Projectverslag Dian Hakze HOGESCH OOL UTRECHT DIGITAAL EN GEMOTIVEERD LEREN LEZEN IN HAVO 2 Dian Hakze - 1622930 School: Candea College te Duiven B leraar v.o. Nederlands tweede graad Instituut Archimedes FE, Hogeschool Utrecht Beroepsproduct 3, OAR-H3BERPDT3-12 Docent/begeleider: Anouk Zuurmond Dossiernummer: [nog invullen] Datum : 29 januari 2015 1 Samenvatting In onze talige wereld is een goede leesvaardigheid voorwaardelijk geworden voor het kunnen functioneren in de samenleving. Het is daarom niet verwonderlijk dat steeds meer scholen investeren in het verbeteren en vernieuwen van het leesonderwijs dat zij aanbieden. Hoewel scholen en docenten inspanningen leveren om hun leerlingen op niveau te leren lezen, begint het ‘echte’ leren pas wanneer een leerling zélf gemotiveerd is. Bij leesvaardigheid gebeurt dit helaas vaak niet vanzelf. Ook dit ondervindt de vakgroep Nederlands havo/vwo onderbouw van het Candea College. Dit beroepsproduct omvat het onderzoek naar hoe de motivatie van havo 2-leerlingen bij leesvaardigheid positief beïnvloed kan worden middels het inzetten van digitale leermiddelen binnen het leesonderwijs van het Candea College, om mogelijk de resultaten voor leesvaardigheid te verbeteren. Binnen dit onderzoek is ingezet op het verbeteren van de praktijksituatie door middel van een product voor functioneel leesonderwijs met digitale leermiddelen. Na verkennend onderzoek is het effect van het product op de motivatie van havo 2-leerlingen gemeten en is gekeken hoe dit product een bijdrage kon leveren aan de wensen en opdrachten van de vakgroep op gebied van digitalisering, taalvaardigheid en het motivatieprobleem van de havo 2-leerlingen. De motivatie van de havo 2-leerlingen kan daadwerkelijk verhoogd worden door op verantwoorde wijze digitale leermiddelen in te zetten binnen het leesonderwijs. Leerlingen laten meer motivatie zien binnen de opstart van activiteiten, de wijze en intensiteit van de uitvoering en hun doorzettingsvermogen door in functionele leeslessen een krachtige leeromgeving te creëren waarbij afwisselende en verschillende digitale leermiddelen en activerende werkvormen ingezet worden. Wellicht kan een complete aanpak in deze stijl leiden tot betere resultaten en dieper leren op lange termijn. 2 Inhoudsopgave Samenvatting p. 2 1. Inleiding p. 5 1.1 Aanleiding en opdracht 1.2 Context van de school in relatie tot het probleem 1.3 Onderzoeksvraag p. 5 p. 5 p. 6 2. Verkennend onderzoek p. 7 2.1 Inleiding verkennend onderzoek 2.2 Praktijkverkenning 2.2.1 Inleiding 2.2.2 Plan van aanpak en middelen 2.2.2.1 Plan van aanpak 2.2.2.2 Middelen 2.2.3 Resultaten en conclusies 2.2.3.1 Resultaten 2.2.3.2 Conclusie en discussie 2.3 Literatuurverkenning 2.3.1 Inleiding 2.3.2 Motivatiebeïnvloeding bij leesvaardigheid middels digitale leermiddelen 2.3.2.1 Leesvaardigheid 2.3.2.2 Motivatie 2.3.2.3 Digitale leermiddelen 2.3.3 Conclusie p. 7 p. 7 p. 7 p. 8 p. 8 p. 8 p. 10 p. 10 p. 13 p. 14 p. 14 p. 14 p. 14 p. 16 p.18 p. 19 3. Het beroepsproduct p. 20 3.1 Conclusie verkenning 3.2 Ontwerpeisen 3.3 Vormgeving product 3.3.1 Onderwerp 3.3.2 Doelgroep 3.3.3 Doel 3.3.4 Vorm p. 20 p. 20 p. 21 p. 21 p. 22 p. 22 p. 23 3 4. Evaluatieonderzoek p. 24 4.1 Inleiding en evaluatievragen 4.2 Plan van aanpak en middelen 4.2.1 Plan van aanpak 4.2.2 Middelen 4.3 Resultaten, conclusies evaluatie en presentatie 4.3.1 Resultaten 4.3.2 Conclusies evaluatie 4.3.3 Presentatie p. 24 p. 24 p. 24 p. 25 p. 27 p. 27 p. 30 p. 31 5. Bibliografie p. 32 6. Bijlagen p. 34 6.1 Bijlage 2A: Onderzoeksinstrumenten praktijkverkenning 6.1.1 Interview: voorbereiding 6.1.2 Vragenlijst: blanco vragenlijst en voorbereiding 6.2 Bijlage 2B: Geordende gegevens praktijkverkenning 6.2.1 Interview 6.2.2 Vragenlijst 6.3 Bijlage 3A: Het beroepsproduct 6.3.1 Docentenmateriaal 6.3.2 Leerling-materiaal 6.3.3 Uitwerkingen 6.4 Bijlage 4A: Planning vormgeving, uitvoering, evaluatie en presentatie 6.5 Bijlage 4B: Onderzoeksinstrumenten evaluatie 6.5.1 Vragenlijst: vragenlijst effectmeting 6.5.2 Interview: voorbereiding en uitwerking 6.6 Bijlage 4C: Geordende onderzoeksinstrumenten evaluatie p. 35 p. 35 p. 38 p. 41 p. 41 p. 43 p. 46 p. 47 p. 79 p. 91 p. 94 p. 95 p. 95 p. 97 p. 101 4 1. Inleiding 1.1 Aanleiding en opdracht De vakgroep Nederlands havo/vwo onderbouw van het Candea College heeft voor het schooljaar 2014-2015 vanuit de afdelingsdirectie de opdracht gekregen om de taalvaardigheid van leerlingen, vooral op het gebied van leesvaardigheid, te verbeteren en om digitalisering meer in te voegen binnen het vakgroepjaarplan. De vakgroep probeert tegemoet te komen aan deze opdracht van de directie, maar loopt hierbij tegen verscheidene dingen aan: de cijfers bij leesvaardigheid vallen tegen (klassengemiddelden liggen vaak onder het streven; een 6,3) en de leerlingen vertonen volgens het vakgroepteam een sterk negatieve houding. Vooral bij de havo 2-klassen is dit het geval. Ook het inzetten van digitale leermiddelen lijkt een probleem; het grootste deel van de vakgroep werkt voornamelijk met het papieren lesboek en gekopieerde werkbladen. Deze situatie vormt de aanleiding voor dit beroepsproduct. In overleg met D. Scholten, vakgroepvoorzitster van de vakgroep Nederlands havo/vwo onderbouw, is ervoor gekozen om dit beroepsproduct te richten op een mogelijke oplossing voor de hierboven beschreven problemen en om samen te werken met de docenten Nederlands en de leerlingen van havo 2. Dit beroepsproduct moet de vakgroep de mogelijkheid bieden om tegemoet te komen aan de opdracht van de directie (meer aandacht voor taalvaardigheid en digitalisering) en de wensen van de vakgroep (de motivatie en resultaten verhogen bij leesvaardigheid in havo 2). Op deze manier worden twee vliegen in één klap geslagen. De onderliggende opdracht is hierbij het onderzoeken of de motivatie van havo 2-leerlingen positief beïnvloed kan raken door de koppeling van leesvaardigheid aan digitalisering binnen de lessen, om zo mogelijk de resultaten bij dit vakonderdeel te verbeteren. Het product moet hierbij digitaal lesmateriaal voor leesvaardigheid bieden dat eenvoudig ingezet kan worden en leerlingen kan motiveren om betere resultaten te gaan behalen. 1.2 Context van de school in relatie tot het probleem Het Candea College is een vo-school voor de opleidingsniveaus vmbo, havo en vwo. Om kleinschaliger onderwijs mogelijk te maken, is de school verdeeld in verschillende afdelingen per opleidingsniveau. Er is een sterke scheiding tussen de vmbo- en havo/vwo-afdelingen; deze functioneren onafhankelijk van elkaar en hebben eigen vakgroepteams en een eigen directie. Het docententeam van de vakgroep Nederlands havo/vwo onderbouw bestaat uit zes docenten. De meeste docenten hebben een ruime werkervaring (ca. twaalf jaar of meer), maar maken nog weinig gebruik van digitale leermiddelen. De hele vakgroep heeft iPads ter beschikking gekregen ten behoeve van digitalisering. Slechts één van hen heeft ervaring met lesgeven in een iPad-klas. De school maakt deel uit van scholengemeenschap Quadraam. Quadraam geeft aan scholen te willen leveren met kwalitatief hoogwaardig voortgezet onderwijs die een vernieuwende rol vervullen. Het Candea College wil hierop inspelen en dit is terug te zien in de doelen van het schooljaarplan 20142015: de school wil investeren in taalvaardigheid en verder onderzoeken hoe het leren van leerlingen verbeterd kan worden door de inzet van elektronische leermiddelen (Lucas & Van den Anker, 2014). Onder andere taalbeleid, extra uren leesvaardigheid en iPad-klassen moeten hieraan bijdragen (Lucas & Van den Anker, 2014). 5 In havo 2 krijgen de leerlingen per week drie uur Nederlands en een uur ‘lezen’. Volgens de docenten vertoont deze groep leerlingen een sterk negatieve houding. Leerlingen noemen leesvaardigheid ‘saai’ of ‘vervelend’ en de veelgebruikte tekst met vragen lijkt weerstand op te roepen. De leerlingen zijn niet geneigd om aan de slag te gaan en soms wordt er gespijbeld tijdens de leesuren. De vakgroep Nederlands moet dus mee in de ontwikkelingen van de school en haar onderwijs aanpassen aan de opdracht vanuit de directie. De vakgroep heeft middelen gekregen om hieraan te werken, maar wil liever aandacht besteden aan de situatie in havo 2. Dit beroepsproduct sluit aan op deze aspecten en staat daarom in relatie met de schoolontwikkelingen en de wensen van de vakgroep. 1.3 Onderzoeksvraag Dit beroepsproduct richt zich op het onderzoeken of de motivatie van havo 2-leerlingen positief beïnvloed kan raken door de koppeling van leesvaardigheid aan digitalisering binnen de lessen, om zo mogelijk de resultaten bij dit vakonderdeel te verbeteren. Voor dit onderzoek is hierbij de volgende overkoepelende onderzoeksvraag gehanteerd: In hoeverre kan de motivatie van leerlingen uit havo 2 bij leesvaardigheid (domein zakelijke teksten) beïnvloed worden door middel van het inzetten van digitale leermiddelen binnen de lessen Nederlands en lezen op het Candea College om mogelijk de resultaten van leerlingen op gebied van dit vakonderdeel te verbeteren? Deze onderzoeksvraag is opgesteld vanuit de beschreven aanleiding, opdracht en context om een verkennend onderzoek uit te voeren, een product te ontwikkelen en deze te evalueren. 6 2. Verkennend onderzoek 2.1 Inleiding verkennend onderzoek Om te onderzoeken of motivatie bij havo 2-leerlingen positief beïnvloed kan worden door de inzet van digitale leermiddelen bij leesvaardigheid is allereerst verkennend onderzoek uitgevoerd. De literatuur- en praktijkverkenning richten zich hierbij op drie kernbegrippen uit dit beroepsproduct: leesvaardigheid, motivatie en digitale leermiddelen. Elk deel van het verkennend onderzoek bevat een eigen inleiding, uitgewerkte paragrafen en een conclusie waarin de hoofdzaken worden samengevat. De praktijkverkenning schetst de praktijksituatie van het leesonderwijs op het Candea College en geeft een beeld van de motivatie die havo 2-leerlingen lieten zien bij het leesonderwijs in november. Deze informatie is verkregen door middel van een interview met de vakgroepvoorzitster en afgenomen vragenlijsten in twee havo 2-klassen. In de literatuurverkenning wordt een samenvatting gegeven van de relevante gevonden informatie over leesvaardigheid, motivatie en digitale leermiddelen. Onder andere het ideale leesonderwijs, het beïnvloeden van motivatie en de inzet van digitale leermiddelen binnen het onderwijs en het schoolvak Nederlands worden besproken. 2.2 Praktijkverkenning 2.2.1 Inleiding De praktijkverkenning van dit beroepsproduct beslaat het onderzoeken van de praktijksituatie van het Candea College op het gebied van de kernbegrippen leesvaardigheid, motivatie en digitale leermiddelen. Het onderzoek in de praktijkverkenning sluit aan op het literatuuronderzoek en gebruikt deze theorie binnen de gebruikte onderzoeksmiddelen. Binnen het plan van aanpak en de middelen worden het interview en de vragenlijst besproken. Het interview geeft een beeld van de wijze waarop het leesonderwijs wordt aangeboden op het Candea College, of deze aanpak aansluit bij de aanbevolen didactiek en welke digitale leermiddelen ingezet worden door de vakgroep. De vragenlijst levert informatie over de zichtbaarheid van de motivatie van de havo 2-leerlingen. Naast de inhoud van deze onderzoeksmiddelen wordt ook hun betrouwbaarheid en validiteit besproken. De praktijkverkenning wordt afgesloten met de resultaten en conclusies van het praktijkonderzoek. Hierbij worden de kernbegrippen met elkaar in verband gebracht vanuit de resultaten van de onderzoeksactiviteiten. 7 2.2.2. Plan van aanpak en middelen 2.2.2.1 Plan van aanpak Binnen de praktijkverkenning is systematisch onderzoek uitgevoerd om informatie te verzamelen over leesvaardigheid, motivatie en digitale leermiddelen binnen de praktijksituatie van het Candea College. Hiervoor is het onderstaande plan van aanpak uitgevoerd. Fig. 1: Plan van aanpak praktijkverkenning 2.2.2.2 Middelen Deze paragraaf beschrijft en verantwoordt de gekozen onderzoeksmethoden en instrumenten (het interview en de vragenlijst) binnen de praktijkverkenning. Hierbij worden de respondenten, dataverzameling en instrumenten en data-analyse beschreven. Ook worden de betrouwbaarheid en validiteit genoemd. Respondenten Voor het interview is D. Scholten benaderd als respondent. Zij is vakgroepvoorzitster van de vakgroep Nederlands havo/vwo en tevens taalcoördinatrice en opdrachtgeefster voor dit beroepsproduct. Ook is zij verantwoordelijk voor de periode- en toetsplanning voor Nederlands en ‘lezen’ in de havo/vwo onderbouw. De respondenten van de vragenlijst zijn de havo 2-klassen H2B en H2C. Deze respondentengroep omvat de iPad-klas (H2B, 24 leerlingen) en een reguliere havo-klas (H2C, 27 leerlingen). Deze leerlingen ontvangen leesonderwijs van vier verschillende docenten uit de vakgroep Nederlands havo/vwo onderbouw via de lessen Nederlands, lessen ‘lezen’ en pluslessen leesvaardigheid. 8 Dataverzameling en instrumenten Het interview bestaat uit vijf startvragen met verschillende doorvraagmogelijkheden over de manier waarop leesvaardigheid aangeboden wordt op het Candea College, de gekozen didactiek voor leesvaardigheid en de rol van digitale leermiddelen binnen het leesonderwijs van de vakgroep. De afname van het interview met de vakgroepvoorzitster maakt het mogelijk om in een korte tijd informatie te verkrijgen over de aanpak van de gehele vakgroep, omdat zij eenzelfde planning en aanpak moeten nastreven. De respondent is hiervoor ook hoofdverantwoordelijke. Het interview kan beschouwd worden als betrouwbaar, omdat de vakgroep niet binnen een korte tijd hun jaarplanning en aanpak mag wijzigen vanwege het vakgroepjaarplan. Hierdoor zal bij een volgende meting dezelfde informatie verkregen worden. De betrouwbaarheid kan eventueel bedreigd worden doordat niet alle leden van de vakgroep gesproken worden en zij wellicht toch andere keuzes maken binnen hun lessen en aanpak. Dit onderzoeksmiddel is valide, omdat het meet wat nodig is om de bijbehorende deelvragen te beantwoorden. Het instrument is valide op de volgende punten: inhoud, begrip, externe validiteit, katalyserend en dialogisch. De respondent kan bijvoorbeeld zelf opmerkingen plaatsen bij de vragen of vragen stellen ter opheldering (dialogisch). De vragenlijst bestaat uit twaalf stellingen die aansluiten op de aspecten waarop motivatie zichtbaar wordt volgens het literatuuronderzoek; het opstarten, de wijze van uitvoering, de intensiteit van uitvoering en het doorzettingsvermogen (Ros, Castelijns, Van Loon & Verbeek, 2014). Bij het invullen geven leerlingen aan in hoeverre zij het eens zijn met de stelling binnen een vijfpuntsschaal (volledig oneens t/m volledig eens). De leerlingen geven hierdoor een bepaalde waardering aan het aspect van motivatie dat zij voelen bij leesvaardigheid en geven zo aan in welke mate zij gemotiveerd zijn bij leesvaardigheid bij de vier aspecten. Dit onderzoeksinstrument beslaat hierbij de nulmeting binnen de effectmeting bij het gehele beroepsproduct. De vragenlijst is bij alle 51 leerlingen op papier afgenomen. Voor het verkrijgen van data over de motivatie van leerlingen is gekozen voor een vragenlijst, omdat zo een grote groep leerlingen in een korte tijd ondervraagd konden worden en er dus een beeld ontstaat van de motivatie van een grote groep leerlingen. De afname van de vragenlijst kan als betrouwbaar worden gezien, omdat leerlingen niet snel hun mening over het leesonderwijs van dat moment (november) zullen wijzigen. Zonder aanpassingen in het leesonderwijs verandert hun motivatie niet. Om de betrouwbaarheid te vergroten is de vragenlijst afgenomen in twee klassen en kan een vergelijking gemaakt worden tussen de iPad-klas en de reguliere klas. Zo kan gekeken worden of het uitmaakt of leerlingen de methode op papier of digitaal gebruiken. De betrouwbaarheid kan echter bedreigd worden door sociaal wenselijke antwoorden. Dit onderzoeksinstrument kan gezien worden als valide, omdat het de motivatie van de leerlingen op dat moment meet zoals bedoeld was. Het instrument is valide op de volgende punten: inhoud, interne validiteit, externe validiteit, resultaat, proces, katalyserend en dialogisch. Naar aanleiding van de vragenlijst kan bijvoorbeeld een product ontworpen worden dat aansluit op de leerlingen, wat de validiteit vergroot (katalyserend). Data-analyse Omdat het interview slechts een respondent heeft, worden de uitkomsten hiervan kernachtig verwerkt in een schema binnen de resultaatbespreking. In de conclusie wordt het interview vergeleken met de literatuur. 9 Binnen de data-analyse wordt bij de vragenlijst gekeken naar de overeenkomsten tussen de gemeten praktijksituatie, de motivatie in november, en de literatuur. Om van ruwe data tot conclusies te komen, wordt er gekeken naar de distributie van de antwoorden om te zien welke waardering het meest gegeven is. Bij de verwerking van de gegevens wordt een inventarisatie gemaakt van de gemiddelde waardering van de aspecten bij motivatie en de spreiding tussen de antwoorden. Vanuit de gemiddelde waarderingen worden conclusies getrokken over in welke mate motivatie zichtbaar is volgens de motivatieaspecten die genoemd worden door Ros et al. (2014). Tevens worden de resultaten van de klassen onderling vergeleken, om te kijken of er verschillen in motivatie zijn door het gebruik van een papieren of digitale methode. 2.2.3 Resultaten en conclusie 2.2.3.1 Resultaten Resultaten interview Het eerste deel van het interview was gericht op het leesonderwijs aan havo 2 op het Candea College. Onderstaand schema geeft de kerninformatie hierover weer. Fig. 2: Resultaten interview met D. Scholten m.b.t. leesvaardigheid. Het tweede deel van het interview besloeg het onderwerp digitale leermiddelen. Hierbij noemde de respondent welke digitale leermiddelen reeds gebruikt werden en welke rol deze leermiddelen kunnen hebben binnen het onderwijs volgens de uitgangspunten van de vakgroep. Het volgende schema geeft de kernpunten van dit deel weer. 10 Fig. 3: Resultaten interview met D. Scholten m.b.t. digitale leermiddelen. Het leesonderwijs op het Candea College bestaat uit twee vakken waarbij de leerlingen werken met Nieuw Nederlands en Nieuwsbegrip. De docenten geven voornamelijk een klassikale instructie, waarna de leerlingen zelfstandig werken tot aan de klassikale bespreking. De iPad-klas gebruikt de digitale methode, maar alle leerlingen hebben toegang tot het digitale materiaal van Nieuw Nederlands. De docenten van de vakgroep hebben weinig ervaring met digitale leermiddelen en gebruiken met name digitale toetsen en antwoorden van de methode. Soms wordt filmmateriaal ingezet. Leesvaardigheid wordt meerdere malen getoetst, zodat de leerlingen uiteindelijk relatief moeilijke teksten kunnen lezen waarbij zij strategieën kunnen inzetten en kunnen omgaan met tekstsoorten, tekstdoelen en signaalwoorden. De strategieën moeten leerlingen ook kunnen inzetten bij andere vakken en daarom wil de school aansluiten bij taalgericht vakonderwijs. In de toekomst wil de vakgroep meer digitale leermiddelen inzetten, al zien zij hier ook de nadelen van. Resultaten vragenlijst Door middel van de vragenlijst is de motivatie gemeten bij havo 2-leerlingen binnen de zichtbare aspecten van motivatie. Per aspect wordt de gemiddelde motivatie gegeven en het gemiddelde per klas. De scores per stelling worden weergegeven binnen bijlage 2B. De waarderingen sluiten aan op de vijfpuntsschaal uit de vragenlijst en betekenen voor de hoogte van motivatie het volgende: Fig. 4: Betekenis waarderingen vragenlijst. 