aanbevelingen ten aanzien van het

advertisement
Nijmegen, 18 oktober 2000 (2e versie 11 juni 2001)
Aan: de programmacommissie Tweede Kamerverkiezingen 2002
AANBEVELINGEN TEN AANZIEN VAN HET VERKIEZINGSPROGRAMMA 2002 – OP
WEG NAAR EEN werkelijke DUURZAME ONTWIKKELING
1. Inleiding
Hierbij vinden jullie mijn aanbevelingen voor het verkiezingsprogramma 2002, die vooral op het
gebied van het (inter)nationaal milieu, natuur, landbouw en ontwikkelingssamenwerking liggen.
Naar aanleiding van een e-mail en een telefonisch gesprek met dhr. Verhaak in juni / juli van dit
jaar heb ik deze opgesteld. Ik hoop dat jullie deze kunnen meenemen in jullie besprekingen. Laat je
niet afschrikken door de lengte. Ik heb zoveel mogelijk thema’s aangehouden die ik niet direct
tegenkwam in het oude verkiezingsprogramma. Bepaalde zaken zullen echter niet nieuw zijn omdat
ik soms een zo compleet mogelijk beeld wilde geven bij bijvoorbeeld aanbevelingen ten aanzien van
het wereldvoedselprobleem.
Terecht besteedde dhr. Rosenmöller tijdens de afgelopen algemene beschouwingen veel aandacht
aan de internationale verhoudingen en de ecologische achteruitgang. De verdeling rijk-arm en de
omgang met het milieu zullen mijns inziens, de sleutelfactoren zijn om wereldwijd een sociaal en
economische ontwikkeling en het voortbestaan van de mensheid (en de overige levende wereld)
voor de komende eeuw veilig te stellen. Het worden dan ook cruciale verkiezingen. Hoewel de
Tweede Kamer vooral gericht is op de nationale problematiek en de korte termijn, zullen er na de
verkiezingen voldoende mogelijkheden zijn tot belangrijke beleidsveranderingen die een
internationale uitwerking hebben en wat meer op de langere termijn gericht zouden moeten zijn.
Hierbij realiseer ik me dat ik de macht van GroenLinks (zeker als oppositiepartij) en van Nederland
in mondiaal verband niet mag overschatten. Maar ook van een onderschatting van deze invloed
hoeft geen sprake te zijn, zeker niet als we deze invloed economisch (op de lange termijn) kunnen
onderbouwen.
Tijdens de bijeenkomst van de Partijraad op 23 september jongstleden, pleitte ik daarom voor
“duurzame ontwikkeling” als thema voor de Tweede Kamer Verkiezingen. Dit thema staat echter nu
al meer 10 jaar op de politieke agenda, zonder dat er echt een concrete invulling aan is gegeven.
Verder wordt “duurzaamheid” te pas en te onpas gebruikt, wat deze invulling ook niet bevorderd.
Waar het dus aan ontbreekt is een goede definitie en vooral een goede invulling van het thema.
Hierna zal ik algemene aanbevelingen geven voor het verkiezingsprogramma die veelal een
integraal karakter zullen kennen. Ik eindig met een aantal aanbevelingen op specifieke terreinen, die
echter ook weer deels op meerdere terreinen kunnen thuis horen ook weer door het integrale
karakter van duurzame ontwikkeling.
2. Definiëring
Zoals bekend bestaat duurzame ontwikkeling uit een sociaal culturele dimensie (intra- en
intergenerationele rechtvaardigheid, respect voor de diversiteit aan culturen), een ecologische
dimensie (respect voor de levende en niet levende natuur als basis van ons voortbestaan, en als
leefgebied voor niet-menselijke levende wezens) een economische dimensie (de economische
haalbaarheid) en een politiek institutionele dimensie (goed functionerende instituties op macro-,
meso- en microniveau en een integraal overheidsbeleid). Tussen deze vier dimensies moet een
evenwicht ontstaan, anders is geen sprake van een echte duurzame ontwikkeling.
1
3. Invulling
Om als GroenLinks duidelijk een invulling te kunnen geven aan een duurzame ontwikkeling, heb ik
een passage uit ‘Vijftig jaar Verenigde Naties - Vijfentwintig jaar mondiaal milieubeleid’ (1995),
een artikel van Bas Arts en Erik Mulleneers opgenomen. Hierin gebruikten zij onder andere een
ander artikel van Bas Arts namelijk ‘Nachhaltige Entwicklung’ (1994).
Binnen de internationale milieuarena (van de Verenigde Naties) wordt
gestreden om betekenissen, normen en hulpbronnen. Binnen de strijd om de
betekenissen valt ook de betekenis van het begrip duurzame ontwikkeling.
Arts onderscheidt hierbij 4 mogelijkheden:
1. “Business as usual; een altijd durende economische groei. Het
klassieke ontwikkelingsdenken blijft m.a.w. gehandhaafd, overigens met
dien
verstande
dat
men
pleit
voor
het
gebruikmaken
van
‘milieuvriendelijke’ technologie (ecologische modernisering). Hiertoe
hoort ook de ‘Washington consensus’ die de laatste 20 jaar het internationale economische
beleid bepaald, bestaande uit terugdringing van overheidstekorten en betalingsbalanstekorten,
inflatiebestrijding, deregulering, afschaffen van subsidies en snelle privatisering. Ook in
Nederland lijkt er door Paars aan de macht, consensus te zijn over globalisering, liberalisering,
en voortdurende economische groei als oplossing voor alle sociale en ecologische problemen.
Dit gaat uit van de Thrickling down gedachte, als economieën maar ver genoeg groeien, worden
komen uiteindelijk ook de sociaalzwaksten ‘aan de beurt’ en komt er voldoende geld
beschikbaar om milieuproblemen op te lossen. Alleen uitgaan van een vrije markt met grote
macht voor het bedrijfsleven, zal echter averechts werken omdat bedrijven geïnteresseerd zijn in
winst maken en overleven, zij zullen dus alleen geïnteresseerd zijn in een koopkrachtige vraag.
2. De groene economie; deze pleit voor een (lichte) herstructurering van
de economie; staten dienen de markten in ecologische zin bij te
sturen, b.v. via energieheffingen, de ecotax, het verbieden van
milieuvijandige productieprocessen etc.. Op internationaal niveau moet
bovendien via verdragen worden gegarandeerd dat de wereldmarkt
bepaalde minimumstandaards inzake het milieu respecteert.
3. De integrale benadering; deze legt daarnaast ook nadruk op het sociale
vraagstuk: de ongelijke verdeling tussen arm en rijk en de gevolgen
daarvan voor het milieu. Het centrale idee luidt dat zonder een
omvangrijke herverdeling tussen Noord en Zuid een duurzame wereld
onbereikbaar zal blijven. De armen worden immers gedwongen tot een
overexploitatie van de weinige hulpbronnen die ze tot hun beschikking
hebben, terwijl de rijken verkwistend te werk kunnen gaan. Een meer
eerlijke verdeling van de hulpbronnen zal beide processen tegengaan.
