Mechanisms of Disease 1 2015-2016 Voorwoord Hallo aankomende student! Het studentenleven is zwaar; heel zwaar. Daarom is SlimStuderen.nl er voor je om je door deze zware tijd heen te helpen! Is dat vak toch net iets moeilijker dan je dacht? En is een biertje op het terras nét iets aantrekkelijker dan je studieboeken? Dan neem je de samenvattingen van SlimStuderen.nl toch? SlimStuderen.nl is al 13 jaar hét ideale studiemiddel voor studenten! SlimStuderen.nl helpt studenten tentamens met succes te halen door verslagen aan te bieden die de hoofdlijnen weergeven van de verplichte literatuur en colleges voor een vak. Deze samenvattingen zijn van goede kwaliteit, eenvoudig te bestellen en nog betaalbaar ook! Om je kennis te laten maken met SlimStuderen.nl, vind je in deze informatiebrochure een aantal hoofdstukken van de hoorcollegestof van het vak “Van Mens tot Cel”. Wil je de rest van deze samenvattingen ook lezen? Kijk dan op www.slimstuderen.nl. Lijkt het je leuk om ons team te versterken? SlimStuderen.nl heeft altijd vacatures openstaan. Mocht je nog op zoek zijn naar een studiegerelateerde bijbaan, dan is werken bij SlimStuderen.nl misschien iets voor jou! Heb je interesse, stuur dan een e-mail voor meer informatie naar [email protected]. Wij als team van SlimStuderen.nl wensen je veel succes in je studententijd, de tijd van je leven! Facebook.com/SlimStuderen 1 Mechanisms of Disease 1 2015-2016 Inhoudsopgave VOORWOORD .......................................................................................... 1 INHOUDSOPGAVE .................................................................................... 2 HC 1 INTRODUCTIE MD1 ......................................................................... 3 HC 2 INTRODUCTIE IN HET IMMUUNSYSTEEM ........................................ 4 HC 3 AANGEBOREN EN VERKREGEN IMMUNITEIT.................................... 5 HC 4 PATHOLOGIE VAN DE NORMALE IMMUUNREACTIE ......................... 6 HC 5 MECHANISMEN VAN AANGELEERDE IMMUNITEIT ........................... 7 HC 6 B EN T CEL GENERATIE EN DIVERSITEIT ......................................... 9 HC 7 PATHOLOGIE VAN DE INFLAMMATOIRE REACTIES ........................ 11 Facebook.com/SlimStuderen 2 Mechanisms of Disease 1 2015-2016 HC 1 Introductie MD1 De blokcoördinatoren zijn mevrouw Bajema en mevrouw Arend. Mechanisms of disease 1 bestaat uit immunologie, pathologie en infectieziekten. Farmacologie speelt ook een rol bij deze gebieden. Voorbeelden van ziektemechanismen Voorbeelden van ziektemechanismen in het nieuws zijn de ebola epidemie, transplantaties, auto-immuunziekten en allergieën. Ziektemechanismen zorgen voor het hebben van een overzicht van de ziekten. In dit blok worden chronische en acute ontsteking behandeld, immunodeficiëntie, weefsel aantasting en weefsel herstel. In het volgende blok worden hemodynamische stoornissen, groeistoornissen, metabole stoornissen en congenitale abnormaliteiten behandeld. Ziekten kunnen bij verschillende onderdelen tegelijkertijd horen. Thema’s Het blok bestaat uit zeven thema’s: het immuunsysteem, micro-organismen, infectieziekten, preventie en controle van infectieziekten, allergie, auto-immuniteit en tot slot transplantatie. ‘Goals’ Belangrijke onderwerpen om te beheersen zijn de normale afweer, histologie, microorganismen, pathogenese ed. van infecties, pathogenese van het falen of hyperresponsiviteit van het immuunsysteem, immunologie van transplantatie en klinische problemen. Er zijn responsiecolleges en seminars bij de thema’s. Toetsing Er zijn iedere week