11 Fig. 5: De gemeten motivatie bij leesvaardigheid in havo 2 in november 2014. De havo 2-leerligen uit de respondentengroep gaven op alle aspecten van motivatie een lage waardering: alle scores liggen onder de score van een gemiddelde blijk van motivatie (een score van 3,0 tot 4,0). De meeste motivatie is zichtbaar binnen het aspect ‘doorzettingsvermogen’ (2,39) en de minste motivatie is te zien bij het aspect ‘opstart’ (2,11). H2B scoort hoog op motivatie bij de aspecten ‘opstart’ (2,17) en ‘wijze van uitvoering’ (2,44). Klas H2C scoort hoog op de aspecten ‘intensiteit van uitvoering’ (2,29) en ‘doorzettingsvermogen’ (2,42). De klassen scoren hierbij dus hoger dan het gemiddelde en de andere klas. Gekeken naar de resultaten binnen de aspecten, wordt de laagste motivatie gemeten binnen de ‘opstart’; het niet hebben van uitstelgedrag en het realiseren van de condities voor de uitvoering geven een ‘zeer laag’ aan (1,79 en 1,98). De hoogste motivatie wordt gemiddeld gemeten binnen het aspect ‘doorzettingsvermogen’: het vragen van hulp scoort een 2,69. Fig. 6: Motivatie bij leesvaardigheid in havo 2 in november 2014. N = 51. Binnen de gegeven antwoorden zit de grootste spreiding in de antwoorden bij het aspect ‘intensiteit’ en de minste spreiding is zichtbaar binnen ‘doorzettingsvermogen.’ 12 2.2.3.2 Conclusie en discussie Conclusie Uit de praktijkverkenning blijkt dat het leesonderwijs op het Candea College voornamelijk aangeboden wordt vanuit het traditionele leesonderwijs, zoals het maken van de ‘tekst met vragen’ dat genoemd wordt door Bonset, de Boer en Ekens (2010). De docenten geven voornamelijk een klassikale instructie en laten de leerlingen zelfstandig de opdrachten maken. De literatuur noemt echter functioneel leesonderwijs als een goede benadering en het Candea College sluit hier alleen op aan doordat zij echte teksten willen gebruiken, zoals D. Scholten aangaf in het interview. Andere kenmerken van functioneel leesonderwijs komen niet terug, waardoor het mogelijk is dat de motivatie voor leesvaardigheid laag blijkt. Deze lage motivatie is zichtbaar vanuit de resultaten van de vragenlijst: op alle aspecten waarop motivatie zichtbaar is, geven de leerling een waardering die geïnterpreteerd kan worden als ‘een lage motivatie’. De traditionele aanpak van de vakgroep kan een mogelijke verklaring zijn voor deze score: zij laten de leerlingen vooral werken met de ‘tekst met vragen’ en passen weinig digitale leermiddelen toe. Zelfs in de iPad-klas wordt deze aanpak gehanteerd en ook hier wijzen de resultaten op een lage motivatie. De docenten van de vakgroep hebben volgens D. Scholten nog weinig ervaring met het inzetten van digitale leermiddelen en vinden het lastig om deze te gebruiken. De vakgroep ziet hier echter wel de voordelen van in, omdat leerlingen deze middelen leuker en aantrekkelijker vinden dan de huidige. Uit de praktijkverkenning kan geconcludeerd worden dat de havo 2-leeringen van het Candea College een lage motivatie hebben voor leesvaardigheid, omdat het leesonderwijs op deze school op een traditionele wijze wordt aangeboden waarbij weinig digitale leermiddelen ingezet worden. Het aanpassen van deze werkwijze en het inzetten van digitale leermiddelen zou dus mogelijk kunnen leiden tot een verhoogde motivatie. Discussie Het verkennend onderzoek geeft een antwoord dat aansluit op de literatuurverkenning: functioneel leesonderwijs en digitale leermiddelen dragen bij aan het creëren van een krachtige leeromgeving en het verbeteren van motivatie, maar het Candea College past dit niet toe binnen hun leesonderwijs aan havo 2 en daardoor blijkt dat de motivatie van de leerlingen laag is. De aansluiting tussen de twee onderdelen van het verkennend onderzoek kan gezien worden als een sterk punt binnen het onderzoek. Bij het kritisch kijken naar de resultaten blijkt dat er op sommige aspecten een grotere spreiding te zien is in de gegeven waarderingen. Dit geeft aan dat niet alle leerlingen dezelfde mening delen en dat de gegeven conclusie niet voor elke leerling klopt. De scores van de klassen onderling verschillen hierbij ook. Echter kan wel gesteld worden dat de spreiding gering is, omdat de standaardafwijkingen vallen tussen de 0 en 2,5. Hierdoor kon de conclusie meegenomen worden bij de productontwikkeling. Een ander discussiepunt betreft het interview. Niet alle docenten van de vakgroep zijn ondervraagd, terwijl zij mogelijk een andere mening en aanpak hebben dan wat aangegeven is door de vakgroepvoorzitster. Doordat de meeste afspraken over het leesonderwijs vastliggen in het vakgroepjaarplan, kunnen de gegevens uit het interview wel gehanteerd worden bij de productontwikkeling. 13 2.3 Literatuurverkenning 2.3.1 Inleiding De literatuurverkenning geeft een beknopte theoretische uitwerking van de kernbegrippen uit het onderzoek, gebaseerd op de deelvragen. Voor het overzicht is de literatuurverkenning onderverdeeld in een aparte paragraaf per kernbegrip. Allereerst wordt gekeken naar de kennis en vaardigheden die havo 2-leerlingen reeds bezitten en moeten ontwikkelen binnen leesvaardigheid (domein zakelijke teksten). Daarnaast wordt de aanbevolen didactiek voor het leesonderwijs in het voortgezet onderwijs omschreven. Ten tweede wordt de invloed van motivatie op leerlingen beschreven en hoe motivatie beïnvloed kan worden. Er wordt hier tevens een koppeling gemaakt naar de rol die didactiek en leermiddelen hierbij kunnen vervullen. Vervolgens wordt de rol van digitale leermiddelen binnen het onderwijs omschreven: de voor- en nadelen, het effect van deze leermiddelen op de motivatie en welke plaats digitale leermiddelen kunnen innemen binnen het leesonderwijs bij Nederlands. Tot slot wordt de literatuurverkenning afgesloten met een conclusie waarbij ook hier de kernbegrippen met elkaar in verband worden gebracht. 2.3.2 Motivatiebeïnvloeding bij leesvaardigheid middels digitale leermiddelen 2.3.2.1 Leesvaardigheid Vaardigheden en kennis van havo 2-leerlingen Leesvaardigheid is de belangrijkste taalvaardigheid, maar moeilijk te verwerven zonder hulp van buitenaf (Bonset, de Boer & Ekens, 2010). Binnen het leesonderwijs in de onderbouw van het vo leren leerlingen omgaan met teksten in de breedste zin van het woord en informatie uit teksten te verwerken, te begrijpen en te beoordelen op een adequate manier (Expertgroep Doorlopende Leerlijnen Taal en Rekenen, 2008). Expertgroep Doorlopende Leerlijnen Taal en Rekenen (2009b) onderscheidt vier referentieniveaus waarop leerlingen leesvaardigheid kunnen beheersen. Havo 2-leerlingen bevinden zich tussen referentieniveau 1F en 2F. Van hen wordt verwacht dat zij niveau 1F hebben behaald bij de overgang van het po naar het vo en daarom kan niveau 1F zeker verwacht worden in leerjaar 2 (Expertgroep Doorlopende Leerlijnen Taal en Rekenen, 2009a). Deze leerlingen werken toe naar niveau 2F, wat zij aan het einde van de onderbouw moeten beheersen. Dit niveau wordt gezien als een fundamenteel niveau voor participatie in de maatschappij (Expertgroep Doorlopende Leerlijnen Taal en Rekenen, 2009b). Bonset, de Boer en Ekens (2010) noemen bij deze niveaus kennis en vaardigheden die leerlingen moeten beheersen: 14 Fig.7: Vaardigheden en kennis op niveau 1F en 2F bij leesvaardigheid volgens Bonset, De Boer & Ekens (2010). Om ervoor te zorgen dat aan het eind van de onderbouw niveau 2F bereikt wordt, leren havoleerlingen het volgende in leerjaar 2: tekstverwerking op meso- en microniveau, feiten en meningen scheiden, kritisch lezen in een eenvoudige vorm, meer zelfstandig reflecteren en meer zelfstandig strategieën inzetten bij zowel leesvaardigheid als woordenschat (Bonset, de Boer & Ekens, 2010). Het ideale leesonderwijs Het huidige leesonderwijs in het vo bestaat voornamelijk uit het maken van een tekst met vragen (Bonset, de Boer & Ekens, 2010). Voor deze werkwijze wordt niet gepleit, omdat het niet aansluit op de dagelijkse realiteit. Functionele leesvaardigheid maakt echter transfer mogelijk en leert leerlingen vaardigheden die zij tijdens hun gehele schoolloopbaan kunnen inzetten (Bogaert, Devlieghere, Hacquebord, Rijkers, Timmermans & Verhallen, 2014). Het werken met teksten op school moet dus zoveel mogelijk lijken op het werken met teksten in de realiteit, zodat leerlingen de vaardigheden ook buiten de schoolse situatie kunnen inzetten (Bonset, de Boer & Ekens, 2010). Het lezen van verschillende soorten ‘echte’ teksten zorgt er tevens voor dat leerlingen in aanraking komen met verschillende leesdoelen en verschillende strategieën leren inzetten (Expertgroep Doorlopende Leerlijnen Taal en Rekenen, 2008). Bij functioneel leesonderwijs moeten realistische verwerkingsopdrachten gebruikt worden om nieuwe kennis te verwerken en op te slaan (Bogaert et al, 2014). Herhaling bij de verwerking helpt leerlingen automatiseren (Expertgroep Doorlopende Leerlijnen Taal en Rekenen, 2008). Bogaert et al. (2014) geven tevens aan dat betekenisvolle en functionele leestaken die aansluiten op het niveau en interesse van de leerlingen motiverend kunnen werken. 15 2.3.2.2. Motivatie De invloed van motivatie Motivatie is de bron van gedrag en vormt een belangrijk aspect bij het optimaliseren van het leerproces volgens Geerts en Van Kralingen (2012). Het is namelijk de belangrijkste pijler voor succesvolle leerervaringen (Boekaerts & Simons, 2007) en gemotiveerde leerlingen zijn volgens Ros et al. (2014) betrokken, actief en nieuwsgierig én halen betere schoolresultaten. Daarnaast zorgt motivatie voor een goed werkklimaat binnen de klas (Marzano & Miedema, 2011) en is volgens Ebbens en Ettekoven (2013) geen effectief leren mogelijk zonder motivatie. De zelfdeterminatietheorie van Ryan en Deci, zoals beschreven door Ros et al. (2014), geeft een beschrijving van motivatie met duidelijke handvatten voor het onderwijs. Deze theorie gaat uit van twee motivatievormen: intrinsieke en extrinsieke motivatie. Intrinsieke motivatie is een natuurlijke motivatievorm, omdat deze inherent is aan vaardigheden en kennis die een leerling zelf wil ontwikkelen (Boekaerts & Simons, 2007). Extrinsieke motivatie ontstaat wanneer een leerling druk van buitenaf voelt om iets te leren. Boekaerts en Simons (2007) geven aan dat activiteiten bij deze motivatievorm niet van nature interessant zijn voor leerlingen. Leerlingen kunnen verschillende vormen van extrinsieke motivatie voelen: persoonlijk belang, interne verplichting of externe verplichting. Het persoonlijk belang ligt hierbij het dichtst bij intrinsieke motivatie, omdat leerlingen zich kunnen identificeren met het opgelegde doel (Ros et al., 2014). Intrinsieke en extrinsieke motivatie hebben verschillende effecten op het leerproces van leerlingen, wat te zien is in onderstaande figuur. Fig. 8: Effecten van motivatievormen op het leerproces. Volgens Ros et al. (2014) heeft motivatie ook invloed op vier aspecten die zichtbaar worden bij de uitvoering van activiteiten op school; deze aspecten worden zichtbaar tijdens de opstart, de wijze van uitvoering, de intensiteit van uitvoering en het doorzettingsvermogen van de leerling. Het gedrag van de leerling laat hierbij een hoge of lage motivatie zien. Bij een lage motivatie is bijvoorbeeld 16 sprake van uitstelgedrag en lage concentratie, terwijl een leerling bij een hoge motivatie actief en geconcentreerd werkt en strategieën inzet (Ros et al., 2014). Het beïnvloeden van motivatie middels didactiek en leermiddelen Gezien de grote invloed van motivatie op leerlingen, is het beïnvloeden van motivatie een krachtig middel om het leerproces en –klimaat te optimaliseren. Hiervoor moeten de extrinsieke motivatievormen geïntegreerd worden, oftewel omgebogen worden naar een meer intrinsieke vorm (Ros et al., 2014). Volgens Geerts en Van Kralingen (2012) kan motivatie vergroot worden door het creëren van een krachtige leeromgeving; in deze leeromgeving zijn leerlingen betrokken en gemotiveerd en maken dit ook zichtbaar in hun gedrag. Om een krachtige leeromgeving te realiseren moet voldaan worden aan de basisbehoeften autonomie, competentie en relatie. De docent speelt hierbij een belangrijke rol in de realisatie (Marzano & Miedema, 2011). Belangrijk voor autonomie zijn de aspecten keuze, innerlijke bekrachtiging, flexibiliteit en het ervaren van weinig druk (Ros et al., 2014). Volgens Marzano en Miedema (2011) leren leerlingen door autonomie verbanden tussen de schoolse taak en het dagelijkse leven en leren zij de waarde van specifieke kennis, omdat zij keuzes kunnen maken om aan te sluiten op hun persoonlijke doelen. Autonomie en een toename in intrinsieke motivatie kunnen volgens Winkels en Hoogeveen (2014) bereikt worden door te werken met een activerende didactiek met afwisselende werkvormen. Hierbij is er namelijk sprake van een lagere druk (omdat het leerproces en de zelfbeoordeling ook meegenomen worden in de beoordeling), er keuzemogelijkheden zijn binnen activiteiten en leerlingen werken aan betekenisvolle opdrachten. Bij het geven van autonomie moet de docent autonomieondersteuning bieden (Ros et al., 2014). Om te voldoen aan de behoefte competentie moeten leerlingen het gevoel hebben dat zij de taak aankunnen. Taken moeten aansluiten op de zone van naaste ontwikkeling: een niveau dat net buiten het bereik van leerlingen ligt, maar wel haalbaar is (Geerts & Van Kralingen, 2012). Structuurondersteuning door de docent kan ook bijdragen tot competentiegevoel, omdat doelstellingen en verwachtingen expliciet duidelijk gemaakt worden en duidelijke procedures gegeven worden om doelen te behalen (Ros et al., 2014). De docent kan dit doen door, volgens Ebbens en Ettekoven (2013), het directie instructiemodel te gebruiken of door ICT in te zetten (Ros et al., 2014). Hierdoor kan een leerling zelfvertrouwen en duidelijkheid ervaren en deze factoren zijn dan ook van belang voor motivatie (Marzano & Miedema, 2011). Tevens is goede feedback essentieel: directe feedback kan stimulerend werken en goede feedback verhoogt het competentiegevoel (Ros et al., 2014). Tot slot is een goede relatie, met de leraar en klasgenoten, belangrijk voor het ervaren van de basisbehoefte relatie. Docenten moeten in hun ondersteuning rekening houden met sociale verbondenheid en moeten zorgen voor veiligheid, acceptatie en orde (Marzano & Miedema, 2011). De wijze van feedback geven speelt ook een belangrijke rol bij deze basisbehoefte (Marzano & Miedema, 2011). 17 2.3.2.3. Digitale leermiddelen Voor- en nadelen van digitale leermiddelen In het huidige onderwijs nemen ICT en digitale leermiddelen een steeds grotere plek in. Deze ontwikkeling moet het onderwijs verbeteren en meer eigentijds maken volgens de VO-raad (2014). Technologie kan hierbij dienen als hulpmiddel bij het leren, lesgeven en het organiseren van het onderwijs (Bolhuis & Van der Hoeff, 2013). Aan het inzetten van ICT en digitale leermiddelen in het onderwijs kleven echter zowel voor- als nadelen. Onderstaande figuur geeft deze overzichtelijk weer. Fig. 9: Voor- en nadelen van digitale leermiddelen in het onderwijs. Het verhogen van motivatie binnen het leesonderwijs en schoolvak Nederlands door digitale leermiddelen Zoals eerder genoemd kan het inzetten van digitale leermiddelen bijdragen aan het verhogen van de motivatie van leerlingen. Door het gebruikmaken van digitale leermiddelen en ICT houden leerlingen hun aandacht beter vast bij de lesstof en vinden zij, volgens Bolhuis en Van der Hoeff (2013), het onderwijs ook leuker. De betrokkenheid van leerlingen wordt hierdoor vergroot (Leraar24, 2010). Dit gegeven kan ook ingezet worden binnen het schoolvak Nederlands en het leesonderwijs. Door te kiezen voor digitale leermiddelen en deze af te wisselen met verschillende werkvormen raken leerlingen het meest gemotiveerd, omdat er anders verzadiging kan ontstaan (Leraar24, 2010). Deze afwisseling is noodzakelijk om het gewenste effect te bereiken en hierdoor kan ook aangesloten worden op de verschillende leerstijlen van leerlingen (SLO, 2014). Een werkvorm zoals het maken van een mindmap sluit bijvoorbeeld aan op de leerstijl van het type ‘dromer’ en de inhoud van het schoolvak Nederlands (Hoogeveen & Winkels, 2014). Om een mindmap te maken zijn diverse digitale leermiddelen te vinden, zoals Popplet (Hoogeveen & Winkels, 18 2014). Een andere wijze om digitale leermiddelen effectief in te zetten is het combineren van digitaal leermateriaal met papieren leermiddelen. Volgens het SLO (2014) kan deze combinatie zorgen voor een krachtige leeromgeving. Leerlingen hebben houvast aan papieren materiaal en hebben de interactieve mogelijkheden van digitale leermiddelen. Het kunnen arceren in teksten en het maken van aantekeningen past bijvoorbeeld bij het schoolvak Nederlands en het actief lezen (Bonset, de Boer & Ekens, 2010). 2.3.3 Conclusie Havo 2-leerlingen bevinden zich tussen niveau 1F en 2F op het gebied van leesvaardigheid en moeten aan het einde van de onderbouw niveau 2F behaald hebben (Expertgroep Doorlopende Leerlijnen Taal en Rekenen, 2009b). Om de benodigde vaardigheden hiervoor aan te leren kan het best gewerkt worden vanuit functioneel leesonderwijs (Bonset, de Boer & Ekens, 2010). Hierbij werken de leerlingen met teksten uit het dagelijkse leven en maken zij functionele verwerkingsopdrachten (Bogaert et al., 2014). Om leesvaardigheid goed te ontwikkelen moeten leerlingen zo intrinsiek mogelijk gemotiveerd zijn. Om dit te bereiken moet voldaan worden aan de basisbehoeften autonomie, competentie en relatie. Leerlingen laten dan bij activiteiten op school in de opstart, wijze en intensiteit van de uitvoering en hun doorzettingsvermogen motivatie zien (Ros et al., 2014). Om leerlingen gemotiveerd te krijgen voor leesvaardigheid moet een krachtige leeromgeving gecreëerd worden en de inzet van digitale leermiddelen kan hierbij een rol spelen; het afwisselend inzetten van digitale leermiddelen met activerende werkvormen en papieren middelen kan bijdragen aan een krachtige leeromgeving en het vervullen van de basisbehoeften. Tevens sluiten digitale leermiddelen aan op functioneel leesonderwijs vanwege de aantrekkelijkheid, interactieve mogelijkheden en aansluiting op het dagelijkse leven. 