screeningsinstrument om te werken aan positieve relaties met

advertisement
Instrument
SCREENINGSINSTRUMENT OM TE WERKEN
AAN POSITIEVE RELATIES MET JONGEREN
Historiek
Werden leerlingvolgsystemen tot voor enkele jaren eerder als een hype of verplichting
beschouwd, vandaag veroveren ze in het secundair onderwijs wel degelijk een
ondersteunende plaats.
De veranderende visie op het secundair onderwijs is daar niet vreemd aan. Het decreet rond
Gelijke OnderwijsKansen legt sterk de nadruk op het creëren van gelijke kansen door middel
van het aansluiten bij de beginsituatie van de jongeren. In vernieuwingsprojecten staan
leerlingparticipatie en het verwerven van basiscompetenties voor zelfsturing en levenslang
leren volop in de aandacht. Ook het belang van een positief school- en klasklimaat wordt via
verscheidene onderzoeken en in vele publicaties (K. Van Petegem, A. Aelterman en
F.Laevers naast vele andere) telkens opnieuw in de focus geplaatst. Volgsystemen waarin
jongeren mee over het geboden onderwijs reflecteren dragen bij tot die doelstellingen.
Met die zorg voor ogen werd door het Steunpunt GOK (speerpunt ‘2de en 3de graad
TSO/BSO, Werken aan ongekwalificeerde uitstroom’) onder meer gekozen voor het
ontwikkelen van een voor jongeren procesgericht screeningsinstrument, kortweg JoPSi. Het
is de vrucht van een intens ontwikkelproces in nauwe samenwerking met de praktijk en op
basis van de ervaringen met het bestaande leerling- en studentvolgsysteem1.
De acties2 die het Steunpunt GOK onderneemt in dit speerpunt richten zich zowel op
jongeren, op leerkrachten als naar schoolteams. Het doel is alle betrokken partijen te
motiveren en versterken zodat hun talenten en mogelijkheden optimaal tot ontplooiing
komen. Door het aangeboden onderwijs functioneler, motiverender en efficiënter te maken
streven we er naar om meer jongeren gekwalificeerd te laten doorstromen naar een
vervolgopleiding of naar de arbeidsmarkt en zelfredzaam te kunnen functioneren in onze
samenleving.
Het scheppen van een krachtige leeromgeving3 en het optimaliseren van de aanpak behoedt
elke jongere, zo sterk als mogelijk; voor schoolmoeheid. Het biedt ook de best mogelijke
kansen om zich te ontwikkelen tot een persoon die onder meer beschikt over een
zelfstandige identiteit, zichzelf kan sturen, functioneel geletterd is, informatie kan verwerken;
kan omgaan met diversiteit en gemotiveerd is om levenslang te leren.
1
Laevers F. en Verhoeven A. Procesgericht leerlingvolgsysteem voor 12- tot 18-jarigen. CEGO Publischers
2003
‘Procesgericht SelfAssessmentInstrument voor studenten’ (PSAI)
2
Bronnenboek, Kijkwijzer, Screeningsintrument, Observatie-evaluatieinstrument
3
een rijk activiteitenaanbod, een veilig en positief klasklimaat voor de leerlingen, professionele en
gedifferentieerde leerlingenondersteuning door de leerkracht, hoge doelmatigheidsbeleving van de leerkracht
1
Motivering
Drop-out en ongekwalificeerd uitstromen hangen nauw samen met het zelfbeeld van
jongeren, hun houding ten aanzien van de school en de wijze waarop ze met
schoolervaringen omgaan. Om hieraan op een doeltreffende wijze aandacht te besteden is
het absoluut nodig de communicatie tussen leerkracht en jongeren en tussen jongeren
binnen hun klasgroep te bevorderen. Onontbeerlijk hierbij is dat we jongeren activeren en in
contact brengen met hun eigen verwachtingen, competenties, drijfveren … zodat zij zelf
leren op zoek te gaan naar wat zij voor hun ontwikkeling nodig hebben.
Hiervoor bieden we leerkrachten en jongeren een tool aan, JoPSi. De bijhorende strategie
draagt bij tot een open communicatie over leren en leven op school. Hierdoor functioneren
leerkrachten en jongeren als partners in het realiseren van een positief school- en
klasklimaat. In de onderwijsresearch en -berichtgeving duikt deze factor immers steeds
opnieuw op als een gemeenschappelijk kenmerk van effectieve scholen, enkele
voorbeelden:
•
•
•
•
•
•
•
Klasklimaat bepaalt het welbevinden van jongeren.