formatieve testen en er is een aanwezigheidsplicht bij de werkgroepen en practica. Er is een tussentoets (15%) en een eindtoets (85%). Facebook.com/SlimStuderen 3 Mechanisms of Disease 1 2015-2016 HC 2 Introductie in het immuunsysteem Defensie Eerste barrière Het menselijk lichaam wordt aangevallen door veel verschillende pathogenen: virussen, bacteriën, fungi en parasieten. Het lichaam heeft drie lagen die het lichaam verdedigen. De eerste laag is de fysieke barrière: de huid, de gastro-intestinale tractus en bijvoorbeeld de respiratoire tractus. Epitheel vormt een ondoordringbare barrière die zich bevindt op de huid en in de holtes van het lichaam, zoals de longen en de darmen. De huid heeft een strakke anatomische organisatie, waardoor bacteriën en virussen niet goed binnen kunnen komen. De villi produceren ook mucus. Er zijn mechanische, chemische en microbiologische barrières om pathogenen tegen te houden. Tweede barrière De volgende barrière is het aangeboren immuunsysteem. Dit systeem wordt als eerste gealarmeerd. Deze cellen hebben een gelimiteerd aantal specificaties en zijn constant in aantal en activiteit tijdens de reactie. Het aangeleerde immuunsysteem verandert tijdens het leven. De witte bloedcellen, leukocyten, worden geproduceerd door het beenmerg en zorgen voor de afweer. De aangeboren immuuncellen zijn bijvoorbeeld de natural killercellen en neutrofielen. Blymfocyten en T-lymfocyten behoren tot het verkregen immuunsysteem. De lymfocyten bevinden zich gedurende lange tijd in het lichaam. Als het immuunsysteem niet goed werkt, zal de individu sterven. Het aangeboren systeem moet gelijk reageren, pas daarna reageert het verkregen immuunsysteem. Derde barrière Het verkregen immuunsysteem is de derde barrière. Macrofagen in de lymfeknopen filteren de pathogenen uit perifere weefsels. De lymfeknopen bestaan uit B-lymfocyten (buitenkant) en T-lymfocyten (binnenkant). Macrofagen in de milt zijn gespecialiseerd in het filteren van pathogenen uit het bloed en het presenteren van deze antigenen aan B en T-cellen. Langerhans cellen in de huid en mucosa zijn sentinels die T-cellen activeren. Lymfeorganen Er zijn primaire en secundaire lymfeorganen. De primaire organen zijn het beenmerg en de thymus. De secundaire organen zijn de milt, de lymfeknopen, de Peyers patches, etc. Een groot deel van de secundaire organen bevindt zich in de gastro-intestinale tract: GALT, tonsillen, adenoïden, appendix, Peyers patches. In de bronchiën bevinden zich de BALT en in de mucosa de MALT. Precursor T-cellen en gerijpte B-cellen worden geproduceerd in het beenmerg. De Bcellen kunnen dan functioneren, de T-cellen moeten nog rijpen in de thymus. De T-cellen gaan vaak naar lymfeknopen om antigenen te zoeken die worden gepresenteerd door antigeen-presenterende cellen. Activatie, plasmacel differentiatie en geheugen B-cel generatie vinden allemaal plaats in één lymfeknoop. Als de B- en T-cellen pathogeenspecifiek geactiveerd zijn, kunnen ze toegang krijgen tot de plek waar de pathogeen binnenkomt. Facebook.com/SlimStuderen 4 Mechanisms of Disease 1 2015-2016 HC 3 Aangeboren en verkregen immuniteit Cellen van de aangeboren immuniteit Aangeboren immuunreacties vertragen de pathogene replicatie en verspreiding totdat de verkregen immuniteit het overneemt. Met virus geïnfecteerde cellen produceren cytokinen (interferon). Deze cytokinen activeren de defensie. De cytokinen zorgen voor: - Inductie van de weerstand van virale replicatie in alle cellen; - Verhoging van de expressie van ligands voor receptoren op natural