19 3. Het beroepsproduct Het complete ontwikkelde beroepsproduct (handleiding, lesmateriaal en uitwerkingen) is terug te vinden in bijlage 3A van dit projectverslag. Dit hoofdstuk geeft een beschrijving van de conclusies uit het verkennend onderzoek en noemt de ontwerpeisen en de vormgeving van het beroepsproduct. 3.1 Conclusie verkenning Havo 2-leeringen bevinden zich tussen niveau 1F en 2F van de referentieniveaus en moeten aan het einde van de onderbouw niveau 2F en bijbehorende kennis en vaardigheden behaald hebben (Expertgroep Doorlopende Leerlijnen Taal en Rekenen, 2009b). Voor een goede ontwikkeling van leesvaardigheid moeten leerlingen volgens Ros et al. (2014) zo intrinsiek mogelijk gemotiveerd raken en wordt functioneel leesonderwijs aangeraden worden als didactiek (Bogaert et al., 2014). Op het Candea College laten de havo 2-leerlingen echter een lage motivatie voor leesvaardigheid zien, waarbij vooral de aspecten ‘opstarten’ en ‘intensiteit’ laag scoren. De wijze waarop leesvaardigheid op deze school wordt aangeboden bestaat voornamelijk uit het maken van vragen bij een methodetekst, waarbij de docent instructie geeft en leerlingen zelfstandig werken. Deze werkwijze sluit volgens Bonset, De Boer en Ekens (2010) niet aan op de realiteit en kan op basis van de literatuur- en praktijkverkenning niet motiverend genoemd worden. Om motivatie positief te beïnvloeden moet voldaan worden aan de basisbehoeften autonomie, competentie en relatie (Ros et al., 2014). Dit kan door een krachtige leeromgeving te creëren (Geerts & Van Kralingen, 2014). Digitale leermiddelen kunnen bijdragen aan een krachtige leeromgeving. De vakgroepvoorzitster van de vakgroep havo/vwo onderbouw geeft aan dat leerlingen dit materiaal aantrekkelijk vinden en hierdoor actiever werken. Ook de literatuur beaamt dit: het afwisselend inzetten van digitale leermiddelen met activerende werkvormen en papieren leermiddelen creëert een krachtige leeromgeving (SLO, 2014). Digitale leermiddelen kunnen tevens gebruikt worden om functioneel leesonderwijs vorm te geven vanwege de aantrekkelijkheid, interactieve mogelijkheden en aansluiting op het dagelijkse leven (Bolhuis & Van der Hoeff, 2013). De docenten van de vakgroep vinden het echter lastig om digitale leermiddelen te gebruiken. Door digitale leermiddelen didactisch verantwoord in te zetten, dus door vakkennis en ICT te integreren, zou de motivatie van havo 2leerlingen bij leesvaardigheid verhoogd kunnen worden. 3.2 Ontwerpeisen Op basis van het verkennend onderzoek is een passend product voor de vakgroep Nederlands havo/vwo onderbouw ontwikkeld om de motivatie voor leesvaardigheid bij havo 2-leerlingen positief te beïnvloeden. Het product omvat een lespakket voor leesvaardigheid met lessen die motiverend zijn voor de deelnemers vanwege de inzet van digitale leermiddelen en de aansluiting op functioneel leesonderwijs. In overleg met D. Scholten, opdrachtgeefster en vakgroepvoorzitster, zijn praktische en inhoudelijke ontwerpeisen opgesteld. Bij de productontwikkeling is rekening gehouden met verschillende typen eisen binnen de opzet en inhoud van het product. Het uiteindelijke product moest voldoen aan eisen met betrekking tot 20 kenmerken van de doelgroep en leraar en organisatorische, vakdidactische en inhoudelijke kenmerken. Deze zijn als volgt uitgewerkt: - - - - - Kenmerken doelgroep: Het lespakket bevat afwisselende en interactieve werkvormen waarbij activerende didactiek toegepast wordt, omdat dergelijke taken bevorderend werken voor het leerproces van havoleerlingen (Oomens, 2008). Tevens hebben deze leerlingen structuur en overzicht nodig binnen hun opdrachten (Vermaas & Van der Linden, 2007). Door middel van het product moet motivatie toenemen binnen de opstart, manier en intensiteit van de uitvoering en doorzettingsvermogen (Ros et al., 2014). Kenmerken leraar: De handleiding biedt een duidelijke instructie, ondersteund door beeldmateriaal, op het gebruik van de gekozen digitale leermiddelen, omdat uit het interview is gebleken dat de docenten dit lastig vinden. Organisatie: Het product bevat zes lessen van 80 minuten met bijbehorend oefenmateriaal. De lessen hebben de voorzieningen van school en ‘bring your own device’ als uitgangspunt. Er moet per les één opdracht voor de instructie aanwezig zijn en één opdracht voor de zelfstandige verwerking. Tevens moet het product digitaal bereikbaar zijn voor de vakgroep en moet leiden tot een doelmatigere organisatie (Bolhuis & Van der Hoeff, 2013). Vakdidactiek: Het product sluit aan op activerende didactiek, de TPACK-benadering en functionele leesvaardigheid. Activerende didactiek maakt effectief leren mogelijk en dient ter afwisseling (Ebbens & Ettekoven, 2013). De TPACK-benadering wordt ingezet voor de integratie van digitale leermiddelen met vakkennis en didactiek (Bolhuis & Van der Hoeff, 2013). Functioneel leesonderwijs maakt transfer mogelijk en leert leerlingen vaardigheden die zij in hun hele schoolloopbaan kunnen inzetten (Bogaert et al, 2008). Binnen het product moeten web 2.0-toepassingen, feedback, autonomie en functionele leestaken terugkomen. Inhoudelijk: Het lespakket sluit aan op de theorie voor leesvaardigheid uit de methode Nieuw Nederlands 2 havo/vwo. Door hierop aan te sluiten worden de oefeningen uit het lespakket gekoppeld aan een vorm van toetsing en dit sluit aan op de pragmatische en efficiënte aanpak van havoleerlingen (Vermaas & Van der Linden, 2007). Het niveau van de opdrachten bevindt zich tussen niveau 1F en 2F en het werken met teksten vanaf meso- en microniveau komt aan de orde (Bonset, De Boer & Ekens, 2010). De opdrachten bevatten samenwerkingsvormen en realistische verwerkingsopdrachten. Tot slot worden ook arrangementen gebruikt om instructies vorm te geven. 3.3 Vormgeving product 3.3.1 Onderwerp Zoals genoemd is het product een lespakket voor leesvaardigheid (domein zakelijke teksten) in havo 2. Het product sluit inhoudelijk aan op de leerstof die aan bod komt in de methode Nieuw Nederlands 2 havo/vwo. In het lespakket worden dus de volgende onderwerpen behandeld: 21 Les Les 1 Les 2 Les 3 Les 4 en 5 Les 6 Behandelde onderwerpen Onderwerp, deelonderwerpen en hoofdgedachte Hoofd- en bijzaken, kernzinnen en samenvatten Tekstverbanden en signaalwoorden Feiten, meningen en argumenten Tekst en publiek Fig. 10: Onderwerpen binnen het product 3.3.2 Doelgroep Het lespakket leesvaardigheid is ontworpen voor lessen aan tweedejaars havo-klassen. Deze groep leerlingen vormt dus ook de doelgroep voor de lessen. Het materiaal is geschikt voor deze leerlingen op het gebied van de aangeboden theorie, didactiek, werkvormen, teksten en opdrachten. Het gebruik van verschillende en afwisselende werkvormen werkt voor deze doelgroep bevorderend voor het leerproces (Oomens, 2008). Ook hebben havo-leerlingen volgens Vermaas en Van der Linden (2007) een duidelijke structuur nodig. Het product biedt dit binnen de lessen en opdrachten. De teksten en verwerkingsopdrachten sluiten aan op de belevingswereld van deze doelgroep, om functioneel leesonderwijs mogelijk te maken en betrokkenheid te creëren. Deze doelgroep omvat alle havo 2-klassen, dus zowel de iPad-klas als de reguliere klassen. Om aan te sluiten op de gehele doelgroep worden er middelen ingezet die bruikbaar zijn in al deze klassen. Hierbij zijn de voorzieningen van de school en ‘bring your own device’ het uitgangspunt, omdat elke leerlingen uit deze groep een smartphone en een account voor de schoolcomputers heeft. Het product bij dit beroepsproduct is ontwikkeld voor de vakgroep Nederlands havo/vwo onderbouw van het Candea College. Deze groep geeft les aan de havo 2-klassen en vormt dus de doelgroep voor het gehele product. Al deze docenten zijn bekend met de lesstof en didactiek en hebben een ruime ervaring met het lesgeven binnen hun vakgebied. Deze doelgroep heeft echter minder technologische kennis, terwijl de integratie van vakkennis met didactiek en ICT vereist is om digitale leermiddelen verantwoord in te kunnen zetten (Bolhuis & Van der Hoeff, 2013). Om deze reden is er een specifieke handleiding voor de doelgroep ontwikkeld, met uitleg bij de inzet van de digitale leermiddelen binnen het product. 3.3.3 Doel Het product moet ervoor zorgen dat de motivatie bij havo 2-leerlingen bij leesvaardigheid toeneemt. Om dit in gang te zetten, worden digitale leermiddelen op een didactisch verantwoorde wijze ingezet binnen de lessen van het product en wordt een andere benadering van leesonderwijs toegepast. Het uiteindelijke doel is dat leerlingen een minder negatieve houding ten opzichte van leesvaardigheid ontwikkelen, zodat mogelijk ook hun resultaten zullen verbeteren. Het effect van het product is waarneembaar wanneer leerlingen een hogere score, dus hoger dan bij de meting in november 2014, zullen aangeven op de aspecten die motivatie zichtbaar maken (opstart, wijze van uitvoering, intensiteit van uitvoering en doorzettingsvermogen). Deze aspecten maken motivatie zichtbaar in het gedrag en zullen dus ook duidelijk waarneembaar zijn tijdens de lessen. Op het gebied van de resultaten kan het effect zichtbaar worden wanneer de cijfers van de leerlingen hoger worden in vergelijking met eerder behaalde resultaten. 22 3.3.4 Vorm Het lespakket bestaat uit zes lessen leesvaardigheid met de bijbehorende handleiding voor de docenten, leerling-materiaal en uitwerkingen. De handleiding bevat een beschrijving van de lesinhoud per les, een beschrijving van de ingezette digitale leermiddelen en hierbij een instructie met visueel ondersteuningsmateriaal. Het lesmateriaal bevat per les minimaal twee digitale leermiddelen; één hiervan wordt ingezet binnen de instructie of opstart en één binnen de zelfstandige verwerking. Bij een aantal opdrachten zijn uitwerkingen bijgevoegd, omdat niet alle digitale leermiddelen directe feedback geven op de antwoorden van de leerlingen. De uitwerkingen kunnen de docent helpen bij de bespreking. Het product wordt digitaal aangeboden aan de vakgroep Nederlands havo/vwo onderbouw via de map ‘gedeelde documenten’ binnen de docentenomgeving van het netwerk van het Candea College. Hierdoor is het product makkelijk deelbaar en kunnen de docenten het product bereiken via zowel de computer als via de iPad. Ook kunnen de links naar webpagina’s direct gevolgd worden vanuit het document, zodat het product makkelijker te gebruiken is. Tevens kan het papiergebruik op school zo teruggedrongen worden, omdat elke docent naar eigen inzicht het product kan printen en kopiëren. Het lesmateriaal bestaat deels uit materiaal dat volledig digitaal aangeboden wordt en deels uit materiaal dat ook op papier aangeboden kan worden, zoals werkbladen. Hiervoor is gekozen omdat de inzet van papieren leermiddelen naast digitale leermiddelen als krachtig wordt gezien (SLO, 2014). Ook kan het voor de leerlingen makkelijker werken door een opdrachtbeschrijving op papier te hebben. 23 4. Evaluatieonderzoek 4.1 Inleiding en evaluatievragen Het evaluatieonderzoek dient om te bepalen of het inzetten van het ontwikkelde product effect heeft gehad op het vergroten van de motivatie voor leesvaardigheid bij havo 2-leerlingen. Bij dit onderzoek is uitgegaan van de volgende evaluatievragen: - - In hoeverre is de motivatie van de havo –leerlingen bij leesvaardigheid (domein zakelijke teksten) beïnvloed middels het inzetten van het product waarbij digitale leermiddelen zijn ingezet binnen de lessen leesvaardigheid? Hoe kan het ontwikkelde beroepsproduct een bijdrage leveren aan het leesonderwijs op het Candea College? In de oorspronkelijke onderzoeksvraag werd ook het effect op de resultaten van de leerlingen bij leesvaardigheid genoemd, maar dit wordt binnen het evaluatieonderzoek buiten beschouwing gelaten. Hiervoor is gekozen, omdat in de evaluatieperiode geen leestoets bij de havo 2-leerlingen is afgenomen en dus vergelijkingsmateriaal ontbreekt. Door middel van de evaluatievragen kan echter wel een beeld worden gegeven van in hoeverre de praktijksituatie op het Candea College is verbeterd door het gebruik van het product; de beïnvloeding van de leerling-motivatie en de bijdrage van het product aan het leesonderwijs kan worden beschreven. De oorspronkelijke onderzoeksvraag kan dus bijna volledig worden beantwoord. Binnen dit hoofdstuk worden de ingezette onderzoeksmiddelen beschreven en verantwoord en worden de resultaten en conclusies van het evaluatieonderzoek besproken. Hierbij is tevens aandacht voor de punten waarop het onderzoek verbeterd zou kunnen worden en welk vervolgonderzoek nodig kan zijn. Dit hoofdstuk sluit af met een verslag van de gegeven presentatie van het beroepsproduct aan de vakgroep Nederlands havo/vwo onderbouw. 4.2 Plan van aanpak en middelen 4.2.1 Plan van aanpak Om informatie te verkrijgen over de mate waarin de motivatie van de havo 2-leerlingen is toegenomen en of het product een bijdrage kan leveren aan het leesonderwijs van het Candea College is wederom systematisch onderzoek uitgevoerd. Dit evaluatieonderzoek is uitgevoerd volgens het onderstaande plan van aanpak. 24 Fig. 11: Plan van aanpak evaluatieonderzoek 4.2.2 Middelen Deze paragraaf beschrijft de onderzoeksmiddelen die zijn ingezet bij het evaluatieonderzoek. Omdat er binnen de praktijkverkenning eerder is gewerkt met de instrumenten vragenlijst en interview, wordt binnen deze paragraaf ook aangegeven op welke punten deze instrumenten verschillen van de en waarom deze ook nu passend zijn bij het beroepsproduct. Respondenten De respondentengroep van de vragenlijst bestaat uit havo 2-klassen H2B, H2C en H2D. H2B en H2C hebben drie lessen leesvaardigheid uit het beroepsproduct gevolgd. De leerlingen uit H2B hebben tijdens deze lessen gewerkt op de iPad en de leerlingen uit H2C hebben gebruik gemaakt van de schoolcomputers en hun telefoon als ‘device’. Klas H2D (26 leerlingen) dient als controlegroep en heeft geen lessen uit het beroepsproduct gevolgd. Het interview ter evaluatie is ditmaal afgenomen met D. Scholten en A. Dirks. D. Scholten diende eerder als respondent bij de praktijkverkenning en in overleg met haar zijn de ontwerpeisen opgesteld. Ter aanvulling is ervoor gekozen om A. Dirks, docente uit de vakgroep Nederlands havo/vwo onderbouw te ondervragen. Zij werkt vijftien jaar op het Candea College, geeft les aan havo 2 en heeft eerder les gegeven aan een iPad-klas. Deze respondent heeft één van de lessen leesvaardigheid uit het product gegeven. Dataverzameling en instrumenten De afgenomen evaluatievragenlijst bestaat uit een aangepaste versie van de vragenlijst uit de praktijkverkenning; de inleidende tekst is veranderd en de stellingen zijn anders gerangschikt. Inhoudelijk bestaat deze vragenlijst uit dezelfde twaalf stellingen bij de zichtbare aspecten van motivatie en de leerlingen geven wederom een waardering aan hun motivatie door een waardering te geven aan de stellingen via een vijfpuntsschaal. Opnieuw is de vragenlijst op papier afgenomen. 25 Om te bepalen in hoeverre de motivatie is toegenomen is ervoor gekozen om een effectmeting te doen door dezelfde vragenlijst af te nemen bij dezelfde respondentengroep en een controlegroep (H2D). Hierdoor kan gemeten worden of de lessen uit het beroepsproduct effect hebben gehad op de motivatie. De resultaten van de evaluatie (meting januari 2015) kunnen vergeleken worden met de resultaten uit de praktijkverkenning (meting in november 2014). De controlegroep laat zien of er verschil zit in de motivatie tussen de klassen die wel of niet lessen uit het product hebben gevolgd. De vragenlijst is een betrouwbaar onderzoeksmiddel, omdat de respondentengroep en de vragenlijst gelijk zijn gebleven en een controlegroep is toegevoegd. Zo kan gemeten worden welk effect de lessen op de testgroep hebben gehad. Wederom wordt de betrouwbaarheid ook vergroot doordat er een vergelijking gemaakt kan worden tussen de iPad-klas en een reguliere havo-klas. Om beïnvloeding door de eerder afgenomen vragenlijst te voorkomen is een nieuwe inleidende tekst en rangschikking gekozen. Sociaal wenselijke antwoorden kunnen echter wederom de betrouwbaarheid beïnvloeden. Dit instrument is valide, omdat het de motivatie meet op dezelfde eerder gemeten aspecten. Uit eerder onderzoek bleek namelijk dat leerlingen door middel van deze vragenlijst een waardering kunnen toekennen aan hun motivatie, dus bij de tweede meting kan dit opnieuw. Deze afname heeft een grotere resultaatvaliditeit dan de vorige, omdat er door de effectmeting een duidelijkere conclusie gegeven kan worden over de beïnvloeding van motivatie bij leesvaardigheid. Het interview met D. Scholten en A. Dirks bestaat uit drie vragen met doorvraagmogelijkheden over de bijdrage die het product kan leveren aan het leesonderwijs van de school. Op deze manier kan bepaald worden of het product een oplossing kan bieden bij de aanleiding voor de opdracht. Voor dit evaluatiemiddel zijn dus nieuwe interviewvragen opgesteld bij een ander onderwerp. Het interview is hier een passend onderzoeksmiddel, omdat de docenten uit de vakgroep die betrokken waren bij de ontwikkeling en het testen van het product ondervraagd zijn. Zo ontstaat een duidelijk beeld of het product een bijdrage kan leveren, omdat zij kunnen noemen of het product voldoet aan de ontwerpeisen. De twee respondenten bekijken het product ook vanuit twee invalshoeken, omdat een van hen betrokken was bij de ontwerpeisen en de andere respondent een van de lessen heeft uitgevoerd. Het interview is een betrouwbaar middel, omdat de besproken onderwerpen vastgelegd zijn in een voorbereiding en ook de ontwerpeisen en ervaringen met de uitvoering als hulpmiddel konden dienen. Tevens is de betrouwbaarheid vergroot doordat nu een groter deel van de vakgroep is ondervraagd. Het onderzoeksmiddel is valide, omdat het aan de hand van de voorbereiding en ontwerpeisen vaststelt of er aan de eisen wordt voldaan. Het interview heeft als onderzoeksmiddel een grotere democratische validiteit in vergelijking met het interview uit de praktijkverkenning, omdat ook een ander lid uit de vakgroep betrokken is. Data-analyse Binnen de data-analyse van de vragenlijst wordt gekeken naar de overeenkomsten tussen de huidige praktijksituatie (januari 2015) en de gemeten situatie uit de praktijkverkenning (november 2014). Op deze manier wordt een effectmeting uitgevoerd. Bij de verwerking is wederom gekeken naar de distributie van de antwoorden en de spreiding. Naast een inventarisatie van de motivatie per aspect en de verschillen per klas, wordt een vergelijking gemaakt in de hoogte van de waarderingen van 26 voor en na de uitvoering van het product. In een apart diagram worden de verschillen tussen de testgroep en de controlegroep weergegeven. De uitkomsten van het interview worden verwerkt in samenvatting en een schema binnen de resultatenparagraaf. 