind’‐zorg, verschillende aspecten van extra‐
murale gezondheidszorg, coördinatie en samenwerking in primaire gezondheidszorg en palliatieve zorg, de implementatie van erkenningsnormen en de bepaling van bijkomende erkenningscriteria, en de financiering van ziekenhuisinvesteringen. De organisatie van interministeriële conferenties zijn onder andere gericht op de bevordering, het faciliteren van de samenwerking tussen de federale autoriteiten, de gewesten en de gemeenschappen. 2.2.2 Ontwikkelingen binnen de GGZ4 De geestelijke gezondheidszorg in België was (is) sterk gericht op een residentieel, ziekenhuismodel geïnspireerde zorgverlening aan personen met psychische problemen. Vanaf de jaren 1960 zien we echter organisatorische en inhoudelijke veranderingen die de ontwikkeling naar een meer gemeen‐
schapsgerichte gezondheidszorg inluiden. Evenwel De Jaegere et al., (2010) merken recent nog op dat België nog steeds één van de hoogste ratio’s van psychiatrische bedden per aantal inwoners heeft. Er ontstond in de jaren 1960 niet enkel een specifiek zorgaanbod gericht op de revalidatie en rehabi‐
litatie van personen met psychische problemen (door gesloten overeenkomsten tussen de revali‐
datiecentra en het Rijksinstituut voor Ziekte‐ en Invaliditeitsverzekering RIZIV), ook de Centra voor Geestelijke Gezondheidszorg (CGG) zagen het levenslicht. In deze centra konden personen met psychische problemen terecht voor ambulante hulp waardoor een residentiële opname niet langer noodzakelijk was. Het besef dat een verdere uitbreiding van het residentiële GGZ‐aanbod de behoeften en zorgvragen van personen met psychische problemen niet volledig beantwoordt, nam toe doorheen de daarop‐
volgende jaren en leidde uiteindelijk in de jaren 1980 tot de beslissing om een moratorium in te stellen: het totaal aantal residentiële bedden en plaatsen zou niet langer stijgen. Een afbouw van residentiële bedden komt er verder ook door de ontwikkeling en vervolgens erkenning (institutionali‐
3
4
Gebaseerd op: Leys et al., (2010). Overzicht gebaseerd op De Rick et al., (2003), Cools (2006), Van Nuffel (2003), FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de voedselketen en Leefmilieu (2011). Thuis(loos) na de psychiatrie | 4 sering) van twee nieuwe woon‐ en zorgvormen: Initiatieven voor Beschut Wonen (IBW) en Psychia‐
trische Verzorgingstehuizen (PVT). De residentiële opvang als dominante organisatievorm in de zorgverlening verliest in het begin van de jaren 1990 meer en meer terrein ten voordele van alternatieve, kleinschalige woonvormen. Diverse semimurale en ambulante voorzieningen die persoons‐ of gezinsondersteunend of gezins‐ en milieuaanvullend waren, zien het levenslicht. Aan de basis hiervan ligt niet enkel een vernieuwde visie op zorg en zorglening maar ook een toenemende budgettaire druk (De Decker, 2012, p. 368). In 1990 wordt ook besloten tot de oprichting van samenwerkingsverbanden van psychiatrische instellingen en diensten, zodoende een meer evenwichtige uitbouw van de geestelijke gezondheids‐
zorg te verzekeren. In gans België werden Overlegplatforms Geestelijke Gezondheidszorg opgericht, met een provinciaal werkingsgebied wat Vlaanderen betreft. De Overlegplatforms zijn behoorlijk vrij in de realisatie van het wettelijke opdrachten, die als volgt opgesomd kunnen worden: 1. overleg plegen over de behoefte aan psychiatrische voorzieningen in hun werkingsgebied; 2. overleg plegen over de taakverdeling en de complementariteit op het vlak van het aanbod van diensten, activiteiten en beoogde doelgroepen om aldus beter te beantwoorden aan de behoef‐
ten van de bevolking en om de kwaliteit van de gezondheidszorg te verbeteren; 3. overleg plegen over de mogelijke samenwerking en taakverdeling met betrekking tot een geïnte‐
greerde geestelijke gezondheidszorg; 4. overleg organiseren met andere samenwerkingsverbanden van psychiatrische instellingen en diensten; 5. meewerken aan de gegevensverzameling en het gebruik van deze gegevens onder andere in het kader van het nationaal behoeftenonderzoek geestelijke gezondheidszorg; 6. overleg plegen over het te voeren opname‐, ontslag‐ en doorverwijzingsbeleid alsmede over de coördinatie van het medisch en psychosociaal beleid zonder afbreuk te doen aan de vigerende wettelijke en reglementaire bepalingen; 7. voorzien in een externe ombudsfunctie zoals bepaald in de wet betreffende de rechten van de patiënt (verplichting vanaf 2003). In 1998 start het ontslagmanagement als een wetenschappelijk implementatieproject in Belgische psychiatrische ziekenhuizen. De implementatie van deze methodiek is een antwoord op de druk die ziekenhuizen voelen om de opnameduur van een patiënt te reduceren. Deze methodiek kadert in de beweging naar ‘extramuralisering’. Vanuit de vaststelling dat een ontslagplanning niet altijd vlot verloopt, streefde men naar een geïndi‐
vidualiseerde zorgplanning zodat de zorgverlening tussen het ziekenhuis en de thuissituatie naadloos zou verlopen. Sindsdien is het geëvolueerd naar een bestendige toepassing in de dagelijkse praktijk (Goossens et al., 2010). Ontslagmanagement omvat de voorbereiding van het ontslag uit het (psychi‐
atrisch) ziekenhuis bij patiënten met een risico op bemoeilijkt ontslag en/of een risico op funda‐
menteel herval na ontslag, met als doel om fundamenteel herval na ontslag te voorkomen. Dit kan gerealiseerd worden door vanaf de opname in het ziekenhuis een kwaliteitsvolle verwijzing naar een aangepast thuis‐ of thuisvervangend milieu voor te bereiden en de zorgcontinuïteit in het algemeen te bevorderen. Hiervoor dienen interdisciplinaire samenwerkingsprocessen in het ziekenhuis te worden uitgewerkt, alsook tussen het ziekenhuis en de extramurale structuren. Moons et al. (2005) omschrijven ontslagmanagement als ‘de fasische en gestructureerde ontslagvoorbereiding die start bij de opname in het ziekenhuis, waarbij voor patiënten met een complexe of continuïteitsproblema‐
Thuis(loos) na de psychiatrie | 5 tiek en hun mantelzorgers een geïndividualiseerd zorgpakket, interdisciplinair en in overleg met externe hulpverleners wordt samengesteld en uitgevoerd. Dit zorgpakket omvat zowel klinische, organisatorische als financiële aspecten, en beoogt een optimale re‐integratie in het thuismilieu. De methodiek van dit zorgproces wordt gecoördineerd en opgevolgd door de ontslagmanager’. De patiënt wordt door de ontslagmanager volgens een gestructureerd proces opgevolgd (zie box 2). Box 2 ‐ Ontslagmanagement ‐ Stap 1: screening van risicopatiënten met hoog risico op bemoeilijkt ontslag en/of fundamenteel herval na ontslag. ‐ Stap 2: een brede, maar diepgaande gegevensverzameling van de fysieke, psychische en sociale gezond‐
heidsnoden van de patiënt. ‐ Stap 3: het interdisciplinair bepalen van zorgdoelen en het opstellen van een zorgplan, in samenspraak met de patiënt en zijn omgeving. ‐ Stap 4: uitvoering van het zorgplan. ‐ Stap 5: een regelmatige evaluatie en bijsturing van de vooropgestelde doelen en acties. Het ontslagmanagement situeert zich op drie niveaus: het micro‐, meso‐ en macroniveau. Het micro‐
niveau heeft betrekking op de individuele relaties met de patiënt. Het mesoniveau is op zijn beurt gericht op de werking in het ziekenhuis, ter bevordering van de zorgcontinuïteit. Het macroniveau omvat alle interacties van het ziekenhuis met de extramurale sector en de bevoegde overheden. In het begin van de 21ste eeuw wordt de weg van een aanbodgestuurd en hoofdzakelijk residentieel aanbod naar een vraaggestuurd en meer gedifferentieerd aanbod verder bewandeld. Zo op 24 juni 2002 werd de ‘Gemeenschappelijke verklaring van de Ministers van Volksgezondheid en Sociale zaken inzake het toekomstig beleid voor de geestelijke gezondheidszorg’ gepubliceerd. Deze verklaring beschrijft dat het een noodzaak is om het bestaande aanbod van de geestelijke gezond‐
heidszorg te optimaliseren zodoende de zorgvraag van de patiënt volledig te beantwoorden. Hiertoe worden de volgende principes voorop gesteld: 1. uitgaan van de noden van de patiënt; 2. werken met drie leeftijdsgroepen, namelijk kinderen en jongeren (tot en met 18 jaar), volwasse‐
nen en ouderen; 3. werken met netwerken en zorgcircuits (= het samenwerkend geheel van zorgaanbieders, voor een bepaalde groep binnen een bepaald werkingsgebied); 4. cruciaal blijft de keuzevrijheid voor de patiënt; 5. de zorg dient bij voorkeur ambulant of thuis te worden aangeboden (het subsidiariteitsbeginsel). Op 10 juli 2002 publiceerde de Nationale Raad voor Ziekenhuisvoorzieningen (NRZV) het ‘Advies in het kader van het nieuw concept GGZ; syntheseadvies en operationalisering in een vijfjarenplan’. Daarin werden de uitgangspunten en doelstellingen van het nieuwe concept voor de GGZ verder geëxpliciteerd en geconcretiseerd. Er worden vijf belangrijke concepten voorop gesteld: de centra‐
liteit van de patiënt, zorginhoud en zorgvorm, samenspel van zorgaanbieders in netwerken, finan‐
ciering en monitoring. Er werd gekozen om zorgcircuits en zorgnetwerken experimenteel en ge‐
faseerd te realiseren door het opzetten van nieuwe, specifieke zorgvormen door middel van piloot‐
projecten (forensische kinder‐ en jeugdpsychiatrie, outreaching, psychiatrische zorg in de thuis‐
situatie, anorexia, sterk gedragsgestoorde en/of agressieve jongeren); de opstart van het trans‐
versaal overleg in 2007 (een overlegfunctie op het niveau van het netwerk van de zorgaanbieders) en de opstart van therapeutische projecten (een overlegfunctie rond individuele patiënten). Thuis(loos) na de psychiatrie | 6 De therapeutische projecten (TP’s) in de geestelijke gezondheidszorg (GGZ) worden in 2006 gestart. Het programma introduceert nieuwe samenwerkingsmodellen in de GGZ. TP’s hebben als doel om een ‘geïntegreerd samenwerkingsmodel van voorzieningen’ te implementeren in duidelijk gedefini‐
eerde werkingsgebieden, met een aanbod van diensten dat tegemoet komt aan de noden van de patiënt, dat een continuïteit van zorg garandeert en de integratie van de patiënt in de maatschappij bewerkstelligt. De vooropgestelde doelgroep zijn patiënten met een ‘complexe en chronische’ psy‐
chiatrische problematiek, binnen vooraf afgebakende clusters (‘kinderen en jongeren’, ‘volwas‐
senen’, ‘ouderen’, ‘verslaving’ of ‘forensische psychiatrie’). Het programma omschrijft een algemeen kader waarbinnen de sector ‘bottom‐up’ voorstellen van samenwerkingsinitiatieven konden voor‐
stellen onder de vorm van projecten. Het programma specificeert dat elk project ten minste volgende partners moet opnemen: een psychiatrisch ziekenhuis of een psychiatrische afdeling; een Centrum voor Geestelijke Gezondheidszorg of een ‘piloot project’ (psychiatrische thuiszorg of outreaching) gefinancierd door de Federale OverheidsDienst (FOD VVVL); een eerstelijnsdienst (huis‐
artsenkring, geïntegreerde dienst in de thuiszorg (GDT)). In 2010 wordt het GGZ‐aanbod vervolgens nog verder gediversifieerd via de herallocatie van bestaande middelen via de implementatie van artikel 107 uit de ‘wet betreffende de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen’ (gecoördineerd op 10 juli 2008 (B.S. 7.XI.2008)) en een investering van bijkomende middelen. In artikel 107 (FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de voedselketen en Leefmilieu, 2011) staat vermeld dat in specifieke financieringswijzen kan worden voorzien om, op experimentele basis en beperkt in de tijd, een prospectieve en programmageoriënteerde financiering van zorgcircuits en netwerken mogelijk te maken. Het is dus een financieringstechniek die psychiatri‐
sche ziekenhuizen op een andere manier laat omspringen met de middelen die aan hen worden toe‐
gekend door de minister van Sociale zaken en Volksgezondheid. Dit moet toelaten dat er voorzie‐
ningsoverschrijdende zorgprogramma’s uitgewerkt worden voor de drie leeftijdsdoelgroepen (jonge‐
ren, volwassenen, ouderen), binnen nog af te bakenen werkingsgebieden (zie artikel 11 van dezelfde ziekenhuiswet). In een eerste pilootfase beperkt de verandering zich tot de leeftijdsdoelgroep van de volwassenen. Men wenst een model in te voeren dat het mogelijk maakt dat personen met psychi‐
sche problemen in hun thuisomgeving kunnen blijven en hun oorspronkelijke sociale weefsel kunnen behouden. Om dit model duurzaam te ontwikkelen, dienen de volgende (minimale) functies ingevuld te worden: - de eerste functie heeft betrekking op preventie, vroegdetectie en vroeginterventie. Dit betekent het ingaan op een aanmelding, diagnose en indicatiestelling, eerste interventies, bij voorkeur, in de woonplaats van de patiënt; - de tweede functie heeft betrekking op de behandelteams in de thuisomgeving. Deze teams richten zich naar personen met zowel acute als chronische problemen inzake geestelijke gezondheid. Deze functie introduceert een nieuwe vorm van geestelijke gezondheidszorg: de oprichting van een mobiele dienst die in crisissituaties onmiddellijk en intensief kan optreden; - de derde functie situeert zich binnen het domein van de psychosociale rehabilitatie. Dit is een dynamisch en langdurig proces en stelt de patiënten in staat om te werken rond re‐integratie op het vlak van arbeid, leren en sociale inclusie; - de vierde functie betreft het intensifiëren van de residentiële gespecialiseerde zorg. Het geldt voor personen die zich in een zodanige ernstige face van hun problematiek bevinden dat hulpverlening in de eigen leef‐ of woonomgeving niet aangewezen is maar opname noodzakelijk is. De intensieve residentiële behandelunits kenmerken zich door kleinschaligheid, een korte verblijfsduur, een hoge Thuis(loos) na de psychiatrie | 7 intensiteit en frequentie van zorg. Een centraal element in de werking is het ontslagmanagement met het oog op (vroeg)tijdig ontslag; - de vijfde functie verwijst naar de ontwikkeling van specifieke woonvormen waarin zorg kan aange‐
boden worden indien het thuismilieu of het thuisvervangend milieu niet in staat is om de nodige zorg te organiseren. Het gaat om personen met een gestabiliseerde chronische psychiatrische pro‐
blematiek, met beperkte mogelijkheden tot integratie in de maatschappij. Het betreft beschermde woonplaatsen/beschut wonen, gesuperviseerde appartementen of elke ander aangepaste woon‐
vorm. Bij het invoeren van deze functies is het belangrijk dat de visie van herstel en empowerment voorop staat en niet enkel organisatorische veranderingen. Er wordt ook een geïntegreerde en globale aanpak nagestreefd. Dit wil zeggen dat elk van de functies en hun middelen zich zullen moeten aanpassen om samen tot een complementair geheel te komen. Daarom wordt er slechts een minimaal kader gedefinieerd en zal er daarnaast een beroep gedaan worden op de creativiteit van de actoren in het werkveld om tot een samenwerkingsnetwerk te komen. Figuur 1 De vijf functies in het nieuwe GGZ‐model Bron Website psy107.be De hervorming van de geestelijke gezondheidszorg stond ook op de politieke agenda van de zeven gezondheidsministers tijdens de interministeriële conferentie volksgezondheid (IMC) op 18 juni 2012. Een doorbraak hierin wordt gerealiseerd, onder meer omdat de federale overheid vanaf 2013 6,5 miljoen euro vrijmaakt voor negen nieuwe projecten die de shift maken naar transmurale zorg. Deze projecten dienen gericht te zijn op (1) het snel kunnen detecteren van mensen met psychische problemen zodoende dat er een vroege opvang wordt voorzien in de onmiddellijke omgeving van de Thuis(loos) na de psychiatrie | 8 patiënt en dat patiënten op de juiste plaats terechtkomen voor zorg op maat en (2) het samen‐
werken van ambulante werkende centra en residentiële instellingen in de geestelijke gezondheids‐
zorg met belendende sectoren uit het algemeen welzijnswerk en de eerstelijnsgezondheidszorg en het vormen van een zorgcircuit rond patiënten. De hervorming geeft ook een antwoord op het over‐
aanbod aan psychiatrische bedden en het tekort aan ambulante zorg in België. Psychiatrische bedden worden afgebouwd en worden vervangen door hulp aan huis en samenwerking met de eerstelijns‐
zorg. Dat kan in België dankzij artikel 107 van de ziekenhuiswet, dat toelaat om de regels ‘soepel’ toe te passen. Naast belangrijke organisatorische verschuivingen, geïnspireerd vanuit de gemeenschapsgerichte be‐
nadering (cf. artikel 107 projecten), is er bovendien een evolutie binnen de GGZ om de kwaliteit van zorg meer aandacht te geven en zichtbaarder te maken. Het kwantificeren van kwaliteit van zorg door middel van kwaliteitsindicatoren heeft tot doel de kwaliteit van zorg te verbeteren om ver‐
volgens deze resultaten te gebruiken in het kader van maatschappelijke verantwoording. Vanuit de dynamiek van het Quality Indicator Project Algemene Ziekenhuizen (QIP AZ) is het Quality Indicator project GGZ (QIP GGZ) op 6 september 2012 van start gegaan met de installatie van het QI‐Bureau. Het uiteindelijk doel van dit project is de ontwikkeling van een set van specifieke, sectorbrede, kwali‐
teitsvolle en klinisch relevante GGZ‐indicatoren die gericht zijn op zowel de processen als de resul‐
taten van de verschillende GGZ‐voorzieningen. Zo ontstaat er een goed onderbouwd, relevant en helder zicht op de kwaliteit van de zorg in de hele GGZ‐sector. 2.2.3 Aanbod binnen de GGZ We ronden dit deel af met een globaal beeld van het aanbod binnen de geestelijke gezondheidszorg. We maken een onderscheid tussen residentiële en ambulante zorg. 2.2.3.1
Residentiële zorg a) Ziekenhuiszorg De ziekenhuiszorg bestaat uit psychiatrische afdelingen in een algemeen ziekenhuis (PAAZ)5 en psychiatrische ziekenhuizen. Een multidisciplinair team staat in voor de behandeling. Binnen de zie‐
kenhuiszorg zijn er drie opvangvormen: een voltijdse opname, dagbehandeling of nachtbehandeling. 1. Psychiatrische afdeling in een algemeen ziekenhuis Een PAAZ‐dienst is laagdrempelig en legt zich toe op urgentiepsychiatrie, kortdurende behande‐
lingen en liaisonpsychiatrie (een psychiatrisch subspecialisme die zich richt op het blootleggen van de verhouding tussen somatische en psychosociale factoren en van hieruit het management van de patiënt mee te sturen in een multidisciplinair team (De Bie & Remans, 2001)). 2. Psychiatrisch ziekenhuis Na doorverwijzing kunnen mensen met ernstige psychische problemen terecht in psychiatrische ziekenhuizen voor meer specialistische en intensieve behandelingen. Deze ziekenhuizen beschik‐
ken over een of meerdere van volgende diensten: A (dienst neuropsychiatrie voor observatie en behandeling), K (dienst neuropsychiatrie voor kinderen), Sp (gespecialiseerde dienst voor psycho‐
5
In algemene ziekenhuizen zonder psychiatrische afdelingen vindt men de functie liasonpsychiatrie in de vorm van een consult door een psychiater. In grote steden hebben enkele algemene ziekenhuizen urgentie psychiatrische diensten opgericht (UPSI) (Kerkhof et al., s.d.). Thuis(loos) na de psychiatrie | 9 geriatrie) en T (dienst neuropsychiatrie voor behandeling) (Peers & Callens, 2008). De behande‐
ling bestaat uit een op maat gesneden programma en omvat verschillende soorten therapieën: behandeling met geneesmiddelen, ergotherapie, gesprekken bij de psychiater, de psycholoog (individueel of in groep), bewegingstherapie. Bepaalde ziekenhuizen hebben ook specifieke functies voor bepaalde doelgroepen ontwikkeld, zoals outreaching voor jongeren, ontslagmanagement, intensieve behandeling voor dubbeldia‐
gnose en intensieve behandeling van sterk gedragsgestoorde en/of agressieve jongeren (Kerkhof et al., s.d.). b) Woonvoorzieningen Tot de woonvoorzieningen behoren de psychiatrische verzorgingstehuizen (PVT) en de initiatieven voor beschut wonen (IBW) die in hoofdzaak een ‘care’‐opdracht vervullen. 1. Psychiatrisch verzorgingstehuis Een PVT biedt begeleiding en verzorging aan oudere mensen die een langdurige maar gestabi‐
liseerde psychische stoornis of een mentale handicap hebben. Omdat hun psychische problemen gestabiliseerd zijn, is een verblijf in een psychiatrisch ziekenhuis niet langer nodig. Om de inte‐
gratie in de samenleving te bevorderen, mag een PVT niet op de campus van een psychiatrisch ziekenhuis gevestigd zijn. 2. Initiatief beschut wonen Een IBW begeleidt mensen met psychische problemen die geen nood hebben aan een permanent verblijf in een psychiatrisch ziekenhuis maar ondersteuning nodig hebben bij het wonen en het verwerven van sociale vaardigheden. De begeleiding is gericht op de maximale ontwikkeling van de persoonlijke zelfstandigheid van de bewoners. IBW betekent voor sommige personen een overgang naar een zelfstandig leven terwijl het voor sommigen een definitieve woonvorm vormt. Binnen het IBW kunnen we twee vormen onderscheiden: het groepswonen (minstens drie en maximaal tien personen delen een woning) en het individueel wonen (deze woonvorm neemt maximaal 20% van het totale erkende aanbod in). c) Andere voorzieningen Revalidatiecentra met een RIZIV‐overeenkomst kunnen gericht zijn op verslavingsproblematiek of psychosociale revalidatie. Centra die zich bezighouden met verslavingsproblematiek bieden medische en sociale begeleiding aan drugsverslaafden. Ze kunnen onderscheiden worden in medisch‐sociale opvangcentra, dagcentra, crisisinterventiecentra en therapeutische gemeenschap‐
pen. De centra voor psychosociale revalidatie bieden een individueel behandelingsplan aan en dit kan zowel ambulant, partieel of residentieel gebeuren. Forensische psychiatrie zijn psychiatrische annexen in bepaalde gevangenissen waar hulp geboden wordt aan gedetineerden met psychiatrische problemen en aan geïnterneerden. 2.2.3.2 Ambulante zorg Eerstelijnszorgactoren die betrokken zijn bij de zorg van mensen met een psychische kwetsbaarheid zijn onder andere zelfstandige hulpverleners, zoals psychologen, psychiaters of psychotherapeuten. Ook de rol van actoren uit de reguliere thuiszorg neemt toe. Thuis(loos) na de psychiatrie | 10 Een centrum voor geestelijke gezondheidszorg (CGG) biedt hulpverlening aan mensen met uiteen‐
lopende problemen van psychische, relationele en psychosomatische aard. Een CGG biedt ook bege‐
leiding aan chronische psychiatrische patiënten waarvoor een volledig herstel niet meer mogelijk is. Een CGG is actief op het vlak van preventie, staan in voor de eerste opvang van personen met een psychische kwetsbaarheid, stellen een diagnose en beiden een behandeling aan. Kenmerkend is de multidisciplinaire werkwijze, een team is samengesteld uit een of meerdere psychiaters, psycholoog en maatschappelijk werkers. Ambulante intensieve behandelteams (MOBilteams) richten zich enerzijds op personen in een subacute of acute toestand, anderzijds op personen met chronische psychiatrische problemen (FOD Volksgezondheid, s.d.). Thuis(loos) na de psychiatrie | 11 3. Problematiek inzake uitstromen Ondanks de ontwikkelingen binnen de GGZ naar een gemeenschapsgerichte gezondheidszorg, blijven de opname‐ en doorstroomproblematieken bij specifieke patiëntenpopulaties bestaan (Adviesnota werkgroep ‘sociale dienst ziekenhuizen’): “Specifiek voor psychiatrische patiënten bestaan er pro‐
blemen in de doorstroming naar de sociale woningmarkt en de residentiële voorzieningen.” Steens‐
sens en Van Regenmortel (2009, p. 27) stellen dat de zorg voor de doelgroep in toenemende mate onder druk gezet wordt door de krapper wordende betaalbare woningmarkt ‐ in hun ogen onder andere mede het gevolg van de nieuwe Wooncode en van het nieuwe huurbesluit met betrekking tot de sociale huisvesting. De problematiek inzake de doorstroming vertaalt zich ook in het profiel van de thuislozen. Hoewel de profielen en levenstrajecten van thuislozen niet eenvormig zijn, kunnen we bepaalde gemeenschap‐
pelijke factoren, die elkaar ook versterken, onderscheiden. Een van die structurele variabelen is het ontslag uit instellingen. Zo blijkt dat een belangrijke groep tussen de thuislozen komt uit de (bijzon‐
dere) jeugdzorg (48,5%), uit gevangenissen (33,1%) of uit residentiële voorzieningen voor de psychia‐
trie (34,4%) (Van Menxel, 2005). De “administratieve, reglementaire of statutaire situaties (einde of consolidering van de opname of ziekte, invrijheidstelling, meerderjarigheid, einde contract) leiden tot vaak slecht voorbereide breuksituaties naar aanleiding waarvan de betrokken persoon aan zijn lot wordt overgelaten” (Steunpunt Armoedebestrijding, 2010, p. 24). Het niet beschikken over een sterk sociaal netwerk waarop men kan steunen, versterkt het risico op dak‐ en thuisloosheid bij het ver‐
laten van een instelling. In hun verslag wijst het Steunpunt Armoedebestrijding (2010, p. 63) ook op de vaststelling van ver‐
schillende professionals dat het aantal mensen met een psychiatrisch verleden toeneemt onder de daklozen. Ze schrijven dit onder meer toe aan de beperkte opvolging na ontslag uit een ziekenhuis, aan het niet compenseren van de afbouw van het aantal psychiatrische bedden door voldoende alternatieve opvangplaatsen. Tabel 1 geeft de verdeling weer van de aard van gezondheidspro‐
blemen bij thuislozen in 2002 in Vlaanderen. Hieruit blijkt dat psychische problemen bovenaan prijken. Thuis(loos) na de psychiatrie | 12 Tabel 1 Aard van de gezondheidsproblemen naar leeftijd, 2002 (%), Vlaanderen Gezondheidsprobleem ‐21 Fysieke handicap 7,7 Mentale handicap 8,0 Psychische problemen 73,1 Chronische ziekte 4,0 TBC ‐ Kanker ‐ AIDS/HIV 4,5 SOA 4,5 Andere 8,3 Totaal 100,0 Bron Van Menxel et al., (2003, p. 47) Leeftijdscategorieën
21‐50
51 en meer 10,9
16,4
16,6
18,5
57,8
45,3
13,5
33,3
3,0
3,7
1,7
9,3
1,2
1,9
0,6
1,9
17,1
22,6
100,0
100,0
Totaal
11,7
16,2
56,8
16,7
3,1
3,2
1,6
1,3
17,4
100,0
Ook buitenlands onderzoek toont aan dat thuislozen vaak te kampen hebben met psychiatrische problemen: “people with mental illness had come to personify homelessness, referring to New Yorks’ Bowery as a ‘psychiatric dumping ground’.” (Reich & Siegel, 1978). Vooral depressies, angststoor‐
nissen en verslaving (drank of andere drugs) zijn vaker aanwezig bij thuislozen dan in vergelijking bij de globale bevolking. Onderzoek bij thuislozen in Brussel (Philippot & Galand, 2003) bevestigt deze resultaten. Deze studie komt tot het besluit dat thuislozen reeds voor ze thuisloos werden te maken hadden met een groot aantal stresssituaties (zoals verlies van werk, een scheiding, een ongeval, pro‐
blemen met justitie). Deze gebeurtenissen vormen risicofactoren voor thuisloosheid. Hoewel er duidelijk verbanden zijn tussen thuisloosheid en (psychisch) ziek zijn, is het achterhalen van het oorzakelijke verband minder evident. We kunnen niet zomaar stellen dat thuisloosheid psy‐
chische kwetsbaarheid veroorzaakt, net zo min we de omgekeerde redenering kunnen opperen. Thuisloosheid en mentale ziekte manifesteren zich op verschillende domeinen en hebben verschil‐
lende factoren: structurele factoren (achterstelling en gezondheid, economisch rationalisme), omge‐
vingsrisicofactoren (tekort aan betaalbare en geschikte huisvesting, mentale gezondheidssysteem) en individuele risicofactoren (mentale gezondheid, samengaan van mentale gezondheid en drugs‐
gebruik, blootstelling aan fysisch, psychologisch en/of seksueel misbruik). Zo beïnvloedt armoede huisvesting, opleiding, tewerkstelling, sociale steun, en toegang tot (mentale) dienstverlening. Een onstabiele mentale gezondheid op zich kan dan weer gelinkt zijn met slechte tewerkstellingsvooruit‐
zichten, laag inkomen, onvermogen om te voorzien in permanente en zekere huisvesting. Medicatie en ander gebruik van drugs compliceren psychiatrische symptomen en maakt individuen kwetsbaar voor onstabiele levensomstandigheden (Drake et al., 1996, p. 341). Ook de Britse Social Exclusion Unit (2004) wees op de relatie tussen financiële kwetsbaarheid, mentale stoornissen en armoede. Dit onderzoekscentrum benadrukt bovendien de noodzaak aan het schenken van aandacht voor de schulden en sociale netwerken. Thornicroft & Thansella (2009) spreken van een vicieuze cirkel tussen armoede, thuisloosheid en psychische kwetsbaarheid. Enerzijds kan het optreden van mentale stoornissen leiden tot een verlies aan economische productie dat op zijn beurt bijdraagt tot een ver‐
slechtering van de financiële situatie en tot armoede; anderzijds heeft de cumulatieve impact van armoede zelf duurzame effecten op het fysieke, mentale en sociale functioneren van een persoon. Het is echter niet de opzet van onderliggend onderzoek om de ware richting van de oorzakelijke ver‐
banden tussen thuisloosheid en psychische kwetsbaarheid te achterhalen. We zetten hier onder meer omwille van de organisatorische en inhoudelijke veranderingen in de geestelijke gezondheids‐
Thuis(loos) na de psychiatrie | 13 zorg, één aspect extra in de verf, namelijk de overgang van een opname in een psychiatrisch zieken‐
huis naar zelfstandig wonen. We gaan na in welke mate één van de vijf doelstellingen voor een meer integrale aanpak van thuisloosheid, geformuleerd door de European Consensus Conference on Homelessness gerealiseerd wordt, namelijk: “Niemand mag uit een instelling ontslagen worden (ziekenhuis, psychiatrie, gevangenis, jeugdinstelling, ...) zonder voldoende nazorg en een oplossing voor zijn woonsituatie”. Dat thuisloosheid een complexe problematiek is die een geïntegreerde, inte‐
grale aanpak vraagt, wordt erkend door de Minister Vandeurzen (2009, p. 52): “Het is duidelijk dat er op meerdere terreinen zal moeten gewerkt worden om de problematiek van thuisloosheid op een effectieve en efficiënte manier aan te pakken. Zo kan thuisloosheid onder andere te maken hebben met een onvoldoende begeleide uitstroom uit de psychiatrie, uit de voorzieningen van de gehandicaptenzorg of uit de bijzondere jeugdbijstand. Binnen de budgettaire mogelijkheden willen we extra inspanningen leveren om het aanbod aan woonbegeleiding en ‐ondersteuning te verruimen (zowel voor de initiatieven waarin de uitstroom gestimuleerd wordt, als voor maatregelen die de instroom beperken).” Men streeft dan ook een verruiming en verfijning van de samenwerkings‐
afspraken met de woon‐, gezondheids‐ en welzijnsactoren en de lokale besturen na. Onder andere de woonbegeleiding van sociale huurders, een proefproject dat sinds enkele jaren loopt rond wonen en welzijn, is hier een voorbeeld van (Van den Bossche, 2009). Sociale verhuurders die zochten naar samenwerking met welzijnsactoren voor specifieke probleemsituaties botsen meestal op een onvoldoende en onaangepast aanbod, in het bijzonder voor huurders die een gebrek aan woonvaardigheden na een verblijf in een instelling of na een periode van thuisloosheid of voor huurders in een multiprobleemsituatie (Van den Bossche, 2012, p. 29). De doelstelling van de expe‐
rimenten zijn de realisatie van projecten waarin de samenwerking tussen de sociale huisvesting en de welzijnssector centraal staat én het ondersteunen van innovatieve projecten die niet of moeilijk gerealiseerd worden binnen de bestaande regelgeving (De Decker, 2012, p. 393). Binnen de projecten streeft men een of meerdere van de volgende doelstellingen na: preventie van uithuis‐
zetting, het verbeteren van de doorstroming tussen zorgaanbod en zelfstandig wonen in de sociale huisvesting, het verbeteren van de instroom van kwetsbare doelgroepen in de sociale huisvesting, het garanderen van kwaliteitsvolle, duurzame en sociale huisvesting voor kwetsbare doelgroepen, de uitbouw van unieke sociale woonconcepten met begeleiding voor specifieke doelgroepen. Relevante projecten voor de opzet van dit onderzoek: - het geselecteerde project SSeGA (Samenwerkingsverband SHM en GGZ Antwerpen). Het wordt aan‐
gestuurd door de vzw Beschut Wonen De Vliering uit Boechout en heeft als doelstellingen (1) het voorkomen van uithuiszetting van bewoners ten gevolge van ernstige psychische problemen en (2) het verbeteren van de doorstroming tussen het GGZ‐zorgaanbod en het zelfstandig wonen in de sociale huisvesting; - woontraining voor bijzondere doelgroepen als voortraject voor wonen binnen een sociale huisves‐
tingsmaatschappij: een initiatief van de in Hasselt gevestigde sociale huisvestingsmaatschappij Cordium. Het beoogt het organiseren van kwaliteitsvol en duurzaam wonen voor een zeer kwets‐
bare en heterogene doelgroep. Het voorziet in woontraining in functie van reguliere sociale huis‐
vesting, wat de facto betekent dat men beoogt de juiste attitudes van goed wonen bij te brengen. Ook wordt beoogd de samenwerking tussen partners te ontwikkelen, wat concreet inhoudt het uit‐