Praten over leren doet beter leren
Begrip voor hun eigenheid werkt preventief
Werken aan geestelijke gezondheid: een onderdeel van het gezondheidsbeleid
Graag naar school?
Verstoord welbevinden doet mentaal afhaken.
Positieve bindingen werken als een rem op probleemgedrag.
(titels moeten gelinkt worden aan onderstaande tekstjes zodat men kan doorklikken)
Klasklimaat bepaalt het welbevinden van jongeren
Wil je als leraar het welbevinden van je leerlingen bevorderen, creëer dan een positief
klasklimaat. Wees begrijpend en vriendelijk voor je leerlingen en help hen. Dit blijkt uit
het doctoraatsonderzoek van Karen Van Petegem van de faculteit Psychologie en
Pedagogische Wetenschappen van de Universiteit Gent. Aan het onderzoek namen
1700 leerlingen uit de tweede graad technisch en beroepssecundair onderwijs uit 20
scholen deel.
Klasse juni 2008
Praten over leren doet beter leren
Leerlingen die de kans krijgen om geregeld over hun eigen leren te praten, zien sneller
in waarom ze iets moeten leren en wat ze ermee kunnen doen in het leven buiten de
school dan andere leerlingen. Ze ontwikkelen meer zelfvertrouwen over hun leerproces
en moeten hiervoor minder terugvallen op het oordeel van hun leraren. Ze zien ook
beter waar leraren met hun les naartoe willen. Dat ontdekten onderzoekers van de
Waikato Universiteit in Nieuw-Zeeland. 1200 leerlingen van lagere en secundaire
scholen werkten mee aan het onderzoek.
Klasse mei 2008
Begrip voor hun eigenheid werkt preventief
Een leerkracht die moeite doet om jongeren te leren begrijpen in hun specificiteit,
school- en thuiscultuur en waarden fungeert vaak als steun en vangnet. Dit bevordert
de tevredenheid op school en helpt jongeren om meer waarde en zin toe te kennen aan
het schoolgebeuren.
Zo ondersteunt Marie-Madeleine de Hemptinne met haar bevraging in 2002 van
allochtone jongeren in het Nederlandstalig secundair onderwijs te Brussel het belang
2
van de relatie leerkracht-jongeren, de schoolbeleving, het toekomstperspectief, de
taligheid en de ondersteunig van ouders.
de Hemptinne M. Succes- en faalfactoren voor allochtone jongeren in het secundair
onderwijs. Onuitgegeven Lic verhandeling 2002.
Werken aan geestelijke gezondheid: een onderdeel van het gezondheidsbeleid
Een op drie jongeren kampt vroeg of laat met een psychische probleem, schrijft Klasse
in haar dossier ‘ Ik ben niet gek’. Om hiermee aan de slag te gaan stellen de auteurs
een aantal pijlers voor om te werken aan geestelijke gezondheid op school en aan een
preventieve opvoedingsstijl als onderdeel van het ruime gezondheidsbeleid. Zorg
dragen voor een aangenaam klasklimaat op school staat ook hier op nummer één,
naast ondermeer het snel herkennen en opvangen van signalen en het geven van
goede ondersteuning.
Klasse ‘ de eerste lijn’ dossier 30
Graag naar school?
In Jongeren in cijfers en letters, beschrijft Cindy Rombauts de bestaande onderzoeken
over jongeren en hun schoolbeleving en vult ze aan met eigen gegevens vanuit de
bevraging van JOPmonitor 1.
De school is een belangrijk onderdeel van de sociale leefwereld van jongeren. De
school als kennisoverdrager moet in de nieuwe Einsteingeneratie haar plaats opnieuw
vormgeven. Zo wordt de school een plaats waar jongeren zich ook persoonlijk en
sociaal kunnen ontwikkelen; ruimte krijgen om te groeien in hun identiteit. Deze evolutie
is niet alleen in Vlaanderen zichtbaar. De interesse voor welbevinden, participatie en
zorgbreedte neemt in internationale context steeds toe.
Rombauts C. in Jongeren in cijfers en letters. 2007 Lannoo
Verstoord welbevinden doet metaal afhaken.