4. Het anti-modernisme; deze beschouwt duurzame ontwikkeling als een
radicale breuk met het verleden: niet langer mag het industriële
groeimodel als synoniem voor ontwikkeling worden beschouwd. Dit model
is namelijk niet duurzaam: het leidt tot ongelijkheid, conflicten en
milieubederf. Een werkelijk duurzame ontwikkeling houdt daarom in:
economische krimp, deïndustrialisatie, de toepassing van ‘zachte’
technologieën en een behoeftebevrediging op maat van de mens en het
ecosysteem (vergelijk ‘ecodevelopment’).” Hierbij horen nieuwe begrippen als
consuminderen, het geluk en welzijn niet alleen via materiële zaken zoeken (met kortstondig
geluk) maar ook in immateriële zaken. Niet meer, maar genoeg en beter. Initiatieven hiervoor
zijn nu nog kleinschalig en worden vaak door NGO’s georganiseerd, zoals Niet-Winkeldag
2
(Omslag te Eindhoven) en een autoloze zondag (oorspronkelijke Omslag, nu ook Milieudefensie
en LOAZ).
Het moge duidelijk zijn dat de 4 betekenissen van duurzame ontwikkeling
(deels) onverenigbaar zijn en verschillende groepen weten te mobiliseren:
1 door met name industriëlen en politici van de meer conservatieve rijke
landen,
2
door
de
meer
progressieve
rijke
landen
en
‘mainstream’
milieuorganisaties,
3 door de landen in het Zuiden,
4 door de meer ‘radicale’ milieubewegingen.
Al deze actoren voeren dan ook strijd onder de vlag van duurzame
ontwikkeling, onder meer binnen de arena welke het VN-systeem hen biedt.
4. Algemene aanbevelingen voor het verkiezingsprogramma
Ik ben van mening dat GroenLinks nu nog vooral heeft gekozen voor de invulling volgens ‘de
Groene Economie’, maar dat we in ons verkiezingsprogramma zullen moeten opschuiven naar ‘de
integrale benadering’ waarbij we ook veel elementen uit ‘anti-modernisme’ zullen moeten opnemen.
Hierbij is het het beste dat we nu een toestand nemen die we in 2025 bereikt willen hebben, en dat
we daar naar toe gaan werken. Naar mijn mening zouden de volgende zaken dan als uitgangspunt of
programmapunt kunnen worden opgenomen in het verkiezingsprogramma:
* Een eind maken aan de scheve verdeling in de milieugebruiksruimte in de wereld door het
veranderen van onze produktie- en consumptiepatronen. De 20 % rijkste mensen op aarde gebruiken
nu namelijk 86 % van de consumptiegoederen op aarde. De armste 20 % gebruiken 1 %, en de 60 %
overigen verdelen de overige 13 %. De rijkste 20 % gebruikt verder 60 % van het voedsel en 58 %
van de energie. Als de hele wereld op westers niveau zou produceren en consumeren hadden we vier
aardes nodig. Een ander cijfer geeft aan dat een kind in een westers land geboren, 30 tot 50 keer
meer energie en grondstoffen zal gebruiken in zijn leven dan een kind geboren in een
ontwikkelingsland.
Als we kiezen voor gelijkwaardigheid van de mensheid en een leefbare planeet, waar nog geen
sprake van lijkt te zijn, kan het dus niet anders dan dat we in het westen een stap terug zetten in onze
consumptie- en productiepatronen. Als we ook nog kiezen voor de intrinsieke waarde van andere
levende planten- en diersoorten zijn nog veel verder gaande maatregelen nodig.
* Om het beleid daadwerkelijk te veranderen zullen we moeten kunnen aantonen dat onze
voorstellen economisch haalbaar zijn op de lange termijn, maar liefst ook op de korte termijn. Dus
bijvoorbeeld in het BNP rekening houden met negatieve effecten op het milieu en andere delen van
de samenleving, de lange termijn, mensen in andere delen van de wereld. Een aangepast BNP zou
dan naast correcties voor milieuvervuiling, ook rekening kunnen houden met criminaliteit, ziektes
door stress op het werk, de negatieve gevolgen van verlies aan biodiversiteit door de invoer van
hardhout etc..
Deze economie kan gestalte krijgen via een grotere belasting op grondstoffen en energie, en een
lagere belasting op arbeid. GroenLinks streeft hier al naar via ecotaxen, maar dit moet nog veel
verder doorgevoerd worden. Hierbij worden dus financiële prikkels als instrument gebruikt, om
menselijk gedrag te veranderen. Hierdoor zal een zelfvoorzienende economie financieel
aantrekkelijker worden. Hierbij kan de markt dus zijn werk doen, waardoor milieuvriendelijke
produkten aantrekkelijker worden en er innoverend te werk zal worden gegaan door het
bedrijfsleven.
* Een zo groot mogelijke zelfvoorzienendheid van vooral landbouw maar ook industriële
produktie (tegen de huidige globaliseringtrend), heeft ook als voordeel dat er kortere kringlopen
3
van mineralen en grondstoffen ontstaan. Hiermee kunnen we de volgende negatieve effecten
voorkomen:
- Tekorten aan mineralen voor de landbouw (met vaak bodemdegradatie en vervolgens daling van
landbouwproductie) in het ene deel van de wereld, en overschotten (overbemesting) in andere
delen van de wereld. Dit ontstaat door de import van allerlei exportgewassen en
veevoedergewassen uit ontwikkelingslanden door het westen. Hierbij wordt merkwaardig
genoeg de ontlasting van mensen nooit meegenomen in de problematiek, hoewel dit eeuwenlang
ook als meststof werd gebruikt, en nu dus ook als overbemesting zou moeten worden gezien. Ter
vergelijking: we zijn met zo’n 16 miljoen mensen en iets minder varkens in Nederland.
- De afvalstromen in het westen van allerlei stoffen die nu nog niet gerecycled worden en
overblijven na verbranding van ons restafval. Dit zijn eigenlijk bruikbare stoffen waarvan het
nu nog niet loont deze her te gebruiken of te reparen, door de scheve verhouding in grondstof /
energieprijs ten opzichte van arbeid. Op den duur zullen we echter naar een systeem moeten dat
alle grondstoffen op een duurzame manier met de beschikbare hoeveelheid energie,
teruggewonnen moeten worden uit ons afval, omdat we te maken hebben met een eindige
voorraad grondstoffen. Dit lost tevens het afvalprobleem op.
Andere nadelen van de huidige globalisering van goederen ten opzichte van zelfvoorzienendheid
zijn:
- Het explosief toenemende transport, waarvoor er steeds meer fossiele brandstoffen gebruikt
worden en CO2 wordt uitgestoten.
- De elite in de ontwikkelingslanden profiteert vooral van de landbouwexport. Zij werken vaak
samen met multinationals, waarbij gewassen voor de exportlandbouw doorgaans op een veel
milieuonvriendelijkere manier geteeld worden dan de traditionele voedselgewassen voor eigen
gebruik. Dit heeft onder andere bodemdegradatie tot gevolg, waardoor er steeds nieuwe
landbouwgrond nodig is. Voorts worden landloze boeren hierdoor gedwongen naar
natuurgebieden te trekken, die meestal veel minder geschikt zijn voor landbouw. Dit is
bijvoorbeeld een van de grootste bedreigingen voor het tropisch regenwoud.