killercellen; - Activatie natural killer cellen om de met virus geïnfecteerde cellen aan te vallen. Lokale vasculaire gebeurtenissen beschermen tegen uitbreiding van systemische pathogenen en zorgen ervoor dat de activatie van het complementsysteem begint. Een systemische infectie is een gevaarlijke situatie en kan leiden tot multi-orgaan falen. Een complement is een snelle reactie van plasmaproteïnen die binnenkomende pathogenen markeren voor vernietiging. C3 (een eiwit) wordt gekliefd tot C3a en C3b. C3b bindt aan het oppervlakte van de pathogeen. De eerste pathway is de alternatieve pathway, de tweede is de lectine pathway en als laatste de klassieke pathway (C-reactief). Effector mechanismen van de aangeboren immuniteit C3b en C5b zijn de hoofdmoleculen van het geactiveerde complementsysteem. Complement receptoren op fagocyten triggeren de opname van C3b pathogenen. C5a activeert het endotheel, C5b initieert de formatie van het membraan-aanval complex dat poriën vormt in bacteriële membranen. Het is een complex systeem, omdat alleen de pathogeen aangevallen moet worden en niet het gezonde weefsel. C3a en C5a zorgen voor ontsteking bij de complement activatie. Dit leidt tot lokale versterking van de reactie. Bovendien worden neutrofielen en natural killercellen losgelaten bij de plek van infectie. Koorts zorgt ervoor dat pathogenen zich niet goed kunnen vermenigvuldigen en dat de pathogenen beter kunnen worden aangevallen. Door het beenmerg worden veel monocyten geproduceerd. In het cytoplasma van de cellen bevinden zich granulocyten met peptiden die werken met fagocytose en cytolyse. De ontsteking zorgt ervoor dat aangeboren afweercellen makkelijker de endotheelcellen in kunnen komen. Bij een afwezigheid van ICAM-1, kunnen de aangeboren cellen bij een infectie de pathogenen niet bereiken, omdat ze niet door de cellen heen kunnen. De cytokinen zorgen voor koorts en het vrijmaken van acute-fase proteïne door de lever. TLR receptoren verhogen de detectie van pathogenen door aangeboren afweercellen. Herkenning van bacteriële structuren triggert fagocytose en het vernietigen door de natural killercellen. Facebook.com/SlimStuderen 5 Mechanisms of Disease 1 2015-2016 HC 4 Pathologie van de normale immuunreactie Technieken om weefsels te bestuderen Pathologen in het LUMC ontvangen 14.000 biopsie preparaten per jaar om te bestuderen. Dit gaat met lichtmicroscopie, elektronenmicroscopie en de immunohistochemicale technieken. Aan de hand van deze technieken wordt de diagnose gesteld. Een stukje weefsel wordt in drieën verdeeld, zodat elke techniek toegepast kan worden. In bijvoorbeeld een nierpreparaat wordt gekeken of er glomeruli aanwezig zijn. De immunohistochemicale techniek werkt met antilichamen. Het weefsel wordt in bevroren toestand getest. Voor nierziekten wordt er vaak gebruik gemaakt van immunoglobulinen: C3, C1q en kappa (rood) en labda (groen) ketens. Er is een bepaalde kleur te zien als het antilichaam heeft gebonden aan iets in het preparaat. De normale immuunreactie In de immuunreactie spelen antilichamen, (ontsteking)cellen, laesies in weefsel en hypersensitieve reacties een sleutelrol. De antilichamen kunnen niet worden gezien met een lichtmicroscoop, maar immuuncomplexen kunnen wel gezien worden met een elektronenmicroscoop. Ze zijn te zien in het weefsel met directe immunofluorescentie en in het serum met ELISA of indirecte immunofluorescentie. Ontstekingscellen zijn granulocyten, lymfocyten, macrofagen en plasmacellen. De laesies in weefsel ontstaan door allergische reacties. De laesies