Een optimaal schoolwelbevinden is ook voor Engels, Aelternam e.a. een belangrijke
uitdaging. Ook zij bevestigen via hun onderzoek dat een verstoord schoolwelbevinden
vaak samengaat met ongewenst gedrag zoals het mentaal afhaken in de les, weigeren
mee te werken, verstoren van de les, opstandig gedrag vertonen, anderen pesten,
spijbelen, gebruik van middelen, …
Engels e.a. Graag naar school. 2004 VUBPRESS
Positieve bindingen werken als een rem op probleemgedrag.
Jongeren ontwikkelen doorheen hun socialisatie bindingen met de samenleving.
Positieve bindingen geven zelfvertrouwen en stimuleren hen tot inzet: zij voeren de
gevraagde schooltaken uit, respecteren de regels en afspraken, enz. Positieve
bindingen werken dus als een rem op het stellen van probleemgedrag.
Een gebrek aan positieve bindingen veroorzaakt of verscherpt probleemgedrag. In dit
bindingsproces speelt de school een belangrijke rol. Vettenburg beschrijft
maatschappelijke kwetsbaarheid dan ook als een cumulatief proces: eens gekwetst
door de ene instelling is men kwetsbaarder voor de volgende. Met andere woorden,
gekwetst op school maakt kwetsbaarder voor de arbeidsmarkt, voor het omgaan met
welzijnsinstellingen, justitie, politie, enz.
Leer-kracht Veer-kracht. Een reflectieboek. VLOR p. 14.
3
Opzet
Binnen de Vlaamse schoolcontext zijn op dit ogenblik veel digitale leerlingvolgsystemen
actief die leerlinggegevens (cijfers, begeleidingsgesprekken, interventies, …) verzamelen.
Met JoPSi mikken we op een uitbreiding van deze bestaande systemen. We willen scholen
een extra stimulans bieden om hun onderwijskwaliteit in kaart te brengen en met succes te
ondersteunen voor alle betrokkenen en met specifieke aandacht voor de kwetsbare groep
jongeren.
De centrale vraag is: Hoe maakt ‘elke’ leerling het in onze school, in deze klasgroep, bij deze
leerkrachten? Via een procesgerichte benadering willen wij dat leerkrachten en jongeren
geleidelijk aan scherpere antwoorden kunnen geven op onderstaande vragen:
•
Hoe reageer ik (de jongere) op al de onderwijsinspanningen van mijn
leerkrachten?
•
Welke jongeren bereik ik via mijn huidige lesaanpak en leerkrachtstijl?
•
Is de leeromgeving krachtig genoeg voor ‘alle’ jongeren?
•
Krijgen ‘alle’ jongeren de nodige zorg en ondersteuning op onze school?
•
Profiteert iedereen van de inspanningen die we als schoolteam leveren?
•
Wat kan ik als jongere en ik als leerkracht of klasteam anders aanpakken?
De vraag die dan helemaal vooraan komt is: Welke criteria kunnen we hanteren om te
achterhalen wie extra zorg behoeft? Hoe weten we welke jongeren voldoende ontwikkelen
door de geboden kansen en welke jongeren in hun ontwikkeling bedreigd zijn?
In nagenoeg alle bestaande leerlingvolgsystemen is men in de eerste plaats geïnteresseerd
in het prestatieniveau. Men gaat voor elke leerling na waar hij/zij in de ontwikkeling staat in
vergelijking met zijn/haar leeftijdsgroep. Wie tegenover deze ‘norm’ een achterstand
vertoont, wordt dan in een extra traject meegenomen (een middagopvang met uitleg, een
extra uur, …) of doorverwezen naar een andere richting. Dergelijke leerlingvolgsystemen
focussen vaak sterk op de schoolse prestaties.
Het Jongeren Procesgericht Screeningsinstrument dat we hier voorstellen, gooit het over
een andere boeg. Voor het identificeren van jongeren die zorg behoeven richt het zich niet in
de eerste plaats op wat jongeren kunnen en niet kunnen, op wat ze al hebben geleerd en
wat nog niet. Het stelt eerst andere vragen:
• Hoe maakt de jongere het hier?
• Gedijt hij/zij hier?
• Reageert hij/zij gunstig op de geboden kansen?
• Gedraagt hij/zij zich op zulk een wijze dat er ontwikkeling te verwachten is?
We concentreren ons met andere woorden op aanwijzingen die met het proces in de
jongere te maken hebben.
Die algemene vraag “hoe maken jongeren het?” valt uiteen in twee deelvragen: hoe is het
gesteld met hun ‘welbevinden’ en wat kunnen we over hun ‘betrokkenheid’ zeggen?