- De altijd voortdurende mijnbouw, om steeds weer nieuwe mineralen te winnen. Deze mijnbouw
heeft vooral negatieve gevolgen voor de lokale natuur en leefomgeving van de lokale bevolking,
en de winsten komen ook hierbij vaak weer terecht bij een kleine elite.
- De insleep van ziektes die gepaard gaan met deze handelsstromen, zoals Mond- en Klauwzeer.
* Natuurlijk kunnen we ontwikkelingslanden niet ontzeggen deel te nemen aan de wereldeconomie,
zoals misschien zou lijken uit het vorige punt. Op dit moment worden echter nog vooral onbewerkte
landbouw- en mijnbouwproducten uitgevoerd tegen vaak lage prijzen. Vaak worden
ontwikkelingslanden gedwongen hun natuurlijke hulpbronnen uit te putten door hun hoge
schuldenlasten aan het westen (in 1998 2200 miljard dollar, resulterend in een betaling aan rente van
250 miljard dollar, ten opzichte van een totale ontwikkelingshulp van 50 miljard). GroenLinks moet
dus streven naar schuldverlichting hierdoor zijn deze landen ook minder afhankelijk van het
neoliberale beleid van IMF en Wereldbank. De structurele aanpassingsprogramma’s die zij opleggen
zorgen alleen maar voor een vergroting van de kloof tussen arm en rijk en milieudegradatie. De
Tobintax zou eventueel kunnen worden ingezet om deze schuldverlichting mogelijk te maken.
Daarnaast zouden de hogere invoerrechten van bewerkte produkten ten opzichte van onbewerkte
produkten afgeschaft moeten worden voor ontwikkelingslanden. Deze heffing op grondstoffen
en onbewerkte landbouwproducten zou kunnen worden verhoogd wanneer deze niet op een
milieuvriendelijke en sociaal aanvaardbare manier geproduceerd of gewonnen zijn. Dit laatste is
meestal het geval waardoor deze bijdraagt aan de uitputting van hulpbronnen en de bodem, terwijl
de economische voordelen voor de plaatselijke bevolking gering zijn. Ook zou een Europese ecotax
op brandstoffen bijdragen aan het beperken van deze goederenstromen, en zorgen voor een
beperking van het broeikaseffect. Ook de exportsubsidies waarmee nu nog EU-overschotten van
landbouwproducten in ontwikkelingslanden gedumpt worden moeten worden afgeschaft, omdat
hierdoor de plaatselijke landbouw wordt weggeconcurreerd. Ook het subsidiëren of anderszins
4
promoten van Fair Trade en Wereldwinkelprodukten ten opzichte van de reguliere produkten is een
mogelijkheid. Zolang milieukosten nog niet geïnternaliseerd zijn in de prijzen via een ecotax, moet
het WTO-verdrag zoveel mogelijk worden tegengehouden. Dit geldt zeker voor landbouwproducten
vanwege de nadelige gevolgen voor de bodem en het milieu die optreden bij exportlandbouw en een
lagere beschikbaarheid van voedsel voor de lokale bevolking.
* Het verenigen van de positieve en bruikbare facetten uit de verschillende wereldgodsdiensten,
natuurgodsdiensten, humanisme en ‘spiritualiteit’, om tot nieuwe normen en waarden te komen die
tot deze duurzame ontwikkeling kunnen leiden. Deze zaken ben ik nog niet veel tegen gekomen als
GroenLinks-thema, maar er is in de samenleving een tendens om sinds de toenemende
ontkerkelijking onder de Christenen en individualisering te zoeken naar nieuwe manieren van
zingeving, waarbij oosterse godsdiensten, alternatieve geneeswijzen, spiritualiteit etc. een rol
spelen.De vraag is of we hier onze vingers aan durven te branden. Maar ik zie genoeg positieve
aanknopingspunten om er in ieder geval een paragraaf in het verkiezingsprogramma aan te wijden.
Zo noemde de Dalai Lama de volgende vragen, de belangrijkste aan het begin van het nieuwe
millennium:
1. Hoe gaan we de steeds groter wordende kloof tussen arm en rijk te lijf?
2. Hoe beschermen we de aarde?
3. Hoe voeden we onze kinderen op?
4. Hoe kunnen we Tibet en andere onderdrukte landen en volkeren in de wereld helpen?
5. Hoe brengen we spiritualiteit (een diepe zorg voor de ander) in alle terreinen van ons leven?
Eigenlijk valt volgens hem alles samen onder de laatste vraag; het volgen van mededogen in je hart.
Als we als GroenLinks een antwoord hebben op deze vragen, zijn we al een heel eind. Hierbij
kunnen we ook bruggen slaan naar andere politieke partijen die met hetzelfde vraagstuk worstelen.
Daarbij zullen we onder andere van een antropocentrische levensvisie, die de nadruk legt op het nut
voor de mens naar een meer ecocentrische levensvisie (rekening houdend met de intrinsieke waarde
van niet menselijke wezens) toe moeten. De huidige toestand in de wereld wijt ik namelijk vooral
aan een gebrek aan respect ten opzichte van elkaar, de natuur en andere levende wezens. Dit respect
zouden we weer terug kunnen krijgen als we proberen tot nieuwe normen en waarden te komen,
uitgaande van de genoemde manieren van zingeving.
GroenLinks zou dus een tegenwicht moeten gaan bieden aan de huidige overheersing van westerse
liberale denken, met economische groei als enige drijfveer, hierbij worden vooral in het westen
godsdiensten en andere ethische normen en waarden steeds meer vervangen door een nieuwe religie;
‘verMcDonaldsing’. Dit wordt jammer genoeg door veel landen als voorbeeld gezien, of
opgedrongen door internationale organisaties als Wereldbank, IMF, en WTO en het internationale
bedrijfsleven. (Vergelijk dit met bepaalde inheemse volkeren, die nog spirituele betekenis hechten
aan hun natuurlijke omgeving, en soms nog leven van de ruilhandel. Juist zij kunnen ons leren hoe
een duurzame samenleving eruit moet zien.) We zullen doordat we een voorbeeldfunctie hebben op
de rest van de wereld deze goed moeten gebruiken, eigenlijk pleit ik voor het omgekeerde en juist
een voorbeeld te nemen aan het respect van andere (inheemse) culturen en (vooral oosterse) religies
voor mens en natuur.
* Inzet van instrumenten door de overheid
Uitgangspunt voor het verklaren van milieuvriendelijk attitudes en vervolgens gedrag van mensen,
is naar mijn mening het volgen van je geweten, met een al dan niet groot gevoel van respect (zie
hiervoor). Ook ga ik er vanuit dat iedereen in principe gelijk heeft in zijn standpunten en gedrag
vanuit zijn unieke achtergrond (opvoeding en omgeving). Als je bijvoorbeeld de piramide van
Maslov bekijkt hoef je er niet vanuit te gaan dat iemand die arm is en honger heeft, zich zal inzetten
voor het milieu en grotere waarden als democratie of mensenrechten. Het enige wat hij wil bereiken
5
is voedsel voor zijn gezin en een bepaalde sociale zekerheid. Pas als aan deze behoeftes voldaan is
kan hij gaan denken aan andere zaken. Daarbij zijn we als mens sociale kuddedieren die niet teveel
willen afwijken van onze omgeving, om niet uitgestoten te worden. Als je uit een omgeving komt
waarin je status ontleent aan de grootte van je huis of auto, zul je hierin mee moeten doen om
geaccepteerd te blijven. De gehele omgeving heeft de nadelige gevolgen voor het milieu
weggecijferd hiervan, dus kun je hier zonder gewetenswroeging aan meedoen.
