VERGADERDATUM SE CTO R/A FDEL ING 30 oktober 2012 SWS/EWK ST UKDATUM NAAM STELLER 4 oktober 2012 W.F. Keijzer ALGEMENE VERG ADERING AGENDAPUNT 6.a ONDERWERP Strategische keuze: Emissiebeleid PROGRAMMA schoon water PORTEFEUILLEHOUDER mw. L. Schelwald Voorstel 1. Instemmen met de voorliggende uitwerking van de strategische keuze Emissiebeleid uit de Voorjaarsnota 2013 – 2016. De uitwerking is: aanvullend op het generieke beleid jegens de reductie van gewasbeschermingsmiddelen en nutriënten op regionaal niveau zinvolle, werkbare en betaalbare emissiebeperkende maatregelen uitvoeren; inzake de ‘vergeten’ stoffen (medicijnresten, resistente bacteriën) te volstaan met het generieke beleid: agenderen bij de Unie van Waterschappen en de ontwikkeling daarvan te volgen. 2. Instemmen met het zodanig inrichten van de organisatie, dat het beoogde emissiebeleid adequaat kan worden uitgevoerd. PARAAF HOOFD AFDELING CCBO drs. E. Borsboom Samenvatting Emissies vanuit de agrarische sector moeten worden teruggedrongen om de KRW-doelstellingen te halen. Om dit te realiseren dienen de waterschappen en de agrarische sector uitvoeringsprogramma’s op te stellen. Die uitvoeringsprogramma’s zijn erop gericht om met de agrarische sector op landelijk en regionaal niveau afspraken te maken over het gebruik van meststoffen (stikstof en fosfor), gewasbeschermingsmiddelen en de aanpak van erfafspoeling van veehouderijbedrijven. Consequentie voor Waterschap Zuiderzeeland is dat er voldoende menskracht en financiële middelen beschikbaar worden gesteld om de uitvoeringsprogramma's op te stellen en uit te voeren. Formatief gaat het om een uitbreiding van 1 fte adviseur emissiebeleid. Het budget voor het terugdringen van diffuse verontreiniging bedraagt momenteel ca. € 100.000,-- per jaar. Voorgesteld wordt dit voor de jaren 2013 en 2014 met € 25.000,-- te verhogen, voor 2015 met € 50.000,-- en voor 2016 met € 100.000,--. Lelystad 4 oktober 2012, het college van Dijkgraaf en Heemraden, de secretaris-directeur, de dijkgraaf, ir. J.B. van der Veen. mr. ir. H.L. Tiesinga. REGISTRATIENUMMER 158461 1/8 Toelichting Op 29 mei 2012 heeft de Algemene Vergadering de Voorjaarsnota 2013 – 2016 (VJN) behandeld. De AV besloot alle strategische keuzes verder te laten uitwerken. Deze notitie geeft de uitwerking aan van de strategische keuze zoals verwoord in de VJN ten aanzien van het emissiebeleid van het waterschap. Doel emissiebeleid Waterschap Zuiderzeeland heeft zich betreffende het programma Schoon water o.a. als doel gesteld (zie Meerjarenbegroting 2012 – 2015): de waterlichamen in het beheergebied voldoen uiterlijk in 2027 aan de fysisch-chemische waterkwaliteitsnormen van de Kaderrichtlijn Water (KRW) voor de prioritaire stoffen, overige verontreinigingen en algemeen fysisch-chemische stoffen door het nemen van haalbare en betaalbare emissiereducerende maatregelen in stedelijk en landelijk gebied. Meer specifiek voor de landbouwsector staat onder ‘Schoon water, goede waterkwaliteit’, als doelstelling vermeld: het waterschap agendeert vermindering van de emissies vanuit de landbouw door middel van goede voorlichting en communicatie. In aanvulling hierop zullen landelijke ontwikkelingen en innovaties, die kunnen bijdragen aan vermindering van emissies, worden gevolgd. De landbouwsector heeft hierbij een initiërende rol. Het waterschap zal daar waar nodig een stimulerende en adviserende rol vervullen. Stand van zaken regionaal emissiebeleid Historie De afgelopen jaren is het regionale emissiebeleid van Waterschap Zuiderzeeland redelijk effectief gebleken als het gaat om het terugdringen van zowel indirecte als directe afvalwaterlozingen en diffuse verontreiniging. De zorg