Welbevinden4 wijst erop dat de jongere zich goed voelt op school en in zijn klasgroep, dat
de wisselwerking tussen hem en de omgeving optimaal verloopt.
4
Wil je meer achtergrond over het inschatten van welbevinden en betrokkenheid klik dan op www.cego.be
4
Betrokkenheid wijst erop dat jongeren in hun leeromgeving en gedreven door hun
exploratiedrang aan de grens van hun mogelijkheden kunnen werken.
Als die twee voorwaarden vervuld zijn, weten we dat jongeren het goed maken én volop in
ontwikkeling zijn. Welbevinden en betrokkenheid als spil nemen van JoPSi betekent: zich
concentreren op de kwaliteit van het leven en leren in interactie. Missen we die kwaliteit dan
weten we dat er werk aan de winkel is voor de jongere en voor het schoolteam.
Beide begrippen situeren zich op het niveau van de jongere. Als procesvariabelen zijn het
echter geen uitdrukkingen van jongerenkenmerken: ze zijn het resultaat van het complexe
samenspel van factoren met aan de ene kant de context of leeromgeving en aan de andere
kant de jongere met al zijn karakteristieken. Welbevinden en betrokkenheid geven aan hoe
de leeromgeving die je als leerkracht schept, inwerkt op de jongere.
Een doeltreffend Procesgericht screeningsinstrument geeft vanuit dit opzet dan ook aan:
• wie zich op school goed voelt maar ook wie zich op school of in de klasgroep niet
goed voelt (en dus ook moeilijk gericht kan leren);
• wie in een richting zijn weg vindt maar ook wie in een bepaald vak niet mee is, niet
bereikt wordt door het huidige aanbod.
Met andere woorden:
• geeft dus aan wie voldoende stimulansen krijgt en wie extra zorg behoeft
(Detecteren);
• zet een weg uit om klaarder te zien in een probleem (Onderzoeken);
• helpt om tot succesvolle initiatieven te komen en deze te evalueren
(Experimenteren).
5
Opbouw en werkwijze
JoPSi helpt jongeren om stil te staan bij een aantal factoren die een invloed hebben op hun
goed voelen, hun motivatie, hun betrokkenheid en hun relaties binnen de schoolcontext.
Hierbij maken we uitdrukkelijk onderscheid tussen:
• factoren in de jongeren zelf (houding, aanpak, motivatie en interesse,
communicatievaardigheden …);
• factoren in de context (infrastructuur en organisatie, lessen en opdrachten, de
begeleiding, de leerkrachten, de medeleerlingen …).
Door het aanbrengen van het onderscheid tussen contextfactoren en factoren in hen zelf
worden jongeren geleid naar het genuanceerder stilstaan bij hun eigen functioneren zodat zij
zelf preciezer leren op te zoeken wat zij voor hun ontwikkeling nodig hebben. JoPSi spreekt
daarom ook de verantwoordelijkheid van de jongeren aan.
Via gericht gekozen items helpen we jongeren bewuster te worden van hoe ze bezig zijn in
hun studierichting. Dit bewustwordingproces is essentieel om greep te krijgen op wat er aan
de hand is en om zelf tot acties over te gaan. Op die manier kan dit instrument een grote
bijdrage leveren tot
•
een beter zelfbeeld van jongeren,
•
het werken aan hun houding ten aanzien van de school en de wijze waarop ze met
schoolervaringen omgaan.
Als onze jongeren in een waarderend contact kunnen ont-dekken wat hen enthousiast
maakt, wat hen bezielt, waar zij willen voorgaan; kan het besef groeien dat het ook voor hen
mogelijk is om een aantrekkelijke toekomst te ontwerpen. Vele projecten (waaronder
ESFproject ‘VUURwerkt: met talent toekomst maken’, Leonardo da Vinciproject ’Stevig Op
de Werkvloer’, Equalproject ‘JANUS’, Leonardoproject ‘Modils’) die werken met een
laaggeschoold en/of kansarm doelpubliek, werken met succes vanuit dit waarderend leren.
