Trends in circulaire huisvesting Introductie Volgens het MVO Trendrapport 2017 streven ondernemingen uit alle sectoren en branches tegenwoordig naar inclusief, circulair en klimaatneutraal ondernemen (Reinhoudt & Teuns, 2017). Als onderdeel hiervan bepalen ondernemingen hun duurzaamheidsdoelstelling steeds vaker vanuit een wereldwijd belang en gebaseerd op een ethische houding. Ook steeds meer gemeenten tonen hierin lef en initiatief. Het credo is zelf actie ondernemen in plaats van alleen maar erover spreken en goed doen in plaats van minder slecht. Dit leidt ertoe dat, samen met de klantvraag voor duurzaamheid, er een duidelijke ontwikkeling plaatsvindt in de richting van duurzaam ondernemen, waaraan ook de huisvestingssector zijn steentje moet bijdragen. Van lineair naar circulair handelen Het huidige economische model dat ontwikkeld is sinds de industriële revolutie, kan worden omschreven als lineair volgens het patroon van 'take-make-dispose' (Ellen MacArthur Foundation, 2013a; Andrews, 2015). Hierin zijn de grondstoffen afkomstig uit de natuurlijke omgeving en worden deze gebruikt om producten te maken die uiteindelijk aan het eind van hun gebruiksperiode vernietigd worden. Mocht de wereld doorgaan met dit patroon, dan zal de schaarste aan grondstoffen en de productie van afval steeds groter worden. Deze beide effecten worden verder ondersteund door de groeiende bevolking en het welvaartsniveau wereldwijd. Er wordt verwacht dat in 2030 meer dan drie miljard nieuwe middenklasse consumenten in de economische markt stromen (Ellen MacArthur Foundation, 2013a), die met stijgende behoeften ook het verbruik van nieuwe (‘virgin’) grondstoffen zullen bevorderen en voor meer afval zullen zorgen. Deze effecten zijn vooral van belang voor de bouwsector, die verantwoordelijk is voor 32% van het totale wereldwijde energiegebruik in 2010 (Lucon, et al., 2014). In Nederland is de bouwsector verantwoordelijk voor de productie van het grootste deel van het afval van alle sectoren met bijna 25 miljard kg in 2010 (Statistics Netherlands, 2012) en 5% van de nationale uitstoot van kooldioxide in 2010. Het aandeel van vacante kantoorgebouwen is significant gegroeid in 2014 tot bijna 17%. De helft hiervan betreft structurele leegstand van drie jaar of langer, wat een toename van 10% betekent vergeleken met 2010 (Van Odijk & Van Bovene, 2014). In 2014 werd ruim 95% van al het afval van de bouw- en sloopsector hergebruikt. Bijna 70% hiervan komt in een laagwaardiger product terecht dan in het oorspronkelijke product (Van Odijk & Van Bovene, 2014), wat ook ‘downcycling’ genoemd wordt omdat het in een later leven niet meer voor de hoogwaardigere keten ter beschikking staat. Verder lijdt dit ertoe dat opnieuw grondstoffen gebruikt moeten worden om de hoogwaardige functie te bedienen. Om deze uitdagingen van grondstoffenverbruik, groeiende marktvraag, stijgende hoeveelheden van afval en laagwaardige recycling aan te gaan werd in 2013 het concept van ‘circulaire economie’ door de Ellen MacArthur Foundation geïntroduceerd. Het concept is als volgt gedefinieerd: “A circular economy is an industrial system that is restorative or regenerative by intention and design (…). It replaces the ‘end-oflife’ concept with restoration, shifts towards the use of renewable energy, eliminates the use of toxic chemicals, which impair reuse, and aims for the elimination of waste through the superior design of materials, products, systems, and, within this, business models.” (Ellen MacArthur Foundation, 2013a, p. 7). Volgens het principe van circulaire economie moet het gebruik van nieuwe grondstoffen zoveel mogelijk beperkt worden terwijl zo min mogelijk water en energie verbruikt zullen worden bij de bewerking van deze grondstoffen en producten (Ellen MacArthur Foundation, 2013b). Het concept van circulaire economie is gebaseerd op een aantal duurzaamheidsconcepten met onder andere Cradle-to-Cradle, Natural Capitalism, Biomimicry en Blue Economy. Alle bijbehorende kringlopen van het concept zijn verbeeld in het volgende diagram, waarin in het midden op verticale lijn het lineair proces is aangegeven. Aan de linkerkant is de biologische kringloop uitgetekend en aan de rechterkant de technische kringlopen met onder andere recycling, hergebruik (reuse) en onderhoud (maintenance). Figuur 1: model van circulaire economie volgens Ellen MacArthur Foundation (2013) Het concept van circulaire economie is