Piranesi in Parkstad: leren van `Romeinse

advertisement
Jos Bosman
Piranesi in Parkstad: leren van ‘Romeinse architectuur’
Wat verbindt Giovanni Battista Piranesi (1720 - 1778) en zijn reconstructie van het oude Rome met de Romeinse
geschiedenis van Heerlen? Het antwoord is: niet iets dat letterlijk als een historische relatie kan worden gezien.
Want Rome was het centrum van het Romeinse Rijk, met een indrukwekkende verzameling aan bouwwerken die
het idee van centrum uitdrukten, terwijl Coriovallum, het Romeinse Heerlen, aan de rand van dat Rijk lag, als
kleine stad. Desalniettemin kan het Raadhuis te Heerlen uit 1936-42, naar ontwerp van Frits Peutz, als een vorm
van leren van Piranesi’s idee van ‘Romeinse architectuur’ worden begrepen. De zuilen aan de zijkant van de
voorgevel van het stadhuis wijzen in de richting waar Coriovallum lag. Piranesi praktiseerde al in zijn tijd een
dergelijke manier van vertellend relaties opbouwen tussen resten uit de geschiedenis. De legitimatie van die
manier van interpreteren verdedigde hij vanuit het basisrecept van de Romeinse architectuur: ‘combinatorische’
verbeeldingskracht. Daarover, en de relevantie daarvan voor een omgang met het huidige Heerlen en zijn
historische resten, gaat de tentoonstelling.
In tegenstelling tot de Grieken die naar pure vormen streefden in hun vorm van architectuur die we ‘klassiek’
noemen, combineerden de Romeinen naar hartenlust vormen, zoals het hen uitkwam voor nieuwe functies. Zowel
op basis van functionele redenen, zoals in het geval van aquaducten, als op basis van representatieve redenen,
wilden ze bewijzen dat ze ‘innovatief’ waren.
maquette van winkel Beltgens, zoals te zien in de tentoonstelling (links: Romeinse buste op sokkel)
In de tentoonstelling is te zien hoe, in het jongste verleden, tenminste twee architecten zich ervan bewust zijn
geweest dat de Romeinse manier van ontwerpen ook op een eigentijdse wijze kan worden toegepast: architect
Wiel Arets (in 1955 geboren te Heerlen) en interieurarchitect Max van Beers (nog steeds wonend en werkend te
Heerlen) werkten samen aan een winkel voor Giel Beltgens te Maastricht, waarin een hof achter de winkel een
deel vormt van de beleving vanaf de straat (de winkel inkijkend). In de hof stond een sokkel met daarop (de kopie ? - van) een authentieke Romeinse buste. Het ontwerp en de uitvoering van deze winkel is geanalyseerd door
1
Studio Parkstad TU/e. Dit onderdeel van het onderzoek werd onder supervisie van ondergetekende en Hélène
Aarts uitgevoerd, net voordat de winkel geheel werd verbouwd door een nieuwe eigenaar, waarbij het
oorspronkelijke interieur is verdwenen.
Het grootste onderdeel van de tentoonstelling vormt het resultaat van het onderzoek door Manon Deijkers,
Christian Hazeleger, Mieke van Herwijnen en Jorrit Klaver hoe de architectuur er uit heeft gezien, die Piranesi in
zijn reconstructie van het oude Rome heeft uitgewerkt in een stadsplattegrond. Piranesi maakte weliswaar veel
etsen waarop gebouwen te zien zijn, maar van de gebouwen die in de vorm van maquettes in de tentoonstelling
worden gepresenteerd waren er veel niet getekend door de beroemde Italiaanse kunstenaar en graficus. Hoe de
gebouwen er naar alle waarschijnlijkheid hebben uitgezien kon worden herleid via een verkenning van destijds
bestaande typen. Het uitgangspunt is dat Piranesi bestaande Romeinse typen combineerde. Voor een deel
fantaseerde hij hoe Rome er ooit uitzag, en vulde hij de gaten in de kennis (de gebouwen die onbekend zijn
gebleven) in met delen die het beeld van de overgebleven resten compleet maken. Dat complete beeld toonde hij
in zijn plattegrond van het Marsveld. Dit deel van het onderzoek werd uitgevoerd onder supervisie van dr. ir. Gijs
Wallis de Vries.