voor de indirecte lozingen (industriële afvalwaterlozingen in de riolering) is sinds de introductie van de Waterwet (december 2009) overgedragen aan provincie en gemeenten. De aandacht voor de directe afvalwaterlozingen en diffuse verontreiniging naar oppervlaktewater is blijvend een taak van het waterschap. De directe lozingen zijn onder controle door het verlenen van vergunningen, samengaand met watertoezicht. Diffuse verontreiniging kan niet worden getackeld met de middelen vergunningverlening en watertoezicht. Communicatie, bewustmaking, samenwerking met de sector en pilots uitvoeren zijn hiervoor de meer geëigende middelen. Op 25 november 2010 is aan het college de evaluatie van de uitvoering van het Emissiebeheerplan 2006 – 2009 voorgelegd. De conclusie was dat de omgeving zich meer bewust is geworden van de invloed van het menselijk handelen op de kwaliteit van het watersysteem. Gelijktijdig is ervaren dat het terugdringen van diffuse verontreiniging een weerbarstige materie is die een lange adem vereist. Feitelijk kon niet een significante verbetering van de waterkwaliteit worden geconstateerd. Wel is vastgesteld dat, ondanks autonome gebiedsontwikkelingen (groei van huishoudens en wegverkeer), het watersysteem kwalitatief op orde is gebleven. Afgestemd op dit resultaat, gezien het geformuleerde in het Waterbeheerplan 2010 – 2015 en op de toen aan de orde zijnde kaderstellende bezuiniging (zie Voorjaarsnota 2011 – 2014), besloot de AV de inzet inzake de regionale aanpak van diffuse verontreiniging te versoberen. Dit leverde een besparing op van € 120.000,-- op jaarbasis (globaal halvering van het toenmalige budget). Het resterende bedrag (jaarlijks ca. € 100.000,--) is en wordt ingezet op de aflopende, succesvolle projecten Erfafspoeling en Akkerranden Flevoland. Deze projecten zijn gericht op onderzoek en het vinden van maatregelen om het watersysteem minder diffuus te doen verontreinigen door agrarisch handelen. REGISTRATIENUMMER 158461 2/8 De agrarische sector heeft in 2011 het project WaterABC (het borgen van bewezen maatregelen op bedrijfsniveau in de akkerbouw) en het project Absorberende onderlaag onder voederopslag (om perssappen te absorberen) geactiveerd. Zoals vele andere waterschappen faciliteert Waterschap Zuiderzeeland hierin. Door menskrachttekort initieert Zuiderzeeland zelf geen nieuwe projecten meer. Huidige situatie Met name drie relevante stofgroepen veroorzaken diffuse verontreiniging: 1. Gewasbeschermingsmiddelen Op ruim 60% van de meetlocaties worden de waterkwaliteitsnormen voor gewasbeschermingsmiddelen in ons beheergebied overschreden. Het streven van het waterschap is om - in lijn met de KRW-doelstellingen voor gewasbeschermingsmiddelen geen normoverschrijdingen meer aan te treffen in het oppervlaktewater. 2. Nutriënten Uit de landelijke evaluatie van het mestbeleid blijkt dat 40 tot 60% van de meetlocaties niet voldoet aan de door de waterschappen gehanteerde normen voor nutriënten (stikstof en fosfor). Zo ook in ons beheergebied. In Flevoland zijn kwel, landbouw en de emissies uit de waterketen de belangrijkste bronnen van nutriënten. Aangezien de kwel een natuurlijk systeemkenmerk is van de IJsselmeerpolders, zou emissiereductie vooral gericht moeten zijn op het terugdringen van de emissies vanuit de landbouw. 