Ook zijn we als mens waarschijnlijk van nature gericht op korte termijn en op de directe
omgeving, en niet op de lange termijn en de rest van de wereld. Van het voorzorgprincipe wordt
dan ook nog veel te weinig gebruik gemaakt. GroenLinks zou zich vooral kunnen inzetten om dit
geweten te veranderen, door bewustwording van de Nederlander op het effect van zijn handelen op
natuur en milieu, anderen en de lange termijn. Vooral voor het veranderen van het geweten is
voorlichting een goed instrument, daarbij moet door de verschillende achtergronden van mensen
wel doelgroepgericht worden voorgelicht, dus rekening houdend met aanwezige kennis.
Bij voorlichting moet in feite worden duidelijk gemaakt dat men een probleem heeft, voordat
mensen ontvankelijk zijn voor nieuwe informatie om dit probleem op te willen lossen. Pas als
iemand door bewustwording in gewetensnood met zichzelf komt, en daarnaast geaccepteerd blijft
door zijn sociale omgeving, er financieel niet teveel op achteruit gaat of liever nog erop vooruit gaat,
en ook geen andere risico’s loopt, zal hij zijn gedrag vrijwillig en blijvend veranderen.
Het afschuiven van verantwoordelijkheid op anderen, kan ook voort komen uit een sociaal
dilemma; de voordelen van individuele milieuvriendelijke gedragingen wegen niet op tegen de
collectieve gevolgen op lange termijn (een voorbeeld is de zeevisserij, het vrijwillig individueel
beperken van de visstand, heeft weinig effect als anderen de zee wel leeg blijven vissen). Daarnaast
is dan het geweten niet sterk genoeg ontwikkeld om ondanks anderen toch milieuvriendelijk verdrag
te vertonen. Binnen de voorlichting moet dan gewezen worden op de collectiviteit waar individuen
deel van uitmaken, naast het wijzen op de noodzaak van individuele verandering van gedrag. Het
milieubelang is namelijk een collectief belang dat gedragen moet worden door velen. Daarnaast zijn
bij zulke collectieve problemen wetgeving, financiele prikkels en bindende afspraken met de
doelgroepen (via b.v. convenanten) de aangewezen instrumenten.
Naast de genoemde instrumenten die kunnen worden ingezet door de overheid; voorlichting,
financiële prikkels en ge- en verboden, moet de overheid ook handelingsalternatieven bieden om
het veranderde geweten in gedrag te kunnen omzetten. Men krijgt zo dus zicht op bruikbare en
bereikbare oplossingen voor het door bewustwording gecreëerde probleem.
* Het benadrukken van een integrale benadering van problemen door het verduidelijken van de
relaties tussen milieu en andere problemen die als oorzaak en/of gevolg met de milieuproblematiek
te maken hebben:
- een goed inkomen door veel en hard te werken, veel stress en gezondheidsklachten (burn-out,
RSI etc.) en veel consumeren dus een hoge milieubelasting, in plaats van wat minder werken,
meer tijd voor vrijwilligerswerk, minder stress en wat soberder leven en een lage
milieubelasting.
- oorlogen, als gevolg van strijd om grondgebied (landbouw of mijnbouw) of water (zal naar
verwachting in de toekomst de oorzaak van oorlogen worden).
- economische -, milieu en politieke vluchtelingen (zie vorige punt) binnen en buiten de regio.
- overbevolking, onder andere als gevolg van armoede, waardoor er minder geld beschikbaar is
voor onderwijs van vrouwen en daardoor een zwakke maatschappelijke positie met vaak op
jonge leeftijd kinderen. Ook door armoede neemt men vaak veel kinderen als
oudedagsvoorziening, en speelt godsdienst in bepaalde gevallen een rol.
- schuldenlasten en onrechtvaardige handelsverhoudingen, die ontwikkelingslanden dwingen hun
natuurlijke hulpbronnen in snel tempo op te gebruiken, of de plaatselijke landbouw geen kans
geven (bij dumping van overschotten uit het westen).
- klimaatverandering als gevolg van het broeikaseffect en de economische schade hiervan
wereldwijd. Ik denk dat met name dit feit binnen vijf jaar tot een omslag in het westers denken
6
zal leiden. Op dit moment worden we namelijk nog te weinig geconfronteerd met de negatieve
gevolgen van milieuproblemen.
* Om mensen bewust te maken en genoemde onderwerpen op de politieke agenda te krijgen is er
dringend meer onafhankelijk onderzoek nodig. Op universiteiten is er een tendens naar meer
contractonderzoek in opdracht van het bedrijfsleven. Onderwerpen die dringend onderzocht moeten
worden zijn bijvoorbeeld de relatie tussen het broeikaseffect en het veranderende klimaat (met ook
negatieve gevolgen voor de biodiversiteit), oprakende grondstoffen en energie, gevolgen van
genetische manipulatie voor ecosystemen en menselijke gezondheid, relaties in ecosystemen
waardoor het weghalen van 1 planten- of dierensoort het hele systeem kan vernietigen, de waarde
van in het wild levende planten voor de voedselproduktie of geneesmiddelenindustrie, het aantal ha
landbouwgrond wat jaarlijks verloren gaat, de onderlinge relaties tussen problemen b.v. zoveel
schuldenlast betekent zoveel ha regenwoud extra gekapt.
* GroenLinks zou meer kunnen benadrukken dat we in een risico-maatschappij (Beck) leven,
waarin we steeds minder grip krijgen op de gevolgen van ons menselijk handelen. In plaats van een
technologie-optimisme (als oplossing van onze milieuproblemen) zoals nu, zouden we veel
sceptischer kunnen staan tegenover deze technologie. Vermeersch schrijft in ‘De ogen van de
Panda’ (een aanrader): Wetenschap is al lang niet meer een activiteit van het
vrije intellect: evolutie en gebruik er van worden mede bepaald – via de
nood aan fondsen – door politieke, militaire en industriële belangen en
deze vallen niet altijd samen met het welzijn van de totale mensheid. Hij
pleit dan ook voor het afstappen van het Wetenschappelijk Technologisch Optimisme en het
ontwikkelen van een eindigheidsbesef (van zuivere lucht, zuiver zee- en zoetwater, grondstoffen,
energie, planten – en diersoorten, en uiteindelijk de mens als hij op een van de vorige terreinen het
recuperatieniveau overschrijdt). Verder zegt hij “De doelloosheid en irrationaliteit
van het totaalsysteem (het Wetenschappelijk Technologisch Kapitalistischbestel) wordt versluierd door de uiterste rationaliteit van de
deelsystemen.” Onderdeel hiervan is bijvoorbeeld de ingebouwde middel-doelomkering;
(produktie-)middelen worden voortgebracht als doel op zich, behoeftes kunnen gecreëerd worden.