tekenen van het toewijzingsbeleid en het uitwerken van begeleiding tot effectieve verhuis naar reguliere sociale huisvesting en dit via een tussenstap van de realisatie van een vijftiental gemeu‐
belde studio’s/appartementen in een nieuwbouwproject die blijvend gebruikt worden als woon‐
trainingsunits; Thuis(loos) na de psychiatrie | 14 - werken aan netwerken: begeleiding van mensen met psychische, psychiatrische of verslavings‐
problematiek in de sociale huisvesting: geïnitieerd door OCMW Brugge en beoogt de samenwerking tussen een veelheid van partners uit het woon‐ en welzijnsveld met als doel de samenwerking tussen de partners (sociale huisvesters, de welzijnsdiensten, de sector geestelijke gezondheidszorg en de eerstelijnszorg) te verbeteren en expertise en methodieken uit te wisselen. Het is ook de bedoeling om de doorstroming van personen die kampen met een psychische problematiek, psy‐
chiatrische problematiek en/of een verslavingsproblematiek via een oefenstudio naar de reguliere sociale huisvesting te bevorderen. Doel is de realisatie van zelfstandig wonen voor de beoogde doelgroep. Thuis(loos) na de psychiatrie | 15 4. Onderzoeksvragen Binnen dit onderzoek stellen we drie onderzoeksvragen voorop zodoende een zicht te krijgen op het uitstromen uit psychiatrische instellingen. Ten eerste, welke begeleidingspraktijken bestaan er momenteel om psychiatrische patiënten voor te bereiden op zelfstandig wonen? In welke mate zijn de instellingen en initiatieven daar mee bezig? Ten tweede, hoe bereikbaar, toegankelijk is de woningmarkt voor mensen met een psychiatrisch verleden? Hoe positioneren de zorgaanbieders zich hierin? Hoe staan de huisvestingsactoren tegen‐
over deze groep? Ten derde, welke institutionele of wettelijke problemen zijn er die de uitstroom naar een zelfstandige woonsituatie bemoeilijken? In het volgende deel zetten we uiteen hoe we op zoek gegaan zijn naar antwoorden op deze vragen. Thuis(loos) na de psychiatrie | 16 5. Methode 5.1 Onderzoeksopzet Om de onderzoeksvragen te kunnen beantwoorden, hebben we gekozen voor een kwalitatieve onderzoeksmethode daar een open vraagstelling meer effectief is voor het onderzoeken van sociale constructen als ervaringen van respondenten (Roovers, 2004). We hanteerden een niet‐aselecte steekproef6 onder andere omdat we geen uitspraak wilden formuleren over de totale populatie, noch de middelen, noch de tijd hadden om een aselecte steekproef te trekken (Schuyten, 2004). Dit betekent echter niet dat de respondenten niet willekeurig gekozen werden maar evenmin niet hele‐
maal onwillekeurig (methode ‘purposeful sampling’). We selecteerden bepaalde personen omdat zij informatie kunnen leveren die de onderzoeker nodig heeft (Maxwell, 2009). We hebben ervoor gekozen om street level bureaucrats (Lipsky, 1980) of frontlijnwerkers (Hartman & Tops, 2005) te bevragen. Deze concepten verwijzen naar ambtenaren van de overheid en de sector van de publieke dienstverlening die dagelijks in contact staan met burgers en een behoorlijke impact kunnen hebben op die burgers, zoals sociaal werkers. Lipsky (1980) ziet hen als vormgevers van beleid, door hun manier van implementatie geven ze echt vorm aan het beleid. Bij hun werken beschikken ze boven‐
dien over discretionaire ruimte; ze hebben behoorlijk wat autonomie dat ze over de concrete uitvoe‐
ring van hun taak veel eigen beslissingen kunnen nemen. Bovendien hebben we slechts 1 regio geselecteerd, namelijk Gent. De keuze voor een casestudy maakt het niet mogelijk om een uitputtende beschrijving te bieden van de situatie in Vlaanderen. Bevindingen uit een enkelvoudig casusonderzoek hebben in principe geen externe validiteit, omdat ze gebonden zijn aan een lokaal bepaalde context. Met andere woorden dit mist de empirische gene‐
raliseerbaarheid van een statistische representativiteit van een steekproef binnen een kwantitatief onderzoek. Het voeren van een casestudy biedt wel de kans om een situatie in de diepte uit te werken en de verschillende nuances bloot te leggen. Dergelijke informatie kan een bijdrage leveren aan de discussie over het te voeren beleid. 5.2 Gent als case De keuze voor Gent als case verantwoorden we door zowel kenmerken op het vlak van (geestelijke) gezondheidszorg, als op het vlak van wonen aan te stippen. 5.2.1 Gezondheidszorg in Gent Gent is een van de belangrijkste zorgcentra in Vlaanderen met zijn 9 ziekenhuissites, 19 welzijns‐
bureaus, 2 centra voor geestelijke gezondheidszorg, 8 wijkgezondheidscentra en 27 rusthuizen. Vooral het feit dat Gent verhoudingsgewijs veel psychiatrische bedden telt, maakt Gent tot een 6
Bij een aselecte steekproef heeft elk individu uit de populatie evenveel kans om opgenomen te worden in de steekproef, wat het meest betrouwbaar en representatief is voor de totale populatie (Schuyten, 2004). Thuis(loos) na de psychiatrie | 17 interessant onderzoeksgebied. Tabel 2 geeft het aantal psychiatrische opnames in Gent voor de periode 2006‐2010 weer. Tabel 2 Psychiatrische opnames, Gent, 2006‐2010 2006 2007
PZ 3 974 4 050
PAAZ 3 430 3 927
IBW 145 127
Totaal 7 549 8 104
Bron Minimaal Psychiatrische Gegevens (2006‐2010) 2008
4 233
3 879
125
8 237
2009 4 414 3 265 139 7 818 2010
4 231
3 841
165
8 237
Bijvoorbeeld in 2008 zijn 4 233 opnames geregistreerd in een psychiatrische instelling. Met 173 opnames per 10 000 inwoners ligt dit hoger dan het Vlaamse gemiddelde (Stad Gent, 2013). Bij de mannen zijn het er zelfs dubbel zoveel: 207 tegenover 99. Ondanks het grote aanbod aan psychia‐
trische bedden, kampt Gent met een tekort aan eerstelijns geestelijke gezondheidszorg. We hebben Gent ook gekozen als case omwille van hun traditie rond samenwerken, rond het ver‐
lenen van zorg aan psychiatrische cliënten in hun thuissituatie, nog voor er sprake is van mobiele teams. In 1998 ontstond in Gent het samenwerkingsverband ‘Ambulante Woonbegeleiding’, een ini‐
tiatief van drie IBW’en (Decroos, 2012). Sedert 2001 financiert de Federale Overheidsdienst Volks‐
gezondheid het Netwerk Psychiatrische Zorg in de Thuissituatie (PZT) Groot‐Gent (Decroos, 2012). PZT biedt volwassenen met een (gestabiliseerde) psychiatrische problematiek gespecialiseerde zorg in de eigen woonomgeving. Via begeleiding van de cliënt in zijn of haar omgeving en via onder‐
steuning van de reguliere thuiszorg probeert men de cliënt zoveel mogelijk te re‐integreren in de maatschappij. Sinds 1 april 2012 zijn de medewerkers PZT Groot‐Gent geïntegreerd in de MOBiL‐
teams. 5.2.2 Wonen in Gent Sedert 1999 kent Gent een groeiend aantal inwoners, een stijging dat volgens de bevolkingsprogno‐
ses zich zal verderzetten in de toekomst (Bral et al., 2011), door zowel de natuurlijke groei als de stij‐
ging van het aantal migranten. De voorspellingen wijzen ook op een verdunning van de gezinnen en een verdere vergrijzing van de bevolking. Om aan deze toekomstige behoeften te voldoen, moeten er in Gent 6 600 tot 8 500 nieuwe woningen gebouwd worden tussen 2007 en 2017 (Stad Gent, 2008c). In de periode tussen 2007 en 2010 werden al 4 651 bijkomende woningen gerealiseerd, waarbij de verappartementisering de overhand neemt (Stad Gent, 2009b, p. 60). Naar kwaliteit toe heeft Gent als oudste industriestad van Vlaanderen relatief meer woningen met een mindere kwaliteit (Stad Gent, 2013); het comfortniveau scoort vooral in de wijken van de 19de eeuwse gordel laag. In een woonkwaliteitsonderzoek van 761 woningen in Ledeberg bleek dat zes op de tien niet conform waren met de Vlaamse Wooncode (Stad Gent, 2008b). 22% van de Gentenaars leeft in een woning met gebrekkige kwaliteit: er is ofwel een gebrek aan elementair comfort of aan ruimte, ofwel zijn er structurele problemen7 (Bral et al., 2011). 4% van de gezinnen woont in een 7
Woning met structurele problemen is een woning met één of meerdere huisvestingsproblemen: het dak, de ramen, de centrale verwarming of elektrische installatie zijn aan vervanging toe of er zit schimmel en vocht in de muren en vloeren of er is sprake van rottend raamwerk of ramen. Thuis(loos) na de psychiatrie | 18 overbezette woning en vooral huurders, inwoners onder de 35 jaar en niet‐Belgen beschikken over onvoldoende kamers voor het aantal personen in het gezin (Bral et al., 2011). Wat betaalbaarheid betreft, stellen we vast dat het laatste decennium Vlaamse prijzen sterk ge‐
stegen zijn: de gemiddelde verkoopprijs voor bestaande appartementen en woningen kende tussen 2000 en 2010 een stijging van respectievelijk 110% en 127% (Vlaamse Overheid, 2011). In Gent tekenen we nog een grote stijging op dan het gemiddelde: 146% voor een appartement en 168% voor een woonhuis. Opvallend is dat vooral ‘goedkopere’ woningen duurder worden: een stijging van 120% tegenover 90% voor woningen die tot een duurdere prijscategorie behoren (Vlaamse Overheid, 2011). Een andere manier om een idee te krijgen van de betaalbaarheid van woningen is de woonquote; de totale som die het gezin spendeert voor wonen ten opzichte van het gezinsinkomen.8 Als gezinnen meer dan 30% hieraan spenderen, wordt er vanuit gegaan dat de woonuitgaven het gezinsinkomen ernstig inperken. In 2011 heeft een vierde van de Gentse gezinnen een woonquote hoger dan 30%. Winters & De Decker (2009) stellen vooral op de private huurmarkt steeds meer betaalbaarheids‐
problemen vast. Gent kent een relatief grote huurmarkt, namelijk 47% van de totale woonmarkt in 2011 (Stad Gent, 2008a). Veel huurders zijn alleenstaand waardoor er een grote vraag is naar kleinere woningen en vooral naar huurappartementen. We vinden ook relatief meer gezinnen met een laag inkomen op de huurmarkt terug. 56% van de private huurders hoort bij de laagste 45% van de netto belastbare inkomens en ongeveer zeven op tien verdient minder dan het gemiddelde Gentse inkomen. Zeker voor alleenstaande leefloontrekkers en eenverdieners met kinderen vormen de huurprijzen een probleem (Stad Gent, 2009). Een op vijf van de personen met de laagste inkomens besteedt minstens 37% van het maandinkomen aan huur en 18% van de huurders heeft problemen om de huur te betalen (Stad Gent, 2009). Op het vlak van sociale huisvesting kunnen we stellen dat Gent een centrumfunctie vervult: het aandeel sociale huurwoningen is minstens drie keer zo hoog als het aandeel in de buurgemeenten en een vrij groot aandeel gezinnen huurt een sociale woning (13%). Dit neemt echter niet weg dat de sociale huisvesting met diverse knelpunten kampt, zoals de trage doorlooptijd van projecten en een grotendeels verouderd patrimonium (Stad Gent, Dienst Wonen). Daarnaast overstijgt de vraag ook nog altijd het aanbod; eind 2011 waren er 7 892 kandidaat‐huurders (Vlaamse Overheid, 2012). Vooral de vraag naar woonentiteiten met één of twee slaapkamers is gestegen. Kenmerkend voor Gent is het grote aantal kotstudenten die een deel van de gezinswoningen inneemt waardoor de private woonmarkt extra onder druk komt te staan. Van de 67 000 studenten tijdens het schooljaar 2010‐2011 zijn er naar schatting 28 000 die op kot zitten. Bijna de helft van de kotstudenten woont in een studentenkamer9 en een kwart van hen in een studio. De rest van de kot‐
studenten verblijft in een gezinswoning (12%) of een appartement (14%) die ze meestal delen met 8
Ter info: 26 728 personen (Stad Gent, 2012a) moeten rondkomen met een inkomen uit leefloon, een gewaarborgd inkomen, een inkomensgarantie of een tegemoetkoming omwille van hun handicap. Daarnaast had 9% van de Gente‐
naars in 2011 problemen om de woonkosten te betalen (Bral et al., 2011). 9
Volgens het politiereglement in Gent moeten kamerwoningen geregistreerd worden bij de brandweer. In maart 2012 waren 24 202 private woonentiteiten opgenomen in dit bestand (exclusief de woonentiteiten van de onderwijsinstel‐
lingen). Toch zijn er nog altijd een hoop koten die niet gekend zijn. De kwaliteit van veel koten laat te wensen over. Van de 3 356 adressen die de brandweer controleerde waren er slechts 928 in orde. Thuis(loos) na de psychiatrie | 19 anderen (Kotenquête 2010 van Kot@Gent). De studenten zouden dus ongeveer 2 800 gezins‐
woningen en appartementen innemen (Stad Gent, 2012b). Alle onderwijsinstellingen samen beschikken over 3 098 eigen wooneenheden voor studenten (Stad Gent, 2013). 5.3 Beschrijving veldwerk Eind maart 2013 werden de eerste contacten gelegd met de verschillende relevante organisaties, diensten in Gent binnen de geestelijke gezondheids‐ en de welzijnssector. Het veldwerk zelf, de inter‐
views zelf, vonden plaats in de maand april 2013. Tabel 3 biedt een overzicht. Tabel 3 Diepte‐interviews 4 psychiatrische instellingen 5 initiatieven beschut wonen 1 opvangcentrum 1 CAW onthaal 1 aanloophuis 1 centrum geestelijke gezondheidszorg 1 MOBiL team 1 dienst Straathoekwerk 2 sociale huisvestingsmaatschappijen 1 SVK Verder hadden we telefonisch en via mail contact met de psychologische dienst van het OCMW en een psychiatrische afdeling van een algemeen ziekenhuis (PAAZ). We konden tevens gebruik maken van de minimale psychiatrische gegevens (MPG), gegevens die beschikbaar werden gesteld door de FOD Volksgezondheid. Omdat verschillende respondenten ook betrokken zijn bij AZiS (Assertieve Zorg in de Samenleving) kregen we een zicht op de werking van dit project via die interviews. We kregen ook de mogelijkheid om een bewoonster van een IBW bij een interview te betrekken, alsook een ervaringsdeskundige die betrokken was bij het aanloophuis. Daarnaast hebben we ook een bewonersraad bijgewoond die georganiseerd werd door een IBW met als specifieke thema ‘huisvesting’. Tijdens deze vergadering werd het onderzoek en de eerste bevindingen voorgesteld en de bewoners van het IBW konden hierop reageren. 5.4 De Gentse case getoetst Omwille van de beperktheid van een case study hebben we afgetoetst of onze bevindingen herken‐
baar zijn en welke nieuwe relevante elementen gesignaleerd worden in andere contexten. Hiertoe hebben we een rondetafelgesprek georganiseerd. Net zoals de respondenten in het onderzoek waren de deelnemers aan deze gesprekken sociale huisvesters of sociaal werkers binnen de drie sectoren. Bij de samenstelling van de deelnemersgroep hebben we rekening gehouden met een degelijke spreiding over de verschillende provincies en werden ook respondenten betrokken die Thuis(loos) na de psychiatrie | 20 buiten de steden actief zijn. Tabel 4 biedt een overzicht van de deelnemers aan de rondetafel, naar instelling, functie en provincie. Tabel 4 Deelnemers aan rondetafel psychiatrie 4 psychiatrische ziekenhuizen (1 maatschappelijk werker, 1 ontslagmanager, 2 vakgroepverantwoordelijken maatschappelijk werk) (West‐Vlaanderen, Oost‐Vlaanderen, Vlaams‐Brabant, Limburg) 1 initiatief beschut wonen (coördinator) (Vlaams‐Brabant)
2 OCMW’s (1 diensthoofd intake wonen en 1 wooncoördinator) (West‐Vlaanderen en Limburg) 1 sociale huisvestingsmaatschappij (diensthoofd huurderszaken) (Limburg)
1 ondersteuner lokaal woonbeleid (Antwerpen)
Thuis(loos) na de psychiatrie | 21 6. Onderzoeksresultaten 6.1 Ondersteuning tot zelfstandig wonen binnen de muren van de GGZ Alle respondenten vinden dat de vermaatschappelijking van de zorg een goede zaak is. Het is volgens hen belangrijk om de duur van de opname in een psychiatrische instelling zo kort mogelijk te hou‐
den. Gelijkaardig met de opvatting van Goffman (1961) wordt een psychiatrische instelling als een totale institutie beschouwd, een institutie die alle aspecten van iemands leven regelt, wat de re‐inte‐
gratie in de maatschappij bemoeilijkt (box 1). Box 1: Instellingsgedrag “Ja, instellingsgedrag, en ja, zwak, dat een beetje zwak geworden zijn daardoor, geen initiatief nemen. Als er al iets gebeurt, je moet overal aan en bij en mee zijn en meezitten. Ze stellen zich zeer afhankelijk op van de hulpverlening, vind ik. Ze worden daar precies zo week zijn, maar dan heb ik het over maanden en dan weer een keer buiten en dan weer maanden. Mensen verliezen de zin voor initiatief, ze verliezen het gevoel van ik heb mijn leven in handen, ze worden precies geleefd door de hulpverlening, dat is mijn ervaring. Moeilijk om die mensen echt te activeren en weer hun zelf‐
bewustzijn en ja, ze zijn zo mak, zo mak gemaakt voor een stuk. Niet alleen door medicatie, ook puur door die houding die aangeleerd is, zo van het wordt voor mij wel gedaan. Het niet meer opnemen van verantwoordelijkheid gewoon.” Opvangcentrum. Ze gaan er dan ook vanuit dat het beter is om mensen in hun thuisomgeving te laten verblijven, zij het wel dat indien nodig betrokkenen nog kunnen steunen op de vereiste begeleiding, nazorg en op de algemene voorzieningen, zoals poetshulp, gezinshulp. Dit laatste aspect is volgens verschillende respondenten nu (nog) onvoldoende uitgebouwd om effectief te kunnen beantwoorden aan de aan‐
wezige nood, aan de aanwezige vraag. Gegeven deze vermaatschappelijking, roept de manier waarop de middelen gegenereerd worden ook talrijke vragen op (box 2). De afbouw van bedden in psychiatrische ziekenhuizen betreft immers een selectieve afbouw in die zin dat vooral chronische afdelingen hun bedden zien slinken. Dit bete‐
kent dat vooral mensen die werkelijk een langdurige opname nodig hebben en waarbij de herinte‐
gratie moeilijk(er) verloopt, getroffen worden. Deze herintegratie wordt bovendien nog verder belast omdat het woonaspect binnen het proces van de vermaatschappelijking van de zorg onvoldoende uitgebouwd wordt. Hoewel het belang van het streven naar kortere opnames onderstreept wordt, houdt de realisatie ervan ook minder positieve aspecten in (box 3). Maatschappelijk werkers stellen immers vast dat het steeds minder evident wordt om mensen ‐ lees: bepaalde groepen mensen ‐ te laten opnemen. Thuis(loos) na de psychiatrie | 22 Box 2: Selectieve afbouw “Eigenlijk hebben ze hier in België, vind ik, daar een beetje volledig de boot mis geslagen door te investeren in ambulante middelen maar juist voor die kwetsbare groep de bedden dan af te bouwen en qua huisvesting niets in de plaats te stellen. Ik bedoel er is vorig jaar in elke psychiatrische instelling in Gent, ook wel in andere deelgebieden, een bedden afbouw geweest, vooral van die chronische bedden, omwille van artikel 107 dat er meer geïnvesteerd moest worden in ambulante opvolging, allez wat ik zeer positief vind, maar ge moet er dan wel tegenover staan dat er geen woningen zijn hé. Ge kunt uw bedden afbouwen, juist voor de meest kwetsbare groep, en elk ziekenhuis specialiseert zich nu in crisisopname, korte opnames maar ge blijft een grote toevloed hebben van mensen met een psychiatrische problematiek, wat normaal is in een psychiatrisch ziekenhuis, maar die daarnaast ook sociaal, administratief volledig aan de grond is en die we nu ook heel vaak geen langer verblijf kunnen bieden omwille van het beperkt aan‐
tal bedden.” Psychiatrisch ziekenhuis 1. Box 3: Opnames minder evident “Terwijl dat hij eigenlijk een beschermde omgeving nodig heeft waar hij langere tijd kan verblijven totdat hij weer bij zijn positieven is, bij wijze van spreken. En dan kan je weer een langere periode proberen. Maar ge ziet dat de ziekenhuizen dat niet meer kunnen of dat dat totaal niet lukt.” IBW 3. 6.1.1 Psychiatrische ziekenhuizen en wonen: een missing link? In dit deel gaan we in op de moeizame relatie tussen het aspect van wonen en psychiatrische zieken‐
huizen, moeizaam in de zin dat het niet beschikken over een woonst het niet krijgen van de gepaste zorg kan inhouden (5.1.1.1), dat het aspect van wonen soms het onderspit moet delven in de bege‐
leiding (5.1.1.2) en dat het niet hebben van een woonst weinig gevolgen heeft voor het ontslag (5.1.1.3). 6.1.1.1
Geen woonst – geen psychiatrische zorg Het citaat in box 4 geeft aan dat het al voor de deuren van de psychiatrie voor sommigen moeilijk is om op intensieve, residentiële psychiatrische zorg een beroep te kunnen doen. Personen die dakloos zijn, worden in sommige situaties de toegang tot de nodige residentiële psychiatrische zorg ontzegd omdat hun opname veelal een meer langdurige opname inhoudt, omdat hun proces van herintegra‐
tie relatief veel meer tijd in beslag neemt dan in vergelijking met personen die na hun ontslag onmid‐
dellijk onderdak hebben. Daarnaast stellen enkele respondenten ook de vraag of alle dakloze perso‐
nen die komen aankloppen wel effectief ziek zijn en of hun nood niet eerder een nood aan onderdak is. Er kan dan ook gesteld worden dat de dakloosheidsproblematiek ervoor zorgt dat bepaalde perso‐
nen aangepaste zorg moeten missen. Dit vertaalt zich vooral in de samenstelling van de populatie binnen nachtopvanginitiatieven voor daklozen (box 5). Thuis(loos) na de psychiatrie | 23 Box 4: Dakloze psychiatrische patiënten “... dat naar mijn gevoel een zeer bizarre relatie krijgt tussen dakloze psychiatrische patiënten die op een bepaald moment dakloos geraken waar dat ge ziet dat psychiatrische ziekenhuizen heel huiver‐
achtig zijn om die op te nemen. Men heeft schrik om d’r te blijven mee zitten.” CGG. Box 5: Populatie binnen de nachtopvang “Ik merk ook wel, ik ga elke week naar de nachtopvang+, dat is nachtopvang dat georganiseerd wordt door het CAW waar dat mensen eigenlijk elke nacht kunnen verblijven als ze aan bepaalde voorwaarden voldoen – als ze langdurig dakloos zijn, en andere trajecten niet meer lukken, het is gelijk dat ik gewoon op een afdeling binnen de psychiatrie daar terechtkom, allemaal mensen met zwaar psychiatrische problematiek.” Psychiatrisch ziekenhuis 1. Hoewel psychiatrische daklozen soms voor een gesloten deur van de psychiatrie komen te staan, hebben de psychiatrische ziekenhuizen soms geen keuze en zijn ze, via de gedwongen maatregel, verplicht om bepaalde personen op te nemen. Een persoon kan in gevolge van artikel 2 van de Wet van 26 juni 1990 ter bescherming van de persoon van de geesteszieke gedwongen opgenomen wor‐
den in een psychiatrische instelling wanneer (1) de betrokkene geestesziek is, (2) een gevaar voor zijn eigen gezondheid of veiligheid of een ernstige bedreiging voor andermans leven of integriteit vormt en (3) er geen andere geschikte behandeling mogelijk is. Het idee leeft echter dat deze maatregel niet altijd gebruikt wordt vanuit de oorspronkelijke bedoelingen en ook gebruikt wordt om opvang te hebben (box 6). Er is niet enkel het mogelijke oneigenlijke gebruik van de gedwongen maatregel, maar enkele res‐
pondenten wijzen er evenzeer op de grenzen waarop de psychiatrie botst in dergelijke situatie. Een gedwongen opname houdt immers in dat die persoon eigenlijk geen opname of behandeling wenst. Dit werkt weerstand op en daardoor wordt het moeilijk om een behandeling op te starten. Veelal gaat het om mensen die de verschillende psychiatrische ziekenhuizen al verschillende keren gezien hebben maar waar er geen of nauwelijks resultaat geboekt werd waardoor na verloop van tijd ook alle deuren van die instellingen sluiten. Maar niet enkel psychiatrische ziekenhuizen staan huiverachtig tegenover het opnemen van dakloze psychiatrische patiënten, zoals het citaat in box 7 illustreert. Ook de opvangcentra zelf kunnen terug‐
houdend zijn omdat zij sommige individuen als te ziek beschouwen om hen te laten instromen. Box 6: Gedwongen maatregel “Nu die gedwongen maatregel is een wet die dat bestaat, en het valt wel een keer voor dat die wordt gebruikt om in moeilijke situaties toch opvang voor iemand te vinden, dat is dan eigenlijk oneigenlijk gebruik van de maatregel. Maar dat maakt dat mensen hier dan zijn, maar dat wij daar niet verder mee kunnen. Dat gaat dat bijvoorbeeld over mensen met een handicap, die op gedrags‐
matig vlak dan ook moeilijkheden stellen en waarvan wordt gedacht van we gaan via een gedwon‐
gen maatregel maar dan botsen wij eigenlijk op dezelfde grenzen als waar dat er binnen het regu‐
liere circuit wordt op gebotst eigenlijk.” Psychiatrisch ziekenhuis 4. Thuis(loos) na de psychiatrie | 24 Box 7: Te ziek voor daklozenopvang “We hebben al eens voorgehad dat we ze naar het CAW sturen om zich op zijn minst in te schrijven voor daklozenopvang. Die van het CAW zeggen dan van die mevrouw of die meneer is te ziek voor daklozenopvang, dat hij zelfs daar niet ingeschreven geraakt. Euh, ja.” IBW 2. 6.1.1.2
Wonen is slechts één van de elementen in de begeleiding... a) Diversiteit troef inzake begeleidingspraktijken Vooraleer in te gaan op de begeleiding in het feitelijk proces naar zelfstandig wonen dienen we aan te stippen dat er zich wel degelijk grote verschillen laten optekenen tussen de instellingen. Sommige instellingen profileren zich meer als acute ziekenhuizen die streven naar het zo kort mogelijk houden van de opnames en het vrij vlug overschakelen naar dagtherapie zodoende dat mensen hun plaats weer thuis of buiten het ziekenhuis kunnen opnemen. Er is tevens een verschil in openheid inzake opnames, in sommige afdelingen van ziekenhuizen zijn er geen intakes (box 8). De verschillen zijn gekend bij de doorverwijzers, wat resulteert in een ander profiel van psychiatri‐
sche ziekenhuizen, bijvoorbeeld het aantal mensen dat binnenstroomt zonder woonst ofhet aantal personen dat gedomicilieerd is in het ziekenhuis. Dit laatste percentage liep bijvoorbeeld op tot 15% in 2011 en 2012 in een Gents ziekenhuis en dit in vergelijking met 3,5% gemiddeld in België (geba‐
seerd op Minimale Psychiatrische Gegevens, MPG). Box 8: Opname in het ziekenhuis “Ik denk dat wij de laatste jaren voornamelijk ons profileren als een crisisopname, crisisbehandeling, korte opnames en de mensen terug wat proberen te stabiliseren, wat handvaten geven om het daarna buiten terug wat te kunnen doen. Ik denk dat wij een heel grote turnover hebben van opna‐
mes, we staan ook zo bekend bij partners, kan je hier relatief gemakkelijk in opname zonder intake, bellen en binnen, behalve op de afdeling dubbele diagnose moet je een intake doen maar dat heeft te maken met het profiel en het project van de overheid van de afdeling. Maar op alle andere afde‐
lingen moet je nooit een intake doen, je kunt eigenlijk zo in opname, we willen ons zoveel mogelijk profileren als laagdrempelig en zoveel mogelijk opnames doen als er vrije bedden zijn; maar wel met de focus meer eigenlijk op crisisopname. Maar ik denk dan dat je in de opname vaak als maatschap‐
pelijk werker ook ziet van het gaat niet voldoende zijn om die man of vrouw het buiten terug haal‐
baar te maken. Maar ze zijn wel effekes in opname kunnen zijn, effekes of ietske langer soms in opname kunnen zijn.” Psychiatrisch ziekenhuis 1. Het gedifferentieerde beeld in de begeleidingspraktijken van de instellingen wordt evenwel nog gevarieerder als we ook het type begeleiding in ogenschouw nemen daar ook dit ook afhangt van de maatschappelijk werker of dokter die de patiënt toegewezen krijgt (box 9). Thuis(loos) na de psychiatrie | 25 Box 9: De ene maatschappelijk werker is de andere niet “Het heeft ook sterk te maken met de persoonlijkheid van de maatschappelijk werker. De een gelooft in laat ze doen wat ze kunnen, de anderen die gelijk Valerie, heeft heel sterk van waar ik kan van zorgen wegnemen, zal ik doen. En dat is een andere manier van werken die ik minstens evengoed vind, het is niet omdat ik iets kan doen, dat ik het ook zelf moet doen. Als ik genoeg andere zorgen aan mijn hoofd heb, is het misschien wel eens goed dat okay, ik kan dat perfect een woning zoeken, maar dat die last verminderd wordt, is op dat moment wel een deugd want ge hebt veel andere dingen aan uw hoofd.” Bewoonster IBW 2. Uiteraard hangt het behandelingsplan naar zelfstandig wonen sterk af van de kenmerken van de patiënt. Terwijl voor de meerderheid er wel degelijk een oplossing is voor de situatie na hun ontslag en er dus geen begeleiding naar zelfstandig wonen vereist is, is er een deel die bij het zoeken naar een plaats buiten de muren van de psychiatrische instelling meer problemen ervaart. Het gaat hierbij vooral om personen die al lang in de instelling verblijven, nauwelijks over een netwerk beschikken, financiële problemen kennen en waarbij het zoeken naar een oplossing behoorlijk wat tijd vergt (box 10). De in box 10 vermelde duurtijd komt dan ook in conflict te staan met één van dé ambities van de vermaatschappelijking van de zorg, namelijk het verblijf zo kort mogelijk te houden. Tegelijkertijd geeft de respondent in box 10 ook aan dat voor een bepaalde groep, indien men het succes op (her)integratie wil maximaliseren, een kortlopende opname een utopie is en blijft. Voor een bepaald deel is een resocialisatieafdeling dan ook geen luxe en omdat wel degelijk een nood is aan vervolg‐
zorg en intensievere begeleiding. Wat nu precies die begeleiding kan inhouden, stippen we aan in het hieropvolgende deel waarbij we expliciet aandacht schenken aan het element wonen, in brede bete‐
kenis van het woord. Box 10: Risicogroep “Maar als ik zelf, los van de cijfers, ge komt in opname met een psychiatrische problematiek, en ge hebt niks buiten, ge hebt geen woonst enzo, ‘k zou durven zeggen dat ge aan 12 tot 18 maanden zult zitten voordat iets of wat degelijk een oplossing kan gevonden worden. Maar ik zeg niet dat er altijd zo lang gewerkt wordt hoor met de mensen. Maar dat is zo vanuit mijn gevoel en ervaring met de mensen, denk ik toch echt dat je bijna op dienen termijn moet rekenen als we het hebben over den zwaksten doelgroep. Als we het hebben over mensen die geen netwerk hebben, die financieel echt moeilijk zitten, die schulden hebben, die moeten terugvallen op een borg van het OCMW.” Psychiatrisch ziekenhuis 1 b) Begeleidingspraktijken in praktijk Zoals eerder vermeld beoogt ontslagmanagement heropname of institutionalisering van hoog‐risico‐
patiënten te vermijden. Door vanaf de opname in het ziekenhuis de terugkeer en de zorgcontinuïteit aan te pakken en voor te bereiden probeert men dit te realiseren. Evenwel blijkt dat dit proces in de praktijk op verschillende moeilijkheden die het proces van ontslag in gedrang brengen. Tijdens de interviews wordt het concept ontslagmanagement evenwel nauwelijks in de mond genomen hoewel dit volledig past binnen de trend van extramularisering. Thuis(loos) na de psychiatrie | 26 In eerste instantie opereert men in een context waar het genezingsproces centraal staat. Hierbij pri‐
meert de psychische dimensie en niet zozeer de andere dimensies die tevens zouden kunnen bijdra‐
gen tot het genezen. Dat er soms een bredere kijk nodig is en dat ook het sociale in kaart gebracht moet worden, is (nog) geen gemeengoed binnen een psychiatrisch ziekenhuis. Deze houding botst met de visie van de maatschappelijk werkers die minder direct betrokken zijn bij het zuiver medische verhaal maar meer zicht proberen te krijgen op de sociale dimensie van het verhaal van de patiënt. ‘Proberen’, want maatschappelijk werkers worden ook geconfronteerd met een krappe personeels‐
bezetting die het hen moeilijk maakt om effectief alle (risico)patiënten op een grondige manier op te volgen (box 11). Maar niet enkel het functioneren binnen een specifieke context met een eigen centrale doelstelling bemoeilijkt het werken aan het ontslag (een gegeven dat nog meer sterker uitgesproken is in zieken‐
huizen zonder resocialisatieafdelingen). Wanneer patiënten opgenomen worden, dient er bij sommi‐
gen eerst een berg administratieve ‘zaken’ in orde gebracht te worden, wat het eigenlijke ontslag‐
management vertraagt. Met de bedenking dat de respondenten aangeven dat dit uiteraard ook als eerste stappen naar herintegratie bekeken kan worden. Sommige patiënten hebben daarenboven niet enkel te kampen met een psychische kwetsbaarheid maar blijkt het voor hen, naast het admini‐
stratieve, op verschillende terreinen moeilijk te lopen. De begeleiding dient dan ook haar pijlen te richten op nog verschillende domeinen, zoals opleiding, werk, relatie, familie, financiële, vrije tijd en huisvesting. Kortom, het element van huisvesting is slechts één van de vele elementen die in een begeleidingsplan naar voor (kunnen) komen. Omwille van die diversiteit aan problematieken die aangepakt moeten worden, stelt men voor elke patiënt een vervolg‐ of toewijsverpleegkundige aan die de evolutie op die verschillende domeinen opvolgt en zo effectief een volledig beeld probeert te krijgen en te behouden (box 12). Box 11: Personeelsbezetting “We hebben hier 1 maatschappelijk werker per 60 opnamepatiënten. Door de afbouw in ziekenhuis hebben we het probleem om naast de patiënt te staan. We hebben minder en minder tijd om hand in hand te gaan.” Psychiatrisch ziekenhuis 2. Box 12: Vervolg‐ of toewijsverpleegkundige “Dus elke patiënt hier heeft een toewijsverpleegkundige, waar ze toch wekelijks proberen mee samen te zitten om een beetje toch het volledige overzicht van een patiënt te hebben. Dus wij gaan ons vooral op het sociale, de dokter naar het medische en de pillen, de psycholoog maar zij proberen toch een beetje een gesprek te hebben over alle domeinen met de patiënt, wat op te volgen, te eva‐