4.3 Resultaten, conclusies evaluatie en presentatie 4.3.1 Resultaten Resultaten vragenlijst De effectmeting is uitgevoerd door de afname van de vragenlijst in de klassen H2B, H2C en H2D nadat drie lessen uit het product zijn uitgevoerd in de testgroep (H2B en H2C). De motivatie wordt opnieuw gemeten aan de hand van de zichtbare aspecten van motivatie. De waarderingen zijn gelijk aan de vorige meting en betekenen voor de hoogte van motivatie het volgende: Fig. 12: Betekenis waarderingen vragenlijst. Deze paragraaf geeft de resultaten van de laatste meting bij de testgroep, de vergelijking met de praktijkverkenning en de vergelijking tussen de test- en controlegroep. Overige resultaten worden gegeven binnen bijlage 4C. Fig. 13: De gemeten motivatie bij leesvaardigheid in havo 2 in januari 2015. 27 Uit de resultaten blijkt dat de testgroep zowel een lage als een gemiddelde motivatie laat zien; de aspecten ‘opstart’ en ‘wijze van uitvoering’ scoren een lage motivatie (2,99 en 2,52), terwijl leerlingen bij de aspecten ‘intensiteit van uitvoering’ en ‘doorzettingsvermogen’ een gemiddelde motivatie vertonen (3,14 en 3,0). Klas H2B laat de meeste motivatie zien bij ‘opstart’ (3,12) en de minste bij ‘wijze van uitvoering’ (2,8). H2C scoort de hoogste motivatie bij ‘doorzettingsvermogen’ (3,48) en de laagste bij ‘wijze van uitvoering’ (2,24). Fig. 14: Motivatie bij leesvaardigheid in havo 2 in januari 2015. N = 51. Binnen de gegeven antwoorden zit de meeste spreiding binnen het aspect ‘intensiteit van uitvoering’ (1,21) en de minste spreiding binnen ‘wijze van uitvoering’ (0,95). De spreiding in de gegeven antwoorden is gering, doordat deze onder de 2,5 liggen. Fig. 15: Vergelijking motivatie bij leesvaardigheid in havo 2 Bij de vergelijking tussen de meting in november 2014 (praktijkverkenning) en de meting in januari 2015 (evaluatie) blijkt dat de gemiddelde motivatie op alle aspecten is toegenomen bij de testgroep. Twee van de aspecten scoren nu een gemiddelde motivatie in plaats van een lage motivatie. 28 Fig. 16: Vergelijking havo 2 testgroep en controlegroep. Uit de resultaten blijkt dat de testgroep (H2B en H2C) een hogere motivatie laat zien op alle aspecten van motivatie dan de controlegroep (H2D). Het grootste verschil wordt waargenomen bij het aspect ‘opstart’ (+ 0,79 bij de testgroep) en het kleinste verschil bij het aspect ‘wijze van uitvoering’ (+ 0,43 bij de testgroep). Resultaten interview Uit de interviews met D. Scholten en A. Dirks kwamen de volgende punten naar voren met betrekking tot de mogelijke bijdrage van het product aan het leesonderwijs van de vakgroep: Fig. 17: Uitkomsten interview evaluatieonderzoek 29 4.3.2 Conclusies evaluatie Conclusie Het evaluatieonderzoek laat zien dat de motivatie voor leesvaardigheid bij havo 2-leerlingen verhoogd kan worden door het inzetten van digitale leermiddelen bij (functioneel) leesonderwijs. Uit de effectmeting blijkt een kleine toename in de motivatie op alle zichtbare motivatieaspecten en de interviews bevestigen de aantrekkelijkheid van dit type lessen. De uitkomsten sluiten dan ook aan op het literatuuronderzoek uit de praktijkverkenning. De kleine toename in motivatie kan hier verklaard worden doordat er slechts drie lessen zijn gegeven waarbij functioneel leesonderwijs en digitale leermiddelen gebruikt worden. Ebbens en Ettekoven (2013) noemen ook dat het aanpassen van de werkwijze aan effectief leren op korte termijn al kleine veranderingen in motivatie teweeg kan brengen. Deze theorie verklaart mogelijk de resultaten van de effectmeting. Het beroepsproduct kan bijdragen aan het leesonderwijs van de school, omdat de vakgroep hiermee kan voldoen aan de opdracht van de directie op het gebied van digitalisering en taalvaardigheid. Het product zorgt voor eenvoudig inzetbare digitale leermiddelen die passen bij digitalisering en de docenten kunnen door het beroepsproduct werken aan taalvaardigheid vanuit de integratie van vakkennis, didactiek (o.a. activerende didactiek en functioneel leesonderwijs) en ICT. Deze integratie is volgens Bolhuis & Van der Hoeff (2013) essentieel. Uiteindelijk sluit het beroepsproduct aan op de vernieuwingen in het onderwijs van de school (digitalisering en taalvaardigheid) en de wensen van de vakgroep (motivatieverhoging in havo 2). De mate waarin het product kan bijdragen hangt af van de wijze van inzet en het draagvlak dat het krijgt binnen de aanpak van de vakgroep. Discussie Het evaluatieonderzoek sluit aan op eerdere conclusies vanuit het verkennend onderzoek. Functioneel leesonderwijs en digitale leermiddelen binnen het beroepsproduct hebben bijgedragen aan de motivatieverhoging van havo 2-leerlingen en het product kan bijdragen aan het leesonderwijs van de school. De effectmeting toont een hogere motivatie aan en de geïnterviewde docenten zien mogelijkheden om met het product aan hun opdrachten en wensen te voldoen. De aansluiting van de resultaten van het evaluatieonderzoek op de verkenning en de aanleiding en opdracht van het beroepsproduct is een sterk punt binnen het onderzoek. Een ander sterk punt is het gebruik van de controlegroep binnen de effectmeting. Dit controlemiddel maakt aannemelijk dat de motivatie bij de testgroep inderdaad verhoogd kan zijn door het beroepsproduct. Deze effectmeting zou echter verbeterd kunnen worden door vervolgonderzoek; de controlegroep moet qua aantal gelijk gemaakt worden met de testgroep en ook bij de eerste motivatiemeting moet deze al ingezet worden. Hierdoor worden de onderzoeksresultaten betrouwbaarder. Dit onderzoek kent echter ook verbeterpunten die niet onbesproken gelaten moeten worden. Door middel van het onderzoek kan bijvoorbeeld niet gezegd worden of de toename in motivatie een positief resultaat heeft op de resultaten bij leesvaardigheid, omdat dit niet is gemeten door een gebrek aan toetsresultaten tijdens de evaluatie. De geïnterviewde docenten geven hun verwachting aan, een snellere automatisering, maar dit zijn echter speculaties. Bij vervolgonderzoek kunnen leerling-resultaten voor en na het testen geïnventariseerd worden, waarbij ook de controlegroep ingezet moet worden. 30 Een ander zwak punt is de meting van motivatie. Er zijn verschillende manieren om motivatie te meten en dit onderzoek heeft een nieuw ontwerpen vragenlijst ingezet, terwijl er ook bestaande betrouwbare middelen zijn (zoals de schoolvragenlijst die prestatiemotivatie meet). Tevens werd in de aanleiding van de opdracht genoemd dat de vakgroep een lage motivatie opmerkte, maar zij zijn na het testen van het product niet geraadpleegd. Voor vervolgonderzoek zouden observaties gedaan kunnen worden bij de motivatieaspecten uit de vragenlijst om de visie van de docenten op de motivatie toe te voegen. Hierdoor ontstaat triangulatie en wordt de betrouwbaarheid vergroot. Presentatie Het beroepsproduct is op 19 januari 2015 gepresenteerd aan de vakgroep havo/vwo onderbouw van het Candea College tijdens de vakgroepvergadering. Hierbij is in het kort een samenvatting gegeven van het verkennend en evaluerend onderzoek en is het product gepresenteerd aan alle leden van de vakgroep. Het ontwikkelde product is hierbij getoond op het digibord en enkele van de digitale leermiddelen zijn uitgeprobeerd binnen de vergadering. Het product werd positief ontvangen door de docenten die het materiaal nog niet hadden gezien. Na afloop is het materiaal geplaatst binnen de gedeelde documenten en is het beoordelend gesprek gevoerd met de opdrachtgeefster. 31 5. Bibliografie Berben, M. & Van Teeseling, M. (2014). Differentiëren is te leren! Omgaan met verschillen in het voortgezet onderwijs. Amersfoort: CPS. Boekaerts, M & Simons, P. (2007). Leren en instructie. Psychologie van de leerling en het leerproces. Assen: Van Gorcum Boer, M. de (2007). Concretisering van de kerndoelen Nederlands. Enschede: SLO. Bogaert, N., Devlieghere, J., Hacquebord, H., Rijkers, J., Timmermans, S & Verhallen, M. (2008). Aan het werk! Adviezen ter verbetering van functionele leesvaardigheid in het onderwijs. Nederlandse Taalunie. Bolhuis, E. & Van der Hoeff, A. (2013). Onderwijs met ICT. Bussum: Uitgeverij Coutinho. Bonset, H., De Boer, M. & Ekens, T. (2010). Nederlands in de onderbouw (5e ed.). Bussum: Uitgeverij Coutinho. Dijk, E. van (2015). Kennisnet: ‘Als je de toekomst onvoorspelbaar vindt, moet je hem zelf uitvinden’ [ICT special]. Prima Onderwijs, 1, 14-15. Ebbens, S. & Ettekoven, S. (2013). Effectief leren. Basisboek. (3e ed.). Groningen: Noordhoff Uitgevers. Expertgroep Doorlopende Leerlijnen Taal en Rekenen (2009a). Doorlopende leerlijnen Taal en Rekenen. Enschede: SLO Expertgroep Doorlopende Leerlijnen Taal en Rekenen (2008). Over de drempels met taal. De niveaus voor de taalvaardigheid. Enschede: SLO. Expertgroep Doorlopende Leerlijnen Taal en Rekenen (2009b). Referentiekader taal en rekenen. De referentieniveaus. Enschede: SLO. Flokstra, J. (2006). Activerende werkvormen. Enschede: SLO. Geerts, W. & Van Kralingen, R. (2012). Handboek voor leraren (2e ed.). Bussum: Uitgeverij Coutinho. Hogeschool Utrecht (2012). Syllabus leesvaardigheid. Utrecht: Hogeschool Utrecht Kallenberg, T., Koster, B., Onstenk, J. & Scheepsma, W. (2007). Ontwikkeling door onderzoek. Een handreiking voor leraren. Utrecht: ThiemeMeulenhoff. Leraar24 (2010). Dossier: ICT in het onderwijs. Verkregen op 15 oktober 2014 van: https://www.leraar24.nl/dossier/2315/ict-in-het-onderwijs Lucas, L. & Van den Anker, B. (2014). Schooljaarplan 2014 – 2015. Duiven: Candea College. Marzano, R. & Miedema, W. (2011) Leren in vijf dimensies (5e ed.). Assen: Van Gorcum. 32 Oomens (2008). Inventariserend onderzoek havo-didactiek. Geraadpleegd op 1 oktober 2014 van: http://www.oberon.eu/data/upload/Portfolio/files/havodidactiek.pdf Pijpers, M. (2014) Vakcommunity Nederlands; van de redactie. Verkregen op 3 december 2014 van: http://nederlands.vakcommunity.nl/newsletter/view/29013422/844701f94b804fefc440a1cf [email protected] Prima Onderwijs (2015). Werken aan digitale geletterdheid [ICT special]. Prima Onderwijs, 1, 18-19. Ros, A., Castelijns, J, Van Loon, A. & Verbeeck, K. (2014). Gemotiveerd leren en lesgeven. De kracht van intrinsieke motivatie. Bussum: Uitgeverij Coutinho. Severijnen, O. & Poelmans, P. (2013). De APA-richtlijnen. Over literatuurverwijzing en onderzoeksrapportage. Bussum: Coutinho. SLO (2014). Leermiddelenmonitor 13/14. Beleid, gebruik, digitalisering en ontwikkeling van leermiddelen. Enschede: SLO Steenbakkers, J. & Ebbers, D. (2005). Nederlands anders. Een andere aanpak van lessen Nederlands in de onderbouw. Enschede: SLO. Van der Donk, C. & Van Lanen, B. (2012). Praktijkonderzoek in de school. Bussum: Coutinho. Vermaas, J. & Van der Linden, R. (2007). Beter inspelen op havo-leerlingen. Verkregen op 15 oktober 2014 van: http://www.kortlopendonderzoek.nl/documenten/beter%20inspelen%20havoleerlingen.pdf VO-raad (2014). AO over inzet digitale leermiddelen. Verkregen op 12 november 2014 van: http://www.vo-raad.nl/themas/leermiddelen/ao-over-inzet-digitale-leermiddelen Winkels, J. & Hoogeveen, P. (2014). Het didactische werkvormenboek. Variatie en differentiatie in de praktijk (11e ed.). Assen: Van Gorcum. 33 6. Bijlagen 34 6.1 Bijlage 2A: Onderzoeksinstrumenten praktijkverkenning 6.1.1 Interview: voorbereiding 1. Algemene gegevens Naam geïnterviewde Naam interviewer Datum, tijdstip en locatie Overzicht algemene gegevens Daniëlle Scholten Dian Hakze 21 oktober 2014 10.45u – 11.30u Candea College te Duiven 2. Onderwerpen die aan bod moeten komen Overzicht onderwerpen Leesvaardigheid - De manier waarop leesvaardigheid aangeboden wordt op het Candea College in havo 2. - De doelen die nagestreefd worden binnen het leesonderwijs in havo 2 - De aansluiting van het aangeboden leesonderwijs op de ideale aanpak van leesvaardigheid. Digitale leermiddelen - De digitale leermiddelen die door de vakgroep Nederlands gebruikt worden tijdens leesvaardigheid. - De rol die digitale leermiddelen toebedeeld krijgt door de vakgroep Nederlands. 3. Overzicht verzamelde informatie Onderwerp Aandachtspunten binnen het interview De manier waarop leesvaardigheid aangeboden wordt op het Candea College in havo 2. Leesvaardigheid De doelen die nagestreefd worden binnen het leesonderwijs in havo 2 Informatie naar aanleiding van literatuuronderzoek Het leesonderwijs bestaat volgens Bonset, de Boer en Ekens (2010) voornamelijk uit het maken van een tekst met vragen, maar voor deze werkwijze wordt niet gepleit omdat het niet aansluit bij de dagelijkse realiteit. Leerlingen behalen niveau 1F bij de overstap van het basisonderwijs naar het voortgezet onderwijs. In havo 2 kan van alle leerlingen verwacht worden dat zij niveau 1F hebben behaald; zij zijn namelijk al gestart in het voortgezet onderwijs. Deze leerlingen werken toe naar niveau 2F, het niveau dat zij aan het einde van de onderbouw behaald moeten hebben en gezien wordt als een fundamenteel niveau voor participatie in de maatschappij (Expertgroep Doorlopende Leerlijnen Taal en Rekenen, 2009 b). In leerjaar 2 leren leerlingen tekstverwerking op meso- en microniveau, feiten en meningen scheiden, 35 De aansluiting van het aangeboden leesonderwijs op de ideale aanpak van leesvaardigheid. De digitale leermiddelen die door de vakgroep Nederlands gebruikt worden tijdens leesvaardigheid. Digitale leermiddelen De rol die digitale leermiddelen toebedeeld krijgt door de vakgroep Nederlands. 4. Startvraag en ‘doorvraag’-vragen Onderwerp Aandachtspunten binnen het interview De manier waarop leesvaardigheid aangeboden wordt op het Candea College in havo 2. kritisch lezen in een eenvoudige vorm, meer zelfstandig reflecteren en meer zelfstandig strategieën inzetten bij zowel leesvaardigheid als woordenschat (Bonset, de Boer & Ekens, 2010). Functionele leesvaardigheid maakt tranfer mogelijk en leert leerlingen vaardigheden aan die zij de gehele schoolloopbaan in kunnen zetten (Bogaert et al., 2014). Bij dit functionele leesonderwijs moeten realistische verwerkingsopdrachten gebruikt worden. Dit type opdrachten is belangrijk om nieuwe kennis te verwerken en op te slaan (Bogaert et al., 2014). Er zijn veel verschillende soorten digitale leermiddelen die ingezet kunnen worden en waardoor een rijkere leeromgeving ontstaat, zoals interactieve oefenprogramma’s en websites, games, filmpjes en simulaties (SLO, 2014). Digitale leermiddelen kunnen volgens het SLO (2014) ook op veel manier verkregen worden, zoals via (gratis) online domeinen en methodes; er zijn voor de docenten dus veel manieren om aan verschillend materiaal te komen. Technologie kan volgens Bolhuis en Van der Hoeff (2013) dienen als hulpmiddel bij het leren, het lesgeven en het organiseren van onderwijs. Bolhuis en Van der Hoeff (2013) geven aan dat met de inzet van ICT het leerrendement vergroot kan worden op het gebied van motivatie, leerprestaties en het leerproces. Startvraag en ‘doorvraag’-vragen 7. 7.3. Leesvaardigheid 7.4. 7.5. Op welke manier probeert de vakgroep Nederlands leesvaardigheid aan te bieden in havo 2? In welke lessen wordt leesvaardigheid aangeboden? Hoe vaak wordt leesvaardigheid aangeboden binnen het programma? Hoe zien de lessen leesvaardigheid er over het algemeen uit: wat doen de docenten uit de vakgroep en wat doen de leerlingen? 36 De doelen die nagestreefd worden binnen het leesonderwijs in havo 2 8. 8.3. 8.4. 8.5. 8.6. De aansluiting van het aangeboden leesonderwijs op de ideale aanpak van leesvaardigheid. 9. 9.3. 9.4. De digitale leermiddelen die door de vakgroep Nederlands gebruikt worden tijdens leesvaardigheid. 10. De rol die digitale leermiddelen toebedeeld krijgt door de vakgroep Nederlands. 11. Digitale leermiddelen Wat zijn de doelen die de vakgroep Nederlands stelt aan het leesonderwijs in havo 2? Welke vaardigheden moeten havo 2 leerlingen aan het einde van het jaar beheersen? Welke kennis moeten de leerlingen aan het einde van leerjaar 2 beheersen? Op welke manier wordt leesvaardigheid getoetst binnen havo 2? Hoe worden de resultaten van leesvaardigheid in havo 2 geëvalueerd? Welk didactisch principe wil de vakgroep Nederlands voornamelijk hanteren bij het leesonderwijs? Welke didactische principes sluiten aan bij de docenten van de vakgroep Nederlands? Welke didactiek vindt de vakgroep effectief voor leesonderwijs? Welke digitale leermiddelen worden er ingezet tijdens de lessen leesvaardigheid? 10.3. Maakt de vakgroep Nederlands gebruik van het digitale materiaal van de methode? 10.4. Worden er nog andere digitale leermiddelen gebruikt? 10.5. Zijn er collega’s die veel ervaring hebben met het werken met digitale leermiddelen? Ziet de vakgroep Nederlands een belangrijke rol voor digitale leermiddelen binnen hun onderwijs? 11.3. Wat zijn de voordelen van digitale leermiddelen? 11.4. Wat zijn de nadelen van digitale leermiddelen? 11.5. Gaat de vakgroep in de toekomst meer gebruik maken van digitale leermiddelen? 37 6.1.2 Vragenlijst: blanco vragenlijst en voorbereiding Blanco vragenlijst Beste leerling, Tijdens dit schooljaar krijgen jullie leesvaardigheid tijdens de lessen Nederlands en lezen. Wij, jullie docenten Nederlands, zijn benieuwd hoe wij de lessen leesvaardigheid kunnen verbeteren. Hiervoor willen wij graag onderzoeken hoe gemotiveerd jullie je voelen tijdens de lessen leesvaardigheid. Wij willen jullie daarom vragen om onderstaande vragenlijst in te vullen. De vragenlijst bestaat uit twaalf stellingen. De stellingen gaan over jullie motivatie voor leesvaardigheid tijdens Nederlands en lezen. Geef per stelling aan in hoeverre je het eens bent met de stelling. Dit doe je door een kruisje te zetten in het vakje dat past bij jouw mening. De vragenlijst is anoniem; je hoeft geen naam te noteren en niemand komt te weten wat jij hebt ingevuld. Alvast bedankt voor het invullen! De docenten Nederlands havo/vwo onderbouw 38 Stelling 1 Helemaal oneens 2 Beetje oneens 3 Niet oneens en niet eens 1. Bij leesvaardigheid begin ik direct aan mijn opdrachten. 