Dit systeem dat zich steeds moeten ontwikkelen en groeien (ook GroenLinks wil een economische
groei), loopt eens tegen de eindigheidsgrenzen aan.
Door genoemde risico-maatschappij kunnen we wachten op een nieuwe ‘ramp’. En rampen zorgen
er voor dat bepaalde zaken plotseling op de politieke agenda komen te staan en aangepakt worden.
Zo kwam bijvoorbeeld na de vuurwerkramp in Enschede de problematiek rond uitgifte en
handhaving van milieuvergunningen in de schijnwerpers. Beter is natuurlijk om deze rampen te
voorkomen via een politiek met visie en alternatieven. GroenLinks heeft een traditie op te houden
wat dit betreft, en kan via het inzetten op deze duurzame ontwikkeling en dus langere termijn, het
beste omgaan met de huidige risico-maatschappij. Hiervoor is noodzakelijk dat er een nieuwe
consensus groeit over zinvolle doeleinden en over middelen die ook op lange termijn haalbaar zijn.
* Het versterken van de rol van de VN, haar milieu- en sociale verdragen en andere
internationale groene en sociale organisaties, ten opzichte van de nu heersende internationale
politieke-, financiële en handelsfora en organisaties (inclusief bedrijfsleven).
5. Concrete andere punten op de verschillende terreinen
Uit het voorgaande komen al een aantal punten naar voren die naar mijn mening in het
verkiezingsprogramma verwerkt kunnen worden. Nu geef ik over de verschillende beleidsterreinen
nog enkele andere aanbevelingen voor het programma. Door de integrale benadering horen bepaalde
punten bij verschillende beleidsterreinen thuis.
7

Ontwikkelingssamenwerking
-
Het versterken van de (onderhandelings)positie van ontwikkelingslanden op het
internationale politieke toneel. Zo treedt men nu (uit geldgebrek) vaak nog op in (vergeleken met
westerse landen) kleine delegaties, die soms ook nog andere belangen hebben dan het algemene
landsbelang. Hierbij moet dus ook speciale aandacht worden geschonken aan de verschillende
(etnische) minderheden binnen deze landen, door een gebrekkige democratie zijn zij namelijk
vooral de dupe van beleid dat wordt opgesteld door de politieke elite samen met westerse
organisaties.
Invoeren van een Tobin-tax op internationale kapitaalstromen en op alle beurstransacties. Dit
heeft waarschijnlijk geen afremmende werking maar genereert wel voldoende geld om de
schuldenlasten van ontwikkelingslanden te saneren, ontwikkelingshulp te verstrekken en
natuurgebieden te beschermen.
Beperken / verbieden van de wapenexport van Nederlandse bedrijven aan
ontwikkelingslanden.
Inzetten op het versterken van plaatselijke NGO’s en eventueel politieke partijen om
democratisering van onderop te bevorderen.
Exportkredieten kunnen alleen nog worden verstrekt wanneer deze bijdragen aan een duurzame
ontwikkeling van de landen zelf, hier valt ook het bijdragen aan armoedebestrijding onder.
Verder moet de Nederlandse overheid een volledige transparantie waarborgen van de transacties
van goederen en diensten die gepaard zijn gegaan met exportkredieten, dit geldt ook voor
transacties uit het verleden.
-
-
-
Aanpak van het wereldvoedselprobleem via de volgende maatregelen:
- Omdat het wereldvoedselprobleem een politiek -, sociaal-economisch- en
verdelingsvraagstuk is, is het in ieder geval van belang dat de armste ontwikkelingslanden
(met een democratisch bestuur) een nieuwe start kunnen maken. Belangrijk daarom is het
kwijtschelden van schulden, waardoor landen niet afhankelijk zijn van de produktie van
exportgewassen, waaronder ons veevoer om deze schulden af te kunnen betalen. Verder
worden mede door deze schulden tropische regenwouden gekapt en op een onduurzame
manier mijnbouw gedreven (zie later). Niet duurzame landbouwtechnieken, met veel
bestrijdingsmiddelen (met vaak al door het westen verboden middelen) en kunstmest, die
vooral worden gebruikt in de exportlandbouw, hebben soms tot gevolg dat steeds weer
nieuwe landbouwgebieden moeten worden ontgonnen. Dit geldt vooral in gebieden die
oorspronkelijk regenwoud waren, de grond hieronder is zeer arm en slechts enkele jaren
bruikbaar. Vaak bezitten de grootgrondbezitters zoals in Brazilië echter de beste
landbouwgronden en zijn het de landloze boeren die de inferieure natuurgebieden in worden
‘gedreven’. Zij gebruiken de infrastructuur die houtkapbedrijven hebben aangelegd om
steeds dieper het tropische regenwoud in te trekken en veroorzaken zo het grootste verlies
aan regenwoud.
- Vergroten van de democratie in ontwikkelingslanden, zodat plaatselijke
bevolkingsgroepen op het platteland niet zo maar verjaagd kunnen worden voor plantages
voor de export. In Thailand worden bijvoorbeeld eucalyptusbomen geplant, waardoor
oorspronkelijke landbouwgebieden uitdrogen en ondergroei van planten onmogelijk wordt
gemaakt door het gif in deze bomen. Ook tegen de deportatie van mensen voor de aanleg van
stuwdammen moet worden geprotesteerd, zij verliezen namelijk ook hun landbouwgrond en
voedselvoorziening.
- Het stoppen van de invoer van onduurzaam geproduceerd tropisch hardhout, hierdoor
verdwijnen bossen, en daarmee de voedselvoorziening voor de plaatselijke (inheemse)
bevolking. Ook gaan nieuwe voedselrassen en -gewassen en medicinale planten die in de
8
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
toekomst voor de mensheid van belang gaan zo verloren. Door deze kap is het gevaar voor
erosie groot, en daarmee het verdwijnen van de waardevolle toplaag van de bodem.
Beperken van mijnbouw, van met name edelmetalen in kwetsbare gebieden. Hierbij
ontstaat door slechte regelgeving of door overstromingen vaak een vervuiling cq.
vergiftiging van de plaatselijke omgeving waardoor de bevolking jarenlang problemen heeft
met zijn voedselvoorziening. Deze problemen doen zich bijvoorbeeld voor in West-Papua
(Freeport-mijn) en dit jaar nog in Roemenie en Hongarije.
Stoppen met het dumpen van overschotten uit westerse landen, hier heeft zelfs de
landbouw in het Oostblok al last van doordat men niet tegen deze prijzen kan concurreren.
Armoede bestrijden door handelsbeperkende maatregelen voor ontwikkelingslanden af te
schaffen, zoals een extra heffing op bewerkte (landbouw)producten in plaats van op
onbewerkte produkten. Verder stimuleren van import via Fairtrade en Max Havelaarkanalen, waardoor de plaatselijke landbouw een eerlijke prijs krijgt.
Een overgang naar biologische landbouw, waardoor op lange termijn de bodem het meeste
gediend is en dus zo weinig mogelijk kans op bodemdegradatie. Ook hopen zich geen
bestrijdingsmiddelen en kunstmeststoffen op in de omgeving.