volgens de Ellen MacArthur Foundation gebaseerd op vijf basisprincipes: • Design out waste: alle componenten van een product moeten zo uitgewerkt worden dat ze binnen de technische of biologische kringloop vallen en daarmee op z’n minst nog een tweede leven kunnen krijgen. • Building resilience through diversity: het systeem moet gebaseerd zijn op diversiteit, complexiteit en uniformiteit om bestand te zijn tegen invloed van buitenaf. • Rely on energy from renewable sources: het gebruik van oneindige niet vervuilende energiebronnen zoals zon, water en wind. • Think in systems: ieder product is een combinatie van verschillende onderdelen en kan daarom beschreven worden als een systeem van onderdelen. Hetzelfde is van toepassing voor het economische systeem, waarin alle onderdelen in samenhang gezien moeten worden. De beperking op onderdelen past niet bij het concept van circulaire economie. • Waste is food: er bestaat geen afval in de circulaire economie omdat ieder onderdeel weer met behulp van de kringlopen een waardevolle grondstof kan worden voor een nieuw product. Circulaire gebouwen De vertaling van het concept van circulaire economie naar de gebouwde omgeving vraagt om een aangepaste aanpak. Vaak wordt hier gerefereerd aan het concept van gebouwschillen volgens Stewart Brand (1994). Brand verdeelt het gebouw in zes lagen gebaseerd op de technische levensduur. Hierin is een grote variatie te zien tussen enerzijds de oneindige levensduur van het land (locatie / site) tot anderzijds een levensduur van minder dan een jaar voor de losse inboedel (losse inrichting / stuff). Reguliere producten worden uitgevoerd met onderdelen met een vergelijkbare levensduur. In dat geval kan het product als geheel beschouwd worden. Bij een gebouw bestaat er een grote variatie in de levensduren per onderdeel van het gebouw, wat de toepassing van het concept van circulaire economie uitdagender maakt. Om deze redenen is het op dit moment, tijdens de overgang van een lineaire naar een circulaire economische omgeving, het meest efficiënt om te focussen op de lagen met een korte levensduur zoals de losse inrichting (stuff) en vaste inrichting (spaceplan). Deze moeten dan wel goed te scheiden zijn van elkaar. Figuur 2: gebouwlagen volgens model Stewart Brand (1994) In lijn met de focus op de gebouwlagen met de kortste levensduren staat ook de focus op de gebruiksperiode. Voor het energieverbruik, het waterverbruik, de productie van afvalwater en de hoeveelheid afval is de impact van de gebruiksfase bijna vijf keer groter dan die van andere ketenfases (Van Odijk & Van Bovene, 2014). Dit maakt duidelijk dat in het voortraject goed overwogen keuzes gemaakt moeten worden voor de exploitatiefase vanuit het oogpunt van levenscyclusbenadering. Actuele ontwikkelingen in de huisvestingsmarkt in Nederland Na de crisis van afgelopen jaren groeit de bouwsector op dit moment enorm, in lijn met de algemene economische groei. Dit heeft ook invloed op de huisvestingsmarkt voor bedrijven. Huisvesting van bedrijven verschilt essentieel van huisvesting voor onderwijsorganisaties, zorginstellingen of overheden. Voor iedere organisatie moet bepaald worden wat komende jaren de opgaves van de organisatie zijn en wat de ideale omstandigheden zijn voor het uitvoeren van de taken van de medewerkers .De noodzakelijke vierkante meters vloeroppervlak, maar ook de indeling van de werkplekken, vergadermogelijkheden, stilteruimtes en andere te realiseren functies zijn hiervan afhankelijk (HEVO, 2015). Op basis hiervan kunnen het werkplekconcept en de overige randvoorwaarden om te komen tot duurzame huisvesting gedefinieerd worden. Volgens het MVO Trendrapport 2017 staan nu vooral inclusief, circulair en klimaatneutraal ondernemen op de agenda. Om dit ook binnen de huisvesting te realiseren zal die keuze voor een huisvesting op een circulaire manier aangepakt kunnen worden. De volgende acht regels kunnen hiervoor een algemene leidraad bieden voor organisaties en hun huisvestingskeuze: 1. Minder ruimte: ruimte efficiënt gebruiken door flexibel werken zonder vaste plekken. 2. Duidelijke scheiding van gebouwlagen: bevordert aanpasbaarheid en flexibiliteit van een gebouw bij verandering van behoeften (groei en krimp). 3. Gebruik in plaats van bezit: nieuwe verdienmodellen komen op de markt, waardoor gebouweigenaren en gebruikers voor het gebruik in plaats van het bezit betalen, vergelijkbaar met een leasecontract voor auto’s. Voorbeelden hiervoor zijn, Philips voor verlichting, Desko voor kantoormeubelen en Desso voor tapijt. 