2. Tijdens leesvaardigheid werk ik nauwkeurig en controleer ik mijn werk. 3. Ik doe veel moeite om de opdrachten van leesvaardigheid te begrijpen. 4. Bij opdrachten voor leesvaardigheid werk ik goed door om alles op tijd af te krijgen. 5. Bij leesvaardigheid wil ik de opdrachten altijd zo goed mogelijk uitvoeren. 6. Als ik moet samenwerken bij leesvaardigheid laat ik het werk nooit over aan mijn groepsgenoten. 7. Tijdens opdrachten van leesvaardigheid ben ik niet snel afgeleid door anderen. 8. Als het me niet lukt om de opdrachten voor leesvaardigheid goed te maken, zoek ik hulp. 9. Ik let op of ik de leesstrategieën goed inzet bij leesvaardigheid. 10. Het werken aan opdrachten voor leesvaardigheid onderbreek ik nooit voor wat anders. 11. Ik besteed zoveel mogelijk tijd aan de opdrachten voor leesvaardigheid zodat ik alles goed kan maken. 12. Als ik opdrachten voor leesvaardigheid moet doen, zorg ik ervoor dat ik rustig kan werken en mijn spullen klaar heb liggen. 39 4 Beetje eens 5 Beetje oneens Voorbereiding Onderwerp Zichtbaarheid van motivatie Dimensie Opstarten van activiteit Manier van uitvoering activiteit Indicator 1. Geen uitstelgedrag 2. Actieve samenwerking met andere leerlingen 3. Condities voor uitvoering worden gerealiseerd 1. Inzetting van strategieën 2. Perfectionisme Enquêtevraag - - - - - Intensiteit van uitvoering activiteit Doorzettingsvermogen leerling 1. Hoge mate van concentratie 2. Hoge investering van energie in uitvoering opdracht - 1. Leerling geeft niet snel op 2. Leerling investeert tijd in realisatie opdracht - - - - - Bij leesvaardigheid begin ik direct aan mijn opdrachten. Als ik moet samenwerken bij leesvaardigheid laat ik het werk nooit over aan mijn groepsgenoten. Als ik opdrachten voor leesvaardigheid moet doen, zorg ik ervoor dat ik rustig kan werken en mijn spullen klaar heb liggen. Bij leesvaardigheid wil ik de opdrachten zo goed mogelijk uitvoeren. Ik let op of ik de leesstrategieën goed inzet bij leesvaardigheid. Tijdens leesvaardigheid werk ik nauwkeurig en controleer ik mijn eigen werk. Tijdens opdrachten van leesvaardigheid ben ik niet snel afgeleid door anderen. Bij opdrachten voor leesvaardigheid werk ik goed door om alles af te krijgen. Het werken aan opdrachten voor leesvaardigheid onderbreek ik nooit. Ik doe veel moeite om de opdrachten te begrijpen. Ik besteed zoveel mogelijk tijd aan de opdrachten zodat ik alles goed kan maken. Als het me niet lukt om de opdrachten goed te maken, zoek ik hulp. 40 6.2 Bijlage 2B: Geordende gegevens praktijkverkenning 6.2.1 Interview Onderwerp Aandachtspunten binnen het interview De manier waarop leesvaardigheid aangeboden wordt op het Candea College in havo 2. Samenvatting antwoorden respondent De leerlingen krijgen leesvaardigheid tijdens de lessen Nederlands en lezen. Leesvaardigheid komt in de methode in zes hoofdstukken aan bod en per hoofdstuk worden hier gemiddeld vijf lessen aan besteed. Tijdens het leesuur werken de leerlingen één uur in de week aan een tekst uit de methode Nieuw Nederlands. Leesvaardigheid De doelen die nagestreefd worden binnen het leesonderwijs in havo 2 De aansluiting van het aangeboden leesonderwijs op de ideale aanpak van leesvaardigheid. De digitale leermiddelen die In de lessen leesvaardigheid geeft de docent voornamelijk instructie op de leerstof en behandelt hierbij met name het inzetten van lees- en woordraadstrategieën. Via klassengesprekken en voordoen worden deze geoefend. De leerlingen werken veel zelfstandig aan de opdrachten in het boek en de docent begeleidt dan. De oefeningen voor leesvaardigheid worden bijna altijd klassikaal nabesproken. De vakgroep kiest ervoor om per jaar vier toetsen leesvaardigheid af te nemen binnen de lessen Nederlands en drie ‘Nieuwsbegrip-toetsen’ tijdens de leesuren. Bij het vak lezen krijgen de leerlingen een gemiddeld cijfer op basis van alle leestoetsen. Deze koppeling tussen vakken wordt gemaakt omdat leerlingen bij Nieuwsbegrip andere vaardigheden oefenen dan bij Nieuw Nederlands. De gemaakte toetsen zijn altijd teksten met vragen. Momenteel probeert de vakgroep de toetsen aan te passen aan RTTI. De resultaten worden tijdens het schooljaar besproken tijdens overleguren en aan het einde van het schooljaar geëvalueerd tijdens de laatste vakgroepvergadering. Er wordt verwacht dat de leerlingen aan het einde van havo 2 redelijk moeilijke, echte teksten kunnen lezen. Zij moeten leesstrategieën en woordraadstrategieën kunnen inzetten zonder hulp van de docent. Ook moeten de leerlingen redelijk om kunnen gaan met signaalwoorden, tekstsoorten en tekstdoelen. Vanwege het taalbeleid probeert de vakgroep de leerlingen vooral het inzetten van strategieën aan te leren, zodat zij deze ook bij andere vakken kunnen inzetten. Dit sluit volgens de respondent aan op taalgericht vakonderwijs. Verder zijn de docenten vrij om te kiezen hoe zij hun lessen vormgeven, maar het oefenen met echte teksten is wel belangrijk. Naast de papieren methode hebben alle leerlingen toegang tot het digitale lesmateriaal bij de methode. Alle 41 Digitale leermiddelen door de vakgroep Nederlands gebruikt worden tijdens leesvaardigheid. docenten kunnen ook inloggen bij het docentenmateriaal. De docenten maken vooral gebruik van de online antwoorden en toetsen. Soms worden de filmpjes bij de methode gebruikt. Tijdens de lessen werken de leerlingen niet aan de online oefeningen; dit kunnen zij thuis doen ter voorbereiding op de toetsen. Andere digitale leermiddelen die ingezet worden zijn online filmpjes en oefeningen op websites. Hierbij gaat het vooral om websites om werkwoordspelling te oefenen, zoals jufmelis.nl. De meeste docenten hebben nog niet veel ervaring met digitale leermiddelen. Het zoeken en uitproberen van materiaal kost veel tijd, dus de vakgroep is nog niet heel actief aan de slag gegaan. Bij de iPad-klas gaat het vooral om het digitaal krijgen van de methode op de iPad. De rol die digitale leermiddelen toebedeeld krijgt door de vakgroep Nederlands. Digitale leermiddelen kunnen volgens de vakgroep leerlingen activeren, omdat zij die oefeningen leuker vinden. Er kan op een andere manier geoefend worden dan in het boek. Als nadeel wordt genoemd dat het lastig is om digitale leermiddelen in een gewoon lokaal met alleen een digibord te gebruiken en het voorbereiden veel tijd kost. In de toekomst wil de vakgroep wel meer gebruik maken van digitale leermiddelen, omdat het moet van de directie en het ook de toekomst zal zijn van het onderwijs. Maar bij Nederlands zal het volgens de respondent nooit de papieren methode en teksten vervangen. 42 6.2.2 Vragenlijst Gemiddelde motivatie binnen het aspect 'opstart' Gemiddelde motivatie 2.57 1.98 1.78 Weinig uitstelgedrag Verantwoordelijkheid bij groepswerk Condities realiseren Motivatie binnen het aspect ‘opstart’ 1 2 3 Aspect / opstart 22 18 11 Weinig uitstelgedrag 6 22 14 Verantwoordelijkheid bij groepswerk 18 21 8 Condities realiseren 4 0 6 5 0 3 n 51 51 σ 0,78 1,04 3 1 51 0,96 Gemiddelde motivatie binnen het aspect 'wijze van uitvoering' Gemiddelde motivatie 2.57 2.27 2.04 Zo goed mogelijke uitvoering Inzet strategieën Nauwkeurigheid en controle 43 Motivatie binnen het aspect ‘wijze van uitvoering’ 1 2 3 4 Aspect / opstart 21 20 16 3 Zo goed mogelijke uitvoering 17 20 10 3 Inzet strategieën 12 20 19 6 Nauwkeurigheid en controle 5 1 1 1 n 51 51 51 σ 0,98 0,98 0,98 Gemiddelde motivatie binnen het aspect 'intensiteit van uitvoering' Gemiddelde motivatie 2.45 2.33 1.84 Hoge concentratie Werkhouding Weinig onderbrekingen Motivatie binnen het aspect ‘intensiteit van uitvoering’ 1 2 3 4 5 Aspect / opstart 12 17 11 9 2 Hoge concentratie 17 15 7 9 3 Werkhouding 23 16 10 1 1 Weinig onderbrekingen n 51 51 51 44 σ 1,15 1,28 0,95 Gemiddelde motivatie binnen het aspect 'doorzettingsvermogen' Gemiddelde motivatie 2.69 2.29 2.19 Hoeveelheid moeite Hoeveelheid bestede tijd Inzetten van hulp Motivatie binnen het aspect ‘doorzettingsvermogen’ 1 2 3 4 Aspect / opstart 9 21 18 3 Hoeveelheid moeite 12 20 16 3 Hoeveelheid bestede tijd 6 14 21 10 Inzetten van hulp 5 0 0 0 n 51 51 51 45 σ 0,83 0,87 0,93 6.3 Bijlage 3A: Het beroepsproduct Lespakket digitale leermiddelen en functioneel leesonderwijs Havo 2 46 6.3.1 Docentenmateriaal Lesvoorbereidingen Les 1: Onderwerp, deelonderwerpen en hoofdgedachte Lesdoelen: - Tijdens de les herhalen de leerlingen de theorie over leesstrategieën uit leerjaar 1 door middel van een Kahoot-quiz. De leerlingen passen zelf de leesstrategieën oriënterend, globaal en precies lezen toe bij het lezen van een zelfgekozen zaakvaktekst. De leerlingen oefenen met het verwoorden van de stappen van de leesstrategieën door zelf een instructiefilmpje op te nemen voor havo 1 leerlingen en klasgenoten. Leerlingen oefenen met het toepassen van hogere denkvaardigheden door een instructievideo te maken. De leerlingen oefenen met coöperatief leren door middel van een werkvorm bij activerende didactiek (denken-delen-uitwisselen). Invulling les: Lesfase 1. Terugblik en oriëntatie Activiteit en toelichting Materiaal en organisatie - Vraaggesprek De docent vraagt de leerlingen welke De leerlingen zitten op hun eigen leesstrategieën die zij zich plaats. Geen extra materiaal nodig. herinneren uit havo 1 (oriënterend, globaal, precies en zoekend lezen). - Quiz De leerlingen maken een digitale quiz over de theorie bij de leesstrategieën uit havo 1 via Kahoot. De docent bespreekt de vragen na met een opvallende uitkomst (veel foute of verschillende antwoorden). 2. Instructie en inoefening - Denken-delen-uitwisselen De leerlingen denken individueel na over welke stappen zij moeten uitvoeren om het onderwerp, deelonderwerpen en de hoofdgedachte te weten te komen (stappen bij oriënterend, globaal en precies lezen). Vervolgens delen zij De leerlingen werken op hun eigen plaats en gebruiken hun telefoon/iPad als stemkastje. De quiz wordt opgestart via het digibord. - Webadres docent: https://play.kahoot.it/#/k/ cb596f0b-00db-4555bcd1-81d484ed56cf - Webadres leerling: www.kahoot.it De leerlingen kunnen kladpapier/hun iPad gebruiken om hun denkstappen te noteren. De docent bewaakt het proces en leidt het evaluatiegesprek. 47 hun antwoorden met een klasgenoot en volgt een klassikale bespreking. 3. Zelfstandige verwerking 4. Afsluiting - Instructievideo maken De leerlingen maken in groepjes De leerlingen bekijken in het lokaal een korte instructievideo bij een een voorbeeld van een leesstrategie naar keuze instructievideo: (oriënterend, globaal of precies - Youtube-link: lezen). https://www.youtube.com/wa tch?v=mInvDIkeYbY Eerst kijken de leerlingen een voorbeeld van een De docent vervolgens legt de instructievideo en daarna maken leerlingen de opdracht uit aan de zij zelf een instructievideo: aan hand van het stappenplan (papier de hand van een tekst uit een of digitaal). De leerlingen zoeken zaakvakmethode leggen de een plek binnen of buiten het leerlingen uit hoe zij het lokaal om hun opdracht uit te onderwerp, deelonderwerpen of werken en te filmen. de hoofdgedachte kunnen bepalen. Tijdens de verwerking loopt de docent rond en bewaakt deze de voortgang. - Terugkoppeling De leerlingen laten hun gemaakte instructievideo’s video zien die zij hebben geplaatst Alle instructievideo’s worden op YouTube. Na elke opdracht getoond in het klaslokaal via het wordt met een checklist digibord. De leerlingen geëvalueerd of de strategie en het beoordelen de video’s aan de doel van de strategie duidelijk hand van een checklist. werden in het filmpje. 48 Les 2: Hoofd- en bijzaken, kernzinnen en samenvatten Lesdoelen: - De leerlingen leren dat de hoofdzaken van een tekst gegeven staan op voorkeursplaatsen en dat de hoofdzaak van een alinea gegeven staat in de kernzin. De leerlingen oefenen met onderscheiden van hoofd- en bijzaken door kernzinnen in een tekst te zoeken. De leerlingen oefenen met het maken van een samenvatting door kernzinnen uit een tekst achter elkaar te zetten en de hoofdgedachte aan het begin of het einde van de samenvatting te noteren. Invulling les: Lesfase 1. Terugblik en oriëntatie Activiteit en toelichting - Answergarden De docent geeft aan dat in deze les de vaardigheid samenvatten centraal staat. De leerlingen geven via Answergarden in steekwoorden aan welke begrippen zij belangrijk vinden bij het maken van een samenvatting. 2. Instructie en inoefening - Instructie samenvatten Aan de hand van de begrippen op de Answergarden-pagina legt de docent stapsgewijs uit hoe een samenvatting gemaakt wordt: - Zoek de kernzinnen in de tekst. Deze vind je op voorkeursplaatsen. - Zet de kernzinnen achter elkaar en zorg dat deze een lopend verhaal vormen. - Je samenvatting begint of eindigt met de hoofdgedachte. Deze kun je in de tekst vinden of moet je zelf formuleren. - 3. Zelfstandige - Modeling: De docent doet hardop denkend voor hoe de kernzinnen uit een tekst gehaald kunnen worden en hoe hiervan een samenvatting van gemaakt kan worden. Thinglink: Materiaal en organisatie De leerlingen gebruiken hun smartphone of iPad om naar de Answergarden-pagina te gaan. De docent toont de pagina op het bord zodat het woordweb zichtbaar wordt. - Answergarden-link: http://answergarden.ch/vi ew/137629 De docent kan gebruik maken van het digibord om de stappen te tonen. Het online docentenmateriaal van Nieuw Nederlands biedt hiervoor materiaal. De docent maakt gebruik van het online docentenmateriaal van Nieuw Nederlands. Hieruit wordt een voorbeeldtekst getoond en de docent doet de stappen voor. 49 verwerking 4. Afsluiting - - De docent bespreekt met de klas het belang van samenvatten en legt vervolgens de opdracht uit. De leerlingen krijgen een paragraaf uit de geschiedenismethode toegewezen gekregen om samen te vatten en maken hierbij een samenvatting aan de hand van Thinglink. Presentatie in groepen: De leerlingen worden in groepen geplaatst zodat alle paragrafen samen een hoofdstuk dekken. De leerlingen presenteren aan elkaar de gemaakte samenvattingen en delen de links met elkaar. De docent voert eerst in het lokaal een klassengesprek over het belang van samenvatten en legt vervolgens het werken met Thinglink uit. De leerlingen maken zelfstandig op de computer/iPad een samenvatting via Thinglink. De docent plaatst de leerlingen in groepen. De leerlingen maken nog gebruik van hun computer/iPad om hun werk te kunnen presenteren. Na de presentaties keren de groepen terug naar het gewone lokaal/eigen plekken. Klassengesprek De docent bespreekt de De leerlingen zitten op hun eigen opdracht na met de plek voor het klassengesprek. leerlingen: wat hebben zij hiervan geleerd en wat heeft deze opdracht nu opgeleverd voor het vak Nederlands en geschiedenis? 50 Les 3: Tekstverbanden en signaalwoorden (1) Lesdoelen: - De leerlingen leren dat verbanden binnen een tekst aangegeven worden door tekstverbanden en dat je hierdoor een tekst beter kunt begrijpen. De leerlingen leren vier tekstverbanden (chronologisch, opsommend, tegenstellend en toelichtend verband) en leren deze herkennen aan bijbehorende signaalwoorden. De leerlingen oefenen met het herkennen van signaalwoorden in een tekst en het benoemen van het bijbehorende verband. Invulling les: Lesfase 1. Terugblik en oriëntatie 2. Instructie en inoefening Activiteit en toelichting - Rotonde: De docent stelt de leerlingen een aantal vragen over de theorie bij tekstverbanden en verwijswoorden. De leerlingen noteren individueel hun antwoorden en geven vervolgens in groepjes om de beurt hun antwoord. De antwoorden worden vervolgens klassikaal nabesproken. - Blendspace: De leerlingen doorlopen de instructie en inoefening volgens het Blendspace-arrangement. Aan het einde wordt deze activiteit klassikaal geëvalueerd: hoe gingen de opdrachten en zijn er nog onduidelijkheden? Materiaal en organisatie De leerlingen zitten op hun plek en maken gebruik van hun schrift/iPad om de antwoorden te noteren. Aangrenzende tafelgroepjes dienen als groep voor de rotonde-bespreking. De docent geeft aan dat de leerlingen de link kunnen vinden op It’s Learning. De leerlingen doorlopen zelfstandig de instructie en inoefening. - Blendspace-link: https://www.blendspace.c om/lessons/yU547EOYaQ55g/tekstverban den-en-signaalwoorden 3. Zelfstandige verwerking - Popplet, deel 1 De leerlingen maken een samenvatting van de leerstof bij signaalwoorden en tekstverbanden door middel van een mindmap met Popplet. 4. Afsluiting - Klassengesprek: De docent bespreekt met de klas De leerlingen zitten op hun hoe het uitvoeren van de werkplek en slaan hun werk op opdracht ging en controleert op voor de volgende les. alle mindmaps zijn opgeslagen. De docent vertelt dat zij deze nodig hebben voor de volgende les. De docent legt het de opdracht en werken met Popplet uit aan de hand van het opdrachtenblad en Popplet op het digibord. De leerlingen werken zelfstandig op de computer/iPad. 51 Les 3: Tekstverbanden en signaalwoorden (2) Lesdoelen: - - De leerlingen leren dat verbanden binnen een tekst aangegeven worden door tekstverbanden en dat je hierdoor een tekst beter kunt begrijpen. De leerlingen leren vier nieuwe tekstverbanden (voorwaardelijk, redengevend, oorzakelijk en concluderend verband) en leren deze herkennen aan bijbehorende signaalwoorden door hun mindmaps aan te vullen. De leerlingen oefenen met het herkennen van signaalwoorden in een tekst en het benoemen van het bijbehorende verband. De leerlingen oefenen met het uitleggen van een tekstverband door uit te leggen waar het verband in de tekst mee te maken heeft. Invulling les: Lesfase 1. Terugblik en oriëntatie 2. Instructie en inoefening 3. Zelfstandige verwerking Activiteit en toelichting - Terugblik mindmaps: De leerlingen vertellen aan de hand van vragen wat zij de vorige les hebben gedaan. Enkele leerlingen laten hun mindmaps zien door in te loggen op het digibord. Deze worden besproken. De docent bespreekt de inhoud van de les: de geleerde signaalwoorden worden eerst nogmaals herhaald en de leerlingen werken verder aan het tweede deel van de Poppletopdracht. - Flipquiz De leerlingen geven antwoord op de flipquiz bij alle geleerde tekstverbanden en signaalwoorden. Nadat alle gestelde vragen zijn beantwoord, tellen de leerlingen hun punten. - Popplet, deel 2 De leerlingen vullen hun Popplet-mindmaps aan met de tekstverbanden en signaalwoorden uit het volgende hoofdstuk. Zij lezen vervolgens een tekst en noteren de gevonden verbanden in nieuwe vakken in hun Popplet-mindmap. Materiaal en organisatie De leerlingen zitten op hun reguliere plaats. Het digibord staat aan zodat leerlingen via hun account mindmaps kunnen tonen. De docent start de Flipquiz in volgens onderstaande link en laat leerlingen het juiste antwoord noteren. De docent laat vervolgens het goede antwoord zien. - Flipquiz-link: http://flipquiz.me/quiz/98 7 De docent legt het de opdracht en werken met Popplet uit aan de hand van het opdrachtenblad op het digibord en op papier. De leerlingen werken zelfstandig op de computer/iPad. 52 4. Afsluiting - ‘Wandel, wissel uit’ De leerlingen voeren de volgende opdracht van de leerkracht uit: Kies vier uitgelegde tekstverbanden uit waar je over twijfelt. Kijk in de Popplets van klasgenoten en controleer of hun antwoorden hetzelfde zijn. Na deze werkvorm wordt er klassikaal teruggekoppeld naar de gevonden tekstverbanden. De leerlingen laten hun Popplet staan op de computer/iPad. Nadat de opdracht is uitgelegd lopen de leerlingen rond in de ruimte om verschillende Popplets te bekijken. Hier hebben zij tien minuten de tijd voor. Vervolgens neemt iedereen zijn eigen plaats weer in voor de klassikale evaluatie. 