Zekerheid van de verlossing door Jezus Christus Alles wat de mens moet weten over het leven nu en het komende leven, is in de Bijbel geopenbaard. Korte inhoud van het Evangelie 1. Het evangelie begint met een begrip van God (YHWH). Hij is heilig en rechtvaardig; Hij is liefdevol en barmhartig; Hij is waarachtig en getrouw. Hij is de Schepper van hemel en aarde. Bij Hem is eeuwige vreugde en die vreugde is voor de mensen bestemd. 2. De mens is door God geschapen, maar is door overtreding een zondaar geworden, afgezonderd van God en vallend onder het kwaad. Dat leidt tot de dood. Hij kan zichzelf niet bevrijden en kan ook uit zichzelf niet de hemel verdienen. 3. De Bijbel leert dat God van ons houdt en het beste voor ons zoekt, want Hij is liefde. Maar… God is heilig en rechtvaardig en dus moet Hij de zonde straffen. 4. God brengt Zijn liefde en rechtvaardigheid samen in Zijn Zoon, Jezus Christus. Aan het kruis heeft Hij de straf gedragen die voor ons was bestemd. Nu kan Gods liefde doorgaan naar ieder mens die Zijn naam aanroept, als was er geen zonde gebeurd. (Psalm 16:11; Romeinen 6:23; Romeinen 3:23; Jakobus 2:10; 1 Johannes 4:16; Hebreeën 9:27; Johannes 1:1 en 14; Romeinen 5:8) Zelf deelhebben aan het Evangelie 1. Het aannemen van deze boodschap heet ‘geloof’ en dat betekent: - voor waar houden wat de Bijbel zegt over God, over de schepping en de mens, - vertrouwen in Jezus Christus voor de vergeving van je zonden en eeuwig leven. 2. Een mens kan pas echt op God vertrouwen, als hij beseft dat hijzelf te kort schiet en dat ook geen ander mens hem kan helpen dan Jezus Christus, Die voor ons mens geworden is. 3. Als iemand beseft dat hij een zondaar is, zal hij inzien dat hij zich moet omkeren van zijn eigen wegen om voortaan voor Gods weg te gaan. Dat is geen stelsel van geboden en verboden, maar een nieuw leven in de navolging van Jezus Christus. 4. Jezus Christus is de Heiland die door Zijn kruisoffer de mens met God verzoent. Hij is ook de Heer die ons leven bepaalt. Dat is een weg tot het leven dat al op aarde begint en met de opstanding voor eeuwig doorgaat. 5. God wil dat de mensen dit zeker weten. Hij biedt ons in Christus Zijn geschenk aan en wie dat van Hem aanneemt, gaat niet verloren in dood en hel, maar heeft het eeuwige leven. (Johannes 3:16; Efeze 2:8,-9; Handelingen 16:30-31, Handelingen 17:30-31; Petrus 3:9; Johannes 14:23; Filippensen 2:10-11; 1 Johannes 5:13; Johannes 6:47 Bijbels in diverse talen zijn verkrijgbaar bij de stichting EAS, Evangelische Anderstaligen Service te Harderwijk. www.eas-lectuur.nl 1 Johannes 3: 16 Want alzo lief heeft God de wereld gehad,(29) dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe. 17 Want God heeft Zijn Zoon niet gezonden in de wereld, opdat Hij de wereld veroordelen zou,(30) maar opdat de wereld door Hem(31) zou behouden worden. 18 Die in Hem gelooft, wordt niet veroordeeld, maar die niet gelooft, is alrede veroordeeld,(32) dewijl hij niet heeft geloofd in den Naam des eniggeboren Zoons van God. 19 En dit is het oordeel, dat(33) het licht in(34) de wereld gekomen is, en de mensen hebben de duisternis liever gehad dan het licht; want hun werken waren boos. 20 Want een iegelijk, die kwaad doet, haat het licht, en komt tot het licht niet, opdat zijn werken niet bestraft worden.(35) 21 Maar die de waarheid(36) doet, komt tot het licht, opdat zijn werken openbaar worden, dat zij in God gedaan zijn.(37) (29) de wereld gehad, Dat is, niet alleen de Joden, maar ook de heidenen in de ganse wereld verstrooid; Joh. 11:51,52; 1 Joh. 2:2. Van deze liefde Gods, zie breder Rom. 5:6,8, en Rom. 8:32. (30) veroordelen zou, Grieks oordelen; dat is veroordelen of verdoemen. (31) de wereld door Hem Dat is, die uit de wereld in Hem zullen geloven, zowel heidenen als Joden. (32) alrede veroordeeld, Namelijk in het gericht Gods, volgens de bedreiging der wet, als die de oorzaak der verdoemenis in zichzelven heeft. (33) het oordeel, dat Dat is, de verdoemenis, of, de oorzaak der verdoemenis. (34) het licht in Dat is, Christus en Zijn Evangelie. (35) bestraft worden. Dat is, ontdekt worden, en hij van dezelve overtuigd. (36) die de waarheid Dat is, die oprecht handelt. (37) in God gedaan zijn. Grieks in Gode gewrocht zijn; dat is, als in Gods tegenwoordigheid en naar Zijnen wil. 2