kunnen veel verschillende diagnosen betekenen. Hypersensitieve reacties zijn moeilijk te herkennen met lichtmicroscoop, immunofluorescentie en elektronenmicroscoop. Door de informatie van de verschillende methoden te combineren, kan er beeld worden verkregen van het pathogenetische mechanisme. Voordelen en beperkingen van weefseldiagnostiek Een limitatie van immunofluorescentie is dat het antigeen niet wordt gespecificeerd met deze techniek. Een limitatie van ELISA is dat als het eenmaal gestandaardiseerd is, het weinig limieten heeft, maar het is een moeilijke techniek. Facebook.com/SlimStuderen 6 Mechanisms of Disease 1 2015-2016 HC 5 Mechanismen van aangeleerde immuniteit De mechanismen van verkregen immuniteit worden bestudeerd, omdat het van belang is voor infecties, kanker, vaccinatie, de gevolgen van gebreken in het immuunsysteem en therapieën die invloed hebben op het immuunsysteem. T-cellen T-cellen beschermen de cel tegen intracellulaire pathogenen. De T-cel receptoren herkennen de peptide antigenen die zijn geproduceerd na degradatie van de pathogeen proteïnes door dendrietcellen. De dendrietcellen die antigenen dragen, treden binnen in de lymfeknoop. Daar gaan ze naar het T-cel gebied. Een naïeve T-cel moet eerst geactiveerd worden. Er zijn meerdere signalen nodig voor T-cel activatie: antigeenspecifieke signalen en co-stimulatie. De naïeve T-cellen binden zich aan de antigeenpresenterende cellen die ze tegenkomen. Het antigeen-specifieke signaal wordt door de T-cel receptor doorgegeven. Het tweede signaal is nodig om de naïeve T-cel te activeren (co-stimulatie). Microbiële substanties verhogen de expressie van co-stimulerende moleculen op de antigeen-presenterende cel. Dat is de rol van gevaarsignalen in T en Bcel activatie. Proliferatie en differentiatie van geactiveerde naïeve T-cellen wordt geleid door Interleukine II. Naïeve T-cellen gebruiken de laag-affiniteit receptoren en geactiveerde cellen de hoge affiniteit receptoren. Activatie en functie van T-cellen: CD4 Th1 cellen; - Macrofaag activatie: intracellulaire pathogenen, auto-immuniteit. Deze cel maakt gebruik van interferon-gamma. CD4 Th2 cellen; - Hulp aan B cellen: extracellulaire pathogenen, allergie. CD4 Th17 cellen; - Extracellulaire bacteriën, fungi, weefsel ontsteking, auto-immuniteit. Deze cel maakt gebruik van Interleukine 17. CD4 normale T cellen; - Immuun tolerantie, regulatie van immuunreacties. Deze cellen produceren Interleukine 10. CD8 cellen (cytotoxisch). - Met productie van cytotoxinen kunnen ze met virus geïnfecteerde cellen aanvallen. CD8 cellen hebben sterkere co-stimulatie nodig om geactiveerd te worden dan CD4 Tcellen. CD4 kan helpen met het afvuren van cytokinen. De CD4 cellen zijn T-helpercellen. B-cellen B-cellen beschermen het lichaam tegen extracellulaire pathogenen. Ze werken met immunoglobulines. Het antilichaam herkent het eiwit van de antigeen. B-cel activatie Er is crosslinking van de B-cel receptor: er wordt gebruik gemaakt van een antigeenspecifiek signaal. Th2 cellen stimuleren de proliferatie en differentiatie van naïeve Bcellen. B-cellen werken altijd antigeen-presenterend. Het eerste signaal is het binden van de antigeen aan de B-cel receptor. De T helpercellen geven het tweede signaal door via CD40 ligands en cytokinen. Veel B-cel reacties zijn dus T-cel afhankelijk. Als ze niet T-cel afhankelijk zijn, worden de geheugencellen niet geactiveerd. Dit werkt dus niet met vaccinatie. Facebook.com/SlimStuderen 7 Mechanisms of Disease 1 2015-2016 Effector functies van antilichamen zijn het