3. Medicijnresten en resistente bacteriën In Flevoland is in de periode 2011 - 2012 onderzocht in hoeverre medicijnresten op de AWZI’s en in hemelwaterlozingen voorkomen. Uit het onderzoek blijkt dat circa 25% van de onderzochte geneesmiddelen aantoonbaar aanwezig is in het effluent van de AWZI’s en dus in het oppervlaktewater terechtkomt. Er zijn aanwijzingen dat ten minste een deel van de resistente bacteriën afkomstig is uit mest; een deel dat na toepassing op landbouwpercelen via uiten afspoeling in het oppervlaktewater terechtkomt. Verder met terugdringen diffuse verontreiniging Nieuw elan In het afgelopen jaar hebben zich ontwikkelingen voorgedaan die uitdagen om als waterschap met nieuw elan verder te gaan met het terugdringen van diffuse verontreiniging. Zo laten de rapportages Watersysteembeheer (zie Watercatalogus 2009 – 2010) zien dat stikstof, fosfaat en een aantal gewasbeschermingsmiddelen de grootste probleemstoffen zijn. Om de waterkwaliteit verder te verbeteren om te voldoen aan de KRW-normen is een reductie van de diffuse verontreiniging door genoemde stoffen van het watersysteem noodzakelijk. Het nu starten van een regionale aanpak is gewenst. Keuze: hoe verdere emissiereductie bereiken? De vraag is wat de meest effectieve en efficiënte manier is om verdere emissiereductie te bereiken. De keuze daarbij is: 1. Volstaan met het generieke (landelijke) beleid. Het betreft met name beleidsbeïnvloeding op Europees, landelijk of regionaal niveau (lobbyen). Voor het waterschap betekent dat kiezen voor een passieve houding. 2. Aanvullend op het generieke beleid op regionaal niveau zinvolle, werkbare en betaalbare maatregelen uitvoeren. De landbouwsector heeft hierbij een initiërende rol, het waterschap een actieve, stimulerende en voorlichtende rol. REGISTRATIENUMMER 158461 3/8 Nutriënten en gewasbeschermingsmiddelen Inzake nutriënten en gewasbeschermingsmiddelen wordt voorgesteld te kiezen voor regionale aanpak (keuze 2), met de daaraan verbonden menskracht en middelen. Samen met de agrarische sector aan de slag Op de landelijke CWE-vergadering (CWE: UvW-commissie Waterketen en Emissies) medio 2012 is de notitie ‘Samenwerken met de agrarische sector aan schoon water’ besproken. Boodschap van deze notitie is dat de emissies vanuit de agrarische sector teruggedrongen moeten worden om de doelstellingen van de KRW te behalen. Om dit te realiseren dienen uitvoeringsprogramma’s te worden opgesteld, die erop gericht zijn om op basis van een analyse van de waterkwaliteitsopgave, met de agrarische sector afspraken te maken over de te realiseren doelstellingen, de tijdslijn, de prioritering binnen het gebied en de aanpak van de waterkwaliteitsopgave op het gebied van: meststoffen (stikstof en fosfor) die in de land- en tuinbouw worden gebruikt; gewasbeschermingsmiddelen die in de land- en tuinbouw worden gebruikt; de aanpak van erfafspoeling van veehouderijbedrijven. Qua maatregelen gaat het om een breed pallet aan ‘bovenwettelijke’ maatregelen, variërend van lager gebruik aan middelen, inzet van minder schadelijke stoffen, aanpakken van emissieroutes vanaf perceel en erf tot aan end-of-pipe-maatregelen en inrichtingsmaatregelen. Ook andere door de agrarische sector te nemen maatregelen behoren tot de mogelijkheden, zolang ze maar een bijdrage leveren aan het verkleinen van de waterkwaliteitsopgave. Bijvoorbeeld de kansrijke maatregelen uit de KRW-innovatieprojecten. Overigens dient beseft te worden dat de sector al vele jaren initiatieven heeft ontplooid en steeds meer ontplooit (o.a.Deltaplan Agrarisch Waterbeheer) om verontreiniging van het oppervlaktewater te beperken. Belangrijkste consequenties voor de waterschappen zijn dat ze voor het eigen beheergebied voldoende capaciteit (menskracht en middelen) beschikbaar stellen om samen met de agrarische sector de uitvoeringsplannen op te stellen en tot uitvoer te brengen. De waterschappen is gevraagd om samen met de agrarische sector te gaan werken aan schoon water. Bij een groot aantal van de aanwezige waterschappen bestond hier draagvlak voor. Waterschap