4. Nieuwe samenwerkingsvormen voor energiebesparing: Energy Service Companies (ESCO’s) zijn mogelijkheden voor gegarandeerde energiebesparing en comfortgaranties met inzet van externe financiering. 5. Goed doen in plaats van minder slecht: ook bij aspecten als kwaliteit, arbeidsvoorwaarden en milieu kan gestuurd worden op duurzaamheid. Steeds meer partijen richten zich erop om hier goed doordachte duurzame of zelfs circulaire oplossingen te kiezen en aantrekkelijker te zijn voor klanten en medewerkers. 6. Kennisdeling over circulaire huisvestingen: circulaire huisvestingen op basis van hergebruik van materialen en gebouwelementen is alleen mogelijk als de kennis over materialen en systemen beschikbaar is. Organisaties zoals Madaster bieden hier een nieuwe infrastructuur voor. 7. Duidelijke afspraken over circulaire ambitie: circulariteit is een heel breed concept, met veel verschillende interpretaties. Voor een project is het nodig om een duidelijke definitie van de circulaire ambitie te bepalen. 8. Langdurige ketensamenwerking: een circulaire aanpak van een project vraagt om intensieve en langjarige samenwerking van partners, die elkaar begrijpen en vertrouwen. Conclusie Samenvattend kan gesteld worden dat het noodzakelijk is om de gehele economie om te gaan vormen van een lineaire naar een circulaire economie. Dit is in het bijzonder op de bouw van toepassing vanwege de grote milieubelasting in het realiseren en exploiteren van huisvesting. Het concept van de circulaire economie is heel generiek en daardoor voor iedere economische situatie vertaalbaar. Voor gebouwen kan het concept van Stewart Brand met de gebouwlagen gebruikt worden, dat handvatten oplevert voor het sturen op gebouwdelen op de korte en middellange termijn. In de huisvestingsmarkt heeft vooral de inrichting van kantoren een korte levensduur, waardoor deze ideaal is om voorloper te zijn in het circulair maken van gebouwen. Als leidraad voor het circulair uitvoeren van huisvesting zijn er acht regels geformuleerd. Het realiseren van circulaire huisvesting is een ontwikkelingsvraagstuk waar de huisvestingssector nog wel enkele jaren mee bezig is. Organisaties die de stap serieus door willen zetten naar een duurzame bedrijfsvoering hebben echter al voldoende mogelijkheden om ook hun huisvesting circulair uit te voeren. Over de auteurs Johanna Scherer is afgestudeerd aan de Technische Universiteit Eindhoven op het onderwerp Circulaire Economie en is werkzaam als junior adviseur/projectmanager bij HEVO B.V. Willem Adriaanssen is partner bij HEVO B.V. en begeleidt organisaties in het vormgeven van hun vastgoedbeleid en bij het duurzaam en circulair ontwikkelen, realiseren en exploiteren van hun huisvesting. HEVO B.V. | Statenlaan 8 | Postbus 70501 | 5201 CB ’s-Hertogenbosch | 073 – 6 409 409 | www.hevo.nl | [email protected] Bibliografie Andrews, D. (2015). The circular economy, design thinking and education for sustainability. Local Economy, 0(0), 1-11. Ellen MacArthur Foundation. (2013a). Towards the Circular Economy 1, Economic and business rationale for an accelerated transition. Ellen MacArthur Foundation. Ellen MacArthur Foundation. (2013b). Towards the Circular Economy: Opportunities for the consumer goods sector. Ellen MacArthur Foundation. HEVO. (2015). Het Nieuwe Werken. 's-Hertogenbosch: HEVO. Lucon, O., Ürge-Vorsatz, D., Zain Ahmed, A., Akbari, H., Bertoldi, P., Cabeza, L., . . . Vilariño, M. (2014). Buildings. In O. Edenhofer, R. Pichs-Madruga, Y. Sokona, E. Farahani, S. Kadner, K. Seyboth, . . . J. Minx, Climate Change 2014: Mitigation of Climate Change. Contribution of Working Group III to the Fifth Assessment Report of the Intergovernmental Panel on Climate Change (pp. 671-738). Cambridge, United Kingdom and New York, NY, USA: Cambridge University Press. Opgehaald van https://www.ipcc.ch/pdf/assessment-report/ar5/wg3/ipcc_wg3_ar5_chapter9.pdf Reinhoudt, J., & Teuns, A. (2017). MVO Trendrapport 2017. Opgehaald van MVO Nederland: http://mvonederland.nl/trendrapport-2017 Statistics Netherlands. (2012). Environmental accounts of the. The Hague/ Heerlen: Statistics Netherlands. Van Odijk, S., & Van Bovene, F. (2014). Circular Construction. The foundation under a renewed sector. ABN AMRO, Circle Economy. Opgehaald van http://www.circle-economy.com/projects/member/abn-amro/