Er moet voldoende worden geïnvesteerd in landbouwkundig onderzoek, zoals naar
ecologische modernisering (precisielandbouw e.d.) en een goede afstemming tussen westerse
en lokale kennis.
Aanpak van het broeikaseffect, om toenemende klimaatverandering te voorkomen.
Boeren die nu hoofdzakelijke op een biologische manier hun gevarieerde voedsel
verbouwen, omdat men geen geld heeft voor bestrijdingsmiddelen en kunstmest, niet
verleiden met aantrekkelijke contracten tot aankoop van zaaizaad en bestrijdingsmiddelen tot
een monocultuur zoals in India gebeurt. Na een aantal jaren worden de contracten minder
aantrekkelijk en is men financieel afhankelijk van deze bedrijven, daarnaast heeft men een
veel minder gevarieerd menu en is er meer kans op bodemdegradatie.
Behoud van inheemse culturen, met kennis van oude landbouwtechnieken die werken
volgens de kringloopgedachte, voedselgewassen en medicinale planten. Strenge afkeur van
patentering van deze planten door westerse bedrijven.
Vergroting van de efficiëntie van irrigatie, liefst overgang op druppelirrigatie. In veel
landen gaan grote delen zoetwater verloren door lekken en verdamping. Stoppen van irrigatie
waarbij ondergrondse waterlagen worden uitgeput (zoals in de VS), doordat er meer water
onttrokken wordt dan aangevuld door neerslag.
Opstellen van internationale regels voor de zeevisserij, eventueel via een VN-conferentie.
Als er niet snel iets gebeurt zullen vele soorten uitsterven en zijn vooral ontwikkelingslanden
de dupe, die geen andere bronnen van eiwit hebben. Hier zou labelling van aantoonbaar
duurzaam gevangen vis een hulpmiddel kunnen zijn. Unilever heeft al zo’n eenzijdig
ingevoerd label, maar dit moet natuurlijk gecontroleerd en gecertificeerd worden door
onafhankelijke instellingen.
Scherpere controle op Nederlandse en andere Europese vissersschepen, dat zij niet binnen de
territoriale wateren van ontwikkelingslanden vissen en de plaatselijke bevolking duperen.
Tevens extra controle op het teruggooien van onaantrekkelijke maten vis, ten faveure de
aantrekkelijke maten.
Beperking van de vleesconsumptie en andere produkten die grote milieukosten met zich
meebrengen voor het producerende land, zoals ananasplantages die veel water en
bestrijdingsmiddelen verbruiken, terwijl de bevolking vaak onder slechte omstandigheden
werkzaam is in deze plantages. Westerse consumptiepatronen worden door TV, ICT en
reclamecampagnes overgenomen door de middenklasse in ontwikkelingslanden.
Ontmoediging van het produceren van non-foodgewassen voor de produktie van energie
zoals elektriciteit via biomassa of ethanol als brandstof.
Ook in westerse landen voorzichtig zijn met het onttrekken van landbouwgrond voor steden,
bedrijventerreinen en infrastructuur. Vooral als we massaal over willen gaan op biologische
9
-
landbouw, hebben we de landbouwgrond nog hard nodig, omdat dit op korte termijn een
productieverlies oplevert.
De explosieve bevolkingsgroei in ontwikkelingslanden stoppen, door vooral armoede te
bestrijden. Hierdoor kunnen meisjes ook naar school, zich ontwikkelen en op latere leeftijd
kinderen krijgen. Daarnaast zijn kinderen dan niet nodig om het gezinsinkomen te vergaren
en als oudedagsvoorziening. Door armoede is er ook geen geld voor anticonceptiemiddelen.
Ook spelen culturele factoren (in veel landen horen vrouwen kinderen te krijgen om sociaal
geaccepteerd te blijven) en religieuze factoren (b.v. de katholieke kerk die
anticonceptiemiddelen verbiedt).

-
Buitenlandse Zaken
West Papua (vroeger Irian Jaya) steunen in haar onafhankelijkheidsstreven. Hiermee kunnen we
onze fouten in het verleden (1963) goedmaken, toen we onder druk van de VN en de VS hebben
toegestaan dat een vals referendum de toekomst van de Papuas bepaalde. Zij werden door
Indonesië geannexeerd, die er voor heeft gezorgd dat de Papuas nu een minderheid zijn in eigen
land. Verder geeft zij steun aan de koper- en goudmijnen van Freeport, die gehele gebieden
verwoesten en de plaatselijke bevolking ernstig duperen in hun voortbestaan, zonder hier veel
compensatie voor te krijgen.

-
Internationaal milieubeleid en natuurbescherming
Verbod op de invoer en handel van alle in het wild gevangen dieren en delen van deze dieren
voor de huisdieren- en souvenirmarkt, inclusief tropische vissen. Momenteel is alleen de handel
in bedreigde dieren die op de Citeslijst staan verboden. Maar door de sterfte van soms wel 90 %
van de dieren tijdens vangst en transport, zullen op termijn alle soorten vroeg of laat bedreigd
worden, als niet snel wordt ingegrepen. Daarnaast is het dierenwelzijn natuurlijk in het geding,
doordat de dieren die het overleven in voor hen compleet vreemde, vaak niet ‘ideale’
omstandigheden terechtkomen.
In samenhang met het vorige punt, vergroten van de pakkans op de illegale handel in deze
dieren. Na de handel in drugs is deze handel de financieel meest aantrekkelijke illegale handel.
Momenteel is er maar een klein overheidsapparaat werkzaam (via de Algemene Inspectie Dienst
van het Min. van LNV), om deze handel aan te pakken terwijl Nederland een van de grootste
doorvoerlanden ter wereld is van deze dieren. Daarom moet het landelijk team van deze CITESspecialisten bij de AID worden hergeformeerd. Door een reorganisatie is dit team namelijk
ontbonden waardoor waardevolle kennis verloren is gegaan.
-
-
-
Verbod op de invoer en handel van niet-duurzaam geproduceerd hout, dit betreft zowel
tropisch hardhout als hout uit andere oerbossen (Canada (o.a. red cedar hout), Finland, Rusland).
Er bestaat al een FISC-keurmerk hiervoor. Nederland is een van de grootste importlanden van
hout uit oerbossen. Juist de kap van bomen voor de export zorgt voor de infrastructuur in
ontwikkelingslanden, waardoor daarna landloze boeren en stropers toegang krijgen tot de
regenwouden en deze verder vernietigen. Sinds het Forum op 14 oktober jl. weet ik dat
GroenLinks een initiatiefwet heeft gemaakt die de labelling van hout in Nederland verplicht
stelt, waarbij er een scheiding wordt gemaakt tussen duurzaam - (groen label) en niet-duurzaam
(rood) geproduceerd hout. Dit is al een stap in de goede richting, temeer daar een verbod op
invoer in strijd is met internationale afspraken.