lueren en met hen te bekijken van wat moet er nu voor u nog verwezenlijkt worden vooraleer je op ontslag kunt gaan. Ja, een algemeen beeld.” Psychiatrisch ziekenhuis 1. c) Het element van huisvesting binnen de begeleiding Wanneer iemand opgenomen wordt, wordt de woonsituatie van betrokkene doorgaans in kaart gebracht. Niet enkel bij dakloze personen (wat niet evident is) maar ook bij andere patiënten kan huisvesting een aandachtspunt vormen. Vanuit de sociale dienst dringen ze erop aan dat de patiënt zijn woning behoudt en zijn huurcontract niet zomaar opzegt omdat het zoeken naar een nieuwe Thuis(loos) na de psychiatrie | 27 woning niet evident is. De meeste maatschappelijk werkers zijn immers ook overtuigd van het belang van het hebben van een woning om de terugkeer naar de maatschappij te bevorderen. De woning is immers een aanknopingspunt. Evenwel stellen ze zich ook kritisch op want niet iedere woning is geschikt om naar terug te keren (box 13). We keren later nog terug op dit aspect van woningkwaliteit in het kader van het proces van behandeling. Box 13: Behouden woning W: “En ook daar vragen hé, het is zo, samenwerking van patiënten, zij mogen hun opzeg niet doen zolang ze niets nieuw hebben, ook al maakt de woonst hen ziek of zo. We vragen er toch samenwerking in van patiënten allez maakt uzelf nu niet dakloos of zonder woonst, vooraleer je een nieuwe woonst hebt. Daar is onzen dokter toch wel heel streng in.” I: “En dat gaat dan over mensen die hier in dagtherapie komen?” W: “Of in opname en waar dat je na een huisbezoek echt wel zegt van ‘goh, dat is daar echt mogelijk, ik kan snappen dat hij daar ziek of daar niet graag woont’ maar toch, allez, we gaan samenwerking geven aan die patiënt en zijn familie om iets te zoeken maar wij vragen echt zolang er niets anders is, genen opzeg te doen. Omdat we merken dat het moeilijk is en dan vinden wij, ja maar, als we hen zonder woonst zetten dan moet de behandeling hier misschien in het slechtste geval maanden tot een halfjaar duren omdat we dan die woonst hebben opgezegd. Maar dat is dubbel, ja. en vooral voor ons, maatschappelijk werkers, omdat wij vaak, wij zijn de enigen in team die hier buiten gaan en de woonst zien en we kunnen daar wel een mooi verslagske van maken naar de arts en naar ons team maar als ons team beslist die moet daar terug naar toe en die kan van daaruit nog iets anders zoeken, dan is dat zo.” Psychiatrisch ziekenhuis 1. Hoewel iemands woonsituatie al bij opname een aandachtspunt vormt, blijkt het allesbehalve evi‐
dent om het op het terrein succesvol aan te pakken vanuit een ziekenhuisverblijf. Het zoeken naar een woning is een arbeids‐ en tijdsintensief proces. De maatschappelijk werkers zijn echter met te weinig in verhouding tot het aantal dossiers dat ze moeten behandelen, en ze kampen bijgevolg met een gebrek aan tijd. Dit laatste wordt bovendien nog versterkt door de bestaande druk om iemand zo vlug mogelijk te doen doorstromen. De eerste stap in het zoeken naar een woning is het inschrijven op de wachtlijst van een sociale huis‐
vestingsmaatschappij en bij een sociaalverhuurkantoor. Indien de patiënt intensieve ondersteuning nodig heeft bij het zelfstandig wonen na ontslag, wordt een aanvraag geformuleerd bij de initiatieven beschut wonen. Maar uiteindelijk stellen we vast dat heel veel aan de patiënten zelf wordt over‐
gelaten als ze daadwerkelijk op zoek moeten gaan naar een woning op de private huurmarkt (box 14). Zoals de bewoonster van een IBW in box 14 aanstipt, is de begeleiding in de zoektocht naar een woning vooral ondersteunend. Maatschappelijk werkers geven lijsten met woningen en appartemen‐
ten die te huur staan, een lijst die ze ‐ in casu ‐ vanuit de stad Gent ontvangen. Indien nodig gaan ze soms mee om het appartement te bezoeken of nemen ze contact op met de verhuurder (box 14). Maar omwille van tijdsgebrek gebeurt het effectief op pad gaan met de patiënten zelden (box 15). De maatschappelijk werkster in box 15 stipt ook aan dat het label van psychiatrische patiënt zijn vele deuren sluit. Om hierop in te spelen krijgt het voorbereiden van een contact met de eigenaar zijn plaats in de begeleiding waarbij vooral gewerkt wordt aan het weerbaarder maken van de cliënten zodoende dat de eerste indruk niet onmiddellijk roet in het eten gooit. Thuis(loos) na de psychiatrie | 28 Box 14: Patiënt aan zet “Euhm, goh, ook in de psychiatrie laten ze eigenlijk de mensen zoveel als ze kunnen doen zelf doen. En ik ben nu wel iemand die redelijk mijnen plan kan trekken, dus euhm, vanuit de opname, de voor‐
naamste ondersteuning dat ik daar gehad heb, is dat zij lijsten afdrukten met wat er beschikbaar was. En als het echt nodig was, dat er iemand mee kon gaan om te kijken, alleen gaan kijken dat is. Die telefoon pakken en een afspraak maken dat gaat nog, maar echt alleen gaan kijken, dat zag ik niet zitten. Dus die ondersteuning kon er wel zijn.” Bewoonster IBW 2. Box 15: Contact met de eigenaar “We hebben ook niet zomaar de tijd om met mensen per individu op pad te gaan ook niet, dus we zoeken via internet, we bellen soms wel een keer met eigenaars maar we maken ons dan niet bekend, want psychiatrie dat is den stempel en dan krijg je sowieso al niet een kans. We bereiden mensen wel wat voor: hoe presenteer je u? Wat zegt ge? Welke vragen kunt ge stellen? Hoe geraak je daar? Het lijkt banaal maar is wel belangrijk. Op welke dingen kun je letten?” Psychiatrisch ziekenhuis 1. Begeleiders adviseren de patiënten tevens om gewoon eens door Gent te lopen en te kijken wat er te huur aangeboden wordt en dan aan te bellen. De maatschappelijk werkers zijn zich tevens bewust dat dit niet evident is voor de patiënten. Ze komen dan ook meestal van een kale reis terug en moe‐
ten zich dan telkens opnieuw opladen om weer op zoek te gaan. In bepaalde gevallen dient zelfs de zoektocht zelfs gestopt te worden, omdat de zoektocht een rem op de genezing veroorzaakt omdat het te stressvol is. Het is dan ook een moeilijk evenwicht tussen het steeds aanmoedigen van hun cliënten en het zoekproces eventjes on hold te plaatsen. Dat het zoeken naar een woning niet evident is, kunnen we niet uiteraard zomaar los zien van de situatie op de woningmarkt. Die wordt immers gekenmerkt door een tekort aan sociale woningen en een grote vraag naar private huurwoningen waarbij psychiatrische patiënten niet bepaald gunstige papieren kunnen voorleggen (in het tweede deel van de bespreking van de resultaten staat dit cen‐
traal). Naast het zoeken naar een woning wordt er aandacht besteed aan het wonen zelf. Het is weliswaar belangrijk om een dak boven het hoofd te hebben maar evenzeer om die woning te behouden. Hier‐
toe worden therapieën in het kader van wonen aangeboden waarbij allerlei vaardigheden aange‐
leerd worden, zoals schoonmaken en koken. Omdat voor dergelijke zaken ook een beroep gedaan kan worden op allerlei reguliere thuiszorgdiensten gaat men, indien nodig, dergelijk netwerk uit‐
bouwen door bijvoorbeeld het inschalen van gezins‐, familiehulp, poetshulp. Voor begeleiding op het vlak van de psychische kwetsbaarheid zijn vele ogen gericht op de MOBiL teams. Dat het inschakelen van andere diensten niet altijd evident blijkt te zijn, werken we in het vervolg verder uit. 6.1.1.3
Ontslag in zicht a) Geleidelijke overgang Omdat de overgang van een beschermde omgeving naar een zelfstandige woonsituatie een grote verandering inhoudt, probeert men ook te werken aan die overgang. Rekening houden met de timing van het ontslag kan hierbij helpen. Men gaat bijvoorbeeld iemand niet de vrijdagnamiddag uit het Thuis(loos) na de psychiatrie | 29 ziekenhuis ontslaan waardoor de patiënt niet onmiddellijk zelf een weekend moet zien te over‐
bruggen. Daarnaast geeft men de patiënten bijvoorbeeld de kans om eens een weekend alleen te gaan wonen. Na het weekend wordt dan besproken hoe dit verlopen is en probeert men de mogelijke valkuilen enigszins op te vangen zodoende dat het daaropvolgende weekend vlotter verloopt. Of de patiënten krijgen de mogelijkheid om hun appartement in orde te brengen zodoende dat ze effectief in een thuis terechtkomen als ze eenmaal ontslagen worden uit het ziekenhuis. Box 16: Tussenstappen naar het zelfstandig wonen “Het is niet zo dat als mensen een woning hebben gevonden, dat ze onmiddellijk op ontslag gaan. Er wordt echt wel geprobeerd in tussenstappen te werken. Ik heb een tijdje geleden al 2 verhuizen gedaan met een verpleegkundige, dat is niet iets dat we normaal doen, maar toch. Als er geen andere mogelijkheden zijn, gebeurt het. Dat we mensen vrij geven, dat ze geen therapie moeten volgen maar overdag naar hun woonst kunnen gaan, om te demonteren, terug in elkaar te zetten, te schilderen. Vervolgverpleegkundigen zijn daar toch wel belangrijk in, die mensen stap voor stap bekijken van, naar Ikea gaan, een bed gaan kopen en een matras, hoe ga je dat doen, wanneer doe je dat, heb je geld?” Psychiatrisch ziekenhuis 4. b) Dubbel beeld Hoewel er inspanningen, in sommige ziekenhuizen meer dan in andere, ondernomen worden om het ontslag op een degelijke manier voor te bereiden en te zorgen dat mensen ergens terechtkunnen, al dan niet met ondersteuning, betekent dit niet dat op het einde altijd een dak boven het hoofd beschikbaar is. En opnieuw al naargelang het ziekenhuis zijn de gevolgen anders. We krijgen dan ook een dubbel beeld (box 17) waarbij het ontbreken van een woonst soms een lan‐
ger verblijf tot gevolg heeft. Het is dan een vorm van institutionalisering van de thuisloosheid. Maar evenzeer is het niet altijd een reden om langer in het ziekenhuis te kunnen verblijven en verlaten sommige patiënten het ziekenhuis ook al hebben ze geen dak boven het hoofd. Het blijkt bovendien ook een moeilijk vraagstuk (box 18): iemand, die genezen is, laten verblijven in het ziekenhuis omdat hij geen woonst heeft of de plaats toewijzen aan iemand die nood heeft aan een opname omwille van zijn psychische kwetsbaarheid? Verder is het soms moeilijk om evenwicht te vinden tussen enerzijds het druk zetten op de patiënt door de mededeling ontslagdatum (hij/zij moet dan op zoek) en anderzijds het zoeken naar oplossin‐
gen voor de woonsituatie. Het naderen van een nakend ontslag kan een oplossing in de hand werken (box 19). Maar uiteraard kunnen we ons wel vragen stellen bij de duurzaamheid van die plotse oplos‐
sing: in welke mate is het een positieve keuze om een ex‐psychiatrische patiënt in huis te nemen of is het eerder een negatieve keuze omdat er geen alternatieven zijn? Daarnaast zijn er ook situaties waarbij patiënten onmiddellijk ontslagen (box 20) worden omwille van hun gedrag of omwille van bepaalde feiten die zich hebben afgespeeld en waarbij het ontslag niet voorbereid kon worden. Dit houdt niet enkel het niet hebben van een woonst in bij ontslag maar ook dat die personen uiteindelijk ook de nodige zorgverlening moeten missen. Thuis(loos) na de psychiatrie | 30 Box 17: Ontslag maar geen dak boven het hoofd “En dat mensen eenmaal opgenomen, veel vlugger op straat komen te staan. En daar krijg ik ook te horen van, dat hoe schrijnend het ook is, dat mensen geen woonst hebben of vinden, en daardoor soms langer in het ziekenhuis moeten blijven oftewel in het daklozencircuit terechtkomen.” Psychiatrisch ziekenhuis 2. Box 18: Langer verblijf, maar... “En dat is natuurlijk een moeilijk vraagstuk, stel dat iemand op medisch vlak is opgeklaard en eigenlijk geen behandeling meer nodig heeft, en hier eigenlijk gewoon zit te wachten op iets anders. Dat is moeilijk om te verkopen aan uw team, terwijl er mensen zijn die wel in een acute fase zitten in hun behandeling en dat meer nodig hebben maar hun bed wordt vastgehouden door iemand die hier wacht op woonst. Ik denk ook dat ons ziekenhuis, of elk ziekenhuis misschien ook, wordt nage‐
keken op het aantal ligdagen die iemand hier is, vanuit de overheid. Dat de directie en de artsen van daaruit ook wel een druk voelen.” Psychiatrisch ziekenhuis 3. Box 19: Druk leidt tot een oplossing “In principe krijgen mensen hier niet zomaar ontslag omdat ze medisch gezond verklaard zijn. Ze worden niet zomaar op straat gezet. Alhoewel dat we soms wel zien dat door mensen een stukje een einddatum te geven, dat er dan opeens toch wel wat oplossingen komen. Ik heb het al een tijdje geleden meegemaakt, dan zijn ouders dan toch bereid om hun zoon tijdelijk te laten inwonen. En dan hoor ik een paar maand later dat hij dan toch een soort kot heeft gevonden, en terug op weg is. Dat is ook wel altijd dubbel, is het dan beter in het ziekenhuis te verblijven of toch een duwtje te geven richting hier buiten terug. Dat is altijd moeilijk voor een team vind ik, en zeker bij ons omdat we vinden van goh ja, het zijn mensen die, als ze medisch beter zijn, toch nog wel broos blijven en stress, onrust, geen woonst, die basisdingen kunnen er toch wel voor zorgen dat ze terug decompen‐
seren wat ik denk dat het team van de verslavingszorg, allez alcoholverslaving, daar een stuk anders mee omgaat. Dat ik daar vaak hoor zo, van mensen zijn weer een stuk op weg en ze kunnen weer verder zonder ons, ook al is er niet echt duidelijkheid naar woonst zo. Ik denk dat het daar gemakke‐
lijker is om daar mee druk te zetten op een einddatum van opname dan bij ons.” Psychiatrisch ziekenhuis 4. Box 20: Negatief ontslag “Het is eigenlijk een beetje lelijk wat ik ga zeggen, maar thuislozenzorg en psychiatrie zijn zo allebei een beetje de vergetelpunten van de maatschappij, de vuilnisbak niet maar het gaat er soms wel naar toe soms, heb ik het gevoel. En er wordt tussen die twee toch redelijk wat weg over en weer weggesmeten, zeg maar. Voor mij is het vooral de vraag van, ik weet dat de psychiatrie hier zijn grenzen heeft, maar mensen worden er buiten gezet, omwille van bepaald gedrag, of feiten die daar gebeurd zijn, of mensen komen echt letterlijk op straat terecht, belanden van de meeste zorg naar niets, naar trek uw plan. Die komen bij ons terecht, en dan zitten die hier, en dan ja moet dat eerst al een beetje lukken, kwestie van gedrag en zo. Mensen moeten toch een beetje gestabiliseerd zijn om hier te kunnen leven. Het terugvinden van een beetje psychische begeleiding of medicatie is niet evi‐
dent, een dokter die niets wil voorschrijven. Soms zijn ook echt alle poorten toe. Of dan is er een time‐out van zoveel maand, en dan ja. Soms is dat ook redelijk, hoe moet ik het zeggen, mensen komen buiten met medicatie en allerlei voorschriften maar evengoed komt iemand buiten met niets. En dienen zelfde avond nog 5 medicijnen moet slikken. Dan zeg je, ja maar ja. We hebben nu een samenwerking hier met het wijkgezondheidscentrum, daar kunnen we al veel van bekomen gelukkig en dan moet je proberen kom afspraak daar, maak jij een afspraak met de psychiater, dit en dat. En soms lukt dat wel. Maar allez, ik weet ook dat ze grenzen hebben maar dat zijn mensen die heel veel zorg nodig hebben vaak, en die worden er dan uitgekegeld en die komen dan bij ons en blijven daar de deuren toe. En wij zitten er hier mee en dat is niet evident.” Opvangcentrum. Thuis(loos) na de psychiatrie | 31 6.1.2 Initiatieven beschut wonen, een trede op de staircase of transition? Bij de opstart van een Initiatief Beschut Wonen (IBW) dient er bij elk IBW een centrum geestelijke gezondheidszorg, onafhankelijke deskundigen betrokken te worden. Er moet ook een link zijn met een psychiatrische instelling. De woongelegenheden mogen wel niet gelegen zijn op de campussen zelf. Hoewel er geen exclusiviteit is qua instroom merken we toch een verschil in de profielen van de bewoners tussen de IBW’en (5.1.2.1), een verschil dat onder andere toe te schrijven valt aan de ver‐
schillen tussen de psychiatrische instellingen. Verder vallen er ook verschillen naar woonvormen (5.1.2.2), begeleiding (5.1.2.3), de mate van doorstroming (5.1.2.4) op te tekenen. 6.1.2.1
Instroom Als we kijken naar de woonsituatie van mensen die een IBW binnenstromen dan stellen we vast dat ze meestal opgenomen waren in een psychiatrisch ziekenhuis, wat niet geheel verrassend is gezien de bestaande link met de psychiatrische ziekenhuizen. Maar is dit niet het enige kanaal. Aanmeldin‐
gen kunnen ook komen vanuit een algemeen ziekenhuis of een OCMW, zij dat deze laatste een min‐
derheid vormen. Sowieso moet er een psychiater of dokter bij betrokken zijn daar het toch gaat om mensen die omwille van een psychiatrische problematiek nood hebben aan deze vorm van begelei‐
ding in een IBW (box 22). Het al aangestipte verschil tussen de psychiatrische ziekenhuizen inzake profiel van patiënten ver‐
taalt zich ook in een verschillende populatie binnen de IBW’s waarbij sommige IBW’en meer chroni‐
sche bewoners tellen (box 21). Box 21: Aanmeldingen bij een IBW “Meestal worden ze aangemeld vanuit een psychiatrisch ziekenhuis, of centrum of een PAAZ‐afde‐
ling dat is de grote meerderheid. Maar het gebeurt ook dat de mensen vanuit het OCMW worden aangemeld, zelfs een enkele keer door de sociale huisvestingsmaatschappij. Dat is eigenlijk zeer ruim, vanaf het moment dat er dokter of psychiater bij betrokken is, kan die intake doorgestuurd worden, dus dat is vrij open nog.” IBW 2. Box 22: Profiel bewoners van een IBW “We hebben toch tal van mensen die hier al een tijdje verblijven, de gemiddelde leeftijd is 50 jaar. Dat is niet meer zo jong. Ik ben mensen die al 20 jaar bij ons zitten. Specifiek van onze groep is, denk ik, dat het overgrote deel, of drie vierde langdurige zorg nodig heeft, echt wel een chronisch publiek is. En die ook niet echt staat te springen of te vragen van ik wil alleen gaan wonen of die zegt ik wil ergens anders naar toe gaan. die toch wel al een lange ziekteperiode achter de rug hebben in de ziekenhuizen. Allez, we proberen daar er wel nog wat een evenwicht in te behouden, dat er regelmatig mensen binnenkomen die wel die turnover hebben. Maar het is niet echt een druk van binnen een jaar, het wordt zeer individueel bekeken.” IBW 3. IBW’en zien de laatste jaren het aantal aanvragen toenemen. Sommigen schrijven dit toe aan de ver‐
anderingen inzake aanmelden. Terwijl dit vroeger voor de IBW’en afzonderlijk gebeurde ‐ voor ieder IBW een afzonderlijke aanvraag ‐, hanteert de sector nu een gemeenschappelijk aanmeldingsformu‐
lier waarop een of meerdere IBW’en kan aangestipt worden. Het IBW vindt dit geen goede evolutie Thuis(loos) na de psychiatrie | 32 omdat de aanmeldingen daardoor minder gericht zijn en niet (noodzakelijk) aansluiten op het eigen profiel van het IBW. Het groeiend aantal aanvragen past ook binnen de gehele problematiek van wachtlijsten in de sociale en geestelijke gezondheidssector; een problematiek die het proces van ver‐
maatschappelijking van de zorg onder druk plaatst (box 23). De grote en stijgende vraag naar een plek in een IBW zorgt ervoor dat kandidaat‐bewoners lange tijd moeten wachten vooraleer ze in een IBW terechtkunnen. Daarnaast blijven deuren van sommige IBW’en voor hen gesloten omdat er aan bepaalde criteria voldaan moet worden (box 24). Box 23: Toenemend aantal aanvragen “Het gebeurt ook wel vaak dat mensen al weg zijn uit opname voor dat we uiteindelijk tot aan die intakes komen, ik kan ze u tonen als ge wilt, maar we hebben van 2011 tot nu stapels intakes liggen. Het lijkt me of langs alle kanten wachtlijsten opstroppen, er stropt eerst een wachtlijst op om in die afdeling te geraken, dan stropt er een wachtlijst op om in beschut wonen te geraken, dan ook voor gesprekkenbegeleiding, dan ook voor sociale huisvesting, het is wachtlijst achter wachtlijst achter wachtlijst. Het is een beteke een sociale file zo.” IBW 2. Box 24: Opnamecriteria “Ik heb toen welke intake bij verschillende beschut wonens gedaan. Euhm, en ik herinner mij ook, bij sommigen was de wachtlijst gewoon te lang en kon ik sowieso niet binnen, maar er was ook een beschut wonen die zei van kijk we gaan u niet aanvaarden want ge zijt nog te destructief. Dus er was volgens hun teveel werk aan, waardoor dat ik niet in aanmerking kon komen. En dat hebben ze hier niet gedaan. Hier hadden ze zoiets van ‘t is goed, en dat was eigenlijk wat ik nodig had; door beschut wonen proberen die destructiviteit proberen aan te pakken. Dus ja, dus blijkbaar zijn de cri‐
teria overal anders.” Bewoonster IBW 2. De gevolgen van het niet gelijklopen van de criteria voor alle IBW’en kwam duidelijk naar voor in de interviews. Voor sommige respondenten werken de criteria als ‘exclusiecriteria’; anderen zien het mechanisme als ‘aanvaardingscriteria’. Alle IBW’en wijzen er wel op dat er sprake moet zijn van een psychische problematiek en dat er bereidheid moet zijn van de kandidaat‐bewoner om begeleiding te aanvaarden. Dit geldt meer specifiek voor het groepswonen, één van de woonvormen binnen een IBW. Omdat dit samenwonen vlot zou verlopen, dient de kandidaat‐bewoner ook bereid te zijn om in een groep te wonen en bijvoorbeeld verantwoordelijk te nemen ten opzichte van anderen en kunnen omgaan met sociale controle. Er wordt dan ook gekeken of het inderdaad klikt, of er een match is met de medebewoners. Daarom creëert men (onder andere) de mogelijkheid om kennis te maken met elkaar bijvoorbeeld door een bezoekje te brengen aan de groepswoning en samen koffie te drin‐
ken. Sommige IBW’en bieden de kandidaat‐bewoner de kans om een week in de groepswoning te wonen en gunnen de patiënt dan enige bedenktijd om te beslissen. Dit biedt bovendien de mogelijk‐
heid om te peilen bij de bewoners of zij het haalbaar zien dat de kandidaat‐bewoner definitief bij hen komt wonen. Grotere verschillen naar opnamecriteria komen naar voor wat betreft het al dan niet aanvaarden van personen met een verslavingsproblematiek. Bij sommige IBW’en is het resoluut nee, daar ze zich niet bekwaam achten om om te gaan met iemand die te kampen heeft met een acute verslaving. Andere IBW’en stellen zich genuanceerder op in die zin dat ze iemand zullen aanvaarden indien de versla‐
vingsproblematiek op een aanvaardbaar niveau is, wat inhoudt dat het niet storend is voor de ande‐
Thuis(loos) na de psychiatrie | 33 ren waarbij ze aangeven dat sommige bewonersgroepen meer draagkracht hebben om hiermee om te gaan dan in vergelijking met andere. Indien ze geen rekening houden met de groepssamenstelling bestaat de kans dat ze botsen op grenzen in hun begeleiding als ze niet langer in staat zijn om een veilige woonomgeving aan hun bewoners aan te bieden (box 25). Box 25: Voorwaarden groepswonen “En voor de groepshuizen is het zo dat het profiel in het achterhoofd wordt gehouden zo. Er zijn bij‐
voorbeeld huizen waar het heel erg een probleem zou zijn moest iemand nog heel erg acuut ver‐
slaafd zijn aan alcohol bijvoorbeeld. Dat zou voor andere bewoners eigenlijk heel bedreigend zijn, dan weten we al van sorry maar iemand die nog maar een week terug clean is, die kan eigenlijk best niet in dat huis gezet worden. Wat dat niet betekent dat we mensen met een alcoholproblematiek weigeren, want we hebben bijvoorbeeld nu iemand in een huis, waar eigenlijk het criterium er is geen acute alcoholgebruik, die nu een half jaar clean is, vanaf het moment dat hij weer stabiel is, valt dat weer weg. Ge hebt toch zeker een bepaald profiel in het achterhoofd. Bepaalde huizen waarvan je zegt van hier gaan we zeker geen vrouw zetten want, met alle respect, die gaat daar niet zo heel goed behandeld worden, of dat gaat met die mannen heel moeilijk gaan. het zijn die din‐
gen.” IBW 2. 6.1.2.2 Woonvormen a) Types Zoals aangestipt bij de beschrijving van de aanvaardingscriteria bieden de IBW’en groepswonen aan. Een aantal personen kiest expliciet om in groep te wonen omdat ze bijvoorbeeld niet om kunnen gaan met de eenzaamheid van het alleen wonen of omdat ze op zoek gaan naar de veiligheid die een groep kan bieden, naar de sociale controle van de groep (box 26). Binnen dit wonen in gemeenschap kunnen twee typen onderscheiden worden. Enerzijds zijn er per‐
sonen die duidelijk aangeven dat dit groepswonen voor hen tijdelijk is, een overgang naar het zelf‐
standig wonen (box 27). Anderzijds zijn er die het groepswonen als een min of meer definitieve fase beschouwen en er zo lang als mogelijk willen blijven wonen. Box 26: Voordelen van wonen in een groep “We hebben er ook een aantal die euhm, die zichzelf niet de baas kunnen, als ze aan zichzelf over‐
gelaten worden die die sociale controle nodig hebben al was het maar om het dwangmatig ritueel vanuit een zekere schaamte niet de bovenhand te laten nemen. Als je alleen zijt op een studio, wie gaat u dan terugfluiten? Voor wie moet ge u nog schamen? Dus je wordt geconfronteerd mee uw grote kwetsbaarheid. Dus die nabijheid, die vereenzaming, euh en dan ook eigenlijk die sociale controle, maakt toch wel dat wonen in groep bij een aantal mensen zeer goed lukt. Wat dat verwonderlijk is want 70% van mensen die voor elkaar gekozen hebben, scheiden. In die zin is dat zeer verwonderlijk dat mensen die niet voor mekaar gekozen hebben er uiteindelijk toch wel in slagen om een solide groep te vormen.” IBW 1. Thuis(loos) na de psychiatrie | 34 Box 27: Groepswonen als tijdelijk “En het is zo dat er heel aantal mensen zijn die wel een zicht willen hebben op een vorm van door‐
stroming, die bijvoorbeeld wel starten in een groepshuis maar die wel de ambitie hebben om ofwel op zijn minst in een studio te wonen ofwel onder individueel beschut wonen zelf een woonst te zoeken of die zelfs nog de ambitie hebben van ooit wil ik zonder begeleiding of echt aan een minimum begeleiding, nog langsgaan bij een psychiater of een psycholoog maar geen begeleiding van beschut wonen meer. Eigenlijk variëren die ambities wel heel erg. En het is ook zo als mensen dat willen en als we dat zien als een goeie optie voor die persoon dat er inderdaad de mogelijkheid is om bij ons te blijven, tot ge doorgaat naar een rust‐ en verzorgingstehuis, of naar een psychiatrisch verzorgingstehuis; en ik denk vooral aan ons huis met extra ondersteuning.” IBW 2. Hoewel medewerkers binnen een IBW overtuigd zijn dat er altijd mensen zullen zijn die groepswonen als ‘woonsituatie’ verkiezen, wordt de vraag wel gesteld of het groepswonen zoals het nu veelal uit‐
gebouwd is nog een woonvorm van deze tijd. Dient het groepswonen effectief in dezelfde woning plaats te grijpen of kan je dit groepswonen realiseren in een complex met verschillende studio’s naast elkaar? Voor sommige respondenten staat deze laatste vorm voor een meer humane vorm. Naast het groepswonen zijn er ook mensen die ervoor kiezen om alleen te wonen of die soms, om‐
wille van hun psychiatrische problematiek niet in staat zijn om in een groep te wonen (box 28). Box 28: Individueel begeleid wonen “En dan een tweede luik (binnen het aanbod dat het IBW realiseert), en dat zijn mensen die niet kunnen samenwonen of niet willen samenwonen en daar hebben we dan individueel begeleid wonen voor. Doorgaans is dat, meestal zijn dat mensen die toch wel door uit hoofde van hun psychiatrische problematiek quasi in de onmogelijkheid zijn van hun situatie met iemand anders te delen. Dus dat is eigenlijk onze zwaarste groep. Dat is niet onze beste groep, want er wordt soms gedacht van iemand die op een studio woont die zal wel beter zijn dan iemand die in gemeenschap woont maar bij ons is dat dus niet zo. De problematiek, de zwaarte van de problematiek, die doorgaans van dien aard is dat we zeggen in groep lukt dat niet, laat ons proberen met heel veel ondersteuning om die persoon zo zelfstandig mogelijk te laten wonen, en dan elementen toepassen van zorginkoop, voor poetsdienst, voor boodschappen te doen, voor ondersteuning, dagtherapie, de nabijheid van de kliniek. Dus dat is in een gans netwerk dat we proberen van die persoon eigenlijk overeind te houden.” IBW 1. Daarnaast biedt het individueel wonen binnen een IBW de bewoners ook de mogelijkheid om gelei‐
delijk aan te evolueren naar zelfstandig wonen (box 29). In het individueel beschut wonen krijgt men de kans om het zelfstandig wonen te leren terwijl ze nog altijd een beroep kunnen doen op de ondersteuning van de medewerkers van het IBW. Dit biedt hen ook een zekere vorm van veiligheid, een soort van psychologische drempel die gemakkelijker over‐
schreden kan worden door het feit dat ze weten dat, ‘als er iets is kan ik rekenen op beschutting, kan ik rekenen op begeleiding’. Slotsom: volgens de respondenten is de differentiatie binnen de IBW’en absoluut geen overbodige luxe, rekening houdend met de diversiteit aan bewoners, met de diversiteit van hun ambities en met de mogelijkheid die dit biedt om door te groeien. Dit is een belangrijk gegeven als moet worden nagedacht over mogelijke pistes om de woonsituaties van ex‐psychiatrische patiënten aan te pakken. Thuis(loos) na de psychiatrie | 35 Box 29: Individueel wonen als een stap naar het zelfstandig wonen “Misschien kan ik ook eens meegeven dat, we hebben hier vlakbij een studiocomplex, we hebben dat zelf gebouwd 12 jaar geleden, met 10 studio’s, mensen die zo’n studio’s kunnen betrekken van ons, is enkel met het engagement het is tijdelijk en het is doorstroomsituatie. Mensen leren daar wat meer zelfstandig te wonen, de begeleiding wordt daar wat meer gedoseerd en afgebouwd zodanig dat die naadloze overgang gemakkelijker is.” IBW 5. b) Modaliteiten De IBW’en hebben meestal weinig panden in eigen bezit omdat ze niet over de nodige middelen beschikken om die in te huren of te kopen. In de meeste gevallen zijn ze zelf huurder van de gebou‐
wen, af en toe hebben ze deze panden in erfpacht. Het zelf huren houdt dan ook in dat het huurcon‐
tract opgezegd kan worden of niet verlengd wordt waardoor het IBW naar een nieuwe woning op zoek moet gaan. Dit verloopt niet altijd even vlot (box 56). Met de bewoners sluiten de IBW’en een verblijfsovereenkomst af. Dit prefereert men boven een huurovereenkomst, zoals uit box 30 blijkt, omdat door het afsluiten van verblijfsovereenkomsten valt men buiten de huurwetgeving en is men niet gebonden aan de regels aangaande de opzegtermijnen binnen de private huurwetgeving. Op dergelijke manier probeert men te vermijden dat het samen‐
leven in een groepswoning niet wordt onderuit gehaald en dat men als IBW in staat blijft om een vei‐
lige woonomgeving te bieden aan de andere bewoners (box 30). Box 30: Verblijfsovereenkomst “En ik denk dat wat belangrijk is in het kader van wonen en huurbesluiten dat is dat ge, de klemtoon kunt blijven focussen op de begeleiding. Want, allez, ge kunt altijd in de situatie komen dat de begeleiding dat die stagneert, dat het vertrouwen weg is of dat het gedrag van dien aard wordt, dat het respect weg is naar medebewoners, dat den overlast dermate is, als ge dan onder een echter huurwetgeving zou vallen, dus wij spreken heel pertinent van een verblijfsovereenkomst en niet van een huurovereenkomst, ja dan, dan valt ge ook onder al die reglementering. Maar dan is het intriest voor die medebewoners dat ze soms, dat ge een jaar nodig hebt om voor de vrederechter uw gelijk te halen dat die persoon de woning verlaat. Allez. Dat kunnen we ons niet permitteren, dan ja, dan maakt ge eigenlijk het samenwonen volgens mij kapot. Je hypothekeert het dan dermate dat en ook de kwetsbaarheid van die mensen is van dien aard dat ze dat niet aankunnen.” IBW 1. 6.1.2.3 Begeleiding binnen een IBW Naar begeleiding toe kunnen we de IBW’en plaatsen tussen de psychiatrische ziekenhuizen en de mobiele teams (box 31). In vergelijking met de psychiatrie krijgen de bewoners zelf meer verant‐
woordelijkheden inzake wonen, maar tegelijkertijd neemt de begeleiding toch een intensievere vorm aan dan in vergelijking met de mobiele teams. Thuis(loos) na de psychiatrie | 36 Box 31: Brug tussen MOBiL team en psychiatrie “Goh, ik denk dat wij, een brug zijn tussen dat MOBiL team en psychiatrie. Ik denk dat beschut wonen iets intensiever kan dan het MOBiL team, en dat, de wens van de meeste mensen is inder‐