Met behulp van dit instrument krijgen wij ook zicht op welke jongeren dreigen uit de boot te
vallen. Zo kunnen ook leerkrachten hun onderwijsaanpak en het onderwijsaanbod beter
leren afstemmen op de noden en behoeften van déze concrete jongerenpopulatie. De
verwerking van de bevraging van een klasgroep, van een jaar of graad binnen een
studierichting, … kunnen immers indicaties geven van waar het efficiënter kan in het
studiegebied. Als uit een groepssynthese blijkt dat voor het hele studieaanbod en/of voor
bepaalde vakken er opvallend veel lage scores zijn, dan is er iets aan de hand dat het
individuele niveau overstijgt. Zo kunnen gesprekken tussen jongeren en leerkrachten,
coördinatoren, vakwerkgroepen al heel wat suggesties voor bijsturing opleveren.
Ook krijgen leerkrachten de mogelijkheid om aan te geven hoe zij het welbevinden, de
betrokkenheid en de competentie inschatten van hun jongeren. De confrontatie van de eigen
scores van de jongeren met die van hun leerkrachten levert boeiend materiaal. Op basis van
deze gegevens kunnen zowel acties ondernomen worden naar individuele jongeren of naar
een hele klasgroep door het leerkrachtenteam. In ieder geval is het een aanzet voor een
individueel of klasgesprek op zoek naar hoe jongeren en leerkrachten samen kunnen werken
aan een optimaal leerrendement binnen een positief klasklimaat.
6
Een instrument op maat
JoPSi biedt een kader. Elke school kan op een bepaald moment voor een welbepaalde
(klas)groep - vanuit haar eigen cultuur en noden - keuzes maken. Het is wel de bedoeling dat
de basisstructuur (een aantal interne en contextfactoren, …) door de gebruiker overgenomen
wordt. Daarnaast kan elke school op elk ogenblik:
o een keuze maken uit de factoren en vragen die door ons in het instrument
opgenomen zijn;
o en/of zelf school- en studierichtinggebonden vragen toevoegen
In het digitale systeem is daartoe een uitgebreide administratorfunctie aanwezig. Op die
manier kan het optimaal aansluiten bij de noden van de school.
Na het invullen van de verschillende rubrieken van het screeningsinstrument krijgt de jongere
onmiddellijk een digitale synthese van wat net is ingebracht. Via begeleide reflectie wordt de
jongere uitgenodigd de gegevens opnieuw kritisch te bekijken. Zo maakt de jongere een
eigen stand van zaken op, een balans. Vervolgens wordt onder begeleiding gekeken hoe het
proces nu verder kan aangepakt worden. Onder meer door - indien nodig - één of meer
werkpunten aan te geven en op zoek te gaan naar wie daarbij kan ondersteuning bieden. Als
laatste stap worden deze werkpunten en acties door de jongere ingegeven in het
screeningsinstrument. Bij een volgende stap kan zo steeds teruggegrepen worden naar het
eigen actieplan.
Na het verwerken van de gegevens van de verschillende leerkrachten van het klasteam kan
de administrator de gegevens van jongeren en klasteam erg gedetailleerd verwerken.
Er kunnen afhankelijk van het vooropgezette doel voor een welbepaalde klasgroep
verschillende soorten digitale overzichten worden opgevraagd o.m.:
‰ een overzicht van de globale scores welbevinden, betrokkenheid en competenties per
klas;
‰ een algemene synthese van de antwoorden per klas
‰ een overzicht van de wenselijke veranderingen per klas
‰ een algemene synthese van de antwoorden per vak
‰ een overzicht van de antwoorden per jongere
‰ een overzicht van de reflecties per jongere
7
Effecten en aanbevelingen
Een doeltreffend Procesgericht screeningsinstrument geeft vanuit dit opzet dan ook aan:
• wie zich op school goed voelt maar ook wie zich op school of in de klasgroep niet
goed voelt (en dus ook moeilijk gericht kan leren);
• wie in een richting zijn weg vindt maar ook wie in een bepaald vak niet mee is, niet
bereikt wordt door het huidige aanbod.
Met andere woorden:
• geeft dus aan wie voldoende stimulansen krijgt en wie extra zorg behoeft
(Detecteren);
• zet een weg uit om klaarder te zien in een probleem (Onderzoeken);
• helpt om tot succesvolle initiatieven te komen en deze te evalueren
(Experimenteren).
Doorheen het werken met de pilootversie hebben we inderdaad kunnen vaststellen dat zowel
voor jongeren als voor leerkrachten het DOE-principe (detecteren, onderzoeken,
experimenten) een proces van bewustwording en experimenteren stimuleert.