Greenpeace stelde op dit forum voor om met wetsvoorstellen te blijven komen, ondanks dat er
internationale (vooral EU en WTO) verdragen zijn. De WTO en EU hebben volgens hen nog
gebrekkige sanctiemogelijkheden (anderen ontkennen dit), of gebruiken deze niet. Voorbeelden
zijn volgens Greenpeace: subsidies door de Deense overheid aan bedrijven die
windenergietechnologie ontwikkelden ondanks EU-richtlijnen, het verbod op invoer van
genetisch gemanipuleerde gewassen door Frankrijk en emissiebeperkende maatregelen voor
auto’s in California-USA. Door het inbrengen van nieuwe wetsvoorstellen op het gebied van
10
-
-

-
-
-

-
milieu, wat naast volksgezondheid een geldige reden kan zijn voor handelsbeperkende
maatregelen, kunnen de grenzen getest worden van wat op dit gebied mogelijk is. Hierdoor
ontstaat er jurisprudentie en word je als indiener ook een machtsfactor waar rekening mee
gehouden moet worden. Je zal het dan als GroenLinks wel voor lief moeten nemen dat je
conflicten oproept binnen of buiten de EU, en met andere Nederlandse politieke partijen (dit
laatste wordt misschien bezwaarlijker als we regeringsverantwoordelijkheid zouden dragen.)
Verder stimuleren van de handel in de niet-houtprodukten uit tropische regenwouden.
Onze ministers (vooral die van Buitenlandse Zaken) moeten internationaal hun stem meer laten
horen als zij (of de Tweede Kamer) het niet eens zijn met zaken die gebeuren in andere landen.
Nu zijn er op milieugebied allerlei zaken mis in de wereld, bijvoorbeeld in Rusland waar enorme
hoeveelheden olie in de natuur verdwijnen door olielekkages. Door de lage temperatuur breekt
deze olie niet of nauwelijks af, en zijn deze natuurgebieden dus voor eeuwig verloren. Daarbij
heeft Poetin direct na zijn aantreden de Milieu-inspectiedienst afgeschaft. Ik vind het zeer
wenselijk dat Nederland eventueel samen met de EU in zo’n gevallen protest aantekent tegen
dergelijke praktijken, zeker omdat hier heel veel milieuwinst (=minder natuurverlies) te behalen
valt. Naar mijn mening kunnen er ook sancties opgelegd worden, maar doordat het stil blijft in
Europa en zelfs betrokken westerse oliemaatschappijen niet worden aangepakt, blijkt weer eens
hoe laag natuur en milieu op de politieke agenda staan.
Op Europees niveau een verhoging van de accijnzen op fossiele brandstoffen regelen,
hierdoor of door aanvullende subsidies zal er meer onderzoek en ontwikkeling plaatsvinden in
duurzame energiebronnen. Door positieve schaaleffecten moeten vooral zonnepanelen veel
voordeliger geleverd kunnen worden aan de klant.
Energie en grondstoffen
Het op brede schaal stimuleren van deelname aan ecoteams (via het Global Action Program),
zowel van burgers als bedrijfsleven. Dit stimuleren kan via voorlichting, subsidies, of aftrek van
inkomstenbelasting. Binnen een ecoteam leer je in groepjes van 5 tot 15 personen bewust om te
gaan met afval, energie, water, verkeer en vervoer en overige consumptie. Dit werkt zeer
motiverend, zeker als men ziet dat men kosten kan besparen. Op deze manier wordt
milieuvriendelijk gedrag met goede kans van slagen blijvend verinnerlijkt.
Stimuleren dat massaal gebruik gemaakt gaat worden van de door de liberalisering ontstane
mogelijkheden tot eigen duurzame elektriciteitsproduktie. Bedrijfsleven en huishoudens kunnen
hierbij aangesloten blijven op het net, en overschotten en tekorten met de leverancier
verrekenen.
De overheid zou moeten bepalen dat elektriciteitsdistributiebedrijven op termijn (b.v. 2005) voor
50 % duurzaam geproduceerde energie leveren. In 2010 moet dit 100 % zijn. Hiermee wordt
voorkomen dat alleen maar goedkope fossiele brandstoffen en kernenergie worden gebruikt in de
produktie, waardoor tevens de prijzen te laag blijven en het verbruik zal stijgen. Dit is
noodzakelijk om aan de CO2-eisen te kunnen voldoen. Overigens telt geïmporteerde stroom uit
het buitenland niet mee voor onze CO2-emissie.
Verkeer en vervoer
Ingaan tegen het advies van de VROM-raad dat het autogebruik onvermijdelijk is. Bij voldoende
aanbod van goedkoop openbaar vervoer en een te dure auto zal men toch voor het openbaar
vervoer kiezen. Er is hier echter een kip-ei probleem; wat zal er eerder komen: voldoende
aanbod van reizigers voor het openbaar vervoer die uit de auto stappen, of voldoende openbaar
vervoer dat reizen met dit vervoer aantrekkelijk maakt. In Nederland heeft een groot deel van de
huishoudens al een auto en wil die nu ook gebruiken. Tijdens mijn verblijf van een half jaar in
Hong Kong zag ik dat een dichtbevolkte westerse economie perfect kan functioneren met
ongeveer 90 % van de mensen in het goedkope openbaar vervoer. Het hebben en gebruiken van
een auto was echter zeer duur. Dit moet GroenLinks ook bepleiten, waarbij niet alleen de
accijnzen verhoogd moeten worden maar ook de wegenbelasting in stand moet blijven, zodat
11
-
mensen niet te snel de overweging maken om een auto aan te schaffen. Deze auto bestaat
namelijk ook uit allerlei grondstoffen die gewonnen moeten worden.
Het afschaffen van (de voordelen van) de auto van de zaak c.q. lease-auto’s, deze verhogen het
autogebruik en bevoorrechten vooral de hogere inkomensklassen.
Gratis verstrekken van een kortingskaart van de NS aan alle huishoudens, of in ieder geval deze
aftrekbaar maken van de inkomstenbelasting.
Herinvoer van de avondretours (NS), omdat deze financieel aantrekkelijk zijn voor de lagere
inkomens, vrijwilligers en hun organisaties (inclusief politieke partijen) die vaak in de
avonduren vergaderen.

-
EU
Momenteel zijn vele Oost-Europese landen nog zelfvoorzienend op het platteland via
kleinschalige landbouw. Als deze landen lid worden van de EU zal hier een schaalvergroting
optreden met werkloosheid, stijgende voedselprijzen en achteruitgang van cultuur, landschap,
natuur en milieu tot gevolg. In Polen bijvoorbeeld zullen 8 tot 9 miljoen van de huidige 11 tot 12
miljoen boeren verdwijnen, en bestaat dus ook zeer veel weerstand op platteland. Ook zal de
Nederlandse landbouw concurrentie ondervinden van grootschalige landbouw in het Oostblok.
GroenLinks zal hierover een standpunt moeten innemen en proberen de nadelige gevolgen
zoveel mogelijk te beperken.