53 Les 5: Feiten, meningen en argumenten Lesdoelen: - Aan het einde van de les weten de leerlingen dat een feit iets is dat waar of onwaar is wat gecontroleerd kan worden. Aan het einde van de les weten de leerlingen dat een mening herkend kan worden aan signaalwoorden en dat meningen onderbouwd moeten worden met argumenten. Aan het einde van de les weten de leerlingen dat zij argumenten kunnen herkennen aan signaalwoorden zoals ‘want’, ‘namelijk’ en ‘omdat’. De leerlingen oefenen met het onderscheiden van meningen en feiten in een tekst en het noemen van onderliggende argumenten. Invulling les: Lesfase 1. Terugblik en oriëntatie Activiteit en toelichting - Socrative De leerlingen geven bij verschillende begrippen aan of deze horen bij de theorie van deze les. 2. Instructie en inoefening - Oefening Hot Potatoes De leerlingen passen de besproken theorie toe in een oefening van Hot Potatoes: de leerlingen geven van de gegeven zinnen aan of het een feit, mening of een argument is. 3. Zelfstandige verwerking - Padlet De leerlingen zoeken op www.nos.nl verschillende actuele artikelen die feiten, meningen en argumenten bevatten. Deze artikelen plaatsen zij met een toelichting en mogelijke stelling op het Padlet-prikbord bij deze les. Materiaal en organisatie De leerlingen werken op hun eigen plaats en gebruiken hun telefoon/iPad als stemkastje. De quiz wordt opgestart via het digibord. - Webadres docent: http://b.socrative.com/tea cher/#start-quiz/14675116 - Webadres leerling: http://socrative.com/ en ‘student login’ De leerlingen volgen de link via It’s Learning naar de site met hun iPad, telefoon of de computer. Zij maken zelfstandig de vragen. - De Hot Potatoes-link: http://www.wsos.nl/Data%20HotPotatoe s/TekstopbouwHPO/feit_ mening_argument/index.h tml De docent bespreekt de opdracht aan de hand van het opdrachtenblad uit en legt Padlet uit. Het Padlet-prikbord wordt ook getoond op het digibord om de voortgang van de opdracht te monitoren. - Padlet-link: http://nl.padlet.com/d_ha kze/feitenargument 54 4. Afsluiting - Discussie Naar aanleiding van de Padletopdracht worden een aantal stellingen gekozen. De leerlingen lezen het bijbehorende artikel op hun device dat op het prikbord staat gegeven. Vervolgens wordt de klas in drie ‘kampen’ verdeeld (voor, tegen en neutraal) en wordt er gediscussieerd. - Klassengesprek De discussies worden geëvalueerd aan de hand van vragen van de docent. Hierbij wordt tevens besproken wat hierbij de rol van de geleerde theorie was. De berichten op de Padlet-pagina worden als uitgangspunt gebruikt. De leerlingen lezen de ‘posts’ bij de gekozen stellingen op hun device. Voor de discussie is geen extra materiaal nodig. De leerlingen zitten op hun gebruikelijke plek. Er is geen materiaal nodig. 55 Les 6: Tekst en publiek Lesdoelen: - De leerlingen weten aan het einde van de les dat een schrijver van een tekst rekening houdt met zijn publiek door middel van het onderwerp, de bron, het taalgebruik en de lay-out. Aan het einde van de les weten de leerlingen wat jargon is en kunnen zij voorbeelden van jargon en jongerentaal noemen. De leerlingen oefenen met het benoemen van het publiek van een tekst door een gelezen tekst te beoordelen op het onderwerp, de bronnen, taalgebruik en de lay-out. De leerlingen oefenen met het benoemen van de publieksgerichtheid door middel van het delen van hun bevindingen via de coöperatieve werkvorm ‘experts’. De leerlingen oefenen met het vergelijken van teksten op publieksgerichtheid door een zelfgekozen tekst uit een tijdschrift en vakblad te lezen. Invulling les: Lesfase 1. Terugblik en oriëntatie 2. Instructie en inoefening 3. Zelfstandige verwerking Activiteit en toelichting Materiaal en organisatie - Terugblik: De docent vraagt de leerlingen Voor deze fase is geen apart naar wat zij de vorige lessen materiaal nodig. De leerlingen geleerd en gedaan hebben. zitten op hun gewone plek in het lokaal. - Klassengesprek: De leerlingen vertellen over tijdschriften, blogs en andere tekstsoorten die zij lezen. De docent vraagt waarom zij die tijdschriften lezen en wat hen speciaal aantrekt. - Nearpod: De leerlingen volgen de Elke leerling maakt gebruik van zijn instructie die de docent geeft via smartphone/iPad en volgt de code Nearpod en beantwoorden die hij/zij krijgt van de docent. ondertussen de opdrachten. - Nearpod-link docent: http://np1.nearpod.com/s harePresentation.php?cod e=0fdfa8a637d4fea9bb0f6 c5568a9cac7-0 - Nearpod-link leerling: www.nearpod.com - Myjour: De leerlingen maken een De docent geeft een instructie aan account aan op Myjour, een de hand van het opdrachtenblad online kiosk. Vervolgens en legt uit hoe de leerlingen een lezen de leerlingen één account aan kunnen maken. langer artikel uit een tijdschrift naar keuze en één De leerlingen werken op de langer artikel uit een vakblad computer/iPad. Tijdens de naar keuze. Aan de hand van zelfstandige verwerking begeleidt de opdrachten maken zij een de docent de leerlingen. 56 4. Afsluiting vergelijking op basis publieksgerichtheid. - Expertgroepen: De leerlingen vertellen in wisselende groepen welke bladen en artikelen zij hebben gelezen. Tevens vertellen zij wat de verschillen tussen deze bronnen waren. Deze werkvorm wordt klassikaal nabesproken met de docent. - Myjour-link: https://myjour.com/ De docent verdeelt de klas in basisgroepen van 4 of 5 leerlingen. In deze groepen vertellen de leerlingen hun bevindingen. De leerlingen worden genummerd en gaan zitten bij leerlingen met het zelfde nummer om opnieuw hun ervaringen te delen. Terug in de basisgroep wordt nieuwe informatie gedeeld. 57 Instructie digitale leermiddelen Kahoot Kahoot is een ‘game based classroom responsive system’ en maakt het mogelijk om in de klas quizvragen te maken waarbij de smartphone of iPad functioneert als stemkastje. Het is hierdoor een interactieve web 2.0-toepassing. De Kahoot-quiz uit les 1 vereist geen docentenaccount en kan gemakkelijk ingezet worden binnen de les. Om deze quiz te spelen moeten de volgende stappen uitgevoerd worden: Stap 1: Voer het webadres (https://play.kahoot.it/#/k/cb596f0b-00db-4555-bcd181d484ed56cf) in binnen de adresbalk van de browser. Hierdoor wordt het volgende scherm zichtbaar: Stap 2: Klik op de paarse ‘Play’-knop. Hierna volgt een scherm om de quiz op te starten. Stap 3: Vraag de leerlingen om hun smartphone/iPad te pakken en naar de www.kahoot.it te gaan. Klik zelf op de ‘Start now’-knop. 58 Stap 4: Op het bord komt een ‘Game pin’ te staan. De leerlingen vullen deze code in op hun telefoon en vullen vervolgens hun naam in. Wacht tot alle namen van de leerlingen op de pagina zichtbaar zijn en klik op ‘Start now’. Stap 5: Hierna begint de quiz. De leerlingen kiezen op hun telefoon zo snel mogelijk het juiste antwoord om punten te verdienen. Als alle leerlingen antwoord hebben gegeven volgt het juiste antwoord op de vraag en de tussenstand. Zelf kun je ook telkens op verder klikken om door te gaan naar de volgende vraag. Stap 6: De quiz geeft zelf aan wanneer deze is afgelopen. Het scherm kan dan afgesloten worden. Je kunt ervoor kiezen om de resultaten te downloaden (klik hiervoor op ‘download’). 59 Youtube YouTube is misschien wel het populairste medium om filmpjes met anderen te delen en is hierdoor een belangrijke web 2.0-toepassing. Naast het vinden van filmpjes, kan eigen beeld- en geluidsmateriaal eenvoudig gedeeld worden. In les 1 maken de leerlingen in groepjes een instructiefilmpje en moeten deze delen via YouTube. Eerst kijken zij een voorbeeld van een instructievideo via YouTube (de link staat gegeven in de lesopzet). Vervolgens maken de leerlingen met behulp van een stappenplan een eigen filmpje en plaatsen deze op YouTube. Voor sommige leerlingen zal dit geen probleem zijn, maar andere leerlingen zullen hierbij instructie nodig hebben. Om deze leerlingen te helpen, of om in de toekomst zelf filmpjes te delen, is de volgende instructie bedoeld. Stap 1: Ga naar www.youtube.com en klik rechts bovenin op inloggen. Stap 2: Er wordt ingelogd met een bestaand account of er wordt een nieuw account aangemaakt. Hierna wordt de knop ‘Uploaden’ zichtbaar. Stap 3: Klik op de pijl in het scherm en selecteer het bestand dat op YouTube gezet moet worden. Controleer of de instelling op ‘openbaar’ staat. 60 Stap 4: Terwijl de video geladen en geplaatst wordt, moeten alle velden ingevuld worden zoals te zien is op onderstaande afbeelding. Zorg dat de video een duidelijke titel en beschrijving krijgt die aansluiten bij de opdracht en inhoud. Ook moeten er tags ingevuld worden: dit zijn de zoekwoorden waarmee de video later teruggevonden kan worden. Tot slot kan een miniatuurafbeelding gekozen worden. Stap 5: Het kan even duren voordat de video geladen is. Om de video voor de evaluatie terug te vinden kunnen de tags of de titel ingevoerd worden binnen de zoekbalk. 61 Answergarden Er bestaan verschillende web 2.0-toepassingen om ideeën te verzamelen of te brainstormen. Answergarden is een minimalistische variant hiervan die snel en gemakkelijk in te zetten is. Dit leermiddel vereist weinig voorbereiding en kan gemakkelijk gedeeld worden. In les 2 wordt Ansergarden gebruikt om een alternatief woordweb te maken met de klas. Dit leermiddel kan als volgt worden ingezet: Stap 1: Vul het webadres (http://answergarden.ch/view/137629) in op het digibord en laat de leerlingen het zelfde webadres volgen op hun smartphone of iPad. Het onderstaande scherm wordt zichtbaar. Stap 2: De leerlingen vullen hun antwoord in en klikken vervolgens op ‘Submit’. Hierdoor wordt hun antwoord zichtbaar in de Answergarden. Zij mogen meerdere begrippen toevoegen. 62 Thinglink Thinglink is een web 2.0-toepassing waarbij afbeeldingen interactief gemaakt kunnen worden door bijvoorbeeld tekst en video’s toe te voegen. Dit leermiddel maakt het mogelijk om op een creatieve manier informatie te verwerken. Om een Thinglink-samenvatting te maken in les 2 moeten de leerlingen zelf een account aanmaken. Het werken met Tinglink vereist ook nog enige uitleg. De docent kan hierbij de volgende stappen hanteren. Stap 1: Vul het webadres in binnen de browser en klik op de pagina op ‘Start now!’. Stap 2: Om een account aan te maken moet het juiste accounttype gekozen worden. Kies hiervoor de optie ‘basic, free’ en klik op ‘Start!’ Stap 3: De leerlingen kunnen ervoor kiezen om hun account te koppelen aan hun social media-account, maar dit hoeft niet. Zij vullen de benodigde gegevens in en klikken op ‘Sign up for free!’ 63 Stap 4: Vervolgens kunnen de leerlingen aan de slag. Zij klikken hiervoor op de rode knop rechtsboven met ‘Create’. Stap 5: De leerlingen kunnen nu afbeeldingen plaatsen die zij willen gebruiken voor hun Thinglink-samenvatting. Dit kan door op de blauwe knop te klikken of afbeeldingen hiernaartoe te slepen. Stap 6: Nadat de afbeeldingen geplaatst zijn, kunnen de leerlingen een ‘tag’ plaatsen. Zij vullen hierbij als tekst hun kernzin in en geven de afbeelding een titel. Vervolgens wordt op ‘save tag’ en ‘save’ geklikt. 64 Stap 7: Leerlingen kunnen hun gemaakte werk op verschillende manieren delen. Dit doen zij door op de knop met het pijltje te klikken en een deelmethode te selecteren. 65 Blendspace Blendspace is een tool waarmee docenten gemakkelijk een les kunnen arrangeren vanuit verschillende digitale leermiddelen. Het biedt de mogelijkheid om filmpjes, teksten, oefeningen en webpagina’s te combineren binnen één aangeboden programma dat leerlingen interactief kunnen doorlopen. De Blendspace-opdracht uit les 3 vereist geen docenten- of leerlingen-account. Om dit arrangement te gebruiken, moeten de volgende stappen doorlopen worden. Stap 1: Laat leerlingen het webadres invullen (https://www.blendspace.com/lessons/yU547EOYaQ55g/tekstverbanden-en-signaalwoorden ) op de browser van hun computer of device. Het onderstaande arrangement verschijnt. Stap 2: Geef aan dat de leerlingen rechts bovenin op ‘Play’ moeten klikken om het arrangement te starten. De pijlen aan de zijkant kunnen gebruikt worden om naar de verschillende onderdelen te gaan. De leerling kan het programma zelfstandig doorlopen. 66 Stap 3: Als docent kun je de antwoorden van leerlingen later controleren door de comments bij de ‘tiles’ te bekijken. Deze staan gegeven aan de zijkant van de pagina. 67 Popplet Popplet biedt de mogelijkheid om gemakkelijk online mindmaps te maken, te bewaren en te delen. Hierdoor kan er op een later moment teruggegrepen worden op eerder gemaakt werk. Voor de Popplet-opdrachten in les 3 en 4 hebben de leerlingen een eigen account nodig. De docent maakt gebruik van een voorbeeld-Popplet bij de instructie en legt leerlingen uit hoe zij een mindmap moeten maken. Gebruik hiervoor de volgende instructie. Stap 1: Vul als docent het volgende webadres in binnen de browser (http://popplet.com/app/#/2283272). Laat de onderstaande pagina zien aan de klas. Stap 2: Klik twee keer in het veld; hierdoor ontstaat een leeg vakje waarin getypt kan worden. Stap 3: Klik op de lichtgrijze bolletjes en sleep deze de gewenste richting op. Hierdoor ontstaat een nieuw vakje. Ga op deze manier door totdat je mindmap compleet is. 68 Stap 4: Zorg ervoor dat de Popplet-mindmap opgeslagen wordt. Klik hiervoor op het tandwiel en kies ‘save’. 69 Flipquiz Flipquiz is een tool om op een andere manier te presenteren en leerlingen te testen. Het wordt dan ook gezien als een ‘review game’. Bij Flipquiz is het scherm verdeeld in verschillende kaartjes waaraan een bepaalde hoeveelheid punten wordt toegekend. De kaartjes bevatten en vraag en moeten goed beantwoord worden. Ook dit leermiddel bevat de mogelijkheid op directe feedback. Voor de Flipquiz-activiteit in les 4 is geen docentenaccount nodig. Om het leermiddel in te zetten, moeten onderstaande stappen gevolgd worden. Stap 1: Vul het webadres in binnen de zoekbalk van je browser op het digibord: http://flipquiz.me/quiz/987. Vervolgens verschijnt het onderstaande scherm. Stap 2: Klik op het kaartje waarvan je het signaalwoord wil behandelen. Dit kaartje wordt dan ‘omgedraaid’. Stap 3: Laat de leerlingen het antwoord opschrijven en hun hen een moment bedenktijd. Klik vervolgens op ‘Reveal Answer’ om het juiste antwoord te laten zien. Laat de leerlingen ook noteren hoeveel punten zij hebben verdiend als zij de vraag goed hadden. 70 Stap 4: Behandel het gewenste aantal kaartjes en bespreek de scores aan het einde na. Het scherm kan vervolgens verwijderd worden. 71 Socrative Socrative is net als Kahoot een web 2.0-toepassing waarbij interactieve quizjes in de klas gespeeld kunnen worden. Socrative lijkt minder speels, maar biedt ook de mogelijkheid om een ‘space race’ te spelen en open vragen te stellen. Ook hier gebruiken de leerlingen hun ‘device’ als stemkastje. Om de Socrative-quiz uit les 6 te spelen voort de docent de volgende stappen uit: Stap 1: Ga naar www.socrative.com en klik op ‘teacher login’. Meld je hier aan met je docentenaccount. Laat de leerlingen hierbij kiezen voor ‘student login’. Stap 2: Nadat er is ingelogd, kan de link uit de lesvoorbereiding gevolgd worden (http://b.socrative.com/teacher/#start-quiz/14675116 ). De leerlingen loggen in door de code (roomnumber) op het bord in te vullen. Stap 3: Kies bij de instellingen voor ‘tempo bepaald door docent’ en klik op ‘Starten’. Stap 4: Laat de leerlingen de vragen beantwoorden en klik op volgende om naar de volgende opdracht te gaan. Door te klikken op ‘Hoe hebben we gepresteerd?’ kan gekeken worden naar de gegeven antwoorden. Als alle vragen geweest zijn, kan de pagina afgesloten worden. 72 Padlet Padlet is een interactieve web 2.0-toepassing die het mogelijk maakt om een prikbord te maken en te delen. Hierbij kunnen bezoekers berichten plaatsen (‘posten’) op het prikbord. Alles wat op het Padlet-prikbord geplaatst wordt, kan tevens geëxporteerd worden naar een PDF- of Excel-bestand. Voor de Padlet-opdracht in les 5 is geen account vereist. Hoe dit prikbord ingezet kan worden, wordt aangegeven in de onderstaande instructie. Stap 1: Voer het webadres van het prikbord bij deze les in binnen de zoekbalk van de browser (http://nl.padlet.com/d_hakze/feitenargument). Het onderstaande scherm wordt zichtbaar. Stap 2: Leerlingen kunnen berichten aan deze pagina toevoegen door twee keer in het veld te klikken. Hierdoor opent het onderstaande scherm. 73 Stap 3: In het scherm kan een bericht geschreven worden. Om een link te plaatsen naar een internetpagina (zoals een artikel) wordt op het eerste icoontje geklikt. Hierdoor kan een URL ingevoerd worden. Stap 5: De webpagina wordt geplaatst binnen het bericht en door naast het bericht te klikken wordt deze geplaatst op het Padlet-prikbord. 74 Nearpod Nearpod is een nieuwe interactieve manier van presenteren in de klas met veel verschillende mogelijkheden: leerlingen kunnen participeren in de presentatie door vragen te beantwoorden, quizvragen te maken en afbeeldingen in te sturen. Dit web 2.0-programma is eenvoudig te bereiken en te delen via computer, smartphones en andere ‘devices’. De Nearpod-instructie uit les 6 vereist geen docentaccount. Om dit leermiddel succesvol in te zetten, moeten de volgende stappen gehanteerd worden. Stap 1: Vul het webadres in binnen de zoekbalk van je browser (http://np1.nearpod.com/sharePresentation.php?code=0fdfa8a637d4fea9bb0f6c556 8a9cac7-0). Je krijgt de vraag of je de gedeelde presentatie wilt gebruiken. Klik hierbij op ‘Yes’. Stap 2: Selecteer de presentatie ‘Tekst en publiek’ door erop te klikken. Klik vervolgens bij ‘More’ op ‘Live sessions’ zoals te zien is op onderstaande afbeelding. Hierdoor kun je de quiz starten in de klas. 75 Stap 3: Op het scherm verschijnt een lettercode, de ‘PIN’. De leerlingen gaan naar www.nearpod.com en vullen deze lettercode in. Als leerlingen dit hebben gedaan, klik je op ‘close’. Stap 4: Klik vervolgens op het scherm op de pijlen om door de presentatie heen te gaan. De presentatie synchroniseert zich met het gebruikte toestel van de leerlingen; elke leerling ziet op zijn device de dia’s. Op sommige momenten vullen de leerlingen vragen in, plaatsen zij afbeeldingen of maken zij een quiz. Dit is dan te zien op het bord. Stap 5: Volg de presentatie tot de laatste dia. Hierna kan het scherm afgesloten worden en kunnen de leerlingen de pagina op hun telefoon/iPad ook sluiten. 