daad om zoveel mogelijk alleen te wonen, zo zelfstandig mogelijk. Er zijn toch een aantal mensen die verkiezen om in groep te wonen, die echt niet om kunnen met die eenzaamheid. Dus ik denk dat er altijd wel een groep zal zijn die kiest voor dat groepswonen.” IBW 3. Een multidisciplinair team staat in voor de begeleiding binnen een IBW. Wat de begeleidingsvorm betreft, stellen we verschillen tussen de verschillende bevraagde IBW’en. Sommige IBW’en leggen de klemtoon op het coachen van bewoners, op het bieden van hulp voor die zaken die de bewoners niet meer of tijdelijk niet kunnen. De respondent in box 32 omschrijft het als het leggen van prothesen. Andere IBW’en werken meer ontwikkelingsgericht, geïnspireerd door rehabilitatietheorieën zoals die van Watts & Bennett (1991), ze focussen niet zozeer op de elementen die personen niet meer kun‐
nen, maar stimuleren mensen om zaken op te nemen. Bij dit individuele herstelproces gaan ze de bewoners ondersteunen zodat deze zich succesvol kunnen re‐integreren. Ook de intensiteit van de begeleiding kan naargelang het IBW variëren en gaat van dagelijks aan huis tot komen tot het zich beperken van een bezoek per week. Box 32: Begeleiding als het leggen van prothesen “Goh, een stuk coaching van uw bewoners, enerzijds in het samenwonen, de praktische zaken, de was en de plas, omdat je merkt dat bij veel mensen, vroeger werd er meer training gegeven in het ziekenhuis, het kunnen poetsen, het kunnen koken, nu gebeurt dat minder en minder en zie je ook dat mensen die hier komen, dat eigenlijk niet kunnen. Dan gebeurt dat gaandeweg. Plus dat mensen soms ook te ziek zijn om dat op een goeie manier te doen, en dat is het goed dat je beroep kunt doen op familiehulp, of soms gewoon poetshulp. Want merk je dat, bij een aantal mensen dat druk geeft van allez kom, zorg dat het hier proper ligt.” IBW 3. Box 33: Begeleiding als ondersteuning in herstelproces “Het is heel belangrijk dat ze voor zichzelf dromen hebben, dat ze verwachtingen formuleren en die verwachtingen worden zeker in het begeleidingsplan mee opgenomen. Dat zijn hun doelen. En de weg daar naartoe die gaan we samen lopen. Maar d’r is geen enkele tijdsdruk, doe je daar een jaar over dat is goed. Doe je daar eigenlijk 10 jaar over, dat is eigenlijk ook goed. Dat is eigenlijk het prin‐
cipe waarvan we vertrekken.” IBW 1 Box 34: Intensiteit in begeleiding “Goh, het is eigenlijk, wat wij voornamelijk doen is, dat gaat waarschijnlijk een verschil zijn met andere beschut wonen, wij komen niet elke dag in de groepshuizen, ‘k weet dat dat in sommige beschut wonens wel is. Meestal is het één keer in de week huisvergadering en soms nog een extra eetmoment, deels voor de gezelligheid, deels om een keer aanwezig te kunnen zijn. We besteden ook wel heel veel dingen uit. Het is bijvoorbeeld zo dat familiezorg in veel huizen wordt geïnstalleerd als dat nodig is. Goh, een externe klusjesdienst. Wat we kunnen uitbesteden, besteden we zeker uit.” IBW 2. Thuis(loos) na de psychiatrie | 37 Box 35 brengt ons bij de concrete invulling van de begeleiding. De ondersteuning vanuit het IBW is in eerste instantie gericht op het wonen in het IBW zelf. Veel aandacht gaat daarbij uit naar het degelijk functioneren van het wonen in een groep, het onderhouden van de woning en het verrichten van huishoudelijk werk. Naargelang de situatie wordt hiervoor een beroep gedaan op de bewoners zelf of gaat men thuiszorgdiensten inschakelen. Hoe de begeleiding concreet verloopt, blinkt uit in diversi‐
teit waarbij vooral de behoeftes, de noden van de bewoners het beeld kleuren. Box 35 Begeleiding op maat “Nu eigenlijk is dat heel erg op maat, dat hangt er een beetje van af wat de nood is op dat moment. Bijvoorbeeld een nieuwe bewoner waarbij dat het vooral was afspraken met dokters te maken voor medische zaken, dan is dat effekes op de voorgrond. Iemand die heel erg bezig is met werk, dan is dat kijken voor vrijwilligerswerk, kijken van melden we al aan bij GTP, of kijken we voor een project in arbeidszorg. Iemand anders waar bij eerder psychosociale meer is die begeleiding, hoe verloopt de relatie, de relatie met medebewoners, met ouders, welke conflicten zijn er geweest? Het is op zeer veel levensdomeinen dat we eigenlijk de kans krijgen om iets te doen.” IBW 2. Naast het in orde brengen en houden van de administratieve zaken van de bewoners vergt het zoe‐
ken naar een zinvolle dag‐ en vrijetijdsbesteding veel energie van de begeleiders. Welke daginvulling gegeven wordt, hangt opnieuw af van de behoeften en de draagkracht van de bewoners. Het kan variëren van het volgen van een opleiding, het verrichten van vrijwilligerswerk, het bezoeken van een activiteitencentrum of sommigen gaan in dagbehandeling in het psychiatrisch ziekenhuis. Er kan ook worden ingezet op arbeid en arbeidsbegeleiding via het artikel 60 of via een tewerkstellingstraject of VDAB. Het hebben van een zinvolle dagbesteding is ook van belang als een bewoner uiteindelijk het IBW verlaat, want zoals aangestipt variëren enorm tussen de bewoners en beschouwen sommigen het IBW als een tussenfase naar zelfstandig wonen. Een deel van de begeleiding binnen het IBW is dan ook gericht op deze toekomstige woonsituatie (box 36). Box 36: Zinvolle dagbesteding “De rest blijft oftewel thuis, doet thuis iets of proberen we vrijwilligerswerk te zoeken, dat kan gaan van helpen in het rusthuis tot bijvoorbeeld hier dat we een site van buurtwerking, waar de mensen in een tuintje kunnen gaan werken of iets anders kunnen doen. We hebben een activeringscentrum dat vooral gericht is op vrije tijd en ontmoeting, waar dat er veel dingen worden georganiseerd waar dat ze dan naar komen.” IBW 3. Box 37: Begeleiding naar zelfstandig wonen “Uiteindelijk, ik denk van mensen die, van de 16 die 7 die alleen zijn gaan wonen, dat varieert, dat is heel uiteenlopend. We hebben mensen waarvan we, het traject dat bekeken wordt, de meesten zijn niet van vandaag op morgen, daar gaat zijnen tijd over, wordt er gekeken wat heb je nodig om het al of niet alleen te redden? En er wordt daarrond gewerkt, heb je hulp nodig? Huishoudelijke hulp? Heb je voldoende omkadering op nazorg, op vlak van geestelijke gezondheid? Wat moet ervoor gebeuren? Dat wordt eigenlijk opgestart vooraleer men vertrekt. Plus welk netwerk is er daar voor als het minder goed gaat, op wie dat je beroep kan doen? Normaal gezien doen wij geen nazorg; allez in theorie, in praktijk gebeurt dat wel, dat mensen een keer binnenspringen of dat er geruime tijd iemand nog een keer binnenspringt om te horen hoe dat het gaat. Zelfs gerichter, zijn er pro‐
blemen, waar kun je terecht? Om mensen toe te leiden naar de hulp die er is in de maatschappij.” IBW 3. Thuis(loos) na de psychiatrie | 38 Net zoals in de psychiatrische ziekenhuizen staat ook hier het inschrijven bij een sociale huisvestings‐
maatschappij op de takenlijst, met het opvolgen van het inschrijvingsdossier en de actualisering ervan. Daarnaast is ook een andere IBW’en een optie indien deze bijvoorbeeld beschikt over afzon‐
derlijke studio’s waar iemand het zelfstandig wonen kan leren. Box 38: Aanschrijven andere IBW’en “Er is nu iemand die eigenlijk heel dringend alleen wil wonen, waarbij we terug kijken naar beschut wonens want we hebben een centraal aanmeldingsformulier in Oost‐Vlaanderen. Dat we nu aan het kijken zijn van okay ja, we gaan alle beschut wonens opnieuw een aanmeldingsformulier sturen alleen voor studio’s. Ja het is, ik vind dat echt moeilijk want ge zit met iedereen met een lage uitke‐
ring, de privémarkt is bijna al altijd uitgesloten of het moet echt chance hebben.” IBW 2 6.1.2.4 Doorstroming vanuit IBW Als we kijken naar de cijfers qua doorstroming vanuit een initiatief beschut wonen, dienen we deze met de nodige omzichtigheid te behandelen. De ‘naakte’ cijfers weerspiegelen immers niet noodza‐
kelijk een succesvolle afronding; succesvol in de zin dat men zelfstandig is gaan wonen. Er is immers een behoorlijk groot aandeel van de oudere bewoners dat doorstroomt naar een psychiatrisch ver‐
zorgingstehuis of naar een bejaardentehuis. Daarnaast zijn er ook bewoners die terug opgenomen worden in een psychiatrisch ziekenhuis omdat betrokkene nog niet klaar was om in een IBW te wonen en een proces van heroriëntatie op haar plaats is. Box 39: Verhaal achter de doorstromingscijfers “Dat wil niet zeggen dat al die mensen een positief traject hebben hoor. Allez ja, je kan zeggen van de cijfertjes die je hier hebt van de uitstroom, dat daar pakweg de helft tot een derde een positief verhaal zijn; mensen gaan alleen wonen; mensen gaan naar een bejaardentehuis, ‘k bedoel dat is ook een positief verhaal vind ik, uit de GGZ‐omkadering; mensen gaan naar een ander project beschut wonen of keren terug naar de familie. Maar dan heb je zeker toch de helft die ja, van dat we moeten zeggen van okay, het lukt niet, we sturen die mensen terug naar de GGZ voor een heroriën‐
tatie, het is te vroeg of er moeten nieuwe tools gezocht worden of er moet op een andere manier met dienen problematiek aan de slag gegaan worden.” IBW 5. Verschillende medewerkers binnen een IBW geven echter aan dat de doorstroom groter zou kunnen zijn. Er zijn bewoners die gewoon zitten te wachten op een woning om zelfstandig te kunnen wonen, die het uiteindelijk zouden kunnen beredderen zonder de ondersteuning van een IBW. Dat de doorstroming stokt, valt toe te schrijven aan de bestaande wachtlijsten binnen de sociale en gezondheidssector (de wachttijd voor een beroep te doen kunnen op een MOBiL team in Gent loopt op tot een jaar) maar ook de situatie op de woningmarkt werkt als een rem, zoals een tekort aan sociale huurwoningen en de problematiek van betaalbaarheid op de private huurmarkt; elementen die we verder uitwerken in het volgende deel. Thuis(loos) na de psychiatrie | 39 Box 40: Doorstroming stropt “k Vind dat persoonlijk een frustratie eigenlijk. Dat er een heel aantal mensen zijn die ondersteuning vanuit een aantal netwerken, bijvoorbeeld stel dat ge op gesprekstherapie in een centrum geeste‐
lijke gezondheidszorg hebt, en familiezorg, en iemand van MOBiL team die één keer in de twee weken komt, dat dat voor een heel deel van die mensen ruim voldoende zou zijn, dat die veel liever alleen zouden wonen, maar dat ge dan op alle drie van die gebieden met wachtlijsten zit en de soci‐
ale huisvestingsmaatschappij, dat is al bijna een utopische droom in de verte. Het is gewoon een kwestie van iets betaalbaars vinden en dat is dan ook nog eens onmogelijk. Het is zo.” IBW 2. 6.2 Buiten de muren van de GGZ In dit deel bekijken we waar de mensen, die de residentiële geestelijke gezondheidszorg (psychiatri‐
sche instelling of een initiatief beschut wonen) verlaten, terechtkomen, alsook op welke begeleiding, indien nodig, ze dan een beroep kunnen doen. Omwille van de diversiteit onder het publiek van psy‐
chiatrische patiënten krijgen we ook hier een zeer gedifferentieerd beeld. Velen kunnen terugkeren naar hun eigen woning en/of naar hun oorspronkelijke thuissituatie. Voor personen die hun domicilie hadden binnen de psychiatrische instelling of hun woning tijdens hun opname verloren hebben, zien we een moeilijke zoektocht op en dit zowel binnen de private (6.2.1.1.) als de sociale huurmarkt (6.2.1.2) vooraleer ze een nieuwe plek vinden. Vooraleer hier op in te gaan, staan we eerst stil bij situaties die minder expliciet aan bod komen maar daarom niet minder belangrijk, niet minder problematischer zijn. Wanneer de ontslagdatum dichter‐
bij komt en er nog geen oplossing wat betreft huisvesting gevonden is, kan het zijn dat vrienden of familie toch over de brug komen en bereid zijn om de patiënt bij hen te laten inwonen. Hoewel er dan een oplossing is inzake wonen, is dit veelal een onstabiele, onzekere woonsituatie. De kans op het ontstaan van conflicten is reëel, de oplossing is vooral onder druk ontstaan en houdt daarom niet altijd een positieve keuze. Een uitweg voor jonge mensen is het gaan wonen op kot. Dit biedt hen de kans om kennis te maken met het zelfstandig wonen maar tegelijkertijd beperkt het ook hun kansen daar ze zich niet kunnen domiciliëren wat allerlei administratieve problemen teweeg kan brengen. Box 41: Op kot gaan wonen W: “En dan ook zo, ik denk daar ook aan, mensen die, wij hebben ook een aantal jonge mensen, 18, 19, twintigers die nog aan het studeren zijn of die terug willen pogen hun studies willen hervatten. Maar ook mensen die het nog niet goed weten, en die dan toch maar al op kot gaan maar die daar hun domicilie niet kunnen op plaatsen. Dus die daardoor dan wel weer in de problemen komen met hun administratie, met hun financiën omdat ze nog geen officiële domicilieadres heeft.” D: “Voor jonge mensen is ook soms een kot, een soort van tussenstap, een keer een gelegenheid om te proeven van wonen, of zelfstandig wonen, is dat iets voor mij of niet eigenlijk? Soms is het ook wel een confrontatie met hun realiteit ook hé.” Psychiatrisch ziekenhuis 4. Thuis(loos) na de psychiatrie | 40 6.2.1 De (on)bereikbaarheid van de woningmarkt 6.2.1.1
De ondraaglijke toegankelijkheid van de private sector Het is genoegzaam bekend dat het aanbod van sociale huurwoningen in Vlaanderen beperkt is (Win‐
ters & Elsinga, 2011). Het gevolg is dat de meeste personen na hun ontslag terechtkomen op de pri‐
vate huurmarkt en noodgedwongen een fase moeten doorbrengen in een private huurwoning of ‐appartement. Dit segment van de woningmarkt is echter evenmin gemakkelijk toegankelijk voor hen. Deze ontoegankelijkheid valt toe te schrijven aan verschillende elementen, waaronder de aan‐
wezigheid van een concurrentie van andere kandidaat‐huurders (a) en het beperkte aanbod (b). Omwille van de moeilijkheden waarmee sommigen geconfronteerd worden, heeft de overheid aller‐
lei instrumenten in het leven geroepen die echter ‐ zo blijkt uit de interviews ‐ niet altijd het beoogde effect bewerkstelligen (c). a) De concurrentie is hard Box 42: Een moeilijke zoektocht “Ik denk dat als we mensen hebben die we naar de privémarkt gaan doorverwijzen, waar het team zegt allez dat moet toch wel kunnen met iets of wat thuiszorg, thuisondersteuning. Dat wij zoiets hebben van pfff, okay, daar gaan we weer, hoe gaan we daar nu weer aan beginnen? Gewoon het financiële, hoe dat mensen zich presenteren inderdaad, ...” Psychiatrisch ziekenhuis 4. Dat het zoeken naar een private huurwoning niet evident is, komt duidelijk naar voor in box 42. Een gevoel van moedeloosheid steekt bij de maatschappelijk werkers de kop op wanneer ze van hun team te horen krijgen dat ze voor een bepaalde patiënt op zoek moeten gaan naar een private huur‐
woning. Dat de zoektocht naar een private huurwoning moeilijker verloopt voor psychiatrische patiënten komt omdat ze in een hard verhaal van vraag en aanbod terechtkomen waarbij ze als (ex‐)psychiatrische patiënten een zwakke partij zijn. De vraag naar huurwoningen is veel groter dan het aanbod en in vergelijking met andere kandidaat‐huurders kunnen ze minder gunstige papieren voorleggen op verschillende terreinen. Naar die informatie wordt doorgaans gevraagd als men de woning of het appartement gaat bezoeken. Al vanaf dit moment voelen de patiënten de bui hangen als ze zich vergelijken met de andere kandidaten en hun informatiefiche op de stapel zien belanden. Dergelijke ervaringen leiden ertoe dat het voor de maatschappelijk werkers moeilijk is om hun cliën‐
ten te blijven motiveren om op zoek te gaan naar de woning. Welke hinderpalen ze precies tegen‐
komen op zoektocht werken we hieronder verder uit. Box 43: Vraag naar informatie R1: “Ik merk ook dat huisbazen, als mensen daarvan terugkomen, heel veel dingen vragen, ook op papier vragen. Soms gaan mensen naar een woning gaan zien en moeten ze daar een hele fiche invullen, wat voor mensen met een psychische problematiek, met achterdocht en wantrouwen, al zeer moeilijk is hé. Die vullen dan een aantal dingen niet in, of onjuist in, die komen dan terug en zeggen van goh ja, mijn blad is op den stapel beland, er waren zo veel bezoekers, en nu gaat het afwachten zijn tot wanneer dat we telefoon krijgen. Weinig telefoons komen hé.” R2: “Er is daar wel een wetgeving rond, wat kan nagevraagd worden en wat niet. Maar ja, als ge die gegevens niet geeft,” R1: “dan maakt ge nul, nul kans.” 2 maatschappelijk werkers (R1 en R2) van psychiatrisch ziekenhuis 4. Thuis(loos) na de psychiatrie | 41 b) Een beperkt aanbod Psychiatrische patiënten die op zoek gaan naar een private huurwoning worden niet enkel gecon‐
fronteerd met een ‘sterke’ concurrentie maar ze moeten zich ook tevreden stellen met een beperkt aanbod omwille van het financiële kostenplaatje en het meegedragen bestaande stigma. De financiële hinderpaal Een woning kost (teveel) geld Het aanbod aan private huurwoningen is beperkt omwille van de huurprijs: deze is voor velen onbe‐
taalbaar omdat de meeste (ex‐)psychiatrische patiënten moeten zien rond te komen met een ver‐
vangingsinkomen, veelal een invaliditeitsuitkering of een leefloon. Soms cumuleren ze een aantal inkomens door bijvoorbeeld te werken in een beschutte werkplaats maar dan nog is dat inkomen ontoereikend indien rekening gehouden wordt met het beschikbare aanbod in Gent. Een plek vinden op de private huurmarkt met een derde van het beschikbare inkomen voor de huur is voor velen dan ook een onmogelijke opdracht (box 44). In de ogen van bepaalde respondenten valt de situatie gewoon als hopeloos aan te stippen. Maar niet enkel de professionelen zien het als een obstakel, ook de (ex‐)psychiatrische patiënten zelf zijn zich bewust van de negatieve balans. Dergelijke afweging leidt ertoe dat sommige bewoners van een IBW beslissen om langer in een IBW te blijven, wat op zich dan weer een negatief effect heeft op het ganse doorstromingsproces (box 45). De afweging tussen het wonen in een IBW en het huren op de privémarkt valt immers veelal in het voordeel van het IBW uit (box 46). Box 44: Een vervangingsinkomen en huren “En als er dan wordt gekeken naar een derde van het inkomen, want dat is een beetje de regel van vroeger, maar die vaak nog wordt gehanteerd. En hier in Gent zit je met studio’s van direct al 450, 500 euro voor gewoon een studio minstens. Doet dat maal drie, zit je al aan 1 350 euro en van de mensen die ik opvolg zijn er maar weinigen die dat als inkomen hebben.” Psychiatrisch ziekenhuis 4. Box 45: Een derde van het inkomen I: “En als mensen in de private woningmarkt terechtkomen hier in Gent, dan betalen ze meestal, nu is dat de richtlijn van een derde van je inkomen mag je besteden aan wonen.” R1: “Dan vind je niets”, denk ik (cynische lach). I: “En, zou je soms mensen ook afraden om die stap dan te nemen? Je hebt dan eigenlijk enkel uw dak boven uw hoofd.” R2: “Wat ge ziet, is dat de gewone uitstroom stagneert. Ge moet het niet altijd ontraden maar de mensen zijn verstandig genoeg om zelf de rekensom te maken en zien dikwijls dat ze dat gewoon, allez ze stellen het niet af, maar ze stellen het uit. In de hoop dat er toch wel nog een keer een kans zal zijn maar ze weten heel goed met het inkomen waarover zij beschikken en de kostprijs van Gent dat het heel heel moeilijk is.” Maatschappelijk werksters (R1) en directeur (R2), IBW 1. Thuis(loos) na de psychiatrie | 42 Box 46: Kost van het wonen in een IBW tegenover kost op de private huurmarkt M: “En natuurlijk heb je dan ook een groep mensen die eigenlijk al in principe zonder beschut wonen zouden kunnen maar voor wie betaalbaarheid het grootste probleem is, want het verschil een groepshuis huren, dat gaat van 280 euro tot 370 of zo, all‐in, naar iets in de privémarkt is radicaal. Ik denk dat je daar van kunt meespreken.” B: “Ik betaal iets van 470, 475 euro. En dat is ja, één van de goedkopere dingen dat je vindt.” M: “Vooral er zijn er veel die met een uitkering zitten van om en rond 1 000 euro. Als ge daar dan al de helft aan uw huur moet geven, ‘k denk dat je je onkosten nog niet hebt. B: “Ah nee ja, 475 dat is enkel de huur, en het onderhoud van de gemeenschappelijke delen, dat is het. Ik moet mijn elektriciteit, gas, water, verzekeringen, en mijn eten, dat komt er nog allemaal bij. Plus als dan nog als ge naar een psycholoog gaat, een psychiater dat moet ook allemaal betaald worden.” Bewoonster (B) en maatschappelijk werker (M), IBW 2. Bedenking: het in rekening brengen van de derde‐van‐het‐inkomen‐regel is slechts een deel van het kostenverhaal. Deze regel houdt immers geen rekening met andere kosten, zoals elektriciteit, gas, water en dergelijke. Nemen we alle woongerelateerde kosten samen, dan is de rekening vaak onbe‐
taalbaar. Extra druk op betaalbaarheid door de sociale file De respondent uit box 46 wijst er bovendien op voor ex‐patiënten, er nog de doorgaans structurele kost van consultaties bij de psychiater of de psycholoog bijkomen. Deze liggen veel hoger dan bij‐
voorbeeld de kostprijs van een consultatie bij een centrum geestelijke gezondheidszorg. Terwijl res‐
pondent op het moment van het interview wekelijks 45 euro voor de psycholoog betaalt, zou dit heel wat minder bedragen als ze op consultatie bij een psycholoog verbonden aan een CGG zou kunnen gaan (11 euro of 4 euro per gespreksuur voor mensen die genieten van een lager tarief).10 Kunnen, want ook hier botsen we op het bestaan van een wachtlijst. De bewoonster van het IBW in box 46 bijvoorbeeld staat niet alleen al vier jaar op de wachtlijst voor een sociale huurwoning maar ook voor gespreksbegeleiding bij het CGG staat ze bijna een jaar op de wachtlijst. Het betaalbare aanbod – kwaliteit en locatie hebben hun prijs Als er uiteindelijk dan toch iets betaalbaars gevonden wordt, betekent dit in de meeste gevallen dat men heeft moeten inboeten op de kwaliteit van de woongelegenheid, zoals de respondent uit box 47 ervaart. De respondente geeft ook dat uiteindelijk vooral nog studio’s financieel haalbaar zijn. Dit roept dan de vraag op of dit voor psychiatrische patiënten een geschikte woonvorm is (zie de maatschappelijk werker van een psychiatrisch ziekenhuis in box 48). 10
Personen die genieten van een lager tarief zijn patiënten met een verhoogde tegemoetkoming binnen de ziekte‐ en invaliditeitsregeling; patiënten die in budgetbegeleiding, budgetbeheer of schuldbemiddeling zijn bij het OCMW of het CAW; patiënten ten laste van hun ouders of voogd die zonder medeweten van de ouders of voogd en omwille van pro‐
bleemsituaties die in verband staan met relaties tot de ouders of voogd naar een CGG komen. Gedetineerde, asielzoe‐
kers, mensen zonder papieren of personen die zich in een behartenswaardige situatie bevinden, hoeven geen bijdrage te betalen. Thuis(loos) na de psychiatrie | 43 Omwille van hun psychische kwetsbaarheid is het immers niet evident dat (ex)psychiatrische patiën‐
ten zich kunnen handhaven in een grootschalig complex waar men zowel boven, onder als naast hen personen wonen, omdat die omgeving allesbehalve rustgevend is. Terzelfdertijd ligt de rust van plat‐
teland, een wens die een maatschappelijk werker van een psychiatrisch ziekenhuis dikwijls hoort van haar cliënten, nog verder buiten hun bereik liggen omwille van het beschikbare aanbod (weinig stu‐
dio’s en appartementen) en de moeilijkere bereikbaarheid van de dienstverlening. Daarnaast liggen die grootschalige complexen ook in omgevingen die weinig stimulerend zijn voor psychiatrische patiënten. Het kwaliteitsvol wonen heeft immers niet enkel te maken met de woning‐
kwaliteit maar ook de kwaliteit van de omgeving is van belang om erbij te betrekken. Dat niet iedere woonomgeving hier goed op scoort in Gent komt duidelijk naar voor in box 49. Hoewel een dak boven het hoofd hebben een eerste stap is naar het opnieuw opbouwen van een leven buiten de psychiatrie en dat het wonen in een kwaliteitsvolle woning en in een aangename omgeving daartoe niet te verwaarlozen elementen zijn, blijft een oplossing ter zake vaak achterwege omwille van de beperkte keuze die de psychiatrische patiënten op de woningmarkt hebben (box 50). Box 47: Kwaliteit heeft een prijs B: “Want de dingen die ik dan gezien heb die betaalbaar waren, heb ik soms mijn ogen uitgekeken. Van de kwaliteit van de woningen dan hé.” M: “Dat zijn bijna krotten hé.” B: “Oe, allez ik ben zo op één plaats geweest en dat was een piepklein huisje, en dat liep in een spits toe en je had de living, de keuken was daarachter. Die keuken was echt mini en achter die keuken hing er een gordijn, en daar was de wc. En boven was de slaapkamer en in die slaapkamer stond er een douche, dat ik echt iets had van, ...” I: “En hoeveel vroegen ze daarvoor?” B: “Toch ook 400 euro. Ja, onder de 400 euro vind je quasi niets. Met geluk een studio.” Bewoonster (B) en maatschappelijk werker (M) IBW 2. Box 48: Studio’s een geschikte woonvorm? “Als ik het zo wat schat, een leefloon is rond de 800 euro, maar ik denk dat als de mensen een inva‐
liditeit hebben, dat gaat dat ook tussen 1 000 en 1 100 euro. Ik spreek ook altijd van een studio bijna, veel mensen zeggen van ja in Gent heb je veel rijhuizekes maar de kosten zijn navenant, en ge hebt ook veel duurdere stookkosten dan dat je in een studio woont. Het feit van het studiowonen is vaak in grote complexen, veel mensen bijeen, in wat geïsoleerde buurten is eigenlijk ook voor hun sociaal isolement en hun psychiatrische problematiek ook niet altijd evident. Het zijn vaak mensen die achterdochtig zijn, die van alles horen maar in zo’n blok is er van alles te horen. Dat is zeker niet evident om daar te kunnen wonen.” Psychiatrisch ziekenhuis 1. Thuis(loos) na de psychiatrie | 44 Box 49: Kwaliteitsvol wonen vanuit een brede blik I: “En dat kwaliteitsvol, hoe vul je dat precies in?” B: “Betaalbaar, denk ik in de eerste plaats.” M: “Ja, maar ook gewoon in orde. Ja dat uw woning toch het basiscomfort heeft, dat er deuren in hangen, vloertapijt is, dat ze niet vervuild is, dat ge niet moet beginnen met poetsen en kuisen en klussen vooraleer dat ge in uw woning; allez het moet natuurlijk ook niet piccobello zijn, maar dat ge toch de basisvereisten hebt. En voor mij is kwaliteitsvol leven toch wel de omgeving van uw woning en de gemeenschappelijke gedeeltes; en dat merk ik toch wel in sommige stukken in Gent dat dat, er is veel verschil in Fratersplein, dat is ongelofelijk proper en netjes en in Nieuw‐Gent kan dat soms ongelofelijk smerig zijn als ge daar rondloopt. En ik denk dat dat ook voor uw eigen, als persoon die daar woont leuker en u meer moed heeft als ge in een propere omgeving en met wat activiteiten in de buurt kunt wonen als dat ge de miserie al rondom u ziet vanaf het moment dat ge uw deur buitenstapt.” Bezoeker (B) en maatschappelijk werker (M) van het aanloophuis. Box 50: Beperkte keuzevrijheid “De mensen kunnen eigenlijk niet meer wonen waar ze willen wonen. Je hebt je psychiatrische pro‐
blematiek en dan gaat iemand anders allez, de maatschappij bijna bepalen waar dat je gaat wonen. Omdat de plaats waar je wilt wonen niet betaalbaar zijn of dat ze u totaal geen toegang willen geven.” Psychiatrisch ziekenhuis 2. Het financiële aspect is overigens niet de enige rem op de toegankelijkheid van de private huurmarkt, ook het stigma die de (ex)patiënt meedraagt, speelt. Stigma in het kwadraat Niet enkel de hoogte van het inkomen van psychiatrische patiënten leidt tot een beperkt aanbod op de private huurmarkt ook de aard van hun inkomen houdt vele deuren toe. Private verhuurders en immobiliënkantoren staan argwanend tegenover kandidaat‐huurders die een leefloon of een invalidi‐
teitsuitkering ontvangen. Ook het hebben van een OCMW‐waarborg beperkt iemands kansen op de private huurmarkt. Box 51: Het negatieve beeld van een vervangingsinkomen “De immobiliënkantoren hebben wij dus een paar jaar geleden afgegaan, een paar, maar eigenlijk is het heel frustrerend om onze mensen te laten bellen naar daar, of te laten langsgaan, euhm, ge hebt kantoren in Gent, allez ergens anders ook wel, die totaal niet willen werken met een borg van het OCMW, en terwijl als er iemand een leefloon heeft of een invaliditeit van 1 100 euro, dat die wel, allez, je hebt ook mensen die halftime werken die ook niet veel meer verdienen, euhm maar op de een of andere manier, de eigenaars, de immokantoren daar heel weigerachtig tegen over staan. En ja, bijvoorbeeld het argument van ik denk dat je zekerder zijt van een invaliditeit dan van werk soms, dat er geen vastheid is aan inkomen, dat is blijkbaar het idee dat bij veel mensen vastzit.” Psychiatrisch ziekenhuis 1. Voor de private verhuurder is de zekerheid dat de huur wordt betaald primordiaal. Het belang ervan kan niet worden onderschat, want zelfs voor kandidaat‐verhuurders die onder bewindvoering staan en waarvan men er eigenlijk vanuit kan gaan dat de huur iedere maand betaald zal worden, zijn ver‐
huurders niet happig om aan hen te verhuren (box 52). Thuis(loos) na de psychiatrie | 45 Box 52: Het stigma van onder bewindvoering staan “Eigenlijk ook mensen die onder bewindvoering staan, ge zou kunnen van kijk hé, ge gaat elke maand uw huur krijgen, want mijn advocaat gaat u elke maand betalen. Maar ik merk dat dat andersom werkt, en dat vaak huisbazen zeggen ja maar ja dan ben je iemand met problemen. Ja, want gij staat onder bewindvoering niet zomaar. En ik denk dat huisbazen zoveel aanbod van kandi‐
daten hebben dat ze er de beste kunnen uitkiezen en dat zijn vaak niet onze patiënten omdat zij niet op het juiste statuut staan en niet de mooie documenten kunnen voorleggen.” Psychiatrisch ziekenhuis 4. Met andere woorden het imago van iemand die een vervangingsinkomen ontvangt of onder bewind‐
voering staat is niet positief en verhuurders gaan er automatisch vanuit dat het verkeerd zou kunnen lopen als men aan deze personen zou verhuren. En omdat er uiteindelijk veel meer kandidaat‐huur‐
ders zijn die betere papieren kunnen voorleggen, kunnen private verhuurders dan ook selectief zijn. In Gent is de pool om uit te kiezen nog groter omdat ook een groot aantal studenten op zoek gaan naar een studio; een publiek waar, volgens de verhuurders, de huur en de eventuele schade betaald en vergoed zal worden door de ouders (box 53). Box 53: Studenten als betrouwbare huurders, met back‐up van ouders weliswaar “Want in principe als iemand in budgetbegeleiding is bij het OCMW, ‘k zou liever zo’n, of iemand onder bewindvoering, ‘k zou ‘k graag zo’n huurder hebben, ge zijt zeker van uw geld maar toch schrikt het enorm veel huisbazen af, van we gaan ons geld niet zien want er is een bewindvoerder, terwijl dat eigenlijk een voordeel is om uw geld. Het OCMW en budgetbeheer is ook een voorbeeld, het is alleen de betaalbaarheid van de huurprijzen en vooral op de privémarkt de huisbazen die niet; zeker ze weten ook in Gent zijn er heel veel studenten, een studio van 400 euro verhuren aan een student, ze vallen onder een andere wetgeving dan de huurwetgeving, doen ze vaak liever, het zijn de ouders die betalen dus ze zijn zeker van hun geld, is er schade aan de studio, ouders zullen wel vergoeden.” Psychiatrisch ziekenhuis 1. Om niet telkens te botsen tegen het negatieve beeld van het hebben van een vervangingsinkomen gaan psychiatrische patiënten strategieën om dit te omzeilen gebruiken; zoals de respondente in box 54 die na verschillende afwijzingen op basis van haar inkomen niet langer vermeldde dat ze een uitkering kreeg maar een rekeninguittreksel van de bank toonde. Box 54: Strategieën op de zoektocht naar een woning “Dus ben ik eigenlijk vanuit de psychiatrie beginnen zoeken naar een woonst. En dat is helemaal niet evident. Ja, in het begin was ik daar eerlijk in van kijk ik ontvang een uitkering en dan merkte ik dat heel huisbazen er eigenlijk op afknappen. Waarbij dat ik dan op een gegeven moment mijn tactiek ben gaan veranderen, euhm, als ze mij dan vroegen wat mijn inkomen was, dat ik gewoon mijn briefke van de bank, waar dat mijn uitkering, allez mijn inkomen op staat, dat ik dat gewoon toonde, dat ze zagen van dat komt wel degelijk op de bankrekening en meestal letten ze niet op de instantie die uitbetaalt. Dus ja, kon ik ze een beetje in de waan laten van werk je nu of niet. Dat wisten ze niet. En dat heeft zijn effect wel gehad.” Bewoonster IBW 2. Een maatschappelijk werker van een psychiatrisch ziekenhuis signaleert binnen de context van de steeds terugkerende vraag naar loonfiches: ‘Ik had een patiënt die loonfiches moest voorleggen en dat niet kon omdat hij nu op leefloon stond, maar zoveel jaren geleden had hij gewerkt en dacht mis‐
schien van kan ik die loonfiches gebruiken en dienen datum aan te passen. Maar zo ver gaan mensen Thuis(loos) na de psychiatrie | 46 op den duur, en dat is ook geen gezonde situatie als mensen op zoek gaan en telkens een neen krij‐
gen, dat is slopend voor mensen.’