neutraliseren van toxinen, de remming van adherentie, complement activatie en opsonisatie. Een immunoglobuline bestaat uit twee zware en twee lichte ketens met een hoofddeel. Het hoofddeel is bij alle typen hetzelfde. De ketens bepalen welk immunoglobuline het is. IgG kan door de placenta en IgA en IgM worden gesecreteerd door epitheliale barrières door bepaalde receptoren. IgG, IgM en IgA beschermen bloed en extracellulaire vloeistoffen. IgG antilichamen beschermen cellen van toxische acties. Virale infecties kunnen geblokkeerd worden door de antilichamen te neutraliseren die beschermen tegen binding aan het virus. Het complement systeem bestaat uit veel eiwitten die zorgen voor formatie van het membraan aanvallende complex. C3 is het centrale molecuul. Activatie van C3 zorgt voor activatie van C5b en dus activatie van het complement systeem. Facebook.com/SlimStuderen 8 Mechanisms of Disease 1 2015-2016 HC 6 B en T cel generatie en diversiteit B- en T-lymfocyten Oorsprong Het lichaam weet niet welke pathogenen het gedurende het leven tegen zal komen. Het is daarom van belang om een groot repertoire aan verschillende immuunsystemen en immuuncellen te bezitten om elke mogelijke dreiging tegen te gaan. De aangeboren immuniteit speelt een rol bij het reageren op constante eigenschappen van pathogenen. De aangepaste immuniteit speelt een rol bij het reageren op alle mogelijke pathogenen, zowel bekende pathogenen als nieuwe pathogenen. Voor het creëren van zowel de aangeboren als de aangepaste immuniteit zijn een tweetal immuuncellen van groot belang, namelijk de B-cellen en de T-cellen. De B- en T-cellen ontwikkelen zich uit de zogenaamde hematopoetische stamcel. Uit de B- en T-cellen ontwikkelen zich respectievelijk de plasmacellen en de T-effector cellen. Diversiteit, selectie en proliferatie Tijdens de ontwikkeling van de B- en T-lymfocyten, ontstaan er uit progenitorcellen een groot aantal verschillende lymfocyten. Elke lymfocyt heeft een andere specificiteit, dat wil zeggen dat elke lymfocyt op een andere pathogeen reageert. Er bestaat dus een grote diversiteit aan lymfocyten. Bij aanwezigheid van een pathogeen wordt de lymfocyt geselecteerd die kan binden aan die specifieke pathogeen. Dit proces heet selectie. Nadat de lymfocyt geselecteerd is, prolifereert de lymfocyt zodat de pathogeen onschadelijk kan worden gemaakt. T-cellen T-cel binding De receptoren die binding met B- en T-cellen mogelijk maken, zijn verschillend. T-cellen binden direct aan de cel door middel van een T-cel receptor. Deze T-cel receptor bestaat uit twee eiwitketens, een alfa-keten en een bèta-keten. De receptor bevindt zich ingebed in het celmembraan van de T-cel. Zowel de alfa- als de bèta-keten bestaan uit drie onderdelen: Een transmembraan gebied; Een constant gebied; Een variabel gebied. Aan het variabele gebied binden de antigenen/pathogenen zich uiteindelijk. Het variabele gebied is dan ook het verst verwijderd van de celmembraan. Aan de top van het variabele gebied bevinden zich de antigeen bindingsplaatsen. Op de gewone cellen bevinden zich de zogenaamde Major Histocompatibility Complexen (MHC-receptoren). Deze MHC-receptoren komen in twee klassen voor en binden antigenen en andere lichaamsvreemde stoffen. Na binding van een antigen door een MHC-complex, kan de cel worden gebonden door een T-cel door middel van de T-cel receptor. Er bestaan honderden verschillenden subtypen van het MHC-complex. Elk subtype kan maar één type T-cel binden. Zowel het antigen als de bindingsplaats zelf moeten op de T-cel receptor van de T-cel