76 Myjour Myjour is een online kiosk en past hierbij bij de tekstuele aangelegenheid van web 2.0toepassingen. Deze online kiosk heeft een verzameling van actuele artikelen uit verschillende soorten tijdschriften. Artikelen kunnen gekocht worden, maar er kan een gratis account aangemaakt worden met starttegoed, waardoor deze site bruikbaar wordt voor een les. Om de Myjour-opdracht uit les 6 uit te voeren is wel een account vereist. Elke leerling moet een eigen account aanmaken om EUR 3,00 starttegoed te ontvangen en artikelen te kunnen lezen. De docent geeft hierbij de volgende instructie. Stap 1: Ga naar https://myjour.com/ en klik rechtsboven op de knop ‘Maak een account’. Stap 2: Leg uit dat leerlingen op verschillende manieren een account aan kunnen maken. Zij kunnen ervoor kiezen om hun social media-profiel te delen met deze website, maar zij kunnen ook met hun e-mailadres van school een account aanmaken. Klik hiervoor op ‘E-mailadres’. 77 Stap 3: Laat de leerlingen hun gegevens invullen zoals het onderstaande voorbeeld laat zien. Vervolgens moet er op ‘aanmelden’ geklikt worden en moeten leerlingen op de bevestigingslink in hun e-mail klikken. Stap 4: Eenmaal ingelogd kan er gestart worden met lezen. Door linksboven op ‘Kiosk’ te klikken, wordt de verzameling bronnen zichtbaar. 78 6.3.2 Leerling-materiaal In de les heb je een instructievideo gezien over het vinden van de hoofdgedachte. Nu is het aan jou om zelf een instructievideo te maken bij één van de volgende leesstrategieën: oriënterend, globaal of precies lezen. Hoe je dit kunt doen, wordt uitgelegd dit in deze opdrachtbeschrijving. Opdracht: maak een instructievideo voor je klas Stap 1: Kies samen met je groepje een leesstrategie (oriënterend, globaal of precies lezen). Bespreek samen wat het doel van jullie gekozen strategie is en welke stappen je hierbij uitvoert. Noteer deze informatie hieronder. ……………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………………………………………………………… Stap 2: Kies met je groepje een tekst uit een van de boeken van geschiedenis, biologie of aardrijkskunde. Deze tekst gaan jullie gebruiken om jullie strategie uit te leggen. Stap 3: Volg eerst zelf met het groepje de stappen bij jullie strategie. Schrijf deze hieronder uit en noteer ook welke informatie je telkens te weten bent gekomen over jullie tekst. ……………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………….. Stap 4: Trek nu een conclusie: hebben jullie het doel van jullie leesstrategie bereikt? Noteer hieronder het gevonden onderwerp, de gevonden deelonderwerpen of de hoofdgedachte van deze tekst. ……………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………………………………………………………… Stap 5: Bij de voorgaande stappen hebben jullie informatie verzameld voor jullie instructievideo. Het is nu tijd om deze video te gaan maken. Bepaal eerst met je 79 groepje wie welke rol op zich gaat nemen (spreker, filmer, controleur, etc.). Oefen eerst met de tekst die jullie willen vertellen. Stap 6: Film met behulp van jullie iPad of telefoon. Het filmpje moet aan de volgende eisen voldoen: - De tekst uit de methode komt in beeld. Hier wordt de camera dan op gericht. De uitleg is duidelijk verstaanbaar. Ter ondersteuning mogen delen van de tekst aangewezen worden. Het instructiefilmpje bestaat uit één stuk. Stap 7: Plaats je filmpje op YouTube zodat deze straks bekeken kan worden in de klas. Zorg dat je het filmpje een duidelijke titel en duidelijke tags geeft, zodat het filmpje terug te vinden is. Lukt het uploaden niet? Vraag je docent om hulp. Veel succes! 80 In deze leesles heb je geleerd waarom het handig kan zijn om samenvattingen te maken en dat je dit op verschillende manieren kunt doen. Bij deze opdracht ga je zelf oefenen met het samenvatten van een paragraaf uit je geschiedenisboek, zodat je deze kunt gebruiken bij het leren voor geschiedenis. Door samenvattingen met de klas te delen, krijg je een complete samenvatting van het hele hoofdstuk! Deze les leer je werken met Thinglink, een middel om een samenvatting te maken met behulp van afbeeldingen. Je docent legt uit hoe dit programma werkt. Opdracht: maak een samenvatting van je geschiedenisparagraaf Stap 1: Noteer welke paragraaf je toegewezen hebt gekregen. ……………………………………………………………………………………………………………………………………………… Stap 2: Zoek van elke alinea de kernzinnen en schrijf deze onder elkaar op. Deze kernzinnen vind je vaak op vaste plaatsen (denk aan de theorie van Nieuw Nederlands). ……………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………….. 81 Stap 3: Noteer de hoofdgedachte van deze paragraaf. Kun je deze letterlijk in de tekst vinden of moet je deze zelf formuleren? ……………………………………………………………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………….. Stap 4: Zoek bij elke kernzin een passende afbeelding. Sla deze afbeeldingen op, zodat je ze kunt gebruiken bij Thinglink. Stap 5: Maak een college op Thinglink waarbij je bij alle afbeeldingen de juiste kernzin noteert. Lukt dit niet? Vraag je docent om hulp. Stap 6: Deel je samenvatting met andere leerlingen uit de klas. Op deze manier verzamel je een samenvatting van het hele hoofdstuk! Veel succes! 82 In eerdere lessen heb je geleerd om een samenvatting te maken van een tekst via een collage in Thinglink. Deze les maak je opnieuw een samenvatting, maar dan van de theorie bij tekstverbanden en signaalwoorden! Ook leer je werken met een ander programma, namelijk Popplet. Deze opdracht gaat je helpen om snel inzicht te krijgen in de verschillende tekstverbanden en signaalwoorden, zodat je deze later kunt toepassen bij het lezen van teksten. Opdracht: maak een mindmap bij de theorie uit Nieuw Nederlands Stap 1: Maak een account aan op Popplet. Ga naar www.popplet.com en klik op ‘Login’. Je krijgt nu een scherm te zien waarin je kunt kiezen om een account aan te maken. Klik hiervoor op ‘Sign up’. Vul alle gegevens in en klik op ‘next’. Kies hierna voor de gratis optie en je kunt beginnen! 1. 2. Stap 2: Je docent laat op het bord zien hoe je met Popplet moet werken. Luister goed naar deze uitleg. Stap 3: Maak nu een eigen samenvatting van de theorie bij tekstverbanden en signaalwoorden. Dit doe je als volgt: Stap 4: Zet het onderwerp van je mindmap in het midden. Verbind het onderwerp met de verschillende soorten tekstverbanden. Geeft per tekstverband een uitleg van het verband. Verbind elk tekstverband met bijbehorende signaalwoorden. Zorg ervoor dat je de mindmap overzichtelijk maakt met kleuren, vormen en de plaatsing. Sla je Popplet-mindmap op en bewaar je inloggegevens! 83 Deze les ga je verder aan de slag met Popplet en het oefenen met tekstverbanden en signaalwoorden. In het eerste deel van de opdracht vul je de Popplet-mindmap aan met de begrippen uit de tweede paragraaf bij signaalwoorden en tekstverbanden. In het tweede deel oefen je met het herkennen en benoemen van tekstverbanden in een tekst. Deze opdracht gaat je helpen om snel inzicht te krijgen in de verschillende tekstverbanden en signaalwoorden, zodat je deze later kunt toepassen bij het lezen van teksten. Opdracht 1: aanvullen mindmap bij de theorie uit Nieuw Nederlands Stap 1: Ga naar www.popplet.com en log in met je account. Ga vervolgens naar de mindmap uit de vorige les. Stap 2: Vul je mindmap aan met de nieuwe tekstverbanden en signaalwoorden. Ga weer als volgt te werk: Stap 3: Zet het onderwerp van je mindmap in het midden. Verbind het onderwerp met de verschillende soorten tekstverbanden. Geeft per tekstverband een uitleg van het verband. Verbind elk tekstverband met bijbehorende signaalwoorden. Zorg ervoor dat je de mindmap overzichtelijk maakt met kleuren, vormen en de plaatsing. Controleer of je mindmap compleet is en sla deze op. Opdracht 2: Tekstverbanden en signaalwoorden zoeken en benoemen. Stap 1: Lees de tekst ‘Worden voornamen steeds gekker?’ op de volgende pagina. Markeer of selecteer tijdens het lezen alle signaalwoorden die je tegenkomt. Je mag hierbij je Popplet gebruiken als hulpmiddel. Stap 2: Zoek in je Popplet-mindmap de signaalwoorden op die je in de tekst hebt gevonden. Noteer de zinnen waarin je deze signaalwoorden hebt gevonden in het Popplet-vakje met het bijbehorende signaalwoord. Stap 3: Controleer je antwoorden door ‘Wandel, wissel uit’. Je docent geeft aan hoe dit werkt. Welke verschillen kwam je hierbij tegen? Schrijf ze hieronder op. ……………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………….. 84 Worden voornamen steeds gekker? Feeërieke, Bliksem, Summer-Lily, Rolex. Steeds meer kinderen krijgen een unieke voornaam. Maar waarom eigenlijk? En staat de burgerlijke stand echt alles toe? Broertjes Silver, Uniek en Vip Merel Telleman uit Sint Pancras nam dat laatste wel heel letterlijk. Zij noemde haar zoon Uniek – voluit: Uniek Beer. Hij is het broertje van Silver Quinten en Vip Diesel. “Zilver is een waardevol metaal, Uniek is bijzonder en Vip is heel belangrijk. Zo willen we laten zien dat onze kinderen welkom en waardevol zijn”, legde Merel Telleman in 2012 uit in Nrc.next. Uniek is Uniek overigens niet. Er zijn meer kinderen met die naam. Zelfs de spelling Younique, bedoeld om de naam nóg unieker te maken, komt meermaals voor. Om het risico op naamgenoten te minimaliseren kun je het best helemaal zelf een naam verzinnen. Dat is al een paar jaar heel populair, vooral onder Antillianen en De Spakenburgse visverkoper Hendrikus ter Surinamers. Aanstaande ouders knutselen Beek zat in de jaren vijftig met zes namen naamgenoten in de klas. Zijn eigen roepnaam RolliNHCy, Henk was al bezet, evenals Henkie en Hendrik, samengesteld uit de namen van familieleden dus noemde hij zich maar Driek. Al diezelfde en namen in één klas waren in die jaren, toen koppeltekens en extra hoofdletters. kinderen nog braaf werden vernoemd naar familieleden en heiligen, geen uitzondering. In 1950 heette een op de tien meisjes Maria en een op de zeven jongens Johannes of Jan. in elkaar G-K’dean opgeleukt met als Cedrixviënthely, en Zjay-driënne, trema’s, apostrofs, “Ik wilde graag een speciale naam die ik nog nooit had gehoord”, vertelt de moeder van Ki’shawn op een namenforum. “Daarom wilde ik er zelf een bedenken, gebaseerd op onze Tegenwoordig is dat wel anders. De twee namen. Mijn vriend heet Koki en ik heet populairste namen van nu worden samen Shardé, dus hebben we de laatste twee letters jaarlijks aan minder dan één procent van de van zijn naam en de eerste drie letters van de kinderen gegeven. Dat is gemiddeld één Bram mijne genomen en er nog wat achter geplakt.” en één Sophie per acht schoolklassen. Naamgenoten zijn voor steeds meer ouders een schrikbeeld. Elk kind wordt uniek gevonden en verdient dus een unieke naam. Ongepast Mogen zulke creatieve uitspattingen wel van de burgerlijke stand? Soms leiden ze tot een aanvaring. Met de nadruk op “soms”, want sinds de liberalisering van de naamwet in 1970 85 mag bijna alles. Vóór 1970 waren alleen PowNed, Toetanchamon en Jupiler waren bestaande voornamen toegestaan, en veel geen probleem. ambtenaren van de burgerlijke stand weigerden zelfs alle namen die ze zelf niet kenden. In de jaren zestig, toen buitenlandse modenamen populair werden, zijn er namen afgekeurd die we nu doodgewoon vinden: Vaker dan de betekenis van een naam vormt de spelling een struikelblok. Ouders zoeken steeds meer de grenzen van het toelaatbare op. Moet een voornaam met een hoofdletter beginnen? Mag er een hoofdletter middenin Jessica, Joey, Samantha, Yolanda. staan? En een apostrof? Nee, ja en ja, vond de In 1970 is de wet aangepast aan de nieuwe ambtenaar die de naam d’ICKsen heeft tijdgeest. geaccepteerd, Alles mag nu, met twee uitzonderingen. Achternamen mogen niet als maar sommige van zijn collega’s zijn minder ruimdenkend. voornaam worden gebruikt (tenzij de naam in kwestie ook als voornaam voorkomt) en een naam mag niet ‘ongepast’ zijn. Die laatste bepaling dient om kinderen te beschermen tegen namen waar ze alleen maar last van Twee ‘trekkies’ uit Rotterdam kregen in 2005 een dochter, die ze net als hun andere kinderen wilden vernoemen naar een personage uit de serie Star Trek: Voyager. De burgerlijke stand weigerde het meisje echter zouden krijgen. in te schrijven als B’Elana. De ambtenaar van Emile Ratelband liep twee keer tegen de dienst had in Van Dale gelezen dat een beperkingen van de naamwet aan. In 1977, apostrof een verkorting aangeeft en volgens toen hij zijn zoon Frans Rolls Royce wilde de noemen, en in 2001 met zijn dochter Beau afkortingen voorkomen. Het werd daarom Aimée, die eigenlijk Tsjakkalotje had moeten Belana. wet mogen in geboorteaktes geen heten. Tsjakkalotje is een duidelijk voorbeeld van ongepast. Frans Rolls Royce was volgens de burgerlijke stand zelfs in strijd met beide beperkingen van de naamwet. De combinatie Rolls Royce was niet alleen “bespottelijk”, het Trek namen Het aantal originele namen is sinds de verruiming van de naamwet in 1970 flink toegenomen. Een zijn ook nog eens twee achternamen. Star Originele kleine greep: Crucifix De wet laat nogal wat ruimte voor eigen Dancingqueen interpretatie, want wanneer is een naam nu Grammophon precies ongepast? In het algemeen worden Jaquar-Dior alleen heel extreme namen geweigerd. Urine, Macaroni Jezus Christus, Marieke Methadon en Dienaar Mariahkarry van God gingen te ver, maar Pinokkio, Pippeloentje Qwuality 86 Thankgod mocht, maar dan wel iets anders gespeld: het Zwerver moest Geweigerde namen Niet álles mag op namengebied. Bij de burgerlijke stand werden onder meer geweigerd: Miracle-oflove worden, om te benadrukken dat dat gedeelte van de naam één geheel vormt. Ook de ouders van Belana hebben gelijk gekregen van de rechter. Hun dochter kreeg haar zo felbegeerde apostrof. Zo komen er steeds meer voornamen bij. De Socialist (1872) Nederlandse namenvoorraad groeit elk jaar Vos (1888) met 7000 nieuwe namen. Een gigantisch Anarchistina (1896) aantal als je bedenkt dat er in de klassieke gids Hertog (1901) Prisma voornamen (oorspronkelijke uitgave Alles (1917) 1964) Ego (1937) beschreven, maar afgezet tegen de 180.000 Cinderella (1966) kinderen die er jaarlijks worden geboren valt Bismarck het eigenlijk wel mee. Hoewel de groep Fidel Castro Marti Sigismund (1968/1969) Geisha slechts 20.000 namen worden creatievelingen groeit, krijgen verreweg de (rond 1985) Maastricht (1993, in Maastricht) meeste kinderen nog altijd een min of meer ‘gewone’ naam. Tegenover Younique, Ki’shawn en Miracle-of- Felbegeerde apostrof Frank en Debby Elsenburg uit Amsterdam kregen in 1997 na tien jaar proberen eindelijk een dochter. Panter Fonny Miracle of Love moest ze gaan heten. Panter was gewoon een leuke naam, aldus het stel, Fonny een love staat zelfs een groeiende groep simpele Hollandse namen: Siem, Gijs, Teun, Fien, Guusje. Het wordt misschien steeds gekker, maar het motto van de meeste Nederlanders is en blijft: doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg. vernoeming naar oma Yvonne en dat dit liefdeswonder Miracle of Love zou heten, sprak voor zich. Je voelt hem al aankomen. Die laatste naam werd geweigerd. “Ik veronderstelde dat wij zelf het recht hadden Naar: 3 oktober 2014 11:00 | Onze Taal in Actualiteiten door Maarten van der Meer (Meer, M. van der, 2014). een naam te bedenken, maar nu bleek dat dat de taak is van een mannetje achter een loket”, zei Frank Elsenburg in Het Parool. De Elsenburgs lieten het er niet bij zitten en gingen in beroep bij de rechter. Die gaf ze hun zin. Grotendeels tenminste. Miracle of Love 87 Digitaal en gemotiveerd leren lezen in havo 2 Dian Hakze Over veel wat je leest, kun je discussiëren. Deze les ga je een discussie voorbereiden aan de hand van Padlet, een online prikbord. Je gaat op zoek naar interessante informatie voor een discussie, noemt verschillende feiten, meningen en argumenten en brengt een stelling in. Vervolgens ga je met de hele klas discussiëren over verschillende onderwerpen! Opdracht: feiten, meningen en argumenten zoeken Stap 1: Luister naar de instructie van je docent over Padlet. Dit programma heb je later nodig. Stap 2: Ga naar www.nos.nl en ga op zoek naar twee of drie artikelen die jij interessant vindt. Doe per gekozen artikel het volgende: - Kopieer het adres van het artikel en plak deze in een Padlet-bericht. Geef je Padlet-bericht een stelling bij dit artikel als titel. Schrijf in het bericht de verschillende feiten, meningen en argumenten die je tegen bent gekomen in dit artikel. Plaats het artikel op het prikbord. Dian Hakze Digitaal en gemotiveerd leren lezen in havo 2 Dian Hakze Je hebt geleerd dat teksten geschreven worden voor verschillende soorten mensen. De schrijver houdt in zijn tekst dan ook altijd rekening met zijn publiek. In deze opdracht ga je onderzoeken hoe verschillende soorten teksten eruit zien en hoe de schrijvers zich hebben aangepast aan hun publiek. Je mag hierbij zelf kiezen welke teksten je gaat lezen. Opdracht: onderzoek naar publieksgerichtheid Stap 1: Maak een account aan op Myjour zoals je docent heeft uitgelegd. Stap 2: Kies een tekst uit een tijdschrift dat jou leuk lijkt. Lees deze tekst en vul de eerste kolom van het schema op de volgende pagina in. Stap 3: Kies nu een heel ander artikel uit een vakblad. Lees deze tekst en vul de tweede kolom van het schema op de volgende pagina in. Stap 4: Maak nu een vergelijking: wat valt op? Vul de derde kolom van het schema in. 89 Digitaal en gemotiveerd leren lezen in havo 2 Tekst 1 Dian Hakze Tekst 2 Vergelijking 1. Bron Voor welk publiek is deze bron geschikt? 2. Titel artikel Wat valt op aan de titel? 3. Onderwerp van het artikel Voor wie is dit onderwerp geschikt? 4. Taalgebruik Wat voor soort taalgebruik wordt gehanteerd? Noem voorbeelden. 5. Lay-out Wat valt op aan de lay-out? Waarom is dit voor het publiek aantrekkelijk? 6. Publiek Wat is volgens jou het publiek van dit artikel? 7. Eigen mening Hoe heb jij het lezen van dit artikel ervaren? 