Naast de negatieve beeldvorming rond de aard van het inkomen kampen psychiatrische patiënten bovendien met het stigma dat kleeft aan de psychiatrie. Wanneer maatschappelijk werkers van een psychiatrisch ziekenhuis meegaan met een cliënt om een appartement of een studio te bezichtigen, stellen ze zich voor als een vriend(in) of familielid en niet als maatschappelijk werker verbonden aan een psychiatrische instelling. Daarmee hopen ze dat hun cliënt meer kans zal hebben als het aspect van psychiatrie tussen de regels blijft. Er blijkt bovendien nauwelijks samenwerking te zijn tussen immobiliënkantoren, private verhuurders en psychiatrische ziekenhuizen. Sommige respondenten geven aan dat er eigenlijk niet actief gezocht wordt naar dergelijke samenwerking en dit omdat ze ‘voor een stuk ook met de vrees zitten zeker van de stempel van de psychiatrie’. De pogingen die dan wel ondernomen worden in het zoeken naar samenwerking resulteren veelal niet in het verhoopte resultaat. Zo kwam samenwerking bijvoor‐
beeld niet tot stand omdat de immobiliënkantoren niet aan ex‐psychiatrische patiënten wilde verhu‐
ren maar enkel via de instelling (box 55). Een vraag waarop het psychiatrisch ziekenhuis niet kon op ingaan, financieel niet maar evenmin omdat men dan in een dubbele rol wordt geduwd. Box 55: Samenwerking met immobiliënkantoren, niet ten alle prijze “En toen hadden we een paar immokantoren die zoiets hadden van huren jullie als instelling een paar studio’s en betalen jullie die en recupereer dan het geld bij de cliënten. Allez ja, voor ons zie‐
kenhuis was dat nu ook niet zo evident, en ook we hebben in de hulpverlening ook wel vaak het idee dat ge de twee wat moet splitsen, van gij zijt huisbaas en ik ben uwen begeleider. Zet gij uw woning op zijn kop en doe hij daar dingen dat de huisbaas kan ingrijpen, en dat we als begeleider niet zo in een dubbele positie zit. Dat was daar nog een ander aspect van waarom we er niet mee wilden in meestappen.” Psychiatrisch ziekenhuis 1. Niet enkel individuele psychiatrische patiënten botsen op het negatieve stigma, ook een IBW onder‐
vond het aan de lijve toen ze naar een nieuwe woning zochten en dit ondanks ze de garantie van begeleiding kunnen aanbieden (box 56). Box 56: Het stigma van de psychiatrie R: “Mensen wilden niet, terwijl dat wij wel wat troeven hebben van, allez we willen huren; plus we willen een grote woning huren, we kunnen dat betalen; is er iets wij kunnen het zelf voor het grootste deel herstellen; wij kunnen een soepelere huurder zijn; we kunnen ook wel iets meer doen dan het strikte van het huren; ge hebt de garantie van betaling.” I: “En is dat dan omdat u het vanuit het beschut wonen vraagt?” R: “Ja. En bij ons mensen zie ik ook van dat de huisbaas schrik heeft dat zijn huis gaat afgebrokenworden, of geen inkomsten gaat hebben. En het is inderdaad soms grof; met zoveel mensen staan, en al wie die niet kan voorleggen van inkomsten van zijn werk mag vertrekken.” IBW 5 Dat er een negatieve beeldvorming bestaat, is niet enkel toe te schrijven aan verschillende vooroor‐
delen maar ook door negatieve ervaringen die verhuurders gehad hebben bij het verhuren aan (ex‐)psychiatrische patiënten. Dat dit ook een deel van de werkelijkheid is, wordt ook erkend door de professionelen (box 57). Thuis(loos) na de psychiatrie | 47 Box 57: Negatieve verhuurverhalen “We zien soms patiënten terugkeren en hoe ze dat dan in die woonst gedaan hebben. We gaan soms ook op huisbezoek en we zien soms in welke puinhoop dan wonen. We hebben niet altijd, allez ik ga ze nu niet allemaal over dezelfde kam scheren, maar we hebben toch wel een groep patiënten waarbij we vrezen van ja, we gaan ze niet zomaar kunnen verkopen en we gaan kunnen garanderen aan den huisbaas dat het goed gaat lopen en dat ze de woonst mooi gaan onderhouden, dat ze niet gaan afleven, en dat ze de huur verder gaan blijven betalen. Dat is toch een zekerheid die ik dan denk dat die kantoren gaan vragen die wij niet kunnen gaan garanderen.” Psychiatrisch ziekenhuis 4. c) Instrumenten van de overheid OCMW‐huurwaarborg Zoals al aangestipt kan de mededeling door de kandidaat‐huurder dat men over een OCMW‐huur‐
waarborg beschikt ertoe leiden dat private huurders hun deuren gesloten houden (box 58). Een bijkomende moeilijkheid bij een OCMW‐huurwaarborg is dat de aanvrager eigenlijk al een huur‐
contract op zak moet hebben; terwijl dan weer de verhuurders de zekerheid willen dat ze die waar‐
borg ook effectief zullen zien (box 59). Box 58: Een OCMW‐huurwaarborg opent niet altijd deuren “k merk ook dat huisbazen als mensen OCMW en huurwaarborg OCMW, dat ook huisbazen toeklap‐
pen in het Gentse omdat die zeggen dat die een slechte samenwerking of slechte ervaring gehad hebben in het verleden met het OCMW. Dus die ook die mensen geen kans meer geven.” Psychiatrisch ziekenhuis 4. Box 59: Eerst een huurcontract, dan de OCMW‐huurwaarborg “Het OCMW, allez we hebben nooit problemen gehad om een borg te laten toekennen, als mensen een huurcontract kunnen voorleggen. En ge weet da eigenlijk pro forma, als ge de vraag stelt aan het OCMW dat mensen een huurwaarborg kunnen krijgen maar ze moeten uiteraard een huurcon‐
tract hebben, dienen borg wordt hen niet zomaar op voorhand gegeven.” Psychiatrisch ziekenhuis 1. Huursubsidie/installatiepremie De tegemoetkoming in de huurprijs of huursubsidie ondersteunt mensen met een laag inkomen die verhuizen van een slechte, onaangepaste woning naar een goede, aangepaste woning. De tegemoet‐
koming bestaat enerzijds uit een maandelijks uitbetaalde huursubsidie en anderzijds uit een eenma‐
lige installatiepremie. Huurders die vroeger al een huursubsidie of een tegemoetkoming in de huur‐
prijs ontvingen, komen niet meer in aanmerking en vallen uit de boot. Zowel de eenmaligheid van de installatiepremie en de koppeling tussen de huursubsidie en de installatiepremie worden echter niet overal positief onthaald en wordt soms zelfs als een stap ach‐
teruit beschouwd (box 60). Vooral het eenmalig karakter van de installatiepremie stoot op heel wat onbegrip en beperkt de keuze op de woningmarkt. Omdat respondente uit box 61 het voorlopig nog nipt financieel kan beredderen, kiest ze ervoor om de tegemoetkoming nog niet aan te vragen omdat Thuis(loos) na de psychiatrie | 48 ze denkt dat ze er in de toekomst misschien meer nood zal aan hebben als ze het op een bepaald moment moeilijker heeft. Box 60: Koppeling huursubsidie en installatiepremie “Maar het is inderdaad ook wel zo dat met die wetswijziging van 2007 rond de huursubsidieregeling dat we toch eigenlijk wel een heel belangrijk instrument verloren hebben. Vroeger was het, dus nu is de huursubsidie gekoppeld aan de installatiepremie, als ge geen installatiepremie krijgt, krijg je geen huursubsidie, en om een installatiepremie te krijgen moet ge dakloosheid kunnen bewijzen.” IBW 1. Box 61: Eenmaligheid van installatiepremie leidt tot uitstel “Wel, ik, de maatschappelijk assistente van de afdeling die had me gezegd van kijk, ge kunt dat aan‐
vragen als ge wilt, maar de kans zit er in dat je niet krijgt, omwille van het feit dat je hier gedomicili‐
eerd zijt. Nu ik heb daar toen geen gebruik van gemaakt, euhm waarom? Omdat ik zoiets had van, er kan misschien een dag komen dat ik het meer nodig heb dan nu. Nu kan ik het zonder, en ik ga het ook zonder doen. Zodanig moest er ooit een dag komen dat ik echt veel minder inkomsten heb en dat ik weer vanuit een psychiatrie of vanuit weet ik veel waar, dat dat nog kan. Want dat is ook maar, dat is iets eenmaligs. Als je het ene keer gehad, is het weg. Dus ik heb toen geredeneerd van ik ga dat bewaren. Okay, het is nu, het is knip en plakwerk, de eindjes aan mekaar knopen, maar het lukt. Een beetje voorzichtig zijn met wat ik uitgeef.” Bewoonster IBW 2. Regelmatig wordt ook aangestipt dat die eenmaligheid niet correspondeert met het cyclisch verloop kenmerkend voor iemand met een psychische kwetsbaarheid. Het legt daarentegen een bijzonder hoge druk op diegenen die er een beroep op doen, een druk dat ze niet meer kunnen falen, hervallen (box 62). Box 62: Eenmaligheid van installatiepremie ontzegt de kans op falen “En het feit ook dat dat eenmalig is, is ook, is eigenlijk ook een miskenning van het curriculum van psychisch kwetsbare mensen. Allez, wij hebben er alles aan gedaan in de voorbije 20 jaar om van genezen te evolueren naar herstellen, om van het probleem te evolueren naar empowerment, om van te kijken naar wat dat iemand niet meer kan naar te investeren in wat die wel kan, om een appel te doen op zijn kracht. Maar juist in dat herstel geven we altijd mee van vergeet niet dat het probleem niet weg is. Maar herstelt ondanks uw probleem, maar dan zit ge uiteraard, allez we geven ook aan van een heropname in een psychiatrisch ziekenhuis dat is geen mislukking, het is gewoon een fase die je weer door moet maken maar vanuit het vertrouwen dat ge opnieuw aan uw herstel zal kunnen werken. En dan worden ze daar geconfronteerd met een njet, van ik heb maar een kans, ge ziet de stress zou toenemen juist op het moment dat iemand zeer stressgevoelig is. Ja het is quasi ja gedoemd om te mislukken.” IBW 1. Huurpremie Omwille van de enorme wachtlijsten binnen de sociale huursector heeft de overheid de huurpremie ontwikkeld. Deze premie wordt toegekend aan gezinnen met een laag inkomen die al vijf jaar of lan‐
ger wachten op een sociale woning en een private woning huren. Dergelijke tegemoetkoming zorgt weliswaar voor enige verlichting, al moeten de eerste vijf jaar eerst wel overbrugd worden, wat niet evident als het iedere maand een rekenoefening vergt om de rekeningen te kunnen betalen. Thuis(loos) na de psychiatrie | 49 Box 63: Huurpremie maakt het iets draaglijker “Maar nu het is zo dat met die nieuwe regeling van de huursubsidie dat geeft nu toch wel nieuwe kansen, ‘n keer dat je 5 jaar denk ik, ik heb het onlangs ergens gelezen, op de wachtlijst staat van de sociale huisvesting, en je hebt nog niks, krijgt ge automatisch een soort tussenkomst, noem het een huursubsidie, om binnen de reguliere markt te zoeken. En misschien moeten we daar dan ook meer, want er zijn toch al wat mensen die het al krijgen op onze studio’s heb ik gehoord. Misschien moeten we daar dan wat meer druk geven om op de private markt op zoek te gaan, nu in het Gent is het bijna een ramp hé om iets te vinden.” IBW 5. d) Als een basisrecht afhangt van de factor geluk Voorgaande geeft duidelijk aan dat de zoektocht op de private huurmarkt verschillende hinderpalen telt. Als iemand dan toch een appartement of een studio vindt dan schrijven verschillende respon‐
denten dit toe aan het element geluk dat meespeelt (box 64). Box 64: ‘Geluk’ tijdens de zoektocht “Ik moet zeggen, als ik eerst vers uit de psychiatrie kwam, heb ik eigenlijk heel veel geluk gehad dat ik via via heb kunnen huren. Dat was een vriend van mijn zus die dan een studio had, een apparte‐
ment had te huur. En daar heb ik veel geluk mee gehad, want was die man er niet geweest dan had ik letterlijk op de straat gestaan. Want ik had ook in de psychiatrie mijnen einddatum, ik had drie maanden voor mijnen begindatum beginnen zoeken.” Bewoonster IBW 2. “Ook op de privémarkt, ik ken iemand die heel lang heeft gezocht en op een gegeven in het straat‐
beeld een plakkaatje zag staan, aangebeld, en dat contact ging goed, en die kon daar gaan wonen. Dat is geluk hebben.” Psychiatrisch ziekenhuis 4. 6.2.1.2 De ondraaglijke onbereikbaarheid van de sociale huisvesting Omwille van het beperkte aanbod op de private huurmarkt en de kwaliteitsproblemen, in brede zin, gekoppeld met het nog resterende betaalbare deel, is alle hoop gevestigd op de sociale huisvesting. Het inschrijven op de wachtlijst bij een sociale huisvestingsmaatschappij of een SVK staat dan ook van iedere maatschappelijk werker op de takenlijst. We gaan in op de volgende elementen: de ellenlange wachtlijsten, het bestaan van voorrangsregels, de toewijzing en sluiten af door ons de vraag te stellen of sociale huisvesting een geschikt woonvorm is voor psychiatrische patiënten. a) Er zijn enkele wachtenden voor u! Wachten is de boodschap In vergelijking met het aandeel van sociale huurwoningen in de buurgemeenten is het aandeel in de stad zelf minstens drie keer zo hoog. Hoewel Gent dus een centrumfunctie vervult op het vlak van sociale huisvesting (telt ongeveer 14 500 sociale woningen), volstaat dit niet om te voldoen aan de grote vraag aan sociale woningen. Bovendien zijn er dan ook een aantal renovatieprojecten opge‐
Thuis(loos) na de psychiatrie | 50 start en in opstart waardoor de druk op de wachtlijsten nog toeneemt, wachtlijsten gevuld met per‐
sonen, gezinnen die uiteindelijk allemaal recht hebben op een sociale woning (box 65). Box 65: Aanbod sociale woningen “Maar de meeste sociale woningmaatschappijen zijn op dit moment ook in verbouwingen, hier vlak aan zijn er drie zo’n grote torens van appartementsgebouwen die binnen dit en een paar jaar tegen de grond gaan. Al die mensen moeten geherhuisvest worden, in andere gebouwen van de woning‐
maatschappij, in bestaande woningen, er worden daar voor niet andere gebouwen gebouwd voor het moment. Op de plaats waar de torens tegen de grond gaan, komen er dan wel andere maar niet meer met het aantal dat ze nu zijn, wat op zich ook wel goed. Dus daar zit je dan met gigantische wachtlijsten, mensen zeggen vaak ‘ik heb recht op een sociale woning’, ja recht hebben, hebben ze allemaal. Ik moet ik bijna hun criteria niet screenen, ‘k weet dat bijna zo als ik er gesprek mee gehad heb. Maar ja, het zijn de ellenlange wachtlijsten.” Psychiatrisch ziekenhuis 1. Vooral de wachttijden voor alleenstaanden, een groep die bijzonder veel voorkomt bij (ex‐)psychia‐
trische patiënten, loopt hoop op en kan zes à zeven jaar bedragen. Bewoners in een IBW krijgen weliswaar meestal de tijd om hun beurt af te wachten maar ondertussen kunnen ze wel niet aan een sociaal tarief genieten. Personen die opgenomen zijn in een psychiatrische instelling of wonen in een tussenhuis waar ze na een jaar moeten doorstromen, hebben dan weer niet de tijd om te wachten tot ze kunnen beschikken over sociale huurwoning (box 66). Box 66: De tijd niet om te wachten op een sociale woning “Maar bijvoorbeeld die gasten van het tussenhuis komen, die hebben de tijd niet om te wachten op een wachtlijst. Dus die huren allemaal op de private markt. Maar goed, dat zijn ook heel dikwijls mensen met een heel therapeutisch programma, en dat programma in ons tussenhuis, toch onder‐
tussen toch wel den draad terug heb opgenomen, die een job hebben, een lief hebben, met den auto rondrijden, die presenteren zich ook anders. Allez, die geraken misschien wel ietske makkelijker aan een woning dan andere, ze zijn verbalen, het zijn heel dikwijls overlevers geweest in den tijd dat ze gebruikten. Die slagen er wel in van, niet allemaal, om toch vlotter in om het zelf op de private huurmarkt hun gang te gaan.” IBW 5. In tegenstelling tot de inschrijving bij sociale huisvestingsmaatschappijen betekent de enorme wacht‐
lijsten bij het sociale verhuurkantoor, een kleine speler op de markt, niet dat men altijd lang moet wachten. Terwijl bij de SHM’en de woningen worden toegewezen op basis van chronologie, is dit bij de SVK’s anders. Diegene die de woning het meeste nodig heeft, krijgt hier immers voorrang en dit wordt bepaald aan de hand van een puntensysteem. De meeste punten komen toe aan het inkomen en de herhuisvestingsnood. Verder kan er ook rekening gehouden met de kinderlast, de band met de gemeente, de tijd dat je op de wachtlijst staat en de SVK‐huurder die wil verhuizen. Problematiek van actualisatie Eenmaal ingeschreven bij de sociale huisvestingsmaatschappij is echter de kous niet af. Omdat er binnen het jaar veelal geen gepaste sociale huurwoning vrijkomt, krijgen de kandidaat‐sociale huur‐
ders tweejaarlijks een actualisatiebrief in de bus, een opvolging die allesbehalve vanzelfsprekend is voor vele psychiatrische patiënten. Vanuit de IBW’en en de psychiatrische ziekenhuizen proberen ze dit dan ook zoveel mogelijk zelf in orde te brengen zodoende dat op zijn minst de plaats op de wacht‐
lijst behouden wordt (box 67). Thuis(loos) na de psychiatrie | 51 Box 67: Actualisatie M1: “En het meehelpen opvolgen ook hé, als iemand zijn actualisatiebrief moet invullen, maken dat dat toch zekers gebeurt.” M2: “Maar dat is al een moeilijk punt voor onze patiënten. Ze krijgen soms hun brief elk jaar om te actualiseren, begrijpen dat niet goed of zijn dan juist net in opname en hebben die brief gemist. En ik merk dat ze zeer snel van de wachtlijst worden geschrapt.” M1: “En ook door hun ziek zijn en als ze niet in opname zijn, hun brieven niet open doen. Dat ze die brieven gewoon aan de kant leggen, uit achterdocht. Of die opnieuw dakloos zijn geworden en nooit post krijgen.” 2 maatschappelijk werkers van psychiatrisch ziekenhuis 4. Wachtlijsten beperken doorstroming Dat de wachtlijsten binnen de sociale huisvesting de initiatieven beschut wonen onder druk zetten, hebben we al aangestipt. Maar omdat dit uiteindelijk gans het proces van vermaatschappelijking van de zorg op de helling plaatst, kan het niet genoeg worden onderstreept. Mensen die zelfstandig zou‐
den kunnen wonen niet de mogelijkheid hebben om door te stromen, is niet enkel nadelig voor de betrokkenen zelf maar heeft ook gevolgen voor mogelijke kandidaat‐bewoners van de IBW’en (box 68). Box 68: Druk op sociale huisvesting beperkt doorstroming “Nu goed, ik zei daarnet er zijn er dit jaar minder en we merken dat sociale huisvestingsmarkt dat die steeds moeilijker, dat mensen er steeds moeilijker terechtkunnen omwille van die bijzonder lange wachtlijsten. Als ik mijn medewerkers moet geloven, dan gaat dat tot 6, 7 jaar. (zucht) dat is natuur‐
lijk een jammerlijke ontwikkeling, niet alleen voor onze doelgroep maar ook voor iedereen die in de sociale huisvesting terecht wilt kunnen. Maar dat betekent wel dat onze doorstroom wel vertraagt. Ik ben zeker, geeft ons nu vandaag 10 sociale woningen en voldoende week heb ik 10 vrije plaatsen, mensen die hier eigenlijk al klaar zijn.” IBW 5. b) Voorlopig nog geen speedy‐pas voor (ex‐)psychiatrische patiënten Zowel op het Vlaamse als het Gentse niveau bestaan er een aantal voorrangsregels voor bepaalde doelgroepen. In het Vlaamse Kaderbesluit betreft dit bijvoorbeeld mensen met een handicap, men‐
sen die een klacht hebben ingediend en waarvan het verhaal gegrond is, mensen die de sociale huis‐
vestingsmaatschappij verplicht verhuizen, mensen die te groot of te klein wonen, onteigening of onbewoonbaarverklaringen, mensen via gezinsvereniging, proces‐verbaal omwille van huisvesting en jongeren uit de bijzondere jeugdzorg. In Gent gebeurt de lokale toewijzing bij appartementen met één slaapkamer op het gelijkvloers, bij voorrang eerst aan +75‐jarigen, dan +60‐jarigen en vervolgens aan +55‐jarigen. Ook wordt er ieder jaar voorrang gegeven aan een aantal daklozen, die in Gent verblijven. Deze voorrang wordt geregeld via een protocol tussen alle huisvestingsmaatschappijen in Gent en het OCMW (box 69). Het OCMW staat dan in voor de woonbegeleiding. Ook hier duiken er al wachtlijsten op waardoor het voordeel van voorrang de facto verdwijnt. Thuis(loos) na de psychiatrie | 52 Box 69: Voorrang daklozen!? “Dat is eigenlijk het enige mogelijke voor die persoon, met dan ook lange wachttijden. Het is niet zo dat er een voorrangsregel is voor mensen die in opname zijn; het is wel zo dat er een afspraak, een samenwerkingsverband tussen het OCMW, woningmaatschappijen, en ik denk het CAW Artevelde, als ge minstens 6 maand dakloos zijt, dat ge u kunt laten inschrijven voor de versnelde toewijs, maar dan moet ge eigenlijk op het grondgebied Gent verblijven of een link hebben met Gent. Stel, ge zijt van Antwerpen en ge komt in Sleidinge terecht voor opname, dan kunt ge u daar niet voor inschrij‐
ven. Maar ik denk, voor 50 woningen per jaar, we zijn nu april, en dat diegenen voor dit jaar nu ook al volzitten.” Psychiatrisch ziekenhuis 1. Voor ex‐psychiatrische patiënten is er in Gent een protocol in de maak, om een versnelde toewijzing voor deze doelgroep mogelijk te maken en om de instroom te kunnen stroomlijnen (in tegenstelling tot de versnelde toewijs voor jongeren uit de bijzondere jeugdzorg zal er in dit protocol wel degelijk een aantal genoteerd worden) (box 70). Indien de regeling realiteit wordt, zal het uiteindelijk maar gelden voor een beperkt aantal psychiatri‐
sche patiënten die jaarlijks via deze weg de sociale huisvesting kunnen binnenstromen, waardoor het karakter van voorrang enigszins verzwakt (box 71). Box 70: Een protocol in wording “ ..., er een regeling wordt uitgewerkt voor een aantal ex‐psychiatrische patiënten om versneld te laten toewijzen per jaar. Daar wordt momenteel overgesproken, maar tegen dat dit er echt is, tegen dat dit door de administratieve mallemolen is gegaan en nog alle handtekeningen van iedereen die ermee te maken heeft, dan kunnen we al aan het einde van het jaar zitten. Maar dat is momenteel bezig. Ze zullen ook versneld kunnen toestromen, dit is momenteel nog in onderhandeling.” Het is vooral ontstaan naar aanleiding van artikel 107, de bedden afbouw, het gaat eigenlijk om een gelijkaardige problematiek als bij de bijzondere jeugdzorg: gebrek aan plaatsen binnen de residen‐
ties plus het feit dat ze nog wat meer bedden moeten afbouwen, zorgt er wel voor dat ze op zoek moeten gaan naar een plaats voor velen, of jongeren of psychiatrische patiënten. Maar door de druk op de private huurmarkt wordt dan heel snel naar ons gekeken natuurlijk. En vandaar omdat een beetje gestroomlijnd te maken, verschillende organisaties kunnen een aanvraag indienen. Het zou gaan om een 10‐tal per jaar, het is nog niet in de eindfase dat ik weet niet over hoeveel het per jaar zal gaan. Ik denk dat het al bij al nog zal meevallen.” SHM 1. Box 71: Als voorrang het karakter van voorrang verliest “Ik dacht, dat wij er vier zouden nemen op jaarbasis, maar dat is dus tien keer niks hé. Ik bedoel dat weten wij ook wel, maar dat er dus een aantal mensen bij voorrang opgenomen zou kunnen worden omwille van dit protocol. Maar ja, dat gaat de grote verschuiving niet maken hé.” SHM 2. Verschillende voorrangsregels zorgen niet alleen voor de druk op de wachtlijst, maar de sociale huis‐
vestingsmaatschappijen signaleren ook dat het voor hen steeds moeilijker wordt om uit te leggen te verantwoorden waarom iemand wel versneld een woning krijgt en waarom iemand die gewoon op de wachtlijst staat reeds enkele jaren nog verder moeten blijven wachten en nog geen woning toe‐
gewezen krijgen (box 72). De sociale huisvestingsmaatschappijen zijn dan ook minder en minder voorstander voor het invoeren van dergelijke regelingen. Thuis(loos) na de psychiatrie | 53 Box 72: Als voorrang niet meer uit te leggen valt “Je krijgt het heel moeilijk uitgelegd aan iemand die gewoon een laag inkomen heeft, om hem uit te leggen van kijk, ja, ge moet nog wachten want, als mensen uitleg vragen, en dan leg je die wet‐
geving uit, dan krijg je soms de reactie van ‘ja, er zou maar beter iets met me schelen’, ‘had ik maar een psychiatrische problematiek’ of ‘had ik vroeger als ik jong was maar een aantal toeren uitgesto‐
ken’. Ik zeg het nu wel simpel maar dat is de boodschap van die mensen.” SHM 1. c) Toewijzen Pro’s en contra’s strikt toewijzingsreglement Wanneer dan uiteindelijk een sociale huurwoongelegenheid vrijkomt, komt het aspect van toewijzen om de hoek kijken waarbij naast de voorrangsregels, de chronologie onder andere de rationele bezetting van woningen in rekening wordt gebracht. De manier waarop toegewezen kan worden is strikt gereglementeerd en geregeld in ministeriële besluiten (box 73). Verder oordeelt deze respondente in box 73 dat dergelijke strikte regeling hen in hun werking helpt om iedereen die op de wachtlijst staat (in deze situatie 9 000 kandidaten) op een gelijke manier te behandelen. Deze kandidaten hebben immers allemaal recht op een sociale huurwoning. Het strikte toewijzingsreglement laat weinig tot geen flexibiliteit toen en er kan bijvoorbeeld niet beslist worden van die persoon past beter in die woning en die andere persoon in een ander woningcomplex. Net zoals Harding & Willett (2008) in het Verenigd Koninkrijk illustreerden, wordt vastgesteld dat ook de sociale huisvestingsmaatschappijen geconfronteerd worden met tegengestelde/tegenstrijdige aan‐
spraken (box 74): ze moeten voorzien in de woonbehoeften van sociaal uitgesloten groepen en het creëren van duurzame gemeenschappen en het werken op een kostenefficiënte manier. Box 73: Strikt toewijzingsreglement “Dat is ergens een voordeel van mijn ploeg, van mijn werk, dat is allemaal zeer strikt gereglemen‐
teerd, wij hebben niet zoveel marge naar uitzonderingen toe in het toekennen van voorrang. Er staat een heel klein artikel in de wetgeving om dat in bijzondere omstandigheden van sociale aard toe te passen maar ons toezicht is daar geen voorstander van. Dus voor wat dat betreft, is mijnen verhuur‐
dienst vrij strikt gereglementeerd, uitvoerend, administratief, volgens bepaalde procedures. We worden zeer streng ook, allez onze dossiers, onze verslagen worden ook zeer streng onder de loep genomen door ons toezicht. Van af dat wij daar een beetje buiten de lijntjes gaan, dan ja hebben ze het gezien en zullen ze onze beslissing vernietigen of schorsen achteraf. Dus naar de doelgroep ex‐
psychiatrische patiënten toe, is er vanuit mijnen dienst, in het algemeen vanuit de sector van de maatschappijen hebben wij weinig onderhandelingsmarge omdat dat ook nog niet in de wet staat opgenomen. Er rommelt wel wat in de sector, dat zal u zeker niet onbekend zijn uiteraard, maar naar toepassing toe hebben wij nog geen voorrangsregel in uitvoering.” Juriste SHM 2. Box 74: Strikt toewijzingsreglement laat geen flexibiliteit toe “Natuurlijk iemand die binnenkomt bij ons, en een psychische problematiek heeft, dan houden we altijd ons hart een beetje vast van, waar gaat die terechtkomen, hoe gaat hij reageren, en wat moe‐
ten we doen als er problemen zijn, bij wie kunnen we terecht? Daar denken we ook altijd aan want we hebben een appartementsgebouw met 133 appartementen, 11 verdiepingen, 4 appartementen per laag, is dat goed dat die persoon daar gaat in terecht komen, is dat niet goed? Ja. Daar kunnen we ook niet altijd voor kiezen, we hebben ook een kaderbesluit dat heel strikt en rigide is, we weten ook niet meteen wie dat waar terechtkomt. Dat zou handig zijn mocht dat kunnen. Dat maakt het Thuis(loos) na de psychiatrie | 54 niet altijd evident, het is zo strikt, als je op voorhand weet dat bepaalde mensen echt niet thuishoren in dergelijke appartementsblokken dan kun je die mensen niet weigeren. Dat is niet goed voor die persoon, want die voelt zich dan misschien opgesloten door teveel buren, het is niet goed voor de mensen die daar komen wonen, als hij er voor overlast zorgt.” SHM 1. De rigiditeit van het strikte toewijzingsreglement wordt ook erkend door professionelen niet werk‐
zaam binnen een sociale huisvestingsmaatschappij. Een respondent van een IBW in box 75 stipt aan minder bereid te zijn om een partnerschap af te sluiten daar hij, door de strikte regeling, geen garan‐
tie krijgt dat er effectief een woning beschikbaar zal zijn als een bewoner klaar is om zelfstandig te gaan wonen. Box 75: Minder bereidwilligheid tot samenwerking – het voor wat hoort wat‐principe “Ik ben zeker bereid om met ons initiatief beschut wonen een partnerschap af te sluiten met sociale huisvesting in een groter netwerk. Allez, en ik ga mensen daar niet in het zak zetten als zij maar tot dat netwerk willen toetreden, als wij de garantie kunnen geven dat we blijven begeleiden, ons blij‐
ven inzitten, dat we inderdaad ervoor zorgen dat zij als huisvestingsmaatschappij niet in ene keer met voldongen feiten geconfronteerd worden, dan wil ik gerust mijn woord geven. Dus wij hebben daar mogelijkheden maar dan moeten ze wel natuurlijk met iets over de brug komen waardoor wij zekerheid dat als die twee curves waarvan ik sprak mekaar snijden dat ge dan inderdaad iets te bieden hebt. Maar ik denk dat het probleem niet direct bij ons, ik denk dat zij, ze zitten zodanig in een keurslijf, het toewijzingssysteem maakt dat ge daarover moet gaan nadenken. Want ja, allez ge moet dat mogelijk maken, vandaag is dat niet mogelijk. Er zal politieke wil aan de dag moeten gelegd worden om dat mogelijk te maken.” IBW 1. Hoewel er nood is om na te denken hoe samenwerking tussen SHM’s, SVK’s en psychiatrische zieken‐
huizen en IBW’en tot stand kan komen, is het volgen van de piste om meer flexibiliteit toe te laten bij het toewijzen een piste die niet zonder gevaren is. Het is allesbehalve een goeie zaak om situaties te creëren van absolute willekeur en dienstbetoon, ‘wat in de beginjaren toch wel het geval was’, zoals een maatschappelijk werkster van een sociale huisvestingsmaatschappij aanstipte (box 76). Box 76: Niet terug naar willekeur “Allez, het zou ook niet de bedoeling zijn zoals zoveel jaren geleden van gij komt hier binnen. Gij zijt eerst en de rest kan maar blijven wachten. Vandaag, dat wettelijk kader is nodig, ik bedoel dit is geen dienstbetoonwerking hé, wat in de beginjaren toch wel fel het geval was.” Maatschappelijk werkster SHM 2. Uitwisseling van informatie bij toewijzing Een even problematisch aspect bij de samenwerking tussen sociale huisvestingssector en psychiatrie ligt in het uitwisselen van informatie over psychiatrische patiënten. SVK’en en SHM’en vragen bij toewijzing naar enkele gegevens om te kunnen inschatten hoe ze op bepaalde toekomstige situaties kunnen inspelen. Ze oordelen dat zij, binnen de sociale huisvesting, niet over de expertise beschikken om met deze doelgroep om te gaan (box 77). Deze leemte proberen ze te vullen door het vragen naar enkele algemene zaken. Vooral belangrijk voor hen zijn de gegevens van de contactpersonen die ze kunnen aanspreken als er moeilijkheden opduiken (box 78). Thuis(loos) na de psychiatrie | 55 Box 77: Ontbreken draagkracht “Goh, ik denk de grootste uitdaging die wij hebben is dat wij niet altijd goed weten hoe dat wij er mee om moeten gaan. Omdat niet iedereen met een psychiatrische problematiek zorgt voor pro‐
blemen. Natuurlijk is het een beetje de beeldvorming wat zijn echt psychiatrische patiënten? Het gaat er eigenlijk om hoe moeten we omgaan met die mensen? Dat is eigenlijk de grootste uit‐
daging, hoe moet ik omgang met mensen, maar ‘k zeg het dat is die beeldvorming van iedere psy‐
chiatrische patiënt lijdt aan psychoses, en ik ga opgewacht worden met 14 messen en die toestanden. Dat je eigenlijk zelf je voldoende gewapend voelt om met die mensen om te gaan, dat vind ik wel een grote uitdaging, voor onszelf dan.” SHM 1. Box 78: Vraag naar informatie “Uiteindelijk komt het er gewoon op neer dat wij willen ons een beeld vormen van wie is die per‐
soon, en met welke problemen kunnen we geconfronteerd worden en hoe kunnen we dat aanpakken en eventueel wie kunnen we bellen. Dat is nog het gemakkelijkst omdat er al, zeker bij iemand met een psychische problematiek is het goed dat er een vertrouwenspersoon is, wie kunnen we contacte‐
ren en wie kan een deel van die problemen ook oplossen. Voor ons is dat handiger om te weten en al de rest, eerlijk gezegd, dat interesseert ons niet hoor. Dat die mens opgevolgd wordt, begeleid wordt, dat hij zich goed voelt, en dat hij nu, ik bedoel dat met alle respect, maar dat interesseert me niet. Dat zijn eigenlijk ons zaken niet. Het gaat er mij vooral van dat iemand met een bepaalde problematiek, hoe kunnen we die het best helpen zonder dat er noemenswaardige problemen ont‐
staan nadat hij daar is gaan wonen. Want daar hebben we nu natuurlijk wel de verantwoorde‐
lijkheid.” SHM 1. Naast de verantwoordelijkheid die ze naar andere bewoners toe hebben, dragen de SHM’en en SVK’s deze ook ten opzichte van hun eigen maatschappelijk werkers die op huisbezoek gaan. Het vragen naar achtergrondgegevens zien ze dan ook binnen dit kader: de contacten met de bewoners verlo‐
pen immers niet altijd in de ‘veilige’ omgeving van hun bureau. In realiteit blijkt dat het stellen van de vraag één zaak is, het krijgen van informatie is een andere. Binnen de sociale huisvesting zijn ze zich er ook wel bewust dat het geen eenvoudige oefening is om de balans te maken van welke informatie hebben we nodig en welke niet, en dat men bij vragen op het beroepsgeheim botst; het raakt aan de privacy van de mensen. Maar dat psychiatrische zieken‐
huizen en IBW’en het moeilijk hebben met het gegeven van informatie van hun patiënten/bewoners valt niet alleen toe te schrijven aan het beroepsgeheim. Ze stellen ook in vraag op welke manier de informatie gebruikt gaat worden. Er leeft immers de vrees dat door het doorspelen van gegevens van patiënten, bewoners het recht op een woning zal ontzegd worden. Hoe om te gaan met deze ver‐
schillende organisatielogica’s en waar het welzijn van de cliënt centraal staat is een belangrijke uit‐
daging voor het welslagen van het proces van de vermaatschappelijking van de zorg. Dat het loont om wel degelijke informatie uit te wisselen, blijkt uit onderstaand citaat (box 79). Indien men op de hoogte is, kan er vanuit de sociale huisvestingsmaatschappij een extra inspanning geleverd worden ter ondersteuning van de huurder. Belangrijk is wel dat de patiënt erbij betrokken wordt en dat het niet zomaar boven zijn hoofd afgehandeld wordt. Dat de stem van de patiënt ech‐
ter soms te weinig gehoord wordt, komt aan bod in het derde deel. Thuis(loos) na de psychiatrie | 56 Box 79: Kiezen om te delen is niet altijd verliezen “Ik heb toch ook al eens een keer een overleg met een bewoonster en de sociale dienst van de huis‐
vestingsmaatschappij, om zo wat meer open kaart te spelen enzo, geen diagnose maar toch wel ja wat er moeilijk is voor haar, en d’r was ook iets met de buren maar dat zat dan meer in haar verhaal dan dat dat realiteit was. Ik moet zeggen dat dienen sociale dienst wat meer controle heeft gedaan, wat meer op huisbezoek geweest in functie van de buren zogezegd, de realiteit te bekijken. Maar daardoor heeft de patiënte zich wel gesteund gevoeld en is het iets voor haar haalbaarder gebleken. Maar dan moet de patiënt, allez het was in aanwezigheid van de bewoonster.” Psychiatrisch ziekenhuis 4. d) Past het winnend lot? Net zoals bij de kwaliteit op de private huurmarkt kunnen we ons ook hier de vraag stellen of het sociale woningaanbod een ideale woonsituatie betekent voor psychiatrische patiënten (box 80). Vele appartement en studio’s bevinden zich immers in grote complexen, complexen waar stilte blijkbaar een schaars goed is. Bovendien liggen enkele sociale woningcomplexen in buurten waar verschil‐
lende problematieken zich opstapelen. Box 80: Match tussen het winnend lot en psychiatrische patiënten? “Want massagebouwen, we kennen hier allemaal in Gent, Nieuw‐Gent, soms als ik stagiairs heb die niet van Gent zijn, zeg ik hen altijd, het eerste wat je een keer moet doen, is bus 5 nemen, van het ene punt van Gent naar het andere punt van Gent. En dan kom je echt in Nieuw‐Gent, ge hebt het gevoel dat het in het Oostblok terechtkomt hé, daar massa’s appartementsgebouwen, zo hoog dat je kunt kijken, waar dat eigenlijk allemaal mensen samen wonen. Dat is van in het begin van de jaren ‘70, is zo Nieuw‐Gent er gekomen, massale woningbouw daar geweest en mensen zitten daar eigenlijk allemaal geïsoleerd. ‘k denk dat er daar, los van mensen met psychiatrische problematiek, heel veel verslavingsproblematiek, ik geloof dat er daar 150 verschillende nationaliteiten wonen, ja het is al in het nieuws geweest, gigantisch veel nationaliteiten, wat op zich niet slecht is, maar ze zit‐
