Syndroom van Gilles de la Tourette in de DSM-IV • A. Verschillende motorische en één of meer vocale tics • B. Tics verschijnen verschillende malen perd dag, bijna dagelijks of met intervallen gedurende meer dan één jaar; in deze periode is er geen tic-vrije periode van meer dan 3 maanden • C. De stoornis veroorzaakt ontreddering of een duidelijke belemmering in het sociaal, beroepsmatig,…. functioneren Syndroom van Gilles de la Tourette in de DSM-IV • D. Aanvang voor de leeftijd van 18 jaar • E. Geen gevolg van de fysiologische effecten van bepaalde stoffen (bv. stimulantia) of een medische aandoening Prevalentie • Bij mannen: 1 à 8 op 1000 • Bij vrouwen: 0,4 à 4 op 1000 • Vrij veel variatie in prevalentiegegevens, o.m. te wijten aan instrumenten, leeftijd, soort populatie • Beste studie: Apter et al. (1992-1993) geeft bij adolescenten een voorkomen van 0,42 op 10.000 • Sex-ratio: 2:1-10:1 M-V Beloop • • • • • Aanvang vanaf 4 jaar Mediaan voor motorische tics is 7 jaar Meestal aanvang met enkelvoudige faciale tic Graduele ontwikkeling, meestal levenslang Minder symptomen in de adolescentie en volwassenheid Etiologie Sterke genetische bijdrage Autosomaal dominante overerving Interactie genetische en omgevingsfactoren (preen perinatale complicaties) Omgevingsfactoren kunnen ernst van symptomen beïnvloeden Neurobiologische en neuropsychologische bevindingen vragen om bevestiging Comorbiditeit OCD TS: tot ongeveer 50% OCD OCD: 19-59% TS Ongeveer 25% van TS-familieleden heeft OCD Ongeveer 5% van OCD-familieleden heeft TS Link tussen beide is nog onduidelijk TS+OCD heeft slechtere prognose Comorbiditeit ADHD TS: tot ongeveer 50% ADHD ADHD: 10-30% TS Ongeveer 35% van TS-familieleden heeft ADHD TS+ADHD: meer agressie Leerstoornissen ODD en CD Stemmingsstoornissen ………. Bijkomende kenmerken Coprolalie: 8-20 % van de gevallen (in andere culturen soms nog minder) Schaamte Fysieke letsels Gedragsmoeilijkheden (niet gecorreleerd met ernst symptomen) Sociale competentieproblemen vaak verworpen status Agressie Diagnostiek Tics laten beschrijven door ouders of kind Tics laten demonstreren Zelf tics demonstreren Aan tics gekoppelde nevenverschijnselen bevragen Observatie: onrust, rusteloosheid, kuchen, lichte tics, knipperen Let op: vaak worden tics opgehouden tijdens onderzoek Comorbiditeit bevragen/onderzoeken Instrumenten: zie oefening Interventie Voorlichting en begeleiding: Ouders, kind, school Contact met andere ouders en kinderen Minderwaardigheidsgevoelens Medicatie: reductie van ca. 70% is realistisch – Clonidine (Dixarit ) – Neuroleptica • pimozide (Orap ) • haloperidol (Haldol) • Gedragstherapeutische technieken (zie syllabus)