Onmiskenbaar is een professionele ondersteuning van leerkrachten en jongeren hierin
noodzakelijk. Het is noodzakelijk dat de leerkrachten dit instrument gebruiken vanuit een
positieve en opbouwende houding t.a.v. de jongeren. Belemmerende overtuigingen die de
bovenhand krijgen, kunnen het proces in de tegengestelde richting beïnvloeden. Het leren
zien van onderwijs als een resultaat van een gelijkwaardige interactie tussen leerkracht en
jongere vraagt de nodige tijd en begeleiding. Voor andere leerkrachten was de confrontatie
met de gegevens een stimulans om verder te gaan op de ingeslagen weg en kleine
aanpassingen te doen of experimenten op te zetten.
‘Gras groeit niet sneller door er aan te trekken.’ Dit geldt zowel voor leerkrachten als voor
jongeren.
Jongeren hebben een goede begeleiding nodig bij het aan de slag gaan met JoPSi. Het
invullen van de bevraging vraagt een korte toelichting over doel en gebruik van de gegevens.
Slechts enkele jongeren hadden ondersteuning nodig bij het begrijpen van de vragen. Door
de kleine groepen waarin JoPSi wordt afgenomen is dit voor de begeleidende leerkracht
haalbaar. Belangrijk bleek dat jongeren echt begeleid moeten worden bij het reflecteren over
hun gegevens. In een eerste versie lieten we jongeren volledig zelfstandig aan de slag gaan.
Dit leverde bijna geen inzichten en acties op. Ook jongeren hebben te leren dat ook zij een
aandeel hebben in het werken aan een optimaal leerrendement binnen een positief schoolen klasklimaat.
Deze reflectie onder begeleiding en de noodzakelijke opvolging kan slechts slagen als we
bewust kiezen om met JoPSi aan de slag te gaan. Een zoveelste screeningsinstrument waar
jongeren en leerkrachten niet beter van worden, daar heeft het onderwijsveld geen nood
aan. Dit betekent dat kiezen om te werken met JoPSi een doordachte beslissing is, waar de
nodige ondersteuning van leerkrachten en jongeren en de nodige tijd wordt opgenomen in
een concreet schoolactieplan.
8
JoPSi bezit de potentie om echt geïntegreerd te worden in verschillende facetten van het
schoolgebeuren. We sommen enkele mogelijkheden op i.v.m.:
Jongeren en de klasgroep
• De (vak)begeleiding van individuele jongeren
• Een aanzet voor een begeleid klasgesprek
• Een onderdeel van een vakoverstijgend portfolio
• Het snel detecteren van jongeren die dreigen uit de boot te vallen
Leerkrachten en de klasgroep
• Een spiegel om de eigen onderwijsaanpak voortdurend bij te sturen.
• Werken aan het bijsturen van het aanbod binnen een vakgroep
• Een gemeenschappelijk analysedocument voor de klassenraden
Leerkrachten en het schoolteam
• Bijsturen van het GOK-actieplan i.v.m. preventie en remediëring en aanverwante
pijlers.
• Een basis voor een functioneringsgesprek
• Werken aan een gedeelde onderwijsvisie in het schoolteam
9
Doelbewust gekozen voor…
Vaste factoren
Binnen JoPSi worden een aantal factoren bevraagd. Dit zijn factoren, enerzijds in de jongere
zelf en anderzijds in zijn context.
Technisch vormt het toevoegen van factoren geen probleem. Conceptueel willen we dit
instrument voor de jongeren en leerkrachten echter zuiver houden en praktisch beheersbaar.
Om die reden kiezen we ervoor om het toevoegen van extra factoren niet op te nemen.
Kernvragen
Eén van de krachten van het instrument is de evenwichtige spreiding van vragen over de
deelcomponenten van een bepaalde factor. De gekozen kernvragen leveren de beste
garantie om inzicht te verwerven over hoe een factor het leren van de jongere beïnvloedt.
We beperken zo het risico dat bepaalde aspecten van een factor niet of te weinig worden
belicht.
Naast een aantal kernvragen laten we uiteraard wel de ruimte voor bijkomende vragen. Deze
worden geselecteerd uit een lijst of worden door de opstellers van de screening toegevoegd.
(Zie ook Handleiding)
Verbinding met de GOK-thema’s
De vragen die in de screening worden gesteld zijn, voor zover van toepassing, gekoppeld
aan één of meerdere GOK-thema’s. Voor elk van deze GOK-thema’s krijgt u in het rapport
GOK overzicht een samenvatting van de antwoorden die de leerlingen op deze vragen
hebben gegeven en dit over de klassen heen. Het GOK-team kan uit deze resultaten
werkpunten afleiden.