ten geïsoleerd, allemaal samen, allemaal mensen met die problematiek, euhm en ik weet echt niet of dat de oplossing is om zo maar ergens buildings te gaan bouwen. Het zou meer verspreid moeten zijn binnen de stad en ook vooral het platteland.” Psychiatrisch ziekenhuis 2. 6.2.1.3 Thuisloos Voorgaande toont aan dat het vinden van een woning op de huurmarkt geen sinecure is en soms noodgedwongen leidt tot het gaan inwonen bij familie of vrienden, wat tevens een precaire woonsi‐
tuatie is (zie al Segers & De Decker, 2011). Dat de zoektocht niet altijd resulteert in een positief resul‐
taat betekent dat mensen op het moment dat ze ontslagen worden uit de psychiatrie niet altijd over een dak boven hun hoofd beschikken en op straat, in de nachtopvang en in het daklozencircuit terechtkomen (box 81). Thuis(loos) na de psychiatrie | 57 Box 81: Veel daklozen met een psychiatrische problematiek “Terecht kunnen of terecht komen, ja heel veel in de nachtopvang in het Gentse, de nachtopvang is nu de zomeropvang, sinds eind maart, dus 5 nachten op de 14 dat ze ergens kunnen slapen. De ont‐
haaltehuizen, en heel veel mensen met psychiatrische problemen op straat. Ik werk nu bijna 17 jaar en sinds 5 jaar werk ik ook eigenlijk dat ik met daklozen in de nachtopvang nu in contact kom, dat er veel psychiatrische problematiek op straat is. Dat was eigenlijk een noodsignaal waarvoor dat wij ons project hebben opgericht, 6, 7 jaar geleden vanuit straathoekwerk dat ze eigenlijk overspoeld werden op straat van mensen met een psychiatrische problematiek. Ja, Gent is natuurlijk ook een aanzuigpool, zoveel psychiatrische instellingen hier, de gevangenis ook.” Psychiatrisch ziekenhuis 1. Wat het citaat uit box 81 ook aangeeft is dat Gent, omwille van de veelheid aan psychiatrische instel‐
lingen op een relatief beperkte oppervlakte, ook heel wat daklozen telt met een psychiatrische pro‐
blematiek. Patiënten kunnen nu minder lang verblijven in een ziekenhuis waardoor de opname van patiënten die ook op zoek moeten naar een woning niet lang genoeg is om een woning te vinden. Evenwel kunnen we niet zomaar concluderen dat deinstitutionalisering gelijk te schakelen is met (meer) thuisloosheid. Naast een gedwongen ontslag uit de psychiatrie (box 82) spelen ook de veran‐
deringen op de woningmarkt en het ontbreken van een netwerk bij verschillende psychiatrische patiënten een rol. Box 82: Niet enkel korte opnames de oorzaak “Ik denk dat wij vroeger, binnen de psychiatrie, mensen veel langduriger in opname hielden. Dat er nu veel vlugger wordt afgerond met de mensen dan vroeger. En dat inderdaad vroeger kan iedereen wel op de een of andere manier een woonst vinden. Ik weet niet altijd hoe dat dat lukte, maar bij‐
voorbeeld hier in Gent, was er zo’n pand, ik denk dat er zo’n 30 kamers waren, het was er absoluut niet leuk maar bij wijze van spreken, als iemand op ontslag moest, om wat voor reden dan ook, ik belde daar naar en eigenlijk wist ik zeker dat er binnen de maand een oplossing was. Dat was daar een gaan en komen van bewoners. Op die manier dat wel vroeger, ja, de woonnorm, wat ik zeker wel goedkeur dat er een strengere normering is naar huurwoonsten, ik wil zeker niet zeggen dat ons mensen in woningen moeten terechtkomen die niet conform zijn maar op die manier had je wel meer woongelegenheid soms hé. Huisbasen renoveren hun woningen maar dat gaat niet meer vaak dat ons mensen daarna willen in kunnen, ... Ge hebt ook veel minder mensen nu die een netwerk hebben. Ik bedoel een netwerk van ouders, broers, zussen, kinderen zelfs waar dat ze terecht‐
kunnen.” Psychiatrisch ziekenhuis 1. 6.2.2 Ondersteuning buiten de muren van de GGZ In dit deel gaan we dieper in op de vormen van hulpverlening en ondersteuning buiten de muren van de psychiatrie waar een (ex)patiënt een beroep op kan doen. Wat er precies ingeschakeld wordt, is logischerwijze sterk afhankelijk van de ondersteuningsbehoeften van de psychiatrische patiënten, alsook van hun specifieke woonsituatie. 6.2.2.1 Ondersteuning gericht op wonen buiten de muren van de GGZ a) Reguliere thuiszorgdiensten Zoals al vermeld wordt er ter ondersteuning bij het wonen een beroep gedaan op de reguliere thuis‐
zorgdiensten, zoals poets‐, gezins‐ en familiehulp. Terwijl het gebruik maken van deze ondersteuning Thuis(loos) na de psychiatrie | 58 een element zou kunnen zijn die men kan hanteren om toch private verhuurders te overtuigen om te verhuren aan ex‐psychiatrische patiënten is het echter niet altijd vanzelfsprekend om deze diensten in te schakelen. Ook hier zijn er wachtlijsten waardoor de hulp er niet altijd is (kan zijn) wanneer iemand uit een instelling ontslagen wordt. Bovendien loopt het aanmelden van een psychiatrische patiënt bij diensten voor gezins‐ en familiehulp niet altijd van een leien dakje. Een maatschappelijk werkster merkt op dat ook deze reguliere thuiszorgdiensten steeds meer en meer informatie vragen wanneer er een vraag vanuit de psychiatrie komt (box 83). Naast de administratieve gegevens vraagt men ook naar een mogelijk hervalscenario, symptomen en contactgegevens van personen die ze kunnen contacteren als het verkeerd loopt. Dit kan soms op weerstand botsen van de psychiatrische patiënten. Er is begrip voor de info‐vraag van de thuiszorgdiensten omdat deze geformuleerd wordt vanuit de bezorgdheid over de werkomstandigheden van hun eigen medewerkers. Onze respon‐
dente, een maatschappelijk werkster, is van oordeel dat de vraag op minder weerstand zou stuiten, mocht die gevraagd worden tijdens het intakegesprek en niet op papier. Box 83: Inschakelen thuiszorgdienst “Waarbij soms patiënten zoiets hebben van ja maar ja, mijn poetsvrouw, of mijn familiehelpster die moet toch niemand contacteren als ik het moeilijk heb, die moet toch niet weten wat er met mij aan de hand is. Dat is natuurlijk ook dubbel hé; familiehulp of de poetshulp vindt van ja maar ja als het moeilijk, we gaan wel bij die persoon thuis, wat kunnen we daar verwachten, wat wordt er van ons gevraagd? Maar echt zo die zaken op papier vinden, zeker mijn publiek, vinden dat zeer moeilijk. Waardoor ik het nu recentelijk heb meegemaakt, dat die mevrouw heeft gezegd dan hoeft het niet voor mij, ik heb geen hulp nodig.” Psychiatrisch ziekenhuis 1. b) Begeleiding op het financiële vlak Personen die hulp nodig hebben met betrekking tot hun financiële beslommeringen kunnen daar‐
voor (onder andere) terecht bij het OCMW. Binnen de schuldbemiddeling kan het OCMW een rege‐
ling opstellen voor de afbetaling voor een aantal schulden. Een budgetbegeleiding beoogt het geven van een beter inzicht en overzicht van de inkomsten en uitgaven zodoende een evenwicht in het budget te krijgen. Bij budgetbeheer geeft de cliënt een volmacht aan het OCMW om zijn/haar inko‐
men te beheren en betalingen uit te voeren. Daarnaast bestaat er ook nog de collectieve schulden‐
regeling, wat een vorm van budgetbeheer is die opgelegd wordt door het beslagrecht en uitgevoerd word door een officieel aangestelde schuldbemiddelaar (zoals een advocaat, notaris, deurwaarder). Voor wat (ex)psychiatrische patiënten betreft, leeft bij de respondenten de perceptie dat ze vooral in contact komen met bewindvoerders (box 84). Box 84: Bewindvoerders “Goh, ik denk eerlijk gezegd, voor ex‐psychiatrische patiënten dat er meer met bewindvoering gewerkt wordt. Ook via het OCMW kan dat hé. Maar of dat er een aantal mensen in collectieve zijn omwille van de schuldenberg, dat kan ook via het OCMW, maar ik moet eerlijk zeggen, de mensen die in budgetbegeleiding zijn met psychiatrisch verleden, ik zou niet durven zeggen dat dat de meer‐
derheid is. Allez, dat is mijn gevoel.” SHM 2. Thuis(loos) na de psychiatrie | 59 c) Woonbegeleiding vanuit het OCMW Sinds 1996 bestaan er samenwerkingsprotocollen11 tussen het OCMW Gent, de stad Gent en de soci‐
ale huisvestingsmaatschappijen. Daarin worden afspraken geformuleerd met betrekking tot het ver‐
lenen van borgstellingen en bankwaarborgen, de verhuring van noodwoningen en huurachterstal‐
bemiddeling. De huurachterstalbemiddeling bij sociale huurders houdt in dat sociale huurders met twee maanden huurachterstal worden gecontacteerd door het OCMW Gent. Samen met de huurders wordt een afbetalingsplan opgesteld, waarbij geprobeerd wordt om de opgelopen huurachterstal binnen de zes maanden weg te werken. Zolang het OCMW Gent hierin bemiddelt, zal de sociale huis‐
vestingsmaatschappij geen verdere gerechtelijke stappen ondernemen. In 2004 werd ook nog een protocol afgesloten om versnelde toewijzing van sociale woningen voor daklozen te realiseren. Alle daklozen die via deze regeling binnenstromen, krijgen van het OCMW Gent een intensieve woon‐
begeleiding. De huurder wordt hierbij niet alleen geholpen met allerlei administratieve afhandelin‐
gen (zoals domiciliëring) maar wordt ook huishoudelijke vaardigheden aangeleerd en aangemoedigd om te participeren in de maatschappij. Het is weliswaar belangrijk om een woning te hebben maar evenzeer om een echte thuis te creëren voor de huurders. Hoewel deze voorrangsregeling kansen biedt aan een (heel) beperkte groep daklozen zijn er toch kritische geluiden te horen. Zo zijn er bedenkingen in verband met het toestemmen met de woon‐
begeleiding: in welke mate kunnen de personen dit weigeren? Welke keuze hebben ze? Een keuze tussen op straat en tussen het aanvaarden van een zekere vorm van begeleiding? Ook de voor‐
waarde dat men minstens zes maanden dakloos moet zijn, stuit op enig onbegrip (box 85). Zes maanden op straat kan betekenen dat die personen totaal van de samenleving geïsoleerd zijn geraakt en het gaan wonen in een sociale woning ver komt te staan van hun leefwereld. Box 85: Voorrang daklozen “Ik dacht in de 50, 53 of zo. En dat zijn woningen die door het OCMW in feite worden toegewezen, dus als je bij het OCMW bent aangemeld bij de dienst dak‐ en thuislozen, ‘k denk dat je minimum een half jaar dakloos moet zijn, maar de lijst voor 2013 zit nu al vol. Plus wat dat dat ook is, als je op die lijst terechtkomt, eind 2012 wisten mensen van okay, in 2013 zal ik een woning kunnen krijgen via versnelde toewijs maar dat is maar op het moment dat woningen vrijkomen. Dus het kan zijn dat je pas in oktober, november 2013 dan een woning krijgt. Dat betekent nog dat je mee een jaar een periode zit dat je dakloos zijt eigenlijk, en ook dat je niets mag huren op de privé markt omdat je anders uw recht op versnelde toewijs kwijt zijt. Dus dat zorgt er in feite voor, dus eigenlijk zouden ze veel korter op den bal moeten kunnen spelen. Ook als ge weet dat mensen effekes dakloos zijn, ik weet nu niet of dat het een jaar of half jaar is, maar dat je het merendeel van uw vaardigheden om zelfstandig te wonen kwijtgeraakt. Als mensen dan uiteindelijk in zo’n versnelde toewijs terechtko‐
men, dat dat dan met de eerste 6 maand met verplichte woonbegeleiding vanuit het OCMW, maar dat mensen daar niet meer kunnen in aarden, dat zij eventueel teruggaan naar de nachtopvang, dat zij zoiets hebben van het werkt niet voor mij. Misschien moest je er vroeger bij geweest zijn dat het wel had gewerkt. Plus als je gaat gaan kijken, wat dat de kost is om iemand residentieel op te vangen, of in een gevangenis, of in een ziekenhuis.” CCG. 11
Door de verschillende wetswijzigingen (kaderbesluit Sociale Huur, de verhuring buiten het sociaal huurstelsel), de fusie van een aantal sociale huisvestingsmaatschappijen en de inbreng van de stadswoningen in de nieuwe fusiemaatschappij WoninGent werden de samenwerkingsprotocollen Woonbegeleiding en Woningen herzien. Thuis(loos) na de psychiatrie | 60 d) Huurbegeleiding SVK SVK’s bieden individuele huurdersbegeleiding aan die gericht is op het verhogen van de kans dat de huurder zijn woning kan behouden en op het leren omgaan en handelen binnen zijn rechten en plich‐
ten als huurders (VMSW, 2011). Hoewel SVK’s proberen om de huurprijs zo laag mogelijk te houden, neemt dit niet weg dat het voor vele SVK‐huurders een zoeken is en blijft om alle rekeningen betaald te krijgen. Een meerderheid van de klanten heeft enkel een vervangingsinkomen of een laagbetaalde job, maar ook de stijgende energiekosten zorgen soms voor betalingsproblemen. Door het volgen van een duidelijke procedure en een strikte opvolging van de huurinkomsten slagen de meeste SVK’s er vooralsnog in om het percentage huurachterstal relatief beperkt te houden. Daarnaast richt de SVK‐begeleiding zich ook op allerlei onderhoudskwesties en het inspelen op samenlevingsproblemen. De verzwaring van de problematiek bij de huurders zorgt er echter voor dat ze meer en meer botsen op de grenzen van de huurbegeleiding. Meer en meer huurders hebben problemen op verschillende terreinen. Het gaat immers niet langer enkel om het ‘leren wonen’, maar ook om financiële proble‐
men, relationele moeilijkheden en psychiatrische problematieken (box 86). Als de SVK’s niet langer hun kerntaak (waaronder het begeleiden van de huurders) waar kunnen maken, bestaat de kans dat in de toekomst de eigenaars niet langer tevreden zijn en afhakken om te verhuren, terwijl als eigenaars weten dat het SVK het opvolgt en oplossingen zoekt er bij hen een bereidheid is om de eventuele moeilijkheden erbij te nemen (box 87) (zie eerder De Decker et al., 2009). Box 86: Psychische kwetsbaarheid binnen SVK “Meer en meer, vroeger waren dat (mensen met psychiatrisch verleden) eerder de uitzonderingen. En dat maakt het ook, als ge een groep van 30 hebt en d’r zit daar 1 of 2 tussen, dan zeg je van okay, het klinkt misschien lelijk, maar ik neem die er wel bij, bij de anderen kan ik vooruit en dat dat daar wat trager gaat, wat langer duurt okay. Maar als ge nu zegt 1 op 4, dan wordt het een ander ver‐
haal hé. en we hebben ook een beetje de schrik en het aanvoelen van, het gaat nog toenemen. Van hoe minder mogelijkheden dat er zijn voor die mensen binnen de psychiatrie een oplossing krijgen, dat ze meer en meer. Ge zou kunnen zeggen maatschappijen ook, maar nee dan gaan ze jaren op de wachtlijst moeten staan. Bij ons is het diegenen met de hoogste punten die hebben ook de hoogste punten, een huisvestingsnood en een laag inkomen. Dus wij vrezen wel binnen de SVK, dienen groep gaat eigenlijk altijd groter en groter worden. Ten koste van anderen ook altijd hé.” SVK. Box 87: Bereidheid verhuren en ondersteuning door SVK “Dat je ook zegt van het systeem sociale verhuurkantoor, eigenlijk onze eigenaars weten ook van het is een specifieke doelgroep aan wie we die woningen verhuren, want meestal in zo’n extreme gevallen is er ook heel veel sprake van huurschade, van overlast, van problemen. We kunnen rekenen op veel begrip zowel van eigenaars of van buren om te zeggen van allez, zoek maar een oplossing. Ik kan me voorstellen dat het niet evident is, zoals een eigenaar de vorige keer, den boel helemaal kort en klein geslagen, dat den eigenaar zei van ‘ik heb respect voor jullie dat jullie nog blijven proberen om met die mensen te werken’. Dat je dan ook zegt, ja met zo’n klein hartje want die voordeur is weer ingetrapt, en nu ook al zijn de binnendeuren kapot, dat die zelf ook zeggen van iemand moet het doen en we zijn blij dat jullie het doen. Daar komt het eigenlijk op neer.” SVK. Thuis(loos) na de psychiatrie | 61 e) Straathoekwerk Sinds de oprichting van het Straathoekwerk in Gent in 1993 waarbij de klemtoon lag op het contact leggen met jongeren en kinderen die weinig of geen aansluiting kregen bij het jeugd‐ en welzijns‐
werk, is de doelgroep duidelijk geëvolueerd. Hoewel de doelgroep moeilijk onder een noemer te vat‐
ten valt, zijn (tijdelijke) dakloosheid, destructief gebruik van genotsmiddelen en de aanwezigheid van psychische stoornissen bij velen onder het doelpubliek opvallend aanwezig (box 88). Onder andere het grote aantal daklozen met een psychische kwetsbaarheid heeft ertoe geleid dat het straathoek‐
werk mee aan de wieg staat van het project AZiS (assertieve zorg in de samenleving) (zie later). Box 88: Diversiteit in doelgroep maar sterke aanwezigheid van psychische kwetsbaarheid “Onzen doelgroep is nu heel uiteenlopend eigenlijk, een straathoekwerker kan in zijnen wijk werken met een aantal mensen uit Oost‐Europa bijvoorbeeld die in een kraakpand beland zijn en waarbij dat er met de stewards is afgestemd dat wij die gezinnen opvolgen. Maar evengoed met een man van 80 jaar die in zijn appartementje in een sociale woning zit en die nooit buiten komt behalve om naar den Aldi te gaan en iedere dag 20 halve liters te gaan halen, met gasten die op pleintjes rondhangen. Dus is het heel uiteenlopend in feite, maar we merken wel dat een heel groot deel van de mensen waardat we mee werken, ik spreek toch gemakkelijk over 25% denk ik, op een bepaald moment in hun leven psychiatrische problemen hebben. Dus dat is toch wel een aanzienlijk deel van waar wij mee werken, wij registreren nu ook, iedere straathoekwerker houdt een registratie, en ieder jaar registreren we een 1 000‐tal mensen waar we mee werken, dus dat gaat dan toch gemakkelijk over 250, 300 mensen waarvan we kunnen dat zijn mensen met een psychische kwetsbaarheid. Uit onze registratie komt dat ook wel naar voor dat dat een van onze thema’s is die het meest besproken wordt, emotionele problemen, socio‐emotionele problemen, psychische proble‐
men en linken met de psychiatrie.” Straathoekwerk. De aard van de problemen en van de fenomenen waar het straathoekwerk mee in contact komt, zijn zeer complex, beslaan verschillende leefdomeinen (administratie, familie/relaties, financieel, juri‐
disch, gezondheid, samenleving, tijdsinvulling, werk, wonen). Men beoogt laagdrempeligheid door de volgende principes te volgen: vertrekken vanuit de centrale positie van het individu, het individu benaderen op een respectvolle manier, een onvoorwaardelijke houding, een eerlijke en oprechte relatie aan te gaan met het individu, op het ritme van het individu te werken, een positieve houding aan te nemen, een integrale benadering te hanteren en te geloven in de mogelijkheid van het indi‐
vidu (Balthazar, 2008). Op dergelijke manier beoogt men het opbouwen van zorgzame relaties, de binding tussen het individu te versterken met de omgeving maar ook met de maatschappelijke voor‐
zieningen (box 89). Regelmatig aanwezig zijn bij de cliënt (presentietheorie) is niet enkel noodzakelijk voor het opbou‐
wen van een vertrouwensrelatie maar kan ook helpen bij het ontstaan van vragen door de cliënt zelf. Maar ook het aanpakken van concrete zaken bevordert het opbouwen van een relatie (box 90). De respondent in box 90 stipt ook aan dat het straathoekwerk samenwerking zoekt met andere dien‐
sten en organisaties voor het aspect ‘wonen’ daar ze van oordeel zijn dat die anderen meer onder‐
steuning kunnen bieden. Dit neemt niet weg dat toegang tot de huisvestingsmarkt bij hun doelgroep heel moeilijk ligt of zelfs onmogelijk is. Vanuit deze vaststelling denken ze binnen het straathoekwerk ook na over alternatieve woonvormen (box 91). Een deel van hun doelpubliek woont al in leeg‐
staande panden, caravans, tentwoningen, portalen, omdat ze er bijvoorbeeld niet in slagen om zich te huisvesten binnen het reguliere aanbod, waarbij het bestaande hulpverleningsaanbod niet het verhoopte resultaat bereikt. Thuis(loos) na de psychiatrie | 62 Box 89: Leefwereld centraal “Maar op dit microniveau gaan we heel sterk gaan inzetten op het verdiepen in die leefwereld, en dat betekent dat wij daar zoveel mogelijk op verschillende momenten proberen aanwezig te zijn, dus niet enkel van nine to five, maar dat we ook weten wat gebeurt er daar ‘s avonds, wat gebeurt er in de weekends. Dat we de kraakpanden proberen een zicht op te krijgen, van okay wie zijn de mensen die daar wonen, wie zijn de mensen die daar passeren om gerief te kopen bijvoorbeeld, dat je een diepere kijk krijgt op wat houdt dit in om daar uwen dag te moeten doorbrengen. En van daaruit gaan we proberen inzetten op individuele relaties, op zorgzame relaties, op de manier waarop dat dat beschreven wordt door Andries Baert in de presentatietheorie. En vanuit die individuele relaties, die zorgzame relaties wat betekent dat dat we nog niet onmiddel‐
lijk gaan focussen op het probleem, of het oplossen van het probleem van mensen maar eerder inzetten op het leren kennen van mensen, gaan we dan gaan kijken van okay welke trajecten gaan we verder gaan afleggen met mensen? En dat hem in twee richtingen, dat gaat hem zowel in de richting van mensen en maatschappelijke voorzieningen met mekaar in verbinding brengen als men‐
sen in verbinding gaan brengen met hun eigen omgeving, en die eigen omgeving dat kan heel dicht zijn, dat kan gaan over vrienden, dat kan gaan over kennissen, dat kan gaan over familie, maar dat gaat evengoed over de buurt waar da je in woont.” Straathoekwerk. Box 90: Concrete zaken aanpakken “Als het gaat bijvoorbeeld over het zoeken naar een woning dan zijn er in principe andere diensten die mee voor ondersteuning kunnen zorgen, dat gaat dan bijvoorbeeld over een brugteam van het CAW, de dienst wonen van de stad. Nu uiteraard merken wij ook wel soms dat in het opbouwen van een relatie het goed kan zijn om een aantal praktische dingen te doen voor mensen. Dat het goed kan zijn dat je zegt ehwel we gaan ons een keer achter de pc zetten en een aantal woningen opschrijven en een keer opbellen en een keer langsgaan. Op die manier kom je ook dichter bij mensen te staan, op die manier gaan we dat wel altijd voor een stukske afwegen van hoeverre past het in ons kader of volstaat het om te zeggen het brugteam van het CAW kan hier in principe mee verder helpen. Wij vinden dan wel een aantal andere dingen waar me met die mensen kunnen werken. Maar huisvesting is wel een van de thema’s die heel sterk naar voor komt bij ons, dat mensen heel moeilijk op de huisvestingsmarkt terechtkunnen.” Straathoekwerk. Box 91: Alternatieve woonvormen “Ik denk we dat voor iedereen op zoek moeten gaan naar een woning op maat. En dat betekent dat dat voor bepaalde mensen alternatieve woonvormen kunnen zijn, in een caravan gaan wonen die ergens staat, voor andere mensen een nachtopvang, voor andere mensen een vorm van beschut wonen en voor andere mensen een sociale woning, ergens een huurwoning. Op ieder potje past er een dekseltjen, maar hoe langer dat je het uitstelt om die twee met elkaar in verbinding te brengen, hoe groter de kans dat mensen er ernstig geschaad uit komen en hoe meer moeite dat je gaat moe‐
ten doen om alles weer te repareren. Ik besef ook wel dat het voor bepaalde mensen geen oplossing van te zeggen, kijk we gaan nu een sociale woning gaan voorzien, in een woontoren waar dat je met twee buren naast u zit, en dan nog mensen onder en boven u, dat dat sowieso tot conflicten zal lei‐
den. Dat we moeten gaan zoeken van okay wat is ietske dat op uw lijf geschreven is. ‘k denk dat we ons ook wel moeten realiseren dat dat voor sommige mensen misschien een caravan zal zijn met iemand die ene keer langskomt in de week, van te zien hoe loopt alles hier? Verloopt alles nog oké?” Straathoekwerk. Thuis(loos) na de psychiatrie | 63 6.2.2.2 Ondersteuning gericht op psychiatrische problematiek a) Nazorg vanuit de psychiatrie of een IBW Wanneer men de psychiatrie of het IBW verlaat, is de nazorg van deze twee type voorzieningen waarop zich kan beroepen relatief beperkt, zowel in intensiteit als in tijd. Sommige (ex‐)patiënten behouden contact met het ziekenhuis omdat ze daar op consultatie gaan. Daarnaast zijn er ook pati‐
ënten die nog op dagtherapie binnen het psychiatrisch ziekenhuis gaan. Voor de overige patiënten of bewoners beperkt deze nazorg zich tot het opbellen van of eens kunnen langsgaan bij de dienst waar ze werden opgenomen. Het psychiatrisch ziekenhuis of het IBW achten zichzelf niet in staat om nazorg aan te bieden voornamelijk omdat ze daarvoor niet over het nodige personeel beschikt. In één bepaald ziekenhuis ging men wel een stap verder en is die nabehandeling systematischer uit‐
gewerkt. Het wordt niet enkel aan de ex‐psychiatrische patiënt overgelaten om contact op te nemen maar men werkt outreachend en gaat op huisbezoek. Nazorg zit ook vervat in het project ‘Ontslagmanagement’. Dit houdt in dat mensen nog drie maan‐
den na hun ontslag vanuit het ziekenhuis opgevolgd worden. Een maatschappelijk werkster merkte op het eigenlijk die eerste drie maand wel relatief goed loopt maar stelt zich grote vragen bij het ver‐
dere verloop onder andere door het wegvallen van die ondersteuning (box 92). Box 92: Nazorg “Ik denk dat wij relatief veel mensen in nabehandeling hebben, die dan nog op gesprek komen bij de psycholoog, psychiater, de maatschappelijk werker of de begeleidende verpleegkundige. En vanop de resocialisatieafdeling is er ook een klein team dat zo casemanagement nog doet, als mensen uit opname zijn, die zelf naar de mensen thuis gaan, outreachend. En volgende week komen we nog een keer samen met de directie en met de sociale dienst, zo van wij als sociale dienst ook meer mensen nog kunnen begeleiden na opname.” Psychiatrisch ziekenhuis 1. b) Centrum Geestelijke Gezondheidszorg Voor het opvolgen van hun psychische kwetsbaarheid kunnen patiënten aankloppen bij het CGG. Dit biedt twee soorten hulpverlening: een medisch‐psychiatrische (waarbij een psychiater de diagnose stelt en indien nodig medicatie voorschrijft) en een psychotherapeutische (wat een reeks gesprekken met psychologen of ander gekwalificeerde medewerkers gericht op het verwerken van een aantal emoties of ervaringen, inhoudt). Vooraleer patiënten effectief op consultatie kunnen gaan, dienen ze echter geduld uit te oefenen: ook deze dienstverlening kampt met wachtlijsten waardoor bepaalde patiënten eerst moeten aankloppen bij een zelfstandige psycholoog of psychiater, wat een bedui‐
dend groter deel van hun beschikbare budget opeist. c) MOBiL team – de nieuweling die lam geknuffeld wordt De mobiele teams passen in de hervorming van de GGZ, geregeld door artikel 107 (functie 2), en worden grotendeels gefinancierd met geld door de afbouw van ziekenhuisbedden. Het feit dat het geld van binnen het ziekenhuis nu gebruikt wordt om met de patiënt aan de slag te gaan in de maat‐
schappij, wordt als revolutionair gezien. Mobiele teams ondersteunen immers patiënten in hun Thuis(loos) na de psychiatrie | 64 thuisomgeving, met financiële steun vanuit het budget van de ziekenhuizen. Er zijn teams die langdu‐
rig hulp verlenen aan chronische patiënten (Mobiele Ondersteuning en Behandeling in de Leefomge‐
ving ‐ MOBiLteam) en teams die patiënten in acute crisis intensief begeleiden (Mobiel Crisis‐
team ‐ MCT). De opdrachten van de mobiele teams betreffen het ondersteunen van eerstelijnsvoor‐
zieningen en actoren, het langdurig ondersteunen van cliënten met een langdurige zorgafhankelijk‐
heid in hun eigen leefomgeving en dit in nauwe samenwerking met andere actoren, het actief gaan opzoeken van personen (case finding) en het bieden van snelle interventies bij gekende cliënten die in een (sub)acute situatie verkeren. Box 93: Mobiele teams, een goeie zaak “En die mobiele teams, het is een grote druppel op een hete plaat, maar het is toch al beter dan 2, 3 jaar geleden. Ik denk als dat verder uitgebreid wordt, dat dat goed is.” IBW 3. Gent heeft al enige ervaring met dergelijke manier van werken en organiseerde psychiatrische thuis‐
zorg vooraleer de mobiele teams het levenslicht zagen. Het voordeel was dan ook dat er al heel wat netwerken, samenwerking bestonden tussen verschillende diensten en organisaties en niet volledig moesten opstarten. Dit leidde er wel toe dat de mobiele teams bij hun opstart al een groot aantal cliënten begeleiden, cliënten die door de psychiatrische thuiszorg opgevolgd worden. Deze worden aangevuld met de kandidaat‐cliënten op de wachtlijst van psychiatrische thuiszorg staan. Met als gevolg dat al na een jaar de case‐load van de teams vol zit en nieuwe aanvragen op de wachtlijst komen te staan. Het dichtslibben van de mobiele teams brengt ten aanzien van nieuwe aanvragen een grotere selectiviteit teweeg (box 94). Box 94: Wachtlijsten mobiele teams R: “Allez ja, als ge een verwijzing doet vanuit een instelling dan doet het heel lang vooraleer ze op intake kunnen komen, dan wordt er ook enorm gefilterd van wie kunnen we opnemen? Zijn alle andere mogelijkheden bekeken? Wat dat meestal wel zo is, als ge iemand langdurig in opname gehad hebt. Maar ze doen dienen filter, ja vanuit de overbevraging hé.” I: “En merk je dat ze selectiever worden?” R: “Ja. Allez dat ze wel op zoek willen gaan van wat is er nog mogelijk zo. Of ook vaak zo’n beetje naar voor schuiven de coachende rol naar bijvoorbeeld de huisarts toe, naar een verzorgende toe, die mensen ondersteunen in hun contact met de patiënt, met de cliënt of de bewoner van die woning. Allez, dat merk ik toch wel.” Psychiatrisch ziekenhuis 1. De wachtlijsten bij de mobiele teams zijn snel onder de druk te staan, onder andere omdat ze zeer welkom waren. Bijna alle respondenten die verantwoordelijk zijn voor de voorbereiding van het ont‐
slag van hun cliënten stippen aan dat ze wel eens aankloppen bij de mobiele teams. Er wordt dan ook veel ‐ teveel? ‐ hoop op gevestigd. Een respondent wijst er op dat in de communicatie bij de oprich‐
ting te weinig aandacht werd geschonken aan het gegeven dat het vooralsnog ‘slechts’ om een expe‐
riment gaat, en dat er eigenlijk veel meer teams nodig zijn om te kunnen beantwoorden aan de vraag, zoals de maatschappelijk werker van het aanloophuis aanstipt: ‘In sé voor een regio als Gent, heb je eigenlijk 10 teams nodig met de hoeveelheid mensen dat wij nu hebben. We hebben nu per‐
soneel 1 op 18 caseloads, dus je hebt 18 cliënten die je volgt voor een voltijds.’ Verder dient nog uit‐
geklaard te worden hoe de mobiele teams en andere hulpverleningsorganisaties met elkaar samen‐
Thuis(loos) na de psychiatrie | 65 werken en zich tegenover elkaar verhouden, zodoende dat de opdrachten van de mobiele teams optimaal gerealiseerd kunnen worden (box 95). Box 95: Uitdagingen voor de mobiele teams “We zijn nu een ruim jaar bezig met die mobielteams, dat was met veel enthousiasme in het begin, maar ondertussen stoten we al op de eerste wachtlijsten. Dus de caseload van de teams zit ongeveer vol, van alle drie als ik het goed begrepen heb. En ja, en ook de verhouding, hoe dat de mobielteams zich verhouden tot de andere hulpverleningsinstanties, dat is voor ons team toch alleszins een discussieonderwerp. De CGG’s, de huisartsen, de thuiszorginstanties enzo, wie neemt welke taken op zich? Mobielteams zijn iets nieuws en blijkbaar, allez dat hoor ik toch veel van mijn collega’s, dat men nogal dikwijls naar een gemakkelijkheidsoplossing, ja het is iets nieuws, ja hup, gaat er maar naartoe, die zullen het wel oplossen. Maar ja, zo simpel is het natuurlijk ook niet. We moeten toch een vorm van samenwerking vinden hé. Dus ik denk dat de grootste problemen zijn waarop wij nu stoten in die mobielteams. Het is een experiment, gesubsidieerd met overheidsgeld.” Aanloophuis. d) Assertieve Zorg in de Samenleving (AZiS) Onder andere omdat het straathoekwerk signaleerde meer en meer dakloze mensen op straat aan te treffen, die eveneens een ernstige psychiatrische problematiek vertoonden, zag AZiS het levenslicht (box 96). AZiS staat voor Assertieve Zorg in de Samenleving. In de praktijk betreft AZiS een systematische intensieve samenwerking van diverse partners van verschillende lijnen en uit diverse secto‐
ren/organisaties12 met verschillende expertises rond de problematiek van zorgwekkende zorgvermij‐
ders. Dit zijn mensen die bijzondere aandacht verdienen maar daar zelf vanuit negatieve ervaringen in het verleden of vanuit een gebrek aan probleeminzicht geen vragen rond stellen, zorg mijden of weigeren (Nederlandse Commissie van de Gezondheidsraad, 2004). Box 96: Signaal vanuit het straathoekwerk “Goh, 8 jaar geleden denk ik, hebben we een keer een nota geschreven, ‘Met een hoek af de straat op’, over het feit dat we tot de constatatie kwamen dat we meer en meer op straat geconfronteerd werden met mensen met een psychische problematiek, een psychiatrische problematiek waarvan wij het gevoel hadden wij krijgen die niet meer gelinkt aan de voorzieningen, die zijn gekend binnen de psychiatrie maar ze zijn niet meer welkom omdat ze onbehandelbaar zijn, omdat ze de rekening niet meer betalen of dat ze ze eerder zien als een dakloze die op zoek is naar een goedkoop hotel. Dus 8 jaar geleden hebben wij daar een nota geschreven en op basis daarvan zijn wij uitgenodigd geweest door een aantal mensen die al bezig waren met een stuk sociale psychiatrie, die dan ook later erkend geworden zijn als AZIS eigenlijk.(...). Maar dat is de start geweest van ja, toch wel een vrij intensieve samenwerking met een aantal partners binnen de geestelijke gezondheidzorg die in de loop van de voorbije jaren toch voor een stukske heeft ingekleurd van welke richting dat een deel van die vermaatschappelijking van de zorg aan het inslaan is.” In concreto omschrijft AZiS haar doelgroep als (volwassen) mensen met complexe en langdurige psy‐
chiatrische problemen, die uit de boot van de reguliere gespecialiseerde hulpverlening (dreigen te) vallen en waarbij de gewone procedures aanmelding, verwijzing, gedwongen opname, geen uitkomst bieden, of waarbij een dergelijk pad niet gewenst is. De problematiek wordt vaak extra gecompli‐
12
1ste lijn: Brugteam (caw Gent‐Eeklo), straathoekwerk Stad Gent, OCMW dienst thuislozen, maatschappelijke cel van de politie, MSOC (Medisch Sociaal Opvangcentrum, stedelijk initiatief voor druggebruikers), Wijkgezondheidscentrum; 2de lijn: CGG Eclips, MOBiL‐teams; 3de lijn: PC Gent‐Sleidinge, PC Guislain, PC Caritas, PZ Sint‐Camillus, PAAZ Jan Palfijn, Hand in Hand en Domos (initiatief beschut wonen). Thuis(loos) na de psychiatrie | 66 ceerd door een verslavingsprobleem, een verstandelijke handicap, somatische problemen en/of een brede waaier van sociale problematiek (zoals een gebrek aan sociaal netwerk, een lang inkomen, schuldenlast, dakloosheid). Het centrale sturingsmechanisme is het regelmatig (wekelijks) overleg rond de cliënt; gericht op de individuele zorg bij cliënt die (tijdelijk) nood hebben aan zorgintensivering. Men beoogt het behou‐
den van contact met de cliënt, een betere afstemming van de zorg, een vlottere uitwisseling van des‐
kundigheid, een vlottere doorverwijs naar de juiste voorziening en een betere nazorg en ambulante begeleiding. De gehanteerde methodieken hierbij zijn presentie, outreachend werken en bemoeizorg (box 97). In sommige situaties is een assertieve vorm van de hulpverlening nodig om te proberen zorgvermijders te bereiken. Het samenwerken en het ervaren dat men als hulpverlener er niet alleen voor staat in complexe situ‐
aties, betekent voor vele medewerkers in het project dat ze bereid zijn om een extra inspanning te leveren, een grotere bereidheid tomen om moeite te doen voor deze personen die overal uit de boot vallen. Bijvoorbeeld ziekenhuizen en sociale huisvestingsmaatschappijen zijn bereid om een klant nogmaals een kans te geven. Het gevoel hebben er niet alleen voor te staan, lijkt zeer belangrijk (box 98). Ook het feit dat personen betrokken bij AZiS daar vooral zitten vanuit een persoonlijk engagement draagt ertoe dat er meer bereikt kan worden (box 99). Box 97: Bemoeizorg “Eigenlijk is AZIS voor een stukske ook een bemoeizorgproject, op het moment dat de sociale huis‐
vestingsmaatschappij bij ons komt en zegt van dienen bewoner, we krijgen regelmatig klachten van de buurtbewoners, dat ie ‘s nachts aan het roepen gaat, dat er een enorme stank vanuit de woning komt, en we geraken er zelf niet binnen dat wij dan wel de moeite doen om te proberen aan de deur te gaan kloppen of als het aan de deur gaan kloppen niet lukt kijken of dat we via een andere weg kunnen binnen geraken.” Straathoekwerk. Box 98: Belang van elkaar kennen “En ge zijt aanwezig, en ge leert elkaar wat kennen en ge merkt ook dat ge soms allemaal met moeilijke situaties zit en herkenbare dingen zit, waardoor samenwerking misschien soms wat mak‐