Zuiderzeeland heeft de volgende kanttekeningen geplaatst: De voorgestelde aanpak ontslaat het Rijk niet van zijn verantwoordelijkheid om aanvullend generiek beleid ten aanzien van nutriënten en gewasbeschermingsmiddelen te formuleren. Generiek beleid is en blijft voor Zuiderzeeland het vertrekpunt, aanvullend hierop wil het waterschap met de sector zinvolle/effectieve maatregelen nemen om de emissies verder te beperken. Waterschap Zuiderzeeland heeft (juni 2012) nog beperkte middelen en menskracht beschikbaar om invulling te geven aan het voorstel. De gezamenlijke reacties van de CWE-leden zijn in bijgaande notitie vervat. Hoofdlijn hiervan is: De agrarische sector erkent het waterkwaliteitsprobleem en neemt haar verantwoordelijkheid om de opgave in te vullen en uit te voeren. De waterschappen en de agrarische sector zorgen voor voldoende menskracht en middelen om de uitvoeringsprogramma's op te stellen en uit te voeren. De aanpak is aanvullend op het generiek beleid van het Rijk voor meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen. De gemaakte afspraken worden vastgelegd in een gezamenlijk op te stellen uitvoeringsprogramma. REGISTRATIENUMMER 158461 4/8 Medicijnresten en resistente bacteriën Gerelateerd aan het doel van het emissiebeleid wordt voorgesteld voor medicijnresten en resistente bacteriën (de ‘vergeten’ stoffen) te volstaan met het aansluiten op het generieke beleid en het volgen van de ontwikkelingen daarvan (keuze 1). Zie voor de onderbouwing van deze keuze bijlage 2 Medicijnresten en microverontreinigingen in afvalwater en oppervlaktewater. Personele consequenties Het landelijke vertrekpunt is dat de waterschappen en de agrarische sector zorgen voor voldoende menskracht en middelen om de uitvoeringsprogramma's op te stellen en uit te voeren. Voor het formuleren en actualiseren van emissiebeleid, het opstellen van uitvoeringsprogramma’s en het projectleiderschap is 1 fte benodigd, op te nemen in het afdelingsplan van de betreffende afdeling voor 2013 en daarna. Financiële consequenties De financiële consequentie van de formatieve uitbreiding van 1 fte om adequaat uitvoering te geven aan het emissiebeleid is € 75.000,-- per jaar (adviseur emissiebeleid, schaal 10/11). Voor deelname aan projecten inzake het terugdringen van diffuse verontreiniging zijn aanvullend middelen nodig; voor 2012 is het begrote budget ca. € 100.000,--. Voorgesteld wordt dit budget voor de jaren 2013 en 2014 met € 25.000,-- te verhogen, voor 2015 met € 50.000,-- en voor 2016 met € 100.000,--. Hiermee wordt de in 2010 doorgevoerde versobering (€ 120.000,-- per jaar) gefaseerd teruggedraaid. Juridische consequenties Geen. Consequenties voor Communicatie Geen. Bijlagen ‘Samenwerken met de agrarische sector aan schoon water’ Medicijnresten en microverontreinigingen in afvalwater en oppervlaktewater REGISTRATIENUMMER 158461 5/8 Wat gebeurt er indien niet wordt ingestemd met het voorstel? Huidige situatie: In 2010 is de uitvoering van het Emissiebeheerplan 2006 – 2009 geëvalueerd. Conclusie: feitelijk kon niet een significante verbetering van de waterkwaliteit worden geconstateerd ten gevolge van de genomen maatregelen. Wel is vastgesteld dat, ondanks autonome gebiedsontwikkelingen (groei van huishoudens en wegverkeer), het watersysteem kwalitatief het zelfde is gebleven. Wat is het doel: de emissies vanuit de agrarische sector terugdringen om de doelstellingen van de KRW in 2027 te behalen. Hoe bereiken we ons doel: door met de agrarische sector kansrijke maatregelen ter beperking van emissies toe te passen. Met de agrarische sector zullen afspraken gemaakt moeten worden over o.a. te realiseren doelstellingen en tijdslijn, de prioritering