Het merendeel aan vragen in deze versie is gekoppeld aan de pijlers ‘Preventie en
remediëring, ‘Socio-emotionele ontwikkeling’ en ‘Doorstroming en oriëntering’. Het
instrument op zich werkt uiteraard sterk aan ‘Leerlingparticipatie’.
Competenties
Competenties, deelcompetenties … een samengaan van kennis, vaardigheden en attitudes
die een jongere moeten toelaten in een bepaalde situatie gepast te reageren.
In dit instrument komen drie leergebied-overstijgende competenties aan bod in analogie met
het observatie-instrument TSO BSO, namelijk: leercompetenties, sociale competenties en
zelfsturingcompetenties.
Om het voor de jongere overzichtelijk te houden en om te voorkomen dat een veelheid aan
vragen moet worden beantwoord, geven we voor elke competentie een mini-kijkwijzer, met
kenmerken voor deze competentie en een omschrijving van hoe dit zich uit. De jongere krijgt
op die manier zicht op de betekenis van deze competentie en geeft voor zichzelf aan in
welke mate hij zichzelf competent acht.
Wat betreft de vakgebonden competenties, wordt in de factor ‘Schoolactiviteiten’ gevraagd
hoe goed de jongere zichzelf in het algemeen inschat voor elk vak. Dit antwoord wordt later
geplaatst naast wat de vakleraar hierover denkt.
Toegankelijke taal
Door het werken met jongeren en leerkrachten aan dit instrument in de pilootsetting hopen
we dat het huidige taalgebruik binnen JoPSi maximaal toegankelijk is voor alle jongeren.
Toch beseffen we dat de taal voor sommige jongeren een hinderpaal kan vormen. Wij pleiten
dan ook voor een aangepaste begeleiding. De beperking tot acht gebruikers geeft ruimte
10
voor een nabije ondersteuning. Op deze wijze kan het reflectiegesprek al starten tijdens de
screening.
11
Optimaal werken met de versie 2008
Dit instrument is ontwikkeld in MS-Access 2003. Dit programma heeft een aantal
beperkingen.
Aantal gebruikers
Access laat maximaal acht gebruikers gelijktijdig toe. Indien meer gebruikers gelijktijdig
dezelfde tabellen aanspreken kan het programma blokkeren. U moet dan het programma
heropstarten. De ingevulde data zijn niet verloren. Toch is het een bron van frustratie.
De positieve zijde van deze beperking is dat de begeleidende leerkracht meer ruimte heeft
om stil te staan bij de onduidelijkheden en mogelijke vragen van de jongeren. Dit kunnen
beroep doen op een coachende leerkracht werkt zeer stimulerend, jongeren ervaren zo dat
de school bij monde van deze leerkracht dit instrument waardevol vindt. Tevens werkt het al
aan de relatie leerkracht – leerling.
De beperking tot acht gebruikers laat ook een nabije ondersteuning toe van taalzwakke
jongeren zoals OKAN-leerlingen.
Comprimeren
Een andere eigenheid is dat het volume van de tabellen snel stijgt. Bij aanvang is het volume
van de file JoPSi tabellen (back-end-user) ongeveer 1Mbyte. Na één ronde (acht jongeren)
loopt dit al op tot zowat 20Mbyte. Dit vertraagt de toegang tot de gegevens voor alle
volgende gebruikers.
Comprimeer daarom dit gedeelte na elke ronde. Het volume van JoPSi tabellen wordt dan
teruggebracht tot net iets meer dan de oorspronkelijke waarde en zo blijft de
toegangssnelheid optimaal. (zie Handleiding)
Invoeren van gegevens
Omwille van de complexiteit en de verscheidenheid van administratieve systemen wordt in
dit instrument geen koppeling voorzien met deze systemen. Gegevens kunnen dus niet
rechtstreeks worden overgenomen uit de schooladministratie.
De administrator van JoPSi kan binnen zijn bevoegdheid leerkrachten, vakken, klassen en
leerlingen één voor één invoeren.
Voor meerdere klassen of jaren doet u best beroep op een ervaren Access-gebruiker. Hij kan
deze gegevens importeren vanuit een andere database of vanuit een Excel-bestand.
12
Download