Expositie onderdeel: 3-D interpretatie van Piranesi’s reconstructie van het Marsveld
Wallis de Vries promoveerde 25 jaar geleden op dit onderwerp, en beschreef toen de vers chillende ruimtelijke
belevingen die Piranesi in zijn gereconstrueerde stadsplattegrond suggereert. Nu is de verwoording van die
beleving vertaald in prachtige maquettes. De maquettes laten in kurk zien wat er van het verleden van Rome in
werkelijkheid is overgebleven; in hout is toegevoegd wat Piranesi daarbij bedacht als ‘reconstructie’. Bij de
expositie verschijnt de publicatie ‘ARCHESCAPE. THE PIRANESI FLIGHTS’ bij Uitgeverij Duizend & Een. Met
bijdragen van Lars Spuybroek (The Acrobatics of the Figure: Piranesi and Magnificence); Gijs Wallis de Vries
(ARCHESCAPE. The Piranesi flights); Jos Bosman (Cover text). Te koop in de expositie, 10 euro.
Dit onderdeel van de expositie in Heerlen reist na de presentatie in kunstencentrum Signe verder naar Antwerpen,
Delft, Den Haag, Edinburgh, Gent, Leuven, Luik, Madrid en New York.
2
Piranesi en Parkstad
De stad Heerlen heeft een Romeins verleden. In ieder geval getuigt het door Frits Peutz (1896-1974) ontworpen
stadhuis van Heerlen dat hij hier naar wilde verwijzen. Deze architect heeft nagedacht over de typisch Romeinse
impuls om vervolgens zelf op een combinatorische manier met de taalelementen van de architectuur om te gaan.
Na het stadhuis van Peutz laat het AZL-gebouw van Wiel Arets in Heerlen zien hoe een combinatorische manier
van ontwerpen iets kan betekenen voor het omgaan met wat er staat gebouwd in de stad. Dat gebouwde complex
kan als een meer abstracte variant van ‘de Romeinse manier’ van transformeren worden begrepen. Een vorm van
architectuur die zelfvertrouwen in wat de stad is en wil uitdrukt. Niet op de pathetische manier van het oude,
metropolitaanse Rome, maar op een manier die past bij een regiostad die optimaler gekoppeld zou kunnen
worden aan het netwerk van de ‘North Western Metropolitan Area’ (met Parijs en Keulen). Als over een paar jaar
de intercitylijn van Schiphol naar Heerlen via Aken doorgetrokken is naar Keulen is het zover: dan kan ook de
Romeinse ‘onderlaag’ weer tot de verbeelding gaan spreken, wetende dat Keulen ooit de grootste Romei nse stad
was in het Noorden, en ook destijds Keulen-Aken-Heerlen een hoofdweg was. Die hoofdweg liep destijds door via
Maastricht naar de kust van Noord-Frankrijk.
Welke cultuur met welke eigenschappen ligt onder die van Parkstad van vandaag? - ‘Links van de Rijn’
Parkstad ligt op de waterscheiding van twee culturele tradities uit het verleden. Van Kerkrade tot Keulen wordt
een taal gesproken – het Ripuarisch – die voor een identiteit staat die zich bewust ‘links van de Rijn’ opstelt, en die
zich afgrenst van de Pruisische mentaliteit en de uitdrukking daarvan, ook in de architectuur. Naar de andere kant
van Parkstad strekt zich de Maaslandse cultuur uit, tot aan Luik, waarin de erfenis van een Latijnse manier van
uitdrukken doorklinkt, en alle mutaties daarvan sinds de Franse revolutie. Vanaf Eupen en Aken dringt de loot van
een lokale Duitse mentaliteit door (ouder dan de Pruisische), tot in het centrum van Heerlen. De erfenis van die
mentaliteit dient tegenwoordig, onder de vlag van de ‘Charlemagne Regio’, grensoverschrijdende samenwerking
en economische impulsen.
Parkstad kan worden getypeerd als deel van een groter gebied dat zich door alle eeuwen heen als bewust ‘links
van de Rijn’ heeft willen manifesteren, waarbij de Romeinse erfenis bewust een regionalistische verbastering
onderging. Kijk naar de vorm van de bestaande bouwblokken binnen de Romeinse contour van de stad Keulen, die
van een rooster met zuiver rechthoekige bouwblokken veranderde in een variant met talrijke licht gekromde
wegen. De kunst om vervolgens vormen van verbastering te veredelen, met behulp van klassieke
architectuurelementen, tot een eigentijds architectuurconcept, kan in de geschiedenis worden teruggevonden.