binnen het gebied en de aanpak van de waterkwaliteitsopgave. Wat gebeurt er indien we het doel niet nastreven: a) Waterschap Zuiderzeeland behaalt de doelstellingen van de KRW (2027) vooralsnog niet. We lopen het risico te zijner tijd voor de KRW in gebreke gesteld te worden, omdat we niet / in onvoldoende mate maatregelen hebben genomen. b) Het waterschap conformeert zich niet aan de koepelafspraken LTO/UvW. c) De regionale agrarische sector (LTO Noord) zal wellicht afhaken, indien Waterschap Zuiderzeeland afhaakt. d) Het waterschap bespaart op korte termijn menskracht en kosten. e) Uitstel van actie betekent in een later stadium wellicht meer inzet om de diffuse verontreiniging van het oppervlaktewater in voldoende mate terug te dringen tegen hogere kosten. REGISTRATIENUMMER 158461 6/8 Bijlage 1 ‘Samenwerken met de agrarische sector aan schoon water’ Randvoorwaarde voor de aanpak is dat de agrarische sector nadrukkelijk het waterkwaliteitsprobleem erkent, haar verantwoordelijkheid neemt om het agrarisch deel van deze opgave in te vullen (aanpak maar ook maatregelen) en tot uitvoering te brengen. Pas als aan deze randvoorwaarde is voldaan, zijn de waterschappen bereid vanuit de eigen taken en verantwoordelijkheden de sector daarin te ondersteunen en te faciliteren. Oftewel de waterschappen zijn bereid samen met de agrarische sector te werken aan schoon water, ieder vanuit de eigen taken en verantwoordelijkheden. Wel kan de mate van samenwerking enigszins variëren van waterschap tot waterschap. De waterschappen stellen hun meetgegevens en de analyse ervan beschikbaar om de opgave voor de agrarische sector in beeld te brengen. Vervolgens wordt bij voorkeur via de KRW-gebiedsprocessen aan de hand van gebiedspecifieke doelstellingen de specifieke waterkwaliteitsopgave voor die gebieden in beeld gebracht. De wateropgave en de gezamenlijk gemaakte afspraken over de te nemen maatregelen worden vastgelegd in een door de sector samen met de waterschappen op te stellen uitvoeringsprogramma /afsprakenkader. In het waterbeheerplan en het stroomgebiedbeheerplan wordt naar dat uitvoeringsplan /afsprakenkader verwezen. Met het uitvoeringsprogramma wordt invulling gegeven aan de waterkwaliteitsparagraaf van het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer dat door LTO, LLTB en ZLTO is opgesteld. De waterschappen en de agrarische sector zorgen voor voldoende menskracht en middelen om de uitvoeringsprogramma's op te stellen en uit te voeren. De voortgang van de uitvoering wordt jaarlijks gerapporteerd. Deze aanpak is aanvullend op het generieke beleid van de rijksoverheid voor meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen. De waterschappen kunnen, als de aanpak onvoldoende resultaat heeft, niet verantwoordelijk gesteld worden voor het niet realiseren van de KRW-doelen en niet aansprakelijk worden gesteld voor de Wet Naleving Europese regelgeving publieke entiteiten (wet NErpe). Het gaat immers om bovenwettelijke afspraken met de agrarische sector die niet afdwingbaar zijn door de waterschappen. In de CWE-vergadering op 16 november 2012 wordt de voortgang wat betreft het opstellen van de uitvoeringsprogramma’s met de bevindingen teruggekoppeld en besproken. REGISTRATIENUMMER 158461 7/8 Bijlage 2 Unie van Waterschappen / CWE Medicijnresten en microverontreinigingen in afvalwater en oppervlaktewater Aanpak De Unie van Waterschappen neemt initiatief om te komen tot een ketenaanpak (onder regie van het Rijk) waarbij alle partners, inclusief de farmaceutische sector en de producenten van cosmetica en lichaamsverzorgingsproducten, meewerken aan het terugdringen van medicijnresten, hormoonontregelende stoffen in het water. Bronaanpak