-
Onderwijs
In het hoger onderwijs (b.v. op de universiteit in Nijmegen waar ik studeer) is er een dramatisch
lage instroom van beta-studenten en een explosieve groei van meer op het bedrijfsleven gerichte
studies zoals Bedrijfswetenschappen. Het bedrijfsleven is in, de overheid en het
wetenschappelijk onderzoek raken uit de mode. Op den duur ontstaat er zo een tekort aan
onafhankelijke kritische wetenschappers, en kan het bedrijfsleven nog meer onze samenleving
dicteren. Daarnaast zijn universiteiten in toenemende mate afhankelijk van onderzoeksgelden uit
het bedrijfsleven, door gebrek aan budget vanuit het Ministerie, dit heeft ook het al eerder
genoemde effect. De oplossing zou kunnen liggen in meer voorlichting over het belang van
studies die werken aan een duurzame samenleving, en een verhoging van het budget voor
wetenschappelijk onderzoek en de lonen van AIO’s.
De invoer van een verplicht vak duurzaamheid in alle opleidingen op middelbaar en hoger
onderwijs. De opzet van meer interdisciplinaire opleidingen, zodat een integrale benadering
gewaarborgd is.
Uit een gesprek met een leraar van een ‘zwarte’ basisschool blijkt dat het overgrote deel van zijn
leerlingen niet hoger komt dan VMBO of Mavo-niveau. Dit blijkt vooral veroorzaakt te worden
door de taalachterstand in het Nederlands die deze allochtone kinderen in hun eerste levensjaren
oplopen. Eigenlijk halen zij niet het gewenste niveau aan het einde van groep 8, maar zouden zij
met een extra jaar basisonderwijs wel veel hoger kunnen scoren. Het is misschien naïef van mij
maar zou hier naar gekeken kunnen worden?
-
-

-
Sociale zaken
In het bedrijfsleven wordt door toenemende beursgang, de macht van de aandeelhouders en
daardoor het hebben van een zo groot mogelijke winst steeds belangrijker. De sociale gevolgen
zag ik binnen een vestiging van Nestle waar ik zes jaar gewerkt heb. Deze vestiging kreeg net als
andere een budgetdoelstelling mee vanuit de Nederlandse en Zwitserse hoofdvestiging om ieder
jaar een bepaald bedrag te bezuinigen op onder andere arbeidskosten. Hoewel het bedrijf al jaren
groeiende winsten maakt, moeten er ieder jaar weer mensen vertrekken of moet men van
dagdienst naar ploegendienst door reorganisatie in afdelingen. Dit heeft zeer nadelige effecten
op de werkdruk en motivatie van mensen, met verschillende gevallen van langdurig zieken en
een hoger verloop tot gevolg. Kan er door de politiek geen rem op deze ontwikkeling worden
gezet, in samenwerking met werkgevers en werknemers? In het algemeen belang is het namelijk
12
-
-

-
-
-
niet goed dat hogere winsten voor aandeelhouders zorgen voor een vergroting van het aantal
zieken en WAO-ers.
Er zou een systeem opgezet moeten worden dat mensen met een uitkering die vrijwilligerswerk
doen, wat vaak zeer milieuvriendelijke activiteiten zijn (zorg, werk voor NGO’s met groene of
sociale doelstellingen), vrijgesteld worden van de sollicitatieplicht. Veel meer vrijwilligerswerk
zou opgewaardeerd moeten worden als bijdrage aan een duurzame samenleving. Ook zou
GroenLinks kunnen nadenken om het systeem van een basisinkomen, dat door de stichting
UNO-inkomen te ‘s-Hertogenbosch gepropageerd wordt, in te voeren en door te laten rekenen.
In samenhang met het vorige punt; kleinschalige lokale (zelfvoorzienende) initiatieven op het
groene en/of sociale gebied zouden veel meer als voorbeeld moeten dienen voor de Nederlandse
samenleving in plaats van in het alternatieve circuit te blijven.
Landbouw en Natuurbeheer
Bevorderen van biologische landbouw, via een onbeperkte subsidiepot voor bedrijven die vanuit
de gangbare landbouw willen overschakelen. Het komt nu voor dat de subsidiepot leeg is als
enkele grote bedrijven omschakelen.
Genetische manipulatie van gewassen moet met klem worden vermeden. Argumenten die pleiten
voor genetische manipulatie als oplossing van het wereldvoedselprobleem zijn naïef, omdat ze te
weinig begrip hebben voor het streven naar winst van bedrijven (dus ook zaadproduktiedrijven
die een steeds groter gedeelte van de totale produktiekollom gaan beheersen), en het inzicht dat
het wereldvoedselprobleem vooral een sociaal-economisch verdelingsvraagstuk is. Ook mooie
verhalen van vitamines die op deze manier in de rijst worden gemanipuleerd, vallen in het niet
door de jaarlijkse afhankelijkheid van de zaadtoeleveranciers, het kweken van monoculturen van
deze rijst voor de verkoop in plaats van een gevarieerde teelt van andere gewassen, waardoor
men ook deze vitamines zou binnenkrijgen. Een ander zeer belangrijk argument tegen is, de
bewezen achteruitgang van het ecosysteem rond de velden. Oorspronkelijke onkruiden en
insecten die hierop afkwamen verdwijnen, wat ook weer gevolgen heeft voor vogels etc.
Daarnaast kunnen de genetisch gemanipuleerde rassen overwaaien naar de gangbare rassen,
waardoor grote risico’s voor de voedselzekerheid in de toekomst kunnen ontstaan, daar niet
bekend is wat de effecten van deze manipulatie op de lange termijn zijn. Ook is nog onbekend
wat de gevolgen van jarenlang consumptie van dit voedsel voor de mens zijn. Beter is dus het
voorzorgprincipe toe te passen, te werken aan verbetering van biologische landbouw (om het
gebruik van bestrijdingsmiddelen te verminderen, dit wordt namelijk ook als argument voor
gebruikt) en wereldvoedselprobleem op andere manieren aan te pakken (zie hiervoor bij
ontwikkelingssamenwerking).
Het beter belonen van landbouwbedrijven voor hun prestaties op het gebied van natuur en
landschap. De maatschappij heeft er namelijk belang bij dat het platteland waarin men in
toenemende mate recreëert, iets te bieden heeft op dit gebied. Doordat landbouwbedrijven in
toenemende mate onderdruk komen te staan, en we ook belang hebben bij een leefbaar
platteland met een zo groot mogelijke werkgelegenheid, is het billijk dat agrariërs die positieve
prestaties op dit gebied leveren een extra inkomenssteun krijgen. Dit past precies in een
multifunctionele landbouw, van produktie, zorg, recreatie, natuur en landschap en waterberging.
In Natura (een koepelorganisatie van natuurverenigingen in West-Nederland) heeft met
instemming van
LTO-Nederland, het DOP-systeem (Duurzame OndernemingsPunten)
ontwikkeld. Dit is een flexibel en doelgericht systeem, met een duidelijke structuur van inspraak
en overleg tussen overheid, maatschappelijke organisaties en (landbouw)bedrijfsleven. De
samenleving kan gemakkelijk het systeem aanpassen aan de nieuwste invulling van het begrip
duurzaamheid, bedrijven kunnen ook al bij een klein aantal bovenwettelijke prestaties een
beloning krijgen (via bijv. fiscale maatregelen) en het systeem is relatief eenvoudig en
goedkoop. Voor meer informatie: Arie van den Brand - directeur In Natura (023-