Daarbij kan behalve Piranesi nog een andere toonaangevende persoonlijkheid worden aangewezen, die ook op
een gekunde manier de kunst van veredeling heeft voorgedaan: Andrea Palladio (1508-1580). De architectuur van
Palladio ging die van Piranesi in diens uitdaging van combineren voor. Door bijvoorbeeld een hellingbaan, die
eerder typisch was voor boerenbedrijven, te combineren met klassieke elementen van de tempel, in een villa. De
hellingbaan in zijn villa Emo, nabij het dorp Fanzolo di Vedelago, voert als het ware de tempel in, wat als
voorstelling ook een verwantschap vertoont met de architectuur van oude Egyptenaren, die ook op die manier
vormen combineerden. Typisch voor Palladio is dat hij deze villa als onderdeel van een regionale omgeving heeft
willen regisseren.
Villa Emo, ontworpen door Palladio
3
Palladio’s combinatorische manier van ontwerpen, die Piranesi naar aanleiding van het oude Rome in zijn tijd als
actueel verdedigde, verdedigde Piranesi tegen de opvatting in van de Duitser Johann Joachim Winckelmann (17171768), die een voorstander was van de pure Griekse klassieke architectuur . Winckelmann beoordeelde de
principes van de Romeinse architectuur als inferieur aan die van de Grieken. Zijn opvatting werd actueel als
representatie van de Pruisische architectuur, en is bijvoorbeeld af te lezen aan de manier waarop staatsarchitect
Karl Friedrich Schinkel (1781-1841) de ontwerpen van architect Cremer voor de Elisenbrunnen te Aken en het
theater in dezelfde stad corrigeerde (en die correcties werden doorgevoerd in de uitgevoerde ontwerpen). Voor
Piranesi was juist de Romeinse architectuur superieur, omdat die getuigt van innovatie en een verbeeldingskracht
die werkt met onverwachte combinaties. Het gebouwde werk van Frits Peutz in Heerlen en van Wilhelm Riphahn
in Keulen illustreert deze ontwerphouding in de praktijk van voor en na de tweede wereldoorlog.
Bij wijze van conclusie uit het gedane onderzoek toont de expositie een mogelijke omgang met het kasteel
Schaesberg. Een ontwerp op basis van de combinatorisch Romeinse manier van ontwerpen, met name lerend van
Palladio en de Keulse architect Oswald Mathias Ungers (1926-2007). Dit project met de naam ‘Upcycling Ruins’ van
KyoungHo Choi behelst het voorstel om het kasteel Schaesberg bewust een ruïne te laten, met een in richting van
het terrein als horticultuur-locatie; met de ruïne van het kasteel als plek voor een klein zaden-museum, terwijl
binnen de contour van de voormalige boerderij een platvorm met functies wordt voorgesteld die belangstellenden
voor horticultuur dienen. De nieuwe functie van de plek dient mede als attractie voor de bezoekers die via de
nieuw geplande fietssnelweg Aken-Parkstad arriveren, en na aankomst in Heerlen naar deze plek worden geloodst,
om via de beleving van een park kennis te maken met de ring rondom Heerlen waarin de voormalige kastelen en
mijnen liggen.
KyoungHo Choi’s afstudeerproject is te zien in de expositie. Het is genomineerd voor Achiprix 2016 (de prijs voor
beste afstudeerprojecten uit de diverse universitaire architectuuropleidingen in Nederland).
4
Studio Parkstad TU/e zijn: Ahmet Bulut, Jorrit Boogaard, KyoungHo Choi, Manon Deijkers, Joost van Gorkom, Ivo
Grasman, Christian Hazeleger, Mieke van Herwijnen, Xiaoru Hua (Hua Xiaoru), Jorrit Klaver, Sedir Al Muhana,
Daniek Reijnders, Yurian Stangelaar, Thijs van Tetering, Lieselotte de Vrught, Geert Wijnker; van de namen die
onderstreept zijn is werk te zien in de expositie in Signe t/m 1-11-2015; cursief de afstudeerders van wie het
eindproduct te zien is in de tentoonstelling IBA meets IBA Parkstad in het Glaspaleis, t/m 15-11-2015.
Contactpersoon Studio Parkstad TU/e wat betreft tentoonstelling in Kunstencentrum Signe: Yurian Stangelaar
[email protected] 06-48457785
De docenten van Studio Parkstad TU/e zijn: Jos Bosman, Joost Glissenaar, Wouter Hilhorst, Sukanya
Krishnamurthy, Marcel Musch, Hüsnü Yegenoglu.
5
Download