passen. Alleen in dat geval kan de T-cel zijn immunologische werking uitoefenen. Ontwikkeling T-cellen ontstaan in het beenmerg in de botten. Vanuit het beenmerg gaan de T-cellen naar de thymus waar ze een rijpingsproces ondergaan. Vanuit de thymus worden de Tcellen verspreidt door het lichaam. De eiwitten die de alfa- en de bèta-ketens gaan vormen staan op twee verschillende chromosomen. Tijdens de ontwikkeling van de ketens vindt er een herschikking plaats van de genen die de alfa- en bèta-ketens moeten gaan vormen. Hierdoor ontstaat er telkens een variabele vorm van de alfa- en bètaketens waardoor er dus recombinatie en een grote diversiteit aan T-cellen is. Facebook.com/SlimStuderen 9 Mechanisms of Disease 1 2015-2016 Thymische selectie De rijping van de T-cellen vindt plaats in de thymische organen. Hier vindt zowel positieve als negatieve selectie van T-cellen plaats. Bij positieve selectie zijn de corticale epitheelcellen in de thymus van belang. Op het celmembraan van deze corticale epitheelcellen bevinden zich MHC-complexen. T-cellen die aan dit complex kunnen binden blijven in leven, terwijl T-cellen die niet goed of redelijk aan het complex kunnen binden afsterven. Bij negatieve selectie van T-cellen spelen de dendritische cellen in de thymus een belangrijke rol. Hierbij blijven juist de T-cellen die matig binden aan de MHCcomplexen op het oppervlak van de dendritische cel in leven, terwijl de T-cellen die sterk binden afsterven. B-cellen Fasen van de B-cel respons De B-cel respons bestaat uit zes fasen: 1. Ontwikkeling van verschillende soorten B-cel receptoren in het beenmerg; 2. Aanpassing, eliminatie of inactivatie van B-cellen die binden aan onderdelen van het menselijk lichaam; 3. Ontwikkeling van een klein deel onrijpe B-cellen tot volwassen B-cellen in de secundaire lymfoide organen; 4. Recirculatie van volwassen B-cellen tussen lymfe, bloed en secundaire lymfoide organen; 5. Activatie en klonale toename van B-cellen in secundaire lymfoide organen door binding van een antigen; 6. Differentiatie tot antilichaam producerende B-cellen (plasmacellen) en Bgeheugencellen. Immunoglobuline De immunoglobulines, ofwel de antistoffen, die de plasmacellen uitscheiden zijn de stoffen die het antigen en eventuele pathogenen daadwerkelijk onschadelijk maken. Een antistof bestaat uit een langere, zware keten en een lichtere, korte keten. De uiteinden van de lichte en zware ketens zijn variabel en bevatten ook de bindingsplaats voor het antigen. De rest van het antistof is constant in opbouw. Het constante gebied is het gebied dat uiteindelijk contact maakt met de moedercel. De onderdelen van de lichte en de zware ketens staan gecodeerd op verschillende chromosomen. Geheugen Afweer op basis van antistoffen heeft een hoge specificiteit en geheugen. Na infectie is de tweede afweerrespons vaak groter, sneller en sterker dan de eerste afweerrespons aangezien er nu B-geheugencellen aangemaakt zijn. Facebook.com/SlimStuderen 10 Mechanisms of Disease 1 2015-2016 HC 7 Pathologie van de inflammatoire reacties Ontsteking Kenmerken van ontsteking Een ontstekingsproces wordt gekenmerkt door de volgende vijf aspecten: Warmte; Roodheid; Zwelling; Pijn; Verlies van functie. Deze vijf kenmerken ontstaan, omdat een ontsteking een reactie is van gevasculariseerd weefsel op pathogene stoffen. Deze reactie wordt gekenmerkt door het ontstaan van ontstekingsfactoren en beweging van vloeistof en leukocyten van het bloed naar extravasculair weefsel. Cellen bij ontsteking Bij ontsteking spelen enkele celtypen een belangrijke