staat daarbij voorop. Ook zal er daarbij aandacht worden besteed aan de wijze waarop publiek en politiek in de discussie betrokken worden. De Unie van Waterschappen zal overleggen met de Stowa of het kennisplatform nieuwe stoffen versterkt kan worden. Via dit platform kan regie gezet worden op het onderzoek naar microverontreinigingen, inclusief intelligente monitoring, effecten op de ecologie, strategieën voor bronaanpak en ontwikkelingen van zuiveringstechnologie. Binnen dit onderzoeksprogramma is nadrukkelijk ruimte voor individuele waterschappen om (alleen of met externe partners) zelf ook onderzoek aan te dragen en uit te voeren. Financiering van onderzoek dient ook door het Rijk plaats te vinden. De Unie van Waterschappen stelt dat het Rijk verantwoordelijk is voor een maatschappelijke afweging, waarbij de ernst van het probleem en de mogelijke oplossingen (zowel bronmaatregelen als verdergaande zuivering) integraal moeten worden beschouwd. Het Planbureau voor de Leefomgeving zou daarin een objectieve adviserende en aanjaagrol kunnen spelen. De Unie ziet zichzelf in deze discussie als een belangrijke partner. Bij een eventuele keuze voor end-of-pipe maatregelen (bijvoorbeeld extra zuiveringstrappen op de RWZI’s) dienen de kosten en de financieringswijze helder in de besluitvorming te worden meegenomen. De Unie van Waterschappen staat positief tegenover mogelijkheden om binnen het Rijnstroomgebied en het Maasstroomgebied afspraken te maken over een gecoördineerde aanpak. Die dient dan wel gebaseerd te zijn op bovengenoemde maatschappelijke afweging. De Unie van Waterschappen zal streven om samen met Vewin en RIWA een gezamenlijke aanpak te formuleren. Achtergrondinformatie Er zijn steeds meer aanwijzingen dat medicijnresten en andere microverontreinigingen een negatief effect hebben op de gezondheid van waterorganismen. Verder maken de drinkwaterbedrijven zich zorgen om de kwaliteit van hun bronnen. Onder andere naar aanleiding van Kamervragen heeft het Rijk onderzocht wat zij aan dit probleem zou kunnen en moeten doen. Ook in Brussel is er aandacht voor de problematiek. De EC heeft in bij het voorstel voor de nieuwe prioritaire stoffenlijst enkele medicijnen toegevoegd. De UvW heeft gelobbyd om voor deze stoffen geen normen op te nemen, omdat: er nog veel onduidelijk over de ernst van de problematiek er nauwelijks serieus nagedacht is over mogelijke maatregelen, die wel eens heel duur kunnen zijn. Uit onderzoek blijkt dat de kosten tot 36 euro/i.e. kunnen oplopen (excl. kosten voor grondverwerving). Daar komt bij dat veel EU-landen nog bezig zijn om een behoorlijk niveau van riolering en secundaire zuivering te realiseren, en dit vooralsnog als een luxeprobleem zien. Het lijkt erop dat het voorstel van de EC vooralsnog niet gehonoreerd wordt, maar de besluitvorming is nog niet afgerond. Ondanks dat de omvang van het probleem niet duidelijk is, is het van belang om een gedeeld beeld van de urgentie te maken. Daarbij gaat het niet alleen om de interpretatie van toxicologische studies, maar ook om de vraag welke prioriteit dit probleem heeft, als je het vergelijkt met allerlei andere zaken uit de KRW-maatregelenpakketten. Volgens de UvW zou in de eerste plaats gekeken moeten worden naar bronmaatregelen. In aanvulling hierop zou nagedacht moeten worden over de mogelijkheid om het effluent van AWZI’s verdergaand te zuiveren. Vanuit de gedachte dat Nederland een internationaal toonaangevende watertechnologie-sector heeft, is het wenselijk dat waterschappen, kennisinstituten en bedrijfsleven samen onderzoek doen naar nieuwe technologie waarmee microverontreinigingen vergaand verwijderd kunnen worden. REGISTRATIENUMMER 158461 8/8