90 Digitaal en gemotiveerd leren lezen in havo 2 Dian Hakze 6.3.3 Uitwerkingen De meeste activiteiten in het lespakket bevatten directe feedback via de gebruikte digitale leermiddelen. Bij sommige opdrachten is dit niet het geval. Hierbij kunnen de volgende materialen als hulpmiddel dienen bij het bespreken. Les 1: Checklists instructievideo Checklist oriënterend lezen Ja Nee Gedeeltelijk Ja Nee Gedeeltelijk Het doel van oriënterend lezen wordt genoemd (het vinden van het onderwerp) Het bekijken van de tekst wordt voorgedaan met de volgende stappen: - Titel - Illustratie - Tussenkopjes - Opvallend gedrukte woorden De eerste alinea wordt voorgelezen. De volgende vraag wordt gesteld: waar gaat deze tekst over? Het onderwerp van de tekst wordt benoemd. Checklist globaal lezen Het doel van globaal lezen wordt genoemd (het vinden van deelonderwerpen) Het globaal lezen van de tekst wordt voorgedaan met de volgende stappen: - De eerste en de laatste zin van elke alinea wordt gelezen. - Er wordt benoemd waar de alinea’s over gaan. - Er wordt benoemd welke alinea’s bij elkaar horen Er worden passende tussenkopjes genoemd bij de alinea’s die bij elkaar horen. De deelonderwerpen van de tekst worden benoemd. 91 Digitaal en gemotiveerd leren lezen in havo 2 Dian Hakze Checklist precies lezen Ja Nee Gedeeltelijk Het doel van precies lezen wordt genoemd (het vinden van de hoofdgedachte) Het precies lezen van de tekst wordt voorgedaan met de volgende stappen: - Het onderwerp van de tekst wordt vastgesteld. - De deelonderwerpen worden vastgesteld. - De hele tekst wordt precies gelezen. Er wordt de volgende vraag gesteld: wat is het belangrijkste dat in de tekst verteld wordt over het onderwerp? De hoofdgedachte van de tekst wordt benoemd in een hele zin. Les 2: Thinglink Kies in overleg met de docent geschiedenis voor een hoofdstuk uit de geschiedenismethode. De leerlingen selecteren uit dit hoofdstuk kernzinnen en hierdoor zijn er diverse antwoordmogelijkheden nodig. Wijs de leerlingen op de plaatsen waarop kernzinnen staan: de eerste, tweede of laatste zin van een alinea. Indien belangrijke zinnen op een van deze plekken staan, kunnen deze goed gerekend worden. Les 3 en 4: Popplet De leerlingen zijn redelijk vrij om hun eigen mindmap vorm te geven. Hierbinnen moeten echter wel de volgende tekstverbanden en signaalwoorden genoemd staan: Tekstverbanden Chronologisch Opsommend Tegenstellend Toelichtend Voorwaardelijk Redengevend Oorzakelijk Concluderend Signaalwoorden Vroeger, eerst, daarna, later, nu, vervolgens, nadat, terwijl, dadelijk, intussen. Als eerste, ten tweede, om te beginnen, ook, bovendien, verder, ten slotte, en, niet alleen….maar ook…. Maar, hoewel, echter, toch, ofschoon, ondanks dat, aan de ene kant… aan de andere kant. Bijvoorbeeld, zo, zoals, denk aan, neem nou. Als, indien, tenzij, wanneer. Omdat, daarom, dus, want, de reden is. Doordat, daardoor, als gevolg van, dat komt door, dus, dankzij. Dus, daarom, dat houdt in, kortom, concluderend. Ingevulde zinnen uit de tekst ‘Worden voornamen steeds gekker?’ worden toegerekend wanneer het gekozen signaalwoord overeenkomt met het bovenstaande schema. 92 Digitaal en gemotiveerd leren lezen in havo 2 Dian Hakze Les 5: Padlet-discussie Omdat de leerlingen kiezen voor artikelen die op dat moment actueel zijn, kunnen er geen vaste uitwerkingen gegeven worden. Leerlingen geven bij hun artikel aan of er feiten of meningen staan. Het volgende schema kan helpen bij de controle: Feit - Is waar of niet waar én controleerbaar. Mening - Kan worden herkend aan signaalwoorden als ik vind, naar mijn mening en volgens mij. - Kan worden herkend aan argumenten. Deze zijn ook te herkennen aan signaalwoorden, zoals want, omdat, namelijk en immers. Les 6: Myjour De leerlingen kiezen bij deze opdracht zelf teksten waardoor de antwoorden zullen verschillen. De eigen gekozen tekst zal waarschijnlijk een tekst zijn die geschikt is voor jongeren. Bij de controle kan daarom het volgende schema gebruikt worden: Tekst 1 1. Bron Eigen antwoord Voor welk publiek is deze bron Bron geschikt voor geschikt? jongeren of een algemeen publiek. 2. Titel artikel Motiverende koppen Wat valt op aan de titel? 3. Onderwerp van het Onderwerpen zijn artikel geschikt voor een Voor wie is dit onderwerp jonger of algemener geschikt? publiek 4. Taalgebruik Er wordt gebruik Wat voor soort taalgebruik wordt gemaakt van gehanteerd? Noem voorbeelden. eenvoudig taalgebruik en jongerentaal. De lezer wordt met ‘jij’ en ‘je’ aangesproken. 5. Lay-out Er zijn veel Wat valt op aan de lay-out? advertenties, Waarom is dit voor het publiek illustraties en kleuren aantrekkelijk? te zien. 6. Publiek Eigen antwoord Wat is volgens jou het publiek van dit artikel? 7. Eigen mening Eigen antwoord Hoe heb jij het lezen van dit artikel ervaren? Tekst 2 Eigen antwoord Bron geschikt voor een kleine, specifieke groep. Informatieve koppen. Onderwerpen zijn moeilijker en gericht op een specifiek publiek Er wordt gebruik gemaakt van jargon en de teksten zijn moeilijker door formeel taalgebruik. Er is een zakelijke opmaak en er zijn minder illustraties. Eigen antwoord Eigen antwoord 93 Digitaal en gemotiveerd leren lezen in havo 2 6.4 Dian Hakze Bijlage 4A: planning vormgeving, uitvoering, evaluatie en presentatie Onderdeel Vormgeving Activiteit Bespreking ontwerpeisen Invullen formulier ontwerp Aanpassing en goedkeuring formulier ontwerp Het ontwikkelen van lesmateriaal voor het beroepsproduct. Uitvoering Het uitvoeren van de ontwikkelde lessen. Evaluatie Voorbereiding, afname en verwerking vragenlijst. Voorbereiding, afname en verwerking interviews. Presentatie Voorbereiding en uitvoering presentatie Omschrijving - Het bespreken van de ontwerpeisen met de opdrachtgever - Het invullen van formulier H en deze inleveren bij de HUbegeleider. - Het aanpassen van formulier H door meer literatuur toe te voegen en deze opnieuw inleveren bij de HUbegeleider. - Het ontwerp laten ondertekenen door de opdrachtgever. - Het maken van lessen leesvaardigheid met digitale leermiddelen en functioneel leesonderwijs. - Het geven van drie lessen leesvaardigheid in H2B en H2C. Een van de lessen aan H2C wordt gegeven door A. Dirks. - Het aanpassen van de vragenlijst uit de praktijkverkenning. - Het afnemen van de vragenlijst in klassen H2B, H2C en H2D. - Verwerking van de resultaten en vergelijking met praktijkverkenning. - Het maken van een interviewleidraad en het inplannen van de interviews. - Verwerking van de interviewresultaten. - Beschrijven evaluatie, conclusie en discussie. - Voorbereiden presentatie. - Beoordelingsgesprek opdrachtgever. 94 Tijd Week 45 Week 46 Week 47 en 48 Week 46 t/m 49. Week 49, 50 en 51. Week 2 en 3. Week 2 en 3. Week 3 en 4. Digitaal en gemotiveerd leren lezen in havo 2 6.5 Dian Hakze Bijlage 4B: Onderzoeksinstrumenten evaluatie 6.5.1 Vragenlijst: Vragenlijst effectmeting Beste leerling, De afgelopen weken hebben we tijdens de lessen leesvaardigheid geprobeerd om deze lessen te verbeteren. Wij, jullie docenten Nederlands, zouden graag willen weten hoe jullie dit hebben ervaren. Door opnieuw een vragenlijst in te vullen kan er gemeten worden hoe de motivatie voor leesvaardigheid is veranderd. De vragenlijst bestaat uit twaalf stellingen. De stellingen gaan over motivatie voor leesvaardigheid tijdens Nederlands en lezen. Geef per stelling aan in hoeverre je het eens bent met de stelling. Dit doe je door een kruisje te zetten in het vakje dat past bij jouw mening. De vragenlijst is anoniem; je hoeft geen naam te noteren en niemand komt te weten wat jij hebt ingevuld. Alvast bedankt voor het invullen! De docenten Nederlands havo/vwo onderbouw 95 Digitaal en gemotiveerd leren lezen in havo 2 Stelling 1 Helemaal oneens Dian Hakze 2 Beetje oneens 3 Niet oneens en niet eens 1. Bij leesvaardigheid begin ik direct aan mijn opdrachten. 2. Tijdens leesvaardigheid werk ik nauwkeurig en controleer ik mijn werk. 3. Ik doe veel moeite om de opdrachten van leesvaardigheid te begrijpen. 4. Bij opdrachten voor leesvaardigheid werk ik goed door om alles op tijd af te krijgen. 5. Bij leesvaardigheid wil ik de opdrachten altijd zo goed mogelijk uitvoeren. 6. Als ik moet samenwerken bij leesvaardigheid laat ik het werk nooit over aan mijn groepsgenoten. 7. Tijdens opdrachten van leesvaardigheid ben ik niet snel afgeleid door anderen. 8. Als het me niet lukt om de opdrachten voor leesvaardigheid goed te maken, zoek ik hulp. 9. Ik let op of ik de leesstrategieën goed inzet bij leesvaardigheid. 10. Het werken aan opdrachten voor leesvaardigheid onderbreek ik nooit voor wat anders. 11. Ik besteed zoveel mogelijk tijd aan de opdrachten voor leesvaardigheid zodat ik alles goed kan maken. 12. Als ik opdrachten voor leesvaardigheid moet doen, zorg ik ervoor dat ik rustig kan werken en mijn spullen klaar heb liggen. 96 4 Beetje eens 5 Beetje oneens Digitaal en gemotiveerd leren lezen in havo 2 Dian Hakze 6.5.2 Interview: voorbereiding en uitwerking Voorbereiding 1. Algemene gegevens Naam geïnterviewden Naam interviewer Datum, tijdstip en locatie Overzicht algemene gegevens Daniëlle Scholten en Anja Dirks Dian Hakze 12 januari 2015 10.45u – 11.30u en 14.15u – 15.00u Candea College te Duiven 2. Onderwerpen die aan bod moeten komen Overzicht onderwerpen Bijdrage product aan - Digitale leermiddelen binnen het product het leesonderwijs van - Functioneel leesonderwijs binnen het product het Candea College - Inzetbaarheid binnen het Candea College 3. Overzicht verzamelde informatie De verzamelde informatie komt overeen met de verantwoording binnen de eisen in het formulier ‘Ontwerp’. 4. Startvraag en ‘doorvraag’-vragen Onderwerp Aandachtspunten binnen het interview Bijdrage product Digitale leermiddelen binnen aan het het product leesonderwijs van het Candea College Functioneel leesonderwijs binnen het product Inzetbaarheid binnen het Candea College Informatie naar aanleiding van literatuuronderzoek 1. In hoeverre kan het product bijdragen aan de digitalisering van het vak Nederlands? 1.1 Sluit de inzet van digitale leermiddelen aan bij de wens van de directie? 1.2 Zijn de gekozen leermiddelen geschikt voor het vak Nederlands op het Candea College? 2. In hoeverre kan het functioneel leesonderwijs een plek krijgen binnen het leesonderwijs van het Candea College? 2.1 Past de aanpak van het functionele leesonderwijs bij het huidige leesonderwijs? 2.2 Zijn de functionele verwerkingsopdrachten geschikt voor het vak Nederlands op het Candea College? 3. In hoeverre is het product inzetbaar bij het leesonderwijs op het Candea 97 Digitaal en gemotiveerd leren lezen in havo 2 Dian Hakze College? 3.1 Is het product een toevoeging om leerlingen te motiveren voor leesvaardigheid? 3.2 Kan het inzetten van het product de resultaten voor leesvaardigheid verhogen? 3.3 Welke delen van het product zou de vakgroep in kunnen zetten bij het leesonderwijs? 98 Digitaal en gemotiveerd leren lezen in havo 2 Uitwerking Onderwerp Bijdrage product aan het leesonderwijs van het Candea College Aandachtspunten Digitale leermiddelen binnen het product Functioneel leesonderwijs binnen het product Dian Hakze Samenvattingen respondent D. Scholten Het is een aantrekkelijk lespakket voor havo 2leerlingen, omdat het volgens de respondent anders is dan de reguliere leesles. Activerende werkvormen zijn actueel en worden door de school ook aangemoedigd, dus het is mooi dat deze terugkomen binnen het product. Samenvattingen respondent A. Dirks. De respondent gaf aan dat zij goed uit de voeten kon met de omschrijvingen en handleiding. Enkele van de werkvormen kende zij ook al, maar deze werkvormen zullen voor anderen uit de vakgroep wel nieuw zijn. De afbeeldingen bij de stapsgewijze uitleg is voor hen wel handig. Het product kan er voor zorgen dat er als vakgroep meer digitale leermiddelen ingezet worden en zo kan worden voldaan aan de wens van de directie. Er is geen specifieke eis gesteld door de directie hoe dit gedaan moet worden, dus deze leermiddelen zouden prima volstaan. Ze lijken gemakkelijk om in te zetten. Het lespakket sluit goed aan op de havo 2-leerlingen. Deze doelgroep is volgens de respondent redelijk speels en de werkvormen passen hier goed bij. De begeleiding van de docent is wel belangrijk voor de structuur, maar dit wordt ook beschreven in het materiaal. De leerlingen gaven volgens de respondent aan deze opdrachten leuker te vinden dan werken uit het boek. Er wordt nu voornamelijk gewerkt met de methode en het product is een goede aanvulling hierop om het meer functioneel te maken. Dit zijn echter iets vrijere opdrachten, waardoor het misschien lastiger toe te passen is dan het huidige Het product bevat redelijk eenvoudige digitale leermiddelen en zouden door iedereen van de vakgroep ingezet kunnen worden. Sommige leermiddelen kunnen ook wel tijdens gewone lessen leesvaardigheid ingezet worden, dus zo zou het een plek kunnen krijgen in het leesonderwijs. Functioneel leesonderwijs is aantrekkelijker voor leerlingen en het is voor de vakgroep ook belangrijk om hier meer op aan te sluiten. Het lespakket zou hiervoor goed ingezet kunnen worden. De keuzevrijheid bij sommige opdrachten zorgt met name 99 Digitaal en gemotiveerd leren lezen in havo 2 leesonderwijs. De functionele verwerkingsopdrachten uit het product zijn wel geschikt, maar kosten meer tijd om deze te bespreken. Inzetbaarheid binnen het Candea College Dian Hakze voor autonomie. Het lespakket is op het juiste niveau, al denkt de respondent dat sommige leerlingen de wat vrijere functionele opdrachten De opdrachten zijn lastiger zullen vinden uitdagend voor de leerlingen, waardoor ook de sterkere leerlingen aangesproken zullen worden. Het product is goed Het lesmateriaal kan in alle inzetbaar binnen het klassen ingezet worden, leesonderwijs omdat het omdat het aansluit op de aansluit op de methode. De theorie die alle klassen vakgroep kan makkelijk naar aangeboden krijgen. De eigen keuze lessen of digitale opdrachten zijn ruim genoeg leermiddelen kiezen om in te om er een langere tijd aan te zetten. Vanwege de strakke werken of om deze uit te planning is het lastig om de breiden. Het nadeel is dat er gehele lessen structureel in soms voor de reguliere klassen te zetten, maar elementen lessen in het computerlokaal kunnen zeker gebruikt ingepland moeten worden. worden. De digitale Wanneer je dit als docent leermiddelen bij de vergeet wordt het lastig om instructiemomenten, zoals sommige activiteiten uit te een Kahoot, zijn zeer voeren. bruikbaar. De respondent zou zelf het Het lesmateriaal zal de product wel in willen zetten, leerlingen meer aanspreken, maar weet niet of de hele maar of de resultaten vakgroep dit zal doen. verhoogd zullen worden is Elementen uit het product nog maar de vraag. De pakken zal waarschijnlijk begeleiding van de docent iedereen uit de vakgroep zal toch een belangrijke rol doen; er zitten leuke en spelen. makkelijke werkvormen en leermiddelen in. Of het product de resultaten zal verhogen is onduidelijk. De respondent denkt dat sommige leerlingen sommige zaken misschien sneller zullen automatiseren. 100 Digitaal en gemotiveerd leren lezen in havo 2 6.6 Dian Hakze Bijlage 4C: Geordende onderzoeksinstrumenten evaluatie Testgroep: gemiddelde motivatie binnen de aspecten Gemiddelde motivatie binnen het aspect 'opstart' - januari 2015 Gemiddelde motivatie 3.53 Weinig uitstelgedrag 2.71 2.76 Verantwoordelijkheid bij groepswerk Condities realiseren Motivatie binnen het aspect ‘opstart’ 1 2 3 Aspect / opstart 2 8 13 Weinig uitstelgedrag 5 20 14 Verantwoordelijkheid bij groepswerk 5 16 18 Condities realiseren 4 17 9 5 11 3 n 51 51 σ 1,12 1,06 10 2 51 1,01 Gemiddelde motivatie binnen het aspect 'wijze van uitvoering' - januari 2015 Gemiddelde motivatie 2.76 2.47 2.31 Zo goed mogelijke uitvoering Inzet strategieën Nauwkeurigheid en controle 101 Digitaal en gemotiveerd leren lezen in havo 2 Dian Hakze Motivatie binnen het aspect ‘wijze van uitvoering’ 1 2 3 4 Aspect / opstart 3 18 18 12 Zo goed mogelijke uitvoering 13 18 13 5 Inzet strategieën 7 20 17 7 Nauwkeurigheid en controle 5 0 0 0 n 51 51 51 σ 0,89 0,96 0,90 Gemiddelde motivatie binnen het aspect 'intensiteit van uitvoering' - januari 2015 Gemiddelde motivatie 3.24 3.12 3.08 Hoge concentratie Werkhouding Weinig onderbrekingen Motivatie binnen het aspect ‘intensiteit van uitvoering’ 1 2 3 4 5 Aspect / opstart 4 12 19 8 8 Hoge concentratie 3 15 12 9 12 Werkhouding 6 10 15 12 8 Weinig onderbrekingen n 51 51 51 102 σ 1,16 1,27 1,24 Digitaal en gemotiveerd leren lezen in havo 2 Dian Hakze Gemiddelde motivatie binnen het aspect 'doorzettingsvermogen' - januari 2015 Gemiddelde motivatie 4.02 3.16 2.73 Hoeveelheid moeite Hoeveelheid bestede tijd Inzetten van hulp Motivatie binnen het aspect ‘doorzettingsvermogen’ 1 2 3 4 Aspect / opstart 2 13 17 13 Hoeveelheid moeite 3 18 22 6 Hoeveelheid bestede tijd 0 1 14 19 Inzetten van hulp 5 6 2 17 n 51 51 51 103 σ 1,06 0,89 0,84 Digitaal en gemotiveerd leren lezen in havo 2 Dian Hakze Controlegroep: motivatie binnen de aspecten Motivatie controlegroep binnen het aspect 'opstart' Gemiddelde motivatie 2.38 2.23 2 Weinig uitstelgedrag Verantwoordelijkheid bij groepswerk Condities realiseren Motivatie binnen het aspect ‘opstart’ 1 2 3 Aspect / opstart 6 10 8 Weinig uitstelgedrag 8 10 8 Verantwoordelijkheid bij groepswerk 5 9 9 Condities realiseren 4 2 0 5 0 0 n 26 26 σ 0,91 0,8 3 0 26 0,94 Motivatie controlegroep binnen het aspect 'wijze van uitvoering' Gemiddelde motivatie 2.65 1.92 1.69 Zo goed mogelijke uitvoering Inzet strategieën Nauwkeurigheid en controle 104 Digitaal en gemotiveerd leren lezen in havo 2 Dian Hakze Motivatie binnen het aspect ‘wijze van uitvoering’ 1 2 3 4 Aspect / opstart 10 10 4 2 Zo goed mogelijke uitvoering 6 7 5 6 Inzet strategieën 13 8 5 0 Nauwkeurigheid en controle 5 0 2 0 n 26 26 26 σ 0,93 1,29 0,79 Motivatie controlegroep binnen het aspect 'intensiteit van uitvoering' Gemiddelde motivatie 2.58 2.5 2.27 Hoge concentratie Werkhouding Weinig onderbrekingen Motivatie binnen het aspect ‘intensiteit van uitvoering’ 1 2 3 4 5 Aspect / opstart 6 8 6 5 1 Hoge concentratie 3 9 10 4 0 Werkhouding 6 9 9 2 0 Weinig onderbrekingen n 26 26 26 105 σ 1,17 0,9 0,92 Digitaal en gemotiveerd leren lezen in havo 2 Dian Hakze Motivatie controlegroep binnen het aspect 'doorzettingsvermogen' Gemiddelde motivatie 2.73 2.46 2.42 Hoeveelheid moeite Hoeveelheid bestede tijd Inzetten van hulp Motivatie binnen het aspect ‘doorzettingsvermogen’ 1 2 3 4 Aspect / opstart 4 9 10 3 Hoeveelheid moeite 4 8 7 5 Hoeveelheid bestede tijd 5 9 8 4 Inzetten van hulp 5 0 2 0 n 26 26 26 106 σ 0,9 1,19 0,99