rol, namelijk: Gesegmenteerde neutrofielen; Monocyten; B- en T-lymfocyten. De gesegmenteerde neutrofielen bevatten een gelobde kern en een groot aantal granules binnen het cytoplasma. De neutrofielen zorgen ervoor dat de schade gerepareerd wordt. Monocyten ontwikkelen zich tot macrofagen en hebben een niervormige kern. Vaak bevatten monocyten ook vacuolen. De monocyten/macrofagen ruimen de aanwezige afvalstoffen en schadelijke stoffen op. De lymfocyten hebben een grote ronde kern en geen granules of vacuoles in het cytoplasma. De lymfocyten ruimen de pathogenen op. Oorzaken van ontsteking Ontsteking kan veroorzaakt worden door vele dingen, onder andere: Infecties: o Bacterieel; o Viraal; o Parasitair; o Fungaal; Immuunreacties; Weefselnecrose; o Ischemie; o Temperatuurletsel; o Chemisch letsel; o Trauma; Lichaamsvreemde objecten. Ontstekingsproces Ontsteking begint met vasculaire veranderingen. De bloedvaten gaan zich verwijden waardoor er een grotere en langzamere perfusie is. Plasma proteïnen lekken uit het vaatbed in het weefsel en zorgen door middel van osmose voor oedeem. Bovendien beginnen neutrofielen te emigreren richting het getroffen weefsel. De vasodilatatie wordt veroorzaakt door stikstofoxide (NO) en histamine. Door de vasodilatatie neemt de snelheid van de perfusie af waardoor er stase in het bloedvat kan ontstaan. NO en histamine zorgen ervoor dat de endotheelcellen zich samentrekken waardoor de permeabiliteit van het endotheel sterk toeneemt. De duur van deze toegenomen permeabiliteit is kort, vaak slechts enkele minuten of uren. Bij beschadiging van de endotheelcellen neemt de permeabiliteit van het bloedvat ook toe. Facebook.com/SlimStuderen 11 Mechanisms of Disease 1 2015-2016 Deze toename in permeabiliteit duurt vaak veel langer, vaak uren, dagen of zelfs maanden. Het doel van deze vasculaire veranderingen is om uiteindelijk leukocyten en plasma-eiwitten zo snel mogelijk op de plaats van infectie en weefselschade te krijgen. Chronologische volgorde ontstekingsproces Bij een ontstekingsproces komen als eerste de neutrofielen vrij. Dit is zo, omdat er al vaste bindingsplaatsen voor de neutrofielen in het endotheel aanwezig zijn. Deze bindingsplaatsen zijn E-selectine en P-selectine. De bindingsplaatsen voor de monocyten zijn niet aanwezig en moeten eerst nog gemaakt worden. Dit proces duurt 12 tot 48 uur. Na deze periode binden de monocyten en daarna pas komen de lymfocyten. Het ontstekingsproces stopt wanneer de geactiveerde monocyt (macrofaag) beïnvloed wordt door andere cytokines. Wanneer de macrofaag beïnvloedt wordt door onder andere IL-4 cytokines, wordt het ontstekingsproces geremd en wordt er een herstelproces gestart. Chronische ontsteking en granuloma Kenmerken Als weefsel langere tijd ontstoken blijft, spreken we van een chronische ontsteking. Deze ontstekingen worden gekenmerkt door: Grotere influx van lymfocyten; Bijkomende schade aan gezond weefsel; Pogingen tot herstel: o Weefselfibrose; o Proliferatie van bloedvaten. Bij acute ontstekingen komt men vaker neutrofielen tegen. Bij chronische ontstekingen zijn de verschillende typen lymfocyten juist nadrukkelijker aanwezig. Wanneer een ontsteking niet goed geneest, is fibrose vrijwel altijd de uitkomst. Bij fibrose wordt het bestaande weefsel vernietigd en vervangen door collageen. Hierdoor is er ook verlies van weefselfunctie. Granuloom Bij een heel langdurig ontstekingsproces kan er een granuloom ontstaan. Een granuloom is een ophoping van zeer grote cellen, macrofagen en lymfocyten. Facebook.com/SlimStuderen 12