kelijker komt.” Psychiatrisch ziekenhuis 1. Thuis(loos) na de psychiatrie | 67 Box 99: Belang persoonlijk engagement “AZiS is niet ietske dat gestart is vanuit de organisaties. Uiteraard wel, iedereen die daar rond de tafel zat, was gelinkt aan een andere organisatie, OCMW, straathoekwerk, ziekenhuis bijvoorbeeld. Maar het is voornamelijk vanuit een persoonlijk engagement naar dienen doelgroep toe dat we zover geraakt zijn. Mochten we daar met de directies van al die organisaties samen gezeten hebben, dan waren we minder ver gekomen dan nu. Een aantal mensen die zoiets hadden van okay, vanuit ons buikgevoel, is er een doelgroep waarvoor er veel te weinig voor gebeurt. En ik denk dat het nogal dikwijls zo is dat goeie initiatieven eigenlijk tot stand komen, omdat je anders teveel gaat nadenken over structuren, en hoe krijgen we onze structuren aan elkaar gelinkt terwijl dat we in dit geval echt wel uitgegaan zijn van een doelgroep die uit den boot viel.” Straathoekwerk Dat samenwerken, het uitbouwen van netwerken noodzakelijk is indien men psychiatrische patiën‐
ten wil ondersteunen bij het zelfstandig wonen blijkt duidelijk in het verhaal van de mobiele teams en van AZiS. Omwille van de problematiek is er nood aan verschillende disciplines die moeten samen‐
werken. Het artikel 107 wordt door velen als kantelmoment gezien in de realisatie ervan (box 100). Toch blijft de grote vraag hoe dit netwerk precies uitgebouwd moet worden. Gaat men dit vanuit de organisaties organiseren? Of, met een aantal mensen die vanuit de basis een aantal dingen opzetten, zoals bij AZiS het geval was? Een andere vraag heeft te maken wie de trekkersrol dient op te nemen. Niet iedereen is even happig om dit op zich te nemen. Box 100: artikel 107, een kantelmoment “Ja, maar de grote verandering was met het indienen van het dossier 107, en dan merk je van, ik vind dat een serieus kantelmoment, vooral voor psychiatrie. Ik vond dat wij dat minder hadden, allez ik heb zelf ook een periode als begeleider in de psychiatrische thuiszorg en dan ook hier in beschut wonen sta je veel dichter bij alle andere diensten, dat je ziet wat CAW’s doen, wat huisvestings‐
maatschappijen doen, wat het OCMW allemaal doet. Allez men had geen zicht wat elke partner al deed, of welke inspanningen ze al deden. Ik heb dikwijls gemerkt dat directeurs van ziekenhuis hun ogen open vielen van doen die dat ook? Dus in die zin vond ik dat wel goed. En vroeger was het zo van mijn terrein behouden en dat is van mij, terwijl dat het nu zo’n kantelmoment is van uiteindelijk moeten we zien dat die zorg, allez de mensen moeten zich niet aanpassen aan onze zorg, wij moeten ons aanpassen aan de vraag. Ik denk dat dat nu wel beter loopt. Dat men nu mekaar beter waar‐
deert, en dat de inspanningen die men doet, nu wel ziet. Ik denk dat dat een groot verschil is. In het begin kende men dat niet, zag men dat niet. Terwijl nu zit men bij elkaar. Want dat project zelf zit wel knap ineen.” IBW 3. 6.2.2.3 Ondersteuning gericht op zinvolle vrijetijdsbesteding Het ‘anders zijn’ omwille van een psychiatrische problematiek kan leiden tot sociaal isolement, tot een problematische dagbesteding, waardoor die mensen geen aansluiting vinden bij het reguliere maatschappelijke voorzieningen. Het aanloophuis, in 2002 opgericht,13 vertrekt dan ook vanuit de vaststelling dat ontmoeting en de invulling van vrije tijd voor mensen met psychische en/of psychia‐
trische problemen geen evidentie is. 13
De idee van een ontmoetingshuis in de stad heeft vorm gekregen door een functioneel samenwerkingsverband dat bestaat uit een brede en heterogene groep partners uit de geestelijke gezondheid. P.C. Sint‐Camillus, P.C. Sint Jan de Deo, P.C. Dr. Guislain, P.C. Caritas, P.C. Sleidinge, patiëntenvereniging Uilenspiegel, Similes, C.A.W. Artevelde, C.G.G.Z. Regio Groot Gent Eclips, Regionaal C.G.G.Z. Deinze‐Gent‐Eeklo, vzw Odysseus, vzw De Nieuwe Horizon, vzw Zagan, vzw Ipso‐Gent, vzw Centrum Onderweg en vzw Metawonen. Van de dertien oorspronkelijke partners hebben zeven partners begin 2007 een nieuwe samenwerking op langere termijn getekend. Thuis(loos) na de psychiatrie | 68 Box 101: Dagbesteding “Dat is gestart in 2002, vorig jaar hebben we ons 10‐jarig bestaan gevierd, vooral gestart toen met wat oog wat zijn de hiaten, allez de hiaten, of wat is er momenteel, eind jaren 90, begin 2000 bleken er heel wat dagactiviteitencentra waren, vrijwilligerswerk en dergelijke. Maar dat heel wat mensen zeiden van die avonden en die weekends dat is voor mij eigenlijk heel moeilijk te overbruggen. Feestdagen, momenten die ge soms met familie zou delen of dat ge gewoon 2 dagen overbruggen en daar thuis zitten op uw klein studiootje of appartementje met uw problemen, dat is moeilijk in het reguliere als ge effekes uit roulatie geweest zijt. Zomaar naar een sportclub gaan toestappen, of in een café binnengaan is niet evident; dat is voor niemand evident, ‘k zou ik dat ook niet zomaar doen moest ik in ene keer in een nieuwe stad komen wonen. Heel wat mensen die hier opgenomen zijn in de regio, zijn ook vaak niet Gent. (...), maar wat betekent dat die mensen hier eigenlijk geen enkel sociaal steunsysteem hebben omdat hun familie ergens anders woont, ook vaak is dat contact, allez niet vaak maar soms gebeurt dat wel dat dat contact niet goed meer is, ge zijt uw vrienden een stuk kwijt door wat er gebeurd is; en ge moet echt wel alles opnieuw gaan opbouwen en dan nog in een nieuwe stad waar dat je eigenlijk niet vertrouwd zijt.” Maatschappelijk werker in het aanloophuis. Vooral buiten de kantooruren is er een grote nood aan vrijetijdsbesteding. Via de openingsuren ‘s avonds en tijdens het weekend probeert het aanloophuis daar aan tegemoet te komen. Bovendien is het heel laagdrempelig. De bezoeker moet zich niet op voorhand aanmelden en er vinden geen intakes plaats. Men blijft bovendien niet enkel binnen de muren van het aanloophuis maar via activi‐
teiten gaat men ook naar buiten toe werken zodoende dat bezoekers terug kennis maken met en deelnemen binnen reguliere organisaties en op dergelijke manier hun participatie in de reguliere maatschappij bevorderen. Het aanloophuis vertrekt van een maximale participatie van de cliënt en probeert met de bezoeker zoveel mogelijk te betrekken. Bezoekers kunnen als vrijwilliger betrokken worden bij het reilen en zeilen van het ontmoetingshuis (zoals instaan voor de bar, koken, klussen, organiseren van reizen, ...). Men vertrekt hierbij van het cliënt gestuurd principe, het zijn de mensen die er komen die bepalen wat er gebeurt. En van de strength based methodiek: de bezoekers worden aangesproken op hun krachten en kwaliteiten, op hun interesses (box 102). Op dergelijke manier worden bezoekers aangesproken op andere rollen dan die van de psychiatrische patiënt, een manier om destigmatise‐
rend te werken (Kristiansen, 2005; Mombray & Moxley, 1998; Solomon, 2004). Box 102: Laagdrempelig & strenght based “Maar vooral van die vraag van de mensen uit, wat moet ik met die weekends doen en hoe overbrug ik de avonden op een zinvolle manier. Dat is een antwoord, enerzijds is het daar een antwoord op geweest in 2002, anderzijds ook op de toen al bestaande wachtlijsten van de CGG’s, van buddy‐
projecten, van dagactiviteitencentra waar dat je ook niet zomaar toegang tot hebt als er een wacht‐
lijst, is Poco Loco een laagdrempelig antwoord willen zijn. Mensen kunnen hier ook letterlijk aanlo‐
pen, wij doen geen intakes, wij houden geen dossiers bij, niets, ge komt hier vooral vanuit de sterkte, hoop ik, vanuit een nieuw sociaal statuut, mensen komen hier als muzikant, als schilder, als barman, als kok, niet als cliënt en wat draag je allemaal mee in uwen rugzak. ‘k denk dat ze daar al lang genoeg aan herinnerd zijn van wat er niet gaat en dat ze dat ondertussen ook wel al weten, en niet hier nog een keer gans dat verhaal moeten komen doen, hier kom met je krachten.” Maatschappelijk werker in het aanloophuis. Dit staat ook centraal binnen de Werkgroep Ervaringsdelen (WED), waar men door te werken aan het persoonlijke levensverhaal en dit naar voor te brengen op een voordracht worden betrokkenen aan‐
gesproken als ‘ervaringsdeler’, ‘spreker’ en krijgen ze andere sociale rollen toegeschreven. Via deze Thuis(loos) na de psychiatrie | 69 voordrachten werken ze ook aan een positieve beeldvorming via het bijbrengen van meer kennis over de psychiatrie door diegenen die het ook effectief hebben meegemaakt (box 103). Box 103: Destigmatiseren “Onder andere door wat wij doen met WED, wij gaan bijvoorbeeld lezingen doen, bijvoorbeeld vorige week nog op een symposium in Zoersel, ja naar wat dat er daar achter zit, ja als ge een keer van die problemen krijgt, wat dat dan allemaal kan betekenen, dat iedereen wel op een bepaald moment van zijn leven er kan mee te maken krijgen. ge merkt het gewoon in de maatschappij van vandaag meer en meer, euhm, ik lees van de week nog een artikel dat er zoveel jonge mensen, een vierde of toch 20%, met bepaalde labels in de school moeten rondlopen, ADHD en noem maar op. Dus ja, het is niet zozeer een kwestie, niet zozeer een vraag van personen maar een vraag van de maatschappij op den duur hé. Wat creëert die maatschappij allemaal op den duur? Het leeftempo ook, dat veel mensen het gewoon niet meer aankunnen en soms in die mate dat ge dus aan de kant moet gaan staan. Dat je echt moet zeggen van sorry, nu moet ik me een keer totaal afzonderen en hoe komt dat? En die die u altijd anders gezien hebben, die verstaan dat dan niet en het toont gewoon maar aan hoe vaak mensen met een masker voorlopen, hoe vaak dat ze toch maar willen voortdoen en voortdoen gelijk dat ze bezig zijn en zonder dat ze echt naar de grond toe een keer herkennen bij zichzelf het is hier niet in orde.” Ervaringsdeler binnen het aanloophuis De doelstelling van deze werkgroep situeert zich ook op beleidsniveau. Als ervaringsdeskundigen nemen zij deel aan verschillende overlegmomenten, zoals de werkgroep per functie en het netwerk‐
comité, en beogen een plaats te verwerven binnen de nieuwe structuur van geestelijke gezondheids‐
zorg die gevormd wordt in de Gentse regio. 6.3 Van knelpunten naar oplossingen Tijdens de interviews stonden we niet enkel stil bij de stand van zaken en de knelpunten maar boden we de respondenten ook de kans om aan te geven welke wegen zij zien om de ervaren hindernissen te overbruggen. Ondanks de diversiteit onder de respondenten tekenen we gelijkluidende suggesties op. Zo weerklinkt in de verschillende interviews de nood aan meer differentiatie en flexibiliteit (5.3.2). Ook bestaat er eensgezindheid over de vermaatschappelijking van de zorg als een goeie zaak, in de zin dat er meer en meer gestreefd wordt naar kortere opnames. Om het met de woorden van Kwekkeboom (1999) te stellen: voor de vermaatschappelijking van de zorg is er onder de veldwerkers (respondenten) een draagvlak aanwezig. Dit betekent echter niet dat ze er kritiekloos tegenover staan. Dit vermaatschappelijkingsproces botst zoals aangetoond immers op verschillende obstakels. Eén ervan ‐ en misschien wel de grootste ‐, betreft de toegankelijkheid van de woningmarkt. Hoewel heel wat psychiatrische patiënten kunnen terugkeren naar hun oorspronkelijke woonsituatie (hun eigen (huur)huis), is dit niet voor allen het geval. Deze groep heeft (doorgaans) een laag inkomen en combineert dat met problemen op verschillende andere levensdomeinen, vaak inclusief het ontbre‐
ken van een uitgebreid sociaal netwerk. Nochtans wordt binnen het proces van vermaatschappelij‐
king van de zorg er uiteindelijk ook van deze groep verwacht dat ze een psychiatrische instelling of een IBW (snel) verlaten en zelfstandig gaan wonen. Dat dit dan ook betekent dat ze over een woon‐
gelegenheid moeten kunnen beschikken is volgens sommige respondenten binnen dit vermaat‐
schappelijkingsproces te weinig in rekening gebracht (box 104). Thuis(loos) na de psychiatrie | 70 Box 104: Wonen binnen vermaatschappelijkingsproces D: “Ja, als ze eigenlijk een afbouw doen van bedden, zouden ze eigenlijk eerst moeten kijken om andere dingen op punt te stellen.” M: “We hebben nu den indruk d’r is niet over nagedacht, het gaat waarschijnlijk louter over financiële middelen. En er is niet echt nagedacht waar gaan die mensen terechtkomen.” Maatschappelijk werkster (M) en diensthoofd (D) SVK. Een oproep tot uitbreiding van het aanbod van sociale woningen, daar de huurprijs er afhankelijk is van het beschikbare inkomen en de woonzekerheid behoorlijk goed, is dan ook zelden ver weg. Het valt inderdaad niet te ontkennen dat het aanbod aan sociale huurwoningen in Vlaanderen te laag is en dat de vraag niet kan worden beantwoord (Winters & Elsinga, 2011), wat impliceert dat de trajec‐
ten van begeleiding en wonen niet op elkaar kunnen aansluiten (box 105). Box 105: De vlucht vooruit “Wij zijn de begeleiders, de vertrouwelingen van die persoon maar wij kunnen niet garanderen dat er een woning zal zijn op het moment dat zij eraan toe zijn. Dus vandaar ook dat ze soms inderdaad het zekere voor het onzekere nemen, of dat ze de vlucht voorwaarts nemen en in ene keer toehappen om iets dat ze denken van dat zal wel goed zijn.” IBW 1. Het uitbreiden van de sociale huurwoningvoorraad is een must, maar men moet waakzaam zijn voor wat betreft de wijze waarop uitgebreid wordt. Dit houdt in dat men oog moet hebben voor zowel de inplanting als het concept. Grootschalige complexen, met een concentratie van een bepaald woning‐
type (appartementen, studio’s) is geen woonvorm die integratie‐bevorderend werkt en gunstig is voor het welzijn van mensen met een psychiatrisch verleden. Terwijl ze vanuit alle hoeken een zekere druk ervaren, zijn deze personen veelal op zoek naar rust, rust die ze ook niet vinden in de voor hen beschikbare en bereikbare woningen, woningen van slechte kwaliteit en in drukke omge‐
vingen. Een dak boven het hoofd is een start maar uiteindelijk moet er nog in gewoond en geleefd worden in de bredere omgeving. Dit brengt ons bij een van de centrale vraagstelling ten aanzien van dit ver‐
maatschappelijkingsproces: is de maatschappij, de ruimere omgeving er klaar voor (5.3.1)? Verschil‐
lende kritische blikken van de respondenten kunnen we immers in deze vraag samenvatten. 6.3.1 Is de maatschappij er klaar voor? Niet geheel onterecht vraagt De Dijn zich af in welke maatschappij die vermaatschappelijking van de zorg plaatsgrijpt. Is het mogelijk in een maatschappij ‘waar het percentage van alleenstaanden steeds groter wordt en dat van stabiele gezinnen almaar kleiner, waar die gezinnen het almaar drukker heb‐
ben gezien de vereiste van steeds meer flexibiliteit en de noodzaak van het verwerven van steeds nieuwe competenties, waar gezinnen ook steeds krapper wonen, buurten steeds anoniemer worden’ (De Dijn, 2010, p. 5). De ruimte en bereidheid om de last van ‘anderen’ te dragen, komen dan ook in gedrang. Kortom, de aanwezige eensgezindheid over de opzet van de vermaatschappelijking van de zorg, houdt niet automatisch in dat dat ook in de realiteit, in praktijken haalbaar is. Dit laatste heeft te Thuis(loos) na de psychiatrie | 71 maken met de draagkracht: wat zijn de mogelijkheden van de samenleving en van organisaties om de maatschappelijke gevolgen van het beleid te kunnen opvangen? Volgens Kwekkeboom (1999) kun‐
nen we ter zake een onderscheid maken tussen de sociale/maatschappelijke en de institutionele draagkracht. Deze opdeling geeft aan dat het effectief slagen van het proces van de vermaatschap‐
pelijking van de zorg een inspanning van de gehele samenleving vereist. Zorg in de samenleving is immers een gedeelde zorg. Doch vooraleer dit een realiteit wordt, zijn er inspanningen op verschil‐
lende niveaus nodig, namelijk van familie, vrienden, de buurt, professionelen tot de manier van opbouw van sectoren, van de samenleving. 6.3.1.1
Van familie, vrienden tot de buurt Binnen het vermaatschappelijkingsproces wordt een belangrijke rol toegekend aan de informele zorgverleners. Zoals De Dijn (2010) aanstipte, is de ruimte en de bereidheid om deze zorg beperkt door allerlei maatschappelijke veranderingsprocessen. Koops & Kwekkeboom (2005) brengen nog een element aan en wijzen op de algemene verharding van de samenleving waardoor mensen die anders zijn buitengesloten en geïsoleerd worden, waardoor een tweedeling in de samenleving ont‐
staat. Dit heeft (onder andere) te maken met de onbekendheid van het probleem van psychische kwetsbaarheid. De samenleving heeft de kans niet gekregen om hen te leren kennen omdat ze vroe‐
ger opgenomen werden in, afgelegen, psychiatrische instellingen en dus ook niet geleerd heeft om om te gaan met deze mensen en hen als gelijkwaardig te behandelen. Bovendien versterkt vaak de eenzijdige en clichématige berichtgeving over personen met een psychiatrisch verleden (box 106). Box 106: Sensatieverhalen laten diversiteit niet zien “Natuurlijk is het een beetje de beeldvorming wat zijn echt psychiatrische patiënten? Iemand is opgenomen met een depressie, of met een burn‐out of iemand die te maken gehad heeft met het overlijden van iemand die heel dichtstond en die de controle verloren is over zichzelf, die kan in een instelling terechtkomen omdat hij dat tijdelijk nodig heeft en dan zich weer terug te begeven naar de wereld, zonder dat dat problemen geeft. De beeldvorming rond die mensen is, het zijn natuurlijk de zwaarste gevallen die voor problemen zorgen, waar iedereen bang voor is, ik denk dat we dat moe‐
ten laten varen. Maar dat is niet gemakkelijk want die beeldvorming is er, maar zelf moeten we ervan afstappen dat dat altijd voor problemen gaat zorgen.” SHM 1. Voor Knoops en Kwekkeboom (2005) is de algemene ontoegankelijkheid van de samenleving een enorm knelpunt en een reden om de toekomst van de vermaatschappelijking toch maar niet te roos‐
kleurig te zien. En zelfs als het de goede weg op zou gaan, dan is het maatschappelijk draagvlak bij‐
zonder kwetsbaar. Eén incident is voldoende om de oude vooroordelen en weerstand weer te doen opborrelen (Verschure et al., 2004). Kortom, het grote ideaal van de vermaatschappelijking van de zorg voor mensen met een psychische kwetsbaarheid ‘een huis in een normale buurt, met zo nodig steun van familie, buren en professio‐
nal’ is niet evident en ver af. Een stap op weg naar dit ideaal is de methodiek van het Kwartiermaken. Het staat voor de poging een maatschappelijk klimaat te bevorderen waarin meer mogelijkheden ontstaan voor mensen met een psychiatrische achtergrond om erbij te horen naar eigen wens en mogelijkheden. Belangrijk hierbij is dat de wereld van de ‘gewone’ burgers en de wereld van kwets‐
bare burgers verbonden worden met elkaar. Dergelijk contact kan er alleen maar komen als het georganiseerd en ondersteund wordt. Kwartiermaken is in de praktijk ontstaan en door Doortje Kal (2002) vervolgens theoretisch onderbouwd vanuit normatief‐filosofische inzichten, zoals de rehabili‐
Thuis(loos) na de psychiatrie | 72 tatietheorie, ideeën over strijdigheid (Lyotard), differentie (Irigaray), vreemdheid en gastvrijheid (Derrida), en opschorting (Kal). Evaluaties van Nederlandse toepassingen van het Kwartiermarken (Kal, 2008; Van Bergen et al., 2008; Zandinga et al., 2009) wijzen op een verbeterde samenwerking tussen de organisaties, een meer toegankelijke hulpverlening, onder andere voor diegenen die eer‐
der zorg weigerden. Kwartiermaken is een intensieve methode, die veel vraagt van de professionals. De toepassing ervan blijft in de praktijk vooralsnog relatief beperkt. Evenwel wordt het gezien als een mogelijkheid om effectief een brug te slaan met het anders‐zijn.14 6.3.1.2 Private verhuurders Daar het allesbehalve evident is om een woongelegenheid te vinden voor personen met een psychia‐
trisch verleden, geven we een afzonderlijke plaats aan verhuurders van private woningen. Omdat het niet realistisch is om alle hoop op de sociale huisvesting te vestigen en omdat sociale huisvesting omwille van het toewijsbeleid eigenlijk slechts een optie op lange termijn is, speelt de private huur‐
markt een belangrijke, noodzakelijke rol (box 107). Helaas staan vooroordelen in de weg om het ver‐
huren aan psychiatrische patiënten in de realiteit om te zetten. En dienen dan ook inspanningen geleverd te worden om de mythes over personen die een vervangingsinkomen ontvangen én op het label dat de psychiatrie met zich meebrengt, te ontkrachten. Nu komen vooral minder gunstige ver‐
halen aan bod, terwijl dit slechts een klein deel van de lading dekt. Het inschakelen van ervaringsdes‐
kundigen die informatie geven over wat nu precies ‘leven met een psychische kwetsbaarheid’ bete‐
kent, kan de diversiteit blootleggen en een ander daglicht werpen op de nu heersende denkbeelden en bestaande stigma. Bijvoorbeeld een heropname in een psychiatrische instelling is niet enkel een negatief feit, een falen maar kan een ‘natuurlijke’ fase van het herstelproces zijn. Op dergelijke manier wordt de stem van de cliënt gehoord, een stem die nu veelal op de achtergrond blijft. Noch‐
tans houdt een van de aspecten van die vermaatschappelijking van de zorg ook het bieden van ruimte aan cliëntenvertegenwoordiging, aan het versterken van de positie van de (ex‐)psychiatrische patiënt (Kwekkeboom, 2001). Box 107: Warm maken van private verhuurders “Ik weet absoluut niet of meer bedden in de psychiatrie of meer sociale woningen het probleem zou‐
den oplossen, ik denk dat het vooral, allez, ook wel ligt aan de mentaliteitsverandering bij de privé‐
markt dat het daar dichtslibt, dat er daar sensibilisering moet zijn vanuit de minister, de overheid of vanuit de hulpverlening eigenlijk, van hoe kunnen we mensen wel bereid maken dat ze hun woning verhuren aan iemand die op invaliditeit of dat hij een borg heeft van het OCMW.” Psychiatrisch ziekenhuis 1. Daarnaast zijn private verhuurders op zoek naar zekerheid; het wel degelijk van ontvangen van de huurprijs en het onderhoud van de woning. Niet enkel voor huurders kan het een meerwaarde bete‐
kenen dat ze kunnen steunen op thuiszorgdiensten, op begeleiding. Ook naar verhuurders toe kan het troef zijn om hen over de brug te halen als ze weten dat betrokkene er niet alleen voor staat. Dit blijkt ondermeer in het verhaal van de sociale verhuurkantoren. 14
Indicatief: veel volk op studiedag in Gent rond Kwartier maken. Thuis(loos) na de psychiatrie | 73 Box 108: Over de brug halen van private verhuurders “Goh, puur praktisch is het wel handig als ge kunt zeggen van iemand wordt ondersteund door een netwerk, er is bijvoorbeeld begeleiding, ik weet dat dat soms gedaan wordt, bij mobielteams, als ze op zoek zijn naar een woonst, dat ze vanuit het mobielteam zeggen van kijk die persoon heeft bege‐
leiding, dat dat voor sommige huisbazen wel al een reden om ietske gemakkelijker over stag te gaan, van okay, ça va.” IBW 2. Om private verhuurders op dergelijke manier te overtuigen, kan enkel en alleen maar als die ambu‐
lante zorg uitbreiding kent. Dat acceptatie sterk blijkt samen te hangen met de mate van beschik‐
baarheid van hulpverlening en toezicht op leefbaarheid vinden we terug in verschillende onder‐
zoeken (Zeegers, 2003; Eugster et al., 2004; Gieser & Van Rooijen, 2004). 6.3.1.3 Ambulante zorg – (psychiatrische) zorg in de samenleving Als we zorg in de samenleving een kans willen geven, is het uitbreiden van het aanbod ambulante zorg noodzakelijk. De verdere uitbouw betreft zowel het reguliere aanbod als het aanbod binnen de geestelijke gezondheidszorg waardoor de institutionele draagkracht (Kwekkeboom, 2001) versterkt wordt. De nood aan meer mobiele teams in Gent ‐ in concreto: een verdrievoudiging ‐ is hierbij illu‐
strerend. Minder wachtlijsten bij de mobiele teams betekent niet enkel dat personen de zorg krijgen die ze nodig hebben maar ook kan ook bijdragen tot het verruimen van hun kansen op de woning‐
markt, het bevorderen van hun integratie in de samenleving. Maar enkel uitbreiden is niet de alles‐
zaligmakende oplossing. Naast deze materiële vorm van institutionele draagkracht dient er ook gewerkt te worden aan het versterken van de immateriële, de psychische draagkracht. Dit laatste verwijst naar de capaciteit om zorg en ondersteuning te kunnen geven die afwijkt van wat voor de actoren gebruikelijk is, om om te gaan met zogenaamd afwijkend gedrag. De vermaatschappelijking van de geestelijke gezondheidszorg houdt immers in dat van de algemene voorzieningen gevraagd wordt om adequaat te reageren op mensen met een psychische problematiek, een publiek die nieuw kan zijn voor hen. Dus naast het uitbouwen van meer zorg dienen er ook organisatorische en inhou‐
delijke veranderingen doorgevoerd te worden, zoals aandacht voor empowerment en herstel, ont‐
wikkelingsgericht denken en het uitbouwen van maatschappelijke steunsystemen centraal zetten (De Groof et al., 2010). Vooral dit laatste brengt ons bij de vraag of de sectoren er klaar voor zijn. 6.3.1.4 Zijn de verschillende sectoren er klaar voor? ‘Een maatschappelijk steunsysteem is een geheel van behandelelementen en ondersteuning‐ en rehabilitatiemogelijkheden die de ernstig en langdurig psychische zieke nodig kan hebben om zijn plaats in de samenleving op te nemen’ (Mos & Van Weeghel, 1999). Zo’n systeem behelst zowel pro‐
bleemgerichte interventies (behandeling, bemoeizorg en crisisinterventies) als ontwikkelingsgerichte interventies (re‐integratie en rehabilitatie) en bestaat naast organisaties binnen de geestelijke gezondheidszorg, algemene diensten inzake huisvesting, inkomen, arbeid, opleiding en (in)formele zorgverleners. Het uitbouwen van dergelijke systemen vraagt dan ook het samenwerken van organi‐
saties, het creëren van netwerken. Terwijl verschillende respondenten van oordeel zijn dat ze in Gent verder staan met de samenwerking in vergelijking met andere regio’s, zijn ze er van overtuigd dat dit nog geïntensifieerd moet worden: ‘En het proces dat bezig is, blijven continueren, rond samenwer‐
king, rond het beroep kunnen doen over de lijnen heen op mekaar’. Thuis(loos) na de psychiatrie | 74 Hoewel er duidelijk stappen gezet werden, kan de vraag gesteld worden of de sectoren er wel klaar voor zijn. De verschillen tussen de aanbieders van voorzieningen op de verschillende levensterreinen blijken de gewenste netwerkontwikkeling en samenwerking in de weg te staan. Illustrerend hierbij is het frequent aangestipte, heikel aspect van het uitwisselen van informatie, basisgegevens tussen de geestelijke gezondheidszorg en de huisvestingssector. Dat het een moeilijk evenwicht betreft en in de sferen van het beroepsgeheim komt, daarvan zijn beiden zich bewust. Onduidelijkheid over wat de precieze opzet is van de vraagstelling (is het in functie van het uitstippelen van de nodige zorg of in functie van het al dan niet toewijzen van een woning?), wie de informatie uiteindelijk krijgt, wijzen vooral op het bestaan van wantrouwen tussen de sectoren, een wantrouwen die allesbehalve bevor‐
derend is voor samenwerking. Het opstellen van duidelijke richtlijnen van wat er gevraagd kan wor‐
den (bijvoorbeeld niet de diagnose, maar welke zorg aangewezen is, wie de contactpersoon is) én de verplichting om de patiënt hierbij te betrekken, zijn mogelijke stappen in het faciliteren van die informatiedoorstroming en zodoende verschillende organisatielogica’s dichter bij te brengen. 6.3.2 Nood aan differentiatie en flexibiliteit We hebben al aangestipt dat een zorgende samenleving een gedeelde verantwoordelijkheid inhoudt, een verantwoordelijkheid gericht op het toegankelijker maken van de samenleving. Maar zorg in de samenleving heeft ook nood aan een flexibele samenleving die tevens ruimte laat voor voldoende differentiatie in het beschikbare aanbod en die nuances toelaat. Dit beeld strookt echter niet met de huidige samenleving waarbij in termen van ziek‐zijn of gezond‐
zijn wordt gedacht. Bijvoorbeeld het dominante biomedische discours in de psychiatrie heeft ertoe geleid dat het, zowel voor cliënten binnen de geestelijke gezondheidszorg als de andere burgers, moeilijk is om anders te denken in dichotome termen van psychisch ziek en gezond (box 109). Dit verhindert het denken over anders‐zijn, een aspect dat belangrijk is voor sociale integratie. Zo bestaat er bijvoorbeeld geen grijze zone, maar ben je ofwel arbeidsgeschikt of arbeidsongeschikt. Box 109: Voorbeeld van duale denken “Kunnen we dan niets bedenken waarop het werk zich aanpast, in plaats dat zij zich moeten aan‐
passen? Allez waarom worden zij niet toegelaten voor een PWA‐opdracht? Dan kunnen ze zelf kiezen wanneer dat ze gaan werken, ze hebben een krediet van 45 uur per maand en ze kunnen aan de slag. En ze kunnen zich engageren op het moment dat het gaat. Dat zijn soepele systemen die we, als we het zwaartepunt verleggen van voorzieningen, instellingen naar maatschappij, naar zorgen in de samenleving dan moet die samenleving soepelerder worden, kneedbaarder worden om juist met die kwetsbaarheid om te kunnen gaan, ... Ge zit dus met een duale samenleving van ge hoort erbij of ge hoort er niet bij, ge zijt gezond of ge zijt ziek, daar moeten we vanaf. Zorg in de samenleving is juist die nuances durven uitbouwen in uw samenleving, in een flexibele samen‐
leving.” IBW 1. Dergelijke samenleving strookt ook niet met het cyclisch verloop die kenmerkend is bij het hebben van een psychische kwetsbaarheid. ‘De toekomst is niet te voorspellen maar bij ons moeten we er nog meer rekening mee houden’, zoals een bewoner van een IBW formuleerde. Periodes waarin per‐
sonen zich kunnen beredderen worden afgewisseld met periodes waarin dit minder of totaal niet lukt. Dit impliceert dat mensen kans moeten krijgen, hebben om te hervallen. Thuis(loos) na de psychiatrie | 75 Bepaalde klanten hebben immers nood aan meer dan een kans vooraleer ze erin slagen om op een onafhankelijke manier te wonen. De bereidheid om een tweede, derde, zelfs vierde kans botst met de inflexibiliteit van de werking van bepaalde organisaties maar evenzeer met de starheid van het aspect ‘wonen’. Box 110: Eenmaligheid ↔ cyclisch verloop “En dat zou ook op dit aspect voor wonen juist hetzelfde zijn, van goed het is niet omdat je nu woont, dat ge eigenlijk uzelf onder druk moet zetten van nu moet ik het waarmaken, ik heb maar ene keer recht op die installatiepremie, ik heb maar ene keer recht op die huursubsidie, ik heb maar ene keer de kans om mij hier waar te maken. Da zijn zo’n ongelofelijke, in ons, vanuit ons oogpunt, onmenselijke eisen naar iemand die je het juist geleerd hebt, dat dat totaal haaks op elkaar staat. Dat is echt, dat is waanzin, dat is waanzin. Als ge zorg in de samenleving, in dergelijke samenleving gaat uitbouwen, dan is dat gedoemd om te mislukken. Dat kan niet, dat kan niet. Ge moet permissief zijn, ge moet mensen eigenlijk durven laten mislukken. En dat vraagt dan weer die flexibiliteit hé, dat kun je niet vatten in een star systeem.” IBW 1. Om die starheid, die inflexibiliteit te milderen, suggereren respondenten om appartementen en stu‐
dio’s binnen de sociale huisvesting niet op basis van naam maar op functie toe te wijzen (box 111) en wijzen er op dat een aantal plaatsen binnen een SVK en/of sociale huisvestingsmaatschappij reeds voor de IBW’en voorbehouden zijn. Deze initiatieven zouden ze kunnen benutten voor diegenen die willen doorstromen, maar evenzeer iemand waarbij het zelfstandig wonen niet meer lukt, terug opnemen in het IBW en vervangen door een bewoner die er op dat moment wel klaar voor is. Op dergelijke manier zou de curve waarin de persoon groeit naar zelfstandig wonen kunnen samenval‐
len met de curve van de woningmarkt op het moment dat die persoon er ook effectief klaar voor is. Box 111: Toewijzen op functie “Als ge trajecten bundelt, zoals wij doen, we begeleiden 35 mensen, als ge trajecten bundelt, dan zou het toch veel soepelerder kunnen zijn dat we kunnen zeggen we claimen één plaats in dat woonblok waar dat we die persoon huisvesten. Als wij merken als multidisciplinair team dat die persoon niet meer over de capaciteiten, of over de mogelijkheden beschikt om dat te doen, gewoon iemand anders die dat kan overnemen. Dus wij wijzen niet toe op naam maar we wijzen toe op functie. Dat zou veel soepelerder zijn. Ook in SVK, mochten wij een dergelijk systeem kunnen hebben, dat we eigenlijk kunnen zeggen met alle IBW samen, in Gent gaat dat over meer 300 plaatsen, wij claimen x aantal plaatsen, dus gun ons die en wij maken ons sterk dat wij bij naam continu die plaatsen zullen benutten voor diegenen bij ons willen doorgroeien.” IBW 1. Ook flexibiliteit tussen de verschillende vormen van ondersteuning zouden een antwoord kunnen bieden op het cyclisch verloop kenmerkend bij mensen met een psychische kwetsbaarheid, periodes met meer ondersteuning afgewisseld met periodes met beperkte ondersteuning (box 112). Box 112: Flexibiliteit tussen ondersteuningsvorm “Maar als ge iemand hebt die door een mobiel team begeleid wordt, maar waarvan ze zeggen die vraagt eigenlijk veel te veel van ons, die zou beter langdurig en intensiever begeleid worden dat beschut wonen dat kan overnemen. Maar dat we ook gemakkelijker kunnen switchen, ik heb nu een bewoner die eigenlijk niet veel begeleiding vraagt, okay, hij zit in een studio die ik nu huur maar mis‐
schien is het goed dat het mobiel team maar ene keer in de 14 dagen langsgaat en dat wij onze begeleiding ergens anders kunnen doen. Ik denk dat dat meer de toekomst zal zijn. En dat het ook weer vlug teruggeschroefd of teruggekoppeld kan worden. Nu heeft hij iets meer begeleiding nodig.” IBW 5. Thuis(loos) na de psychiatrie | 76 Naast de nood aan soepele vormen in de hulpverlening op de woningmarkt signaleerden de respon‐
denten ook dat er meer nood is aan differentiatie in woonvormen. Voor mensen die een psychia‐
trisch ziekenhuis niet echt meer nodig maar die wel die omkadering, die begeleiding nodig hebben, kunnen hostels, pensions (een soort rust‐ en verzorgingstehuis (RVT) voor jonge mensen), of zoals in Nederland van die tehuizen, waar je mensen kunt laten overnachten of wonen, een oplossing vor‐
men. Nu krijgen initiatieven van ‘house sharing’ bij ons weinig kans omdat dit samenwonen nadelig is voor het behoud en voor de hoogte van het vervangingsinkomen omdat betrokkenen niet langer als alleenstaanden beschouwd worden. Ook het idee om een aantal woonformules op de campus van een psychiatrisch ziekenhuis (aanleunwoningen) mogelijk te maken wordt aangestipt. Dit zou voor sommige personen immers een gevoel van veiligheid bieden. Hoewel ze niet echt in het ziekenhuis verblijven, is deze heel nabij als er zich een crisis zou manifesteren. Ter uitleiding – het verplaatsen van de stoelen heeft ook de Titanic niet gered Vooraleer we deze bespreking van de onderzoeksresultaten afsluiten en in het volgende besluitende deel de voornaamste elementen opsommen, willen we nog opmerken dat de geformuleerde pistes om de hindernissen naar zelfstandig wonen voor psychiatrische patiënten te overwinnen op zich niet voldoende zijn. Ze vervangen immers niet de nodige hervormingen in het woonbeleid en inkomens‐
beleid. Thuis(loos) na de psychiatrie | 77 7. Conclusies en aanbevelingen De laatste decennia is er in Vlaanderen, net als in andere landen, een trend naar deinstitutionalise‐
ring en vermaatschappelijking van de zorg (De Decker, De Rick & Loosveldt, 2003, Knapp et al., 2011). Dit vertaalt zich onder meer in de afbouw van bedden in residentiële voorzieningen, een diversifica‐
tie van de zorg (zoals de groei van kleinschalige ambulante initiatieven) en een pleidooi voor meer participatie en empowerment van patiënten en cliënten binnen de zorg, en de verdeling van de ver‐
antwoordelijkheid voor de zorg over verschillende voorzieningen en personen. Deze ontwikkeling heeft tot gevolg dat er niet enkel nood is aan alternatieven in de zorg zelf, maar dat ook aan degelijke, betaalbare huisvesting. Als iemand, naar aanleiding van zijn ontslag uit een instelling op zoek moet naar huisvesting, dan komt hij in Vlaanderen terecht in een door eigenaars gedomineerd model van de huisvestingsmarkt. Dat het vinden van huisvesting niet evident is, leiden we af uit het profiel van thuislozen. Zo blijkt dat een belangrijke groep tussen de thuislozen komt uit de (bijzondere) jeugdzorg (48,5%), uit gevangenissen (33,1%) of uit residentiële voorzieningen voor de psychiatrie (34,4%) (Van Menxel, 2005). In dit verkennend onderzoek staat de uitstroom uit de psychiatrie centraal. In het onderzoek werden sociaal werkers die de instellingverlaters op weg zetten naar een zelfstandige woonsituatie uitge‐
breid geïnterviewd. Deze ‘street level bureaucrats’ (Lipsky, 1980) kunnen beschouwd worden als de actoren die op het terrein de vermaatschappelijking tot stand dienen te brengen. Vooraleer op onderzoeksresultaten in te gaan, willen we aanstippen dat personen die lang of her‐
haaldelijk verblijven in een psychiatrische instelling, die beperkte financiële middelen hebben en een netwerk missen, een groter risico hebben op een problematische uitstroom. Deze kwetsbare groep die een complexiteit van problemen laat optekenen, valt bovendien soms tussen de mazen van het geestelijke gezondheidszorgnet: ze kunnen niet terecht in een opvangcentrum omdat ze als te ziek beschouwd worden, of ze worden niet opgenomen in een psychiatrische instelling omdat thuisloos‐
heid als voornaamste problematiek wordt beschouwd en niet hun ziek‐zijn. In beide gevallen bete‐
kent dit dat betrokkenen niet over de voor hen nodige zorg kunnen beschikken. 7.1 De resultaten op een rij De uitstroom hebben we in beeld gebracht aan de hand van drie deelvragen, waarvan we hieronder de voornaamste vaststellingen noteren. Die vragen zijn (1) welke begeleidingspraktijken bestaan er om psychiatrische patiënten voor te bereiden op zelfstandig wonen? In welke mate zijn de instellin‐
gen en initiatieven daarmee bezig?, (2) hoe toegankelijk is de woningmarkt voor personen met een psychiatrisch verleden? Hoe positioneren de zorgaanbieders zich hierin? Hoe staan de huisvestings‐
actoren tegenover deze groep? en (3) welke institutionele of wettelijke problemen zijn er die de uit‐
stroom naar een zelfstandige woonsituatie bemoeilijken? Thuis(loos) na de psychiatrie | 78 a) Een blik op de begeleiding ter voorbereiding van zelfstandig wonen Het in kaart brengen van de begeleidingspraktijken is vooral gebaseerd op de situatie in psychiatri‐
sche instellingen en initiatieven beschut wonen. Inzake begeleiding merken we behoorlijke verschil‐
len op. Deze differentiatie valt toe te schrijven aan de onderling van elkaar verschillende filosofieën van de instellingen en aan de beschikbaarheid van personeel maar evenzeer aan de kenmerken van de patiënt. Terwijl de verschillende perspectieven aan bod komen in de bespreking van de onder‐
zoeksresultaten, beperken we ons hier tot enkele grote lijnen. - Hoewel iemands woonsituatie bij ontslag uit een psychiatrische instelling een aandachtspunt vormt al bij het begin van zijn opname, blijkt het allesbehalve evident om de invulling ervan vanuit een ziekenhuisverblijf op het terrein succesvol aan te pakken. In eerste instantie opereert men in een context waar het genezingsproces centraal staat, waar met andere woorden de psychische dimen‐
sie primeert. Daarnaast kampen sommige patiënten niet enkel met een psychische kwetsbaarheid maar blijkt het voor hen op verschillende terreinen moeilijk te lopen. De begeleiding dient dan ook haar inspanningen tegelijk te richten op verschillende domeinen, zoals het in orde brengen van administratieve zaken (waarbij het uitpluizen van de sociale situatie veel tijd vergt omwille van de ontoegankelijkheid van informatie), het zoeken naar opleiding of werk, het werken aan de relatie met de partner of familie, het milderen van financiële problemen, het zoeken naar vrije tijdsbeste‐
ding en huisvesting. Kortom, het facet ‘huisvesting’ is slechts één van de vele die in een begelei‐
dingsplan naar voor (kunnen) komen, terwijl zo’n begeleidingsplan bijna per definitie arbeids‐ en tijdsintensief is. In principe is de eerste stap in het zoeken naar een woning de inschrijving op de wachtlijst van een sociale huisvestingsmaatschappij en bij een sociaalverhuurkantoor. Heeft de patiënt bij het zelf‐
standig wonen na ontslag echter intensieve ondersteuning nodig dan wordt een aanvraag gefor‐
muleerd bij de initiatieven beschut wonen. Omwille van het personeels‐ en tijdstekort stellen we echter vast dat in de zoektocht naar een woning op de private huurmarkt ‐ de dominante uit‐
komst ‐ uiteindelijk heel veel aan de patiënten zelf wordt overgelaten. Het gaat hem dan vooral om ondersteunende begeleiding, zoals het voorbereiden van een gesprek met een verhuurder, het aanbieden van een lijst met te verhuren appartementen en studio’s. Naast het zoeken naar een woning is er aandacht besteed aan het (zelfstandig) wonen zelf. Daartoe worden therapieën aangeboden waarbij allerlei vaardigheden aangeleerd worden, zoals schoon‐
maken en koken, en het uitbouwen van een netwerk met reguliere thuiszorgdiensten en/of het MOBiL‐team. Ondanks de inspanningen betekent dit niet dat er wanneer nodig altijd een dak boven het hoofd beschikbaar is. En opnieuw al naargelang het ziekenhuis zijn de gevolgen anders: het ontbreken van een woonst kan resulteren in een langer verblijf, terwijl in andere situaties sommige patiënten het ziekenhuis verlaten ook al hebben ze geen dak boven het hoofd. - Bekeken vanuit de begeleiding kunnen we de IBW’en plaatsen tussen de psychiatrische ziekenhui‐
zen en de mobiele teams. De bewoners krijgen zelf meer verantwoordelijkheden inzake wonen dan in de psychiatrie, maar tegelijkertijd neemt de begeleiding toch een intensievere vorm aan dan in vergelijking met de mobiele teams. - De ondersteuning vanuit het IBW is in eerste instantie gericht op het wonen in het IBW zelf. Veel aandacht gaat daarbij uit naar het degelijk functioneren in een groep, het onderhouden van de woning en het verrichten van huishoudelijk werk. Naargelang de situatie wordt een beroep gedaan Thuis(loos) na de psychiatrie | 79 op de bewoners zelf of gaat men thuiszorgdiensten inschakelen. Net zoals in de psychiatrische zie‐
kenhuizen staat ook hier het inschrijven bij een sociale huisvestingsmaatschappij op de takenlijst, met het opvolgen van het inschrijvingsdossier en de actualisering ervan. Hoe de begeleiding concreet verloopt, blinkt uit in diversiteit waarbij vooral de behoeftes, de noden van de bewoners het beeld kleuren. Naast het in orde brengen en houden van de admini‐
stratieve zaken van de bewoners vergt het zoeken naar een zinvolle dag‐ en vrijetijdsbesteding veel energie van de begeleiders. Welke vorm de daginvulling krijgt, hangt opnieuw af van de behoeften en de draagkracht van de bewoners. - Wanneer men de psychiatrie of het IBW verlaat, is de nazorg van deze twee type voorzieningen relatief beperkt, zowel in intensiteit als in tijd. b) De (on)toegankelijkheid van de woningmarkt - Het is genoegzaam bekend dat het aanbod van sociale huurwoningen in Vlaanderen beperkt is. Het gevolg is dat de meeste personen na hun ontslag op de private huurmarkt terechtkomen. Maar dit segment is echter evenmin gemakkelijk toegankelijk. Ze worden geconfronteerd met een beperkt aanbod door (1) de aanwezige concurrentie van andere kandidaat‐huurders die veelal betere refe‐
renties kunnen voorleggen, (2) het gegeven dat vele huurwoningen voor hen nauwelijks betaalbaar daar ze meestal over een beperkt inkomen beschikken (eventueel nog minder door de afbetaling van schulden) en (3) uitsluiting omwille van de aard van hun inkomen en omwille van het stigma dat kleeft aan de psychiatrie. Als er uiteindelijk dan toch iets betaalbaars gevonden wordt, betekent dit in de meeste gevallen dat men heeft ‘ingeboet’ op de woningkwaliteit. Hoewel een dak boven het hoofd hebben een eer‐
ste stap is naar het opnieuw opbouwen van een leven buiten de psychiatrie en dat het wonen in een kwaliteitsvolle woning in een aangename omgeving daartoe niet belangrijke elementen zijn, blijft een gepaste oplossing ter zake vaak achterwege omwille van de beperkte keuze die psychia‐
trische patiënten op de woningmarkt hebben. - Binnen de sociale huisvesting lopen de wachttijden voor alleenstaanden, een grote groep onder de (ex‐) psychiatrische patiënten, hoog. Een wachttijd van zes à zeven jaar is geen uitzondering. Vooralsnog bestaat er binnen de sociale huisvesting geen voorrangsregels voor mensen met een psychische kwetsbaarheid. In Gent is er een protocol in de maak om voor ex‐psychiatrische patiën‐
ten een versnelde toewijzing mogelijk te maken en de instroom te kunnen stroomlijnen. Maar indien de regeling realiteit wordt, zal ze uiteindelijk maar gelden voor een (heel) beperkt aantal psychiatrische patiënten die via deze weg de sociale huisvesting kunnen binnenstromen. Dit ver‐
zwakt dan ook het karakter van voorrang. In tegenstelling tot de professionelen binnen de geeste‐
lijke gezondheidszorg die dit initiatief positief onthalen, zijn de huisvesters minder positief. Ze vin‐
den dat de verschillende voorrangsregels de druk op de wachtlijst doen toenemen en dat het voor hen steeds moeilijker wordt om dergelijke voorrang te verantwoorden. Eenmaal ingeschreven bij de sociale huisvestingsmaatschappij is de kous echter niet af. Omdat er binnen een redelijk termijn meestal geen gepaste sociale huurwoning vrijkomt, krijgen de kandi‐
daat‐sociale huurders tweejaarlijks een actualisatiebrief in de bus. Dit opvolgen blijkt voor vele (ex)psychiatrische patiënten geen vanzelfsprekendheid te zijn, waardoor ze vaak hun voorrang ver‐
liezen. De vraag moet bovendien gesteld worden of het sociale woningaanbod zoals het er vandaag uitziet een goede woonsituatie kan zijn voor psychiatrische patiënten. Heel wat appartementen en stu‐
Thuis(loos) na de psychiatrie | 80 dio’s liggen in grote complexen, complexen waar stilte een schaars goed is en verstoring van ande‐
ren om de hoek loert. Bovendien liggen enkele sociale woningcomplexen in buurten waar zich ver‐
schillende problematieken opstapelen. Ook binnen de sector van de sociaal verhuurkantoren stelt men vast dat ze door de verzwaring van de problematiek bij hun huurders meer en meer botsen op de grenzen van de huurbegeleiding. Bij een toenemend aantal huurders gaat het immers niet langer enkel om het ‘leren wonen’, maar ook om financiële problemen, relationele moeilijkheden en psychiatrische problematieken. En als SVK’s niet langer hun kerntaak kunnen waarmaken, bestaat de kans dat in de toekomst de eigenaars niet langer tevreden zijn en afhaken. c) Institutionele of wettelijke problemen die de uitstroom naar een zelfstandige woonsituatie bemoeilijken - Hoewel de overheid verschillende instrumenten heeft uitgewerkt om in te spelen op de betaal‐
baarheidsproblematiek van het wonen, bereiken ze niet altijd het verhoopte resultaat. Bij een OCMW‐huurwaarborg moet de aanvrager eigenlijk al een huurcontract op zak hebben, ter‐
wijl de verhuurders dan weer de zekerheid willen dat ze die waarborg ook effectief zullen te zien krijgen. Daarnaast kan een OCMW‐huurwaarborg ertoe leiden dat private huurders hun deuren gesloten houden. De eenmaligheid van de installatiepremie en de koppeling tussen de huursubsidie en de installatie‐
premie worden door het werkveld niet positief onthaald en wordt soms zelfs als een stap achteruit beschouwd. Die eenmaligheid correspondeert niet met het cyclisch verloop kenmerkend voor iemand met een psychische kwetsbaarheid en legt een bijzonder hoge druk op diegenen die er een beroep op doen omdat ze niet meer kunnen hervallen. - Omwille van de vele obstakels tijdens de zoektocht naar een private huurwoning en het beperkte aanbod op de sociale huurmarkt, roepen de respondenten op tot een uitbreiding van het aanbod van sociale woningen. Hierbij dient echter voldoende nagedacht te worden over het type woningen en de locatie ervan. Respondenten suggereren tevens om appartementen en studio’s binnen de sociale huisvesting niet enkel op basis van naam maar op functie toe te wijzen, zodoende een zekere flexibiliteit te creëren en trajecten van begeleiding en wonen te laten aansluiten. Een ander problematisch gegeven bij de samenwerking tussen de sociale huisvestingssector en de sector van de psychiatrie ligt in het uitwisselen informatie over psychiatrische patiënten, wat ons brengt bij het volgende element. - Het beroepsgeheim van professionelen werkzaam in de psychiatrische instellingen en IBW’en is vaak een belemmering voor het samen zoeken naar oplossingen. Huisvestingspartners (bijvoor‐
beeld) vinden een dergelijke uitwisseling noodzakelijk omwille van de complexe problematiek waarmee psychiatrische patiënten. Omgaan met die complexiteit vergt samenwerking, en samen‐
werking vergt informatie. Er is nood aan werkbare afspraken hieromtrent. Het zorgoverleg kan hier een antwoord op bieden. Het is een methodiek waarbij er de mogelijkheid is om voor mensen met complexe problemen de verschillende betrokkenen regelmatig samen te brengen om het proces te begeleiden en op te volgen. Op deze manier wordt niet enkel de nazorg ondersteund maar ook het probleem van het beroepsgeheim ondervangen omdat de patiënt betrokken wordt bij het overleg. Thuis(loos) na de psychiatrie | 81 - Daarnaast dient de weg van differentiatie in woonvormen verder gezet en geïntensifieerd worden via functie 5 van het artikel 107. Dat differentiatie noodzakelijk is, kwam naar voor bij de IBW’en waarin men aanstipt dat differentiatie absoluut geen overbodige luxe is, rekening houdend met de diversiteit aan bewoners, met de diversiteit van hun ambities en met de mogelijkheid die een gedifferentieerd aanbod biedt om door te groeien. Belangrijk hierbij is dat het samenwonen ook mogelijk gemaakt wordt en dat personen hun volle‐
dige uitkering behouden. - Om de kansen van personen met een psychische kwetsbaarheid op de woningmarkt te verruimen en hun integratie in de samenleving te bevorderen, is een verdere uitbouw van de ambulante zorg op haar plaats. Dit betreft zowel specifieke diensten (zoals mobiele teams, Centrum Geestelijke Gezondheidszorg) als de reguliere thuiszorgdiensten. Daarnaast dienen er ook organisatorische en inhoudelijke veranderingen doorgevoerd te worden, zoals aandacht voor empowerment en herstel, ontwikkelingsgericht denken en het uitbouwen van maatschappelijke steunsystemen. De vermelde resultaten zijn gebaseerd op een casestudie, namelijk de praktijken en ervaringen in Gent. Omwille van de inherente beperktheid van casestudie‐onderzoek, hebben we afgetoetst of onze bevindingen ook elders herkenbaar zijn. Tijdens een rondetafelgesprek met actoren uit andere regio’s kwam naar voor dat ook buiten Gent gelijkaardige ervaringen en praktijken gang‐
baar zijn. Daarnaast werden er ook enkele nieuwe elementen aangebracht. - De zoektocht op de private huurmarkt kan ook nog gehinderd worden door een beperkt(er) aan‐
bod van private huurwoningen (in niet‐stedelijke gebieden) en/of door de overheersende aanwe‐
zigheid van immobiliënkantoren binnen dat aanbod. Immokantoren vragen immers onmiddellijk naar het inkomen van de kandidaat‐huurder, of vragen ze of iemand zich borg kan stellen. - Er wordt benadrukt dat het aanbieden van nazorg, vervolghulp overal problematisch is. Naast het uitbreiden van het aanbod biedt het betaalbaar maken van bepaalde diensten ook een antwoord, zoals bijvoorbeeld de terugbetaling van toezicht op de medicatie door een thuisverplegingsdienst. - Een ander belangrijk gegeven is het aspect van bereikbaarheid ten opzichte van begeleidingsmo‐
gelijkheden, tewerkstellingskansen en vrijetijdsactiviteiten. Bij het zoeken naar herhuisvesting is het dan ook belangrijk om rekening te houden met de mobiliteit van patiënten. Dit is tevens gelinkt met het bestaan van heel wat ‘blinde vlekken’: sommige regio’s vallen uit de boot voor wat betreft het aanbod van zorg. 7.2 Aanbevelingen Aanbevelingen in het kader van het uitbreiden van het aanbod degelijke, betaalbare woningen. - Het uitbreiden van de sociale huurwoningvoorraad is een must, al moet men wel waakzaam zijn voor wat betreft de wijze waarop dit gebeurt. Dit houdt in dan men oog moet hebben voor zowel de inplanting als het concept. Grootschalige complexen, met een concentratie van een bepaald woningtype (appartementen, studio’s) is geen woonvorm die integratie‐bevorderend werkt of gun‐
stig is voor het welzijn van ex‐psychiatrische patiënten. Thuis(loos) na de psychiatrie | 82 - Naast een effectieve uitbreiding van het aantal sociale huurwoningen, kan het aanbod voor ex‐pyschiatrische patiënten ook bereikt worden door het voorzien van voorrangregels voor deze doelgroep. - Via een uitbreiding van de SVK‐sector, of door het ontwikkelen van initiatieven gebaseerd op de SVK‐methodiek, kunnen private huurwoningen voor deze doelgroep makkelijker bereikbaar wor‐
den. We dienen er immers vanuit te gaan dat sommige ex‐psychiatrische patiënten hulp nodig zul‐
len blijven hebben. - Daarnaast dient de weg van differentiatie in woonvormen verder gezet en geïntensifieerd worden via functie 5 van het artikel 107 en in het algemeen alternatieve woonvormen mogelijk gemaakt worden. Belangrijk hierbij is dat het samenwonen ook mogelijk gemaakt wordt en dat personen hun volledige uitkering behouden. Aanbevelingen in het kader van het faciliteren van de overgang van een opname binnen de GGZ naar een zelfstandige woonsituatie. De specifieke eigenheid van personen met een psychische kwetsbaarheid veriest dat het huisvesten van deze groep omkaderd wordt. - Dergelijke omkadering vraagt de nodige middelen, zoals voor de uitbreiding van het aanbod van ambulante diensten (zowel reguliere diensten als thuiszorgdiensten als specifieke diensten, zoals de Mobil‐teams). - Dergelijke ondersteuning dient ook gefaciliteerd te worden. Onder andere het wegwerken van de schotten tussen de verschillende sectoren is hierbij noodzakelijk. Het uitwerken van een protocol tussen de gezondheidssector en huisvestingssector kan hiertoe bijdragen. Daarin worden dan afspraken geformuleerd met betrekking tot het uitwisselen van basisgegevens van de cliënten. Ook begeleidingspraktijken inzake wonen dienen systematischer opgenomen te worden (en niet langer laten afhangen van de instellingen zelf of ze het elementen wonen al dan niet voldoende opne‐
men) en dit vergt een investering van zowel de gezondheidssector als van de huisvestingssector. Een belangrijk aandachtspunt hierbij is de nodige zorg voor de overgang van het verblijf in een instelling naar een zelfstandige woonsituatie. Aanbevelingen in het kader van bestaande instrumenten gericht op het aanpakken van de betaal‐
baarheidsproblematiek. - De huidige OCMW‐huurwaarborg sluit meer deuren dan dat ze deze opent: vele private verhuur‐
ders haken af als ze merken dat de huurwaarborg via het OCMW geregeld wordt. Een anonieme verstrekking van de huurwaarborg, waarbij de verhuurder de financiële oorsprong van de waarborg niet kent, zou alvast het potentiële aanbod van private huurwoningen verruimen voor deze doel‐
groep. - De installatiepremie is nu te beperkt daar ze maar eenmaal toegekend kan worden. We bepleiten niet dat het recht op de installatiepremie onbeperkt hoort te zijn. Maar we stellen nu vast dat die eenmaligheid een bijzonder grote druk legt op ex‐psychiatrische patiënten of dat anderen de aan‐
vraag van een installatiepremie uitstellen en ondertussen de eindjes niet aan elkaar kunnen kno‐
pen waardoor hun re‐integratieproces niet alle kansen krijgt. Ook de koppeling tussen de huursub‐
sidie en de installatiepremie vergt een herziening. - Een differentiatie in de toekenning van een huurpremie waardoor bepaalde doelgroepen de eerste vijf jaren niet zelf moeten overbruggen maar onmiddellijk aanspraak kunnen maken op een huur‐
premie. Thuis(loos) na de psychiatrie | 83 7.3 Tot slot Hoe ideëel ook qua doelstellingen in de praktijk zijn er nog veel belemmeringen voor de maatschap‐
pelijke participatie van psychiatrische patiënten. Hoewel professionals binnen de geestelijke gezond‐
heidszorg erin slagen om rust en stabiliteit in het leven van hun patiënten te brengen, valt de stap naar feitelijke maatschappelijke participatie en integratie moeilijk te zetten. Algemeen besluitend kunnen we dan ook stellen dat het vermaatschappelijkingsproces op verschillende obstakels botst. Eén grootte is de toegankelijkheid ‐ of beter gesteld: het gebrek ‐ van de woningmarkt. Het tekort aan degelijke, betaalbare woningen zet een rem op de doorstroming vanuit de geestelijke gezond‐
heidszorg waardoor het vermaatschappelijkingsproces op de helling komt te staan. Dat de doorstro‐
ming stokt, valt ook toe te schrijven aan de wachtlijsten binnen de welzijns‐ en gezondheidssector. Lange wachtlijsten leiden er ook toe dat vervolghulp in de thuissituatie niet verzekerd kan worden. Vermaatschappelijking valt of staat dan ook met de totale zorgketen van wonen, welzijn en zorg. Een ander obstakel ligt in het gegeven dat er uiteindelijk gewoond en geleefd moet worden in de bredere omgeving. Dit brengt ons bij een van de centrale vraagstelling ten aanzien van dit vermaat‐
schappelijkingsproces: is de maatschappij, de ruimere omgeving er klaar voor? Zorg in de samen‐
leving is immers een gedeelde zorg. Doch vooraleer dit een realiteit wordt, zijn er inspanningen op verschillende niveaus nodig, namelijk van familie, vrienden, de buurt, professionelen tot de manier van opbouw van sectoren, van de samenleving. Vooral het doorbreken van het bestaande taboe over de psychiatrie vormt hier een belangrijke uitdaging. Het is niet enkel een tijdrovend en moeilijk pro‐
ces om vooroordelen te doorbreken maar het maatschappelijk draagvlak is ook broos. Eén incident is voldoende om de oude weerstand weer op te wekken. Maar niet enkel de bereidheid om de zorg voor de ‘andere’ op te nemen is beperkt. Ook de ruimte om die zorg op te nemen, is klein en beperkter geworden door maatschappelijke veranderingspro‐
cessen. De huidige maatschappij waarin die gedeelde zorg zou moeten plaatsgrijpen, leent er zich niet meer toe. Het is allesbehalve evident om de zorg voor anderen op te nemen als er tegelijkertijd zo lang mogelijk gewerkt moet worden, levenslang leren gepromoot wordt, flexibiliteit de slogan is en de gezinnen steeds kleiner worden. Daarnaast betekent gedeelde zorg dat ex‐psychiatrische patiënten ook een beroep kunnen doen op anderen. Dit blijkt echter een veronderstelling die zich niet altijd vertaalt in de realiteit. Sommigen beschikken nog enkel over een professioneel netwerk, een netwerk dat bovendien niet continu aanwezig is. Daarnaast blijken personen met een psychische kwetsbaarheid nauwelijks in de buurt te leven – terwijl het ideaal van vermaatschappelijking van de zorg dat wel vooronderstelt (Verplanke & Duyvendak, 2010). Patiënten verblijven nu misschien min‐
der lang in een instelling maar tegelijkertijd wonen ze niet echt in de samenleving. We kunnen ons dan ook afvragen of voor iedereen het grote ideaal van de vermaatschappelijking van de zorg ‘na een kortdurige opname, een huis in een normale buurt, met zo nodig steun van familie, buren en professional’ realistisch is. Ons inzien negeert dit ideaalbeeld de diversiteit binnen de psy‐
chiatrie. Sommige patiënten hebben geen baat bij een korte opname maar hebben gewoonweg meer tijd nodig om te herstellen binnen een residentiële context of hebben veel ondersteuning en bege‐
leiding nodig vanuit professionele hoek. Daarnaast kunnen sommigen enkel wonen als ze kunnen steunen op de veiligheid en de controle die het leven in groep biedt. Enkel en alleen het herkennen van dergelijke diversiteit zal leiden tot een duurzaam resultaat. Thuis(loos) na de psychiatrie | 84 Bibliografie Aelvoet M. & Vandenbroucke F. (2011), De psyche: mij een zorg?! Geestelijke gezondheidszorg door participatie en overleg, Brussel. Balthazar T. (2008), Beleidsnota Straathoekwerk 2008‐2013. Werken aan de onderkant van de samenleving, (online), http://www.gent.be/docs/Departement%20bevolking%20en%20Welzijn/ Dienst%20Straathoekwerk/Beleidsnota%20Straathoekwerk%202008‐2013.pdf Blok G. (2004), Baas in eigen brein. ‘Antispsychiatrie in Nederland, 1965‐1985’, Uitgeverij Nieuwezijds, Amsterdam. Bral L., Jacques A., Schelfaut H., Stuyck K. & Vanderhasselt A. (2011), Een monitor voor leefbare en duurzame Vlaamse steden, Agentschap voor Binnenlands Bestuur, Brussel. Cools B. (2006), ‘Hoe ver‐drijven we de geestelijke gezondheidszorg’, Alert, vol. 32, nr. 5, p. 60‐70. De Bie J. & Remans B. (2001), Een geïntegreerd model voor de liaisonpsychiatrie, http://www.paaz.be/public/OfficieleTeksten016.php#WatIsLiason Decroos V. (2012), Rapportage 10 jaar psychiatrische zorg in de thuissituatie in Oost‐Vlaanderen, Nevelland, Drongen. De Decker P., Vlerick E. & Le Roy M. (2009), Eigenaars die woningen verhuren aan een SVK. Profiel, motieven en tevredenheid, Steunpunt Ruimte & Wonen, Leuven. De Decker P. (2012), ‘Woonbeleid en welzijnswerk: de scheiding voorbij?’in: B. Hubeau & T. Van‐
dromme (eds.), Vijftien jaar Vlaamse Wooncode, Die Keure, Brugge, p. 361‐405. De Dijn H. (2010), Vermaatschappelijking van de zorg: in welke maatschappij?, (online), http://www.pzolv.be/upload/HDD‐Vermaatschappel_vd_zorg%20_2_.pdf De Groof M., DeSmet A. & Van Audenhove C. (2010), De plaats van de psychiatrische pleegzorg binnen het toekomstig GGZ beleid, LUCAS, Leuven. De Jaegere V., De Smet A., De Coster I. & Van Audenhove C. (2010), Een starterskit voor betere GGZ: visie en methodieken, LUCAS, Leuven, (online), http://www.kuleuven.be/lucas/pub/publi_upload/2011_7_VDJ_AD_IDC_CVA_Een%20starterskit%
20voor%20Betere%20GGZ.pdf. De Rick K., Loosveldt G, Van Audenhove C., Lammertyn F., van Weeghel J. & Van Buggenhout B. (2003), De vermaatschappelijking van de geestelijke gezondheidszorg, LUCAS, Leuven. FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de voedselketen en Leefmilieu (2011), Organisatie en finan‐
ciering van de Geestelijke Gezondheidszorg in België, (online), http://health.belgium.be/internet2Prd/groups/public/@public/@dg1/@datamanagement/docum
ents/ie2divers/19073085.pdf Drake R.E., Mueser K.T., Clark R.E. & Wallach M.A. (1996), ‘The course, treatment, and outcome of substance disorder in persons with severe mental illness’, American Journal of Orthopsychiatry, vol. 66, p. 42‐51. Eugster A., Van den Boogard J. & Bongers I. (2004), Een basis voor maatschappelijke steunsystemen in Noord‐Brabant, speerpunten vanuit de praktijk, Tranzo, Tilburg. FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu (s.d.), Gids naar een betere geestelijke gezondheidszorg – Vlaanderen, http://www.psy107.be/SiteFiles/Vlaanderen.pdf%20def.pdf Thuis(loos) na de psychiatrie | 85 Giesen, F. & S. van Rooijen (2004), Naar een maatschappelijk steunsysteem in de subregio Nieuwe‐
gein/Houten – Ondersteuning van mensen met psychische problemen in de samenleving, Trimbos, Utrecht. Goffman E. (1961), Asylums. Essays on the social institution of mental patients and other inmates, Penguin, Hardmondsworth. Goossens E., César A., Collard J., Gosset C. & Moons P. (2010), Ontslagmanagement in psychiatri‐
sche ziekenhuizen: eindrapport 2009, FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de voedselketen en Leefmilieu, Brussel. Harding J. & Willett A. (2008), Barriers and Contradictions in the Resettlement of Single Homeless People, Social Policy & Society, vol. 7, n° 4, p. 433‐444. Hartman C. & Tops P. (2005), Frontlijnsturing: uitvoering op de publieke werkvloer van de stad, Nicis, Den Haag. Kal D. (2002), Kwartiermaken – werken aan ruimte voor mensen met een psychiatrische achtergrond, Boom, Amsterdam. Kal D. (2008), Kwartiermaken voor mensen met een verstandelijke beperking in Amsterdam Oud‐
West, MOVISIE, Utrecht. Kerkhof van M.P.N., Gemert van G.V.M, Jannes C. & Larmuseau D. (s.d.), De organisatie van de psychiatrische zorg in Nederland en de geestelijke gezondheidszorg in België, http://assortiment.bsl.nl/files/3c62ea2e‐fd67‐4daa‐be2f‐87cac84574b3/ Koops H. & Kwekkeboom M. H. (2005), Vermaatschappelijking in de zorg. Ervaringen en verwach‐
tingen van aanbieders en gebruikers in vijf gemeenten, Sociaal en Cultureel Planbureau, Den Haag. Kristiansen K. (2005), Madness, Badness, and Sadness: Ontology control in ‘mental health land’ in: K. Kristiansen & R. Traustaddottir (eds), Gender and Disability Research in the Nordic countries, Lund: Studentlitteratur, p. 365‐393. Kwekkeboom M. H. (1999), Naar draagkracht. Een verkennend onderzoek naar draagvlak en draag‐
kracht voor de vermaatschappelijking in de geestelijke gezondheidszorg, Sociaal en Cultureel Plan‐
bureau, Den Haag. Leys M., Antoine C., De Jaegere V. & Schmitz O. (2010), Hervormingen in de geestelijke gezondheids‐
zorg. Evaluatieonderzoek ‘therapeutische projecten’, Federaal Kenniscentrum voor de Gezond‐
heidszorg, Brussel, (online), https://kce.fgov.be/sites/default/files/page_documents/kce_146a_evaluatieonderzoek_therapeu‐
tische_projecten.pdf. Lipsky M. (1980), Street‐level bureaucracy, dilemmas of the individual in public services, Russell Sage Foundation, New York. Maxwell J.A. (2009), ‘Designing a Qualitative Study’, in: L. Bickman & D.J. Rog (eds.), The SAGE Handbook of Applied Social Research Methods. Second Edition Sage Publications Inc., London, pp. 214‐253. Moons P., Gosset C. & Pasquasy N. (2005), ‘Performantiemaatstaven voor ontslagmanagement. Een aanzet tot kwaliteitstoetsing’, Acta Hospitalia, vol. 54, p. 51‐64. Mos M.C. & Van Weeghel J. (1999), Zorg in de samenleving. Een basisprogramma voor mensen met ernstige en langdurige psychische problemen, Trimbos‐instituut, Utrecht. Mowbray C.T. & Moxley D.P. (1998), ‘Consumers as mental health providers: first‐person accounts of benefits and limitations’, Journal of Behavioral Health Services & Research, vol. 25, n° 4, p. 397‐
411. Nederlandse Commissie van de Gezondheidsraad (2004), Noodgedwongen. Zorg voor niet‐
opgenomen acute psychiatrische patiënten, (online), http://www.gezondheidsraad.nl/sites/default/files/0410nr.pdf Philippot P. & Galand B. (2003), Les personnes sans‐abri en Belgique. Regards croisés des habitants de la rue, de l’ opinion publique et des travailleurs sociaux, Academia Press, Gent. Thuis(loos) na de psychiatrie | 86 Roovers M. (2004), Mensbeelden en moreel handelen in de zorg voor verstandelijk gehandicapten – een empirisch‐ethisch onderzoek, Valkhof Pers, Nijmegen. Schuyten G. (2004). Modellen van empirisch onderzoek 1. Kwalitatief onderzoek. Universiteit Gent, Gent. Segers K. & De Decker P. (2011), Woonpaden van kwetsbare bewoners: een studie met (ex)thuislozen in Oostende, Steunpunt Ruimte & Wonen, Leuven. Social Exclusion Unit (2004), Mental Health and Social Exclusion. Office of the Deputy Prime Minister, London. Solomon P. (2004), ‘Peer support/Peer provided services underlying processes, benefits and critical ingredients’, Psychiatric Rehabilitation Journal, vol. 27, n° 4, p. 392‐401. Stad Gent (2008a), Analyse van het woonaanbod in Gent – deelonderzoek voor de woonstudie. Stad Gent (2008b), Betaalbaarheid van het wonen in Gent – deelonderzoek voor de woonstudie. Stad Gent (2008c), Kwantitatieve analyse van de bevolking in Gent, SUM Research. Stad Gent (2009), Gent: woonstad, nieuwe woontrends. Samenvatting van de Gentse woonstudie, Stad Gent, Gent. Stad Gent (2012a), Het indicatorenrapport: met meer cijfers bouwen aan een beleid tegen armoede – update 2012.Stad Gent, Gent. Stad Gent (2012b), Gent in cijfers: 2012 – Gent stad voor Gentenaars en studenten. Data‐Analyse & GIS. Stad Gent (2013), Gent in Cijfers: omgevingsanalyse, www.gent.be/gentincijfers. Steenssens K. & Van Regenmortel T. (2009), Focus op: Dak‐ en thuislozen met een psychiatrische problematiek in Leuven, OCMW Leuven, Leuven. Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting (2010), Verslag armoedebestrijding 2008‐2009‐Deel 2. Naar een coherente aanpak in de strijd tegen dakloosheid en armoede. Thornicroft G. & Thansella M. 2009, ‘Translating ethical principles into outcome measures for mental health service research’, Psychological medicine, vol. 29, p. 761‐767. Van Audenhove C., Van Humbeeck G. & Van Meerbeeck A. (2005), De vermaatschappelijking van de zorg voor psychisch kwetsbare mensen, Lannoo Campus, Leuven. Van Bergen A., Sok K. & Henkens H. (2008), Buitengewoon: kwartiermaken en ervaringsdeskundig‐
heid in maatschappelijke steunsystemen. Beschrijving zorgvernieuwingsproject in Eindhoven en randgemeenten, MOVISIE, Utrecht. Van den Bossche F. (2009), Beleidsnota Wonen 2009‐2014, (online), http://www.vlaanderen.be/sites/default/files/documents/20_wonen_2009_2014.pdf Van den Bossche F. (2012), Beleidsbrief Wonen 2012‐2013, (online), http://docs.vlaamsparlement.be/docs/stukken/2012‐2013/g1780‐1.pdf Vandeurzen J. (2009), Beleidsnota Welzijn, Volksgezondheid en Gezin 2009‐2014, (online), http://docs.vlaamsparlement.be/docs/stukken/2009‐2010/g191‐1.pdf Vandeurzen J. (2012), Omzendbrief. ‘Vlaamse beleidsdoelstellingen bij de uitvoering van het decreet betreffende het lokaal sociaal beleid voor de periode 2014‐2019’, (online), http://www.jovandeurzen.be/sites/jvandeurzen/files/VR%202012%201611%20MED.0512‐
2%20Omzendbrief%20lokaal%20sociaal%20beleid%20‐%20bijlage_0.pdf Van Menxel G., Lescrauwaet D. & Parys I. (2003), Verbinding Verbroken, Steunpunt Algemeen Welzijnswerk, Berchem. Van Menxel G. (2005), ‘De ultieme onderkant: de thuisloze in het vizier’, in: P. De Decker, L. Goossens & I. Pannecoucke (red.), Wonen aan de onderkant, Garant, Antwerpen, p. 157‐194. Thuis(loos) na de psychiatrie | 87 Van Nuffel R. (2003), ‘De psychiatrische markt in Vlaanderen. Welke psychiatrische zorg is er te vin‐
den?’, Antenne, p. 22‐29. Verplanke L. & Duyvendak J.W. (2010), Onder de mensen? Over zelfstandig wonen van psychiatri‐
sche patiënten en mensen met een verstandelijke beperking, Amsterdam University Press, Amsterdam. VMSW (2011), SVK‐jaarrapport 2011, Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen, Brussel. Vlaamse Overheid (2011), Syntheserapport Visitaties Stedenfonds 2011. Over het Stedenfonds en het samenspel tussen de Vlaamse Overheid en Centrumsteden, http://www.thuisindestad.be/stedenfonds_3.html Vlaamse Overheid (2012), Wonen in Oost‐Vlaanderen, Agentschap Wonen‐Vlaanderen, Brussel. Vogels M. (2000), Beleidsbrief. Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen. Beleidsprioriteiten 2000‐2001, Brussel. Watts F. & Bennett D. (1991), ‘The concept of rehabilitation’, in: F. Watts & D. Bennett (eds.), Theory and Practice of Psychiatric Rehabilitation, John Wiley & Sons, Chichester, p. 3‐14. Winters S. & De Decker P. (2009), ‘Wonen in Vlaanderen: over kwaliteit, betaalbaarheid en woon‐
zekerheid’, in: L. Vanderleyden, M. Callens & J. Noppe (eds.), De Sociale Staat van Vlaanderen, Studiedienst van de Vlaamse Regering, Brussel, p. 199‐234. Winters S. & Elsinga M. (2011), ‘Wonen in Vlaanderen in internationaal perspectief’, in: J. Noppe, L. Vanderleyden & M. Callens (ed.), De Sociale Staat van Vlaanderen 2011, Studiedienst van de Vlaamse Regering, Brussel, p. 217‐256. Zandinga H., Koelmans H. & Swart A. (2009), Kwartiermaken doe je samen! Landelijk onderzoek naar de werkzaamheid van Kwartiermakersfestivals. Zeegers A. (2003), Maatschappelijk Steunsysteem Waterland, PIDO, Zaandam: Riagg Zaanstreek/ Waterland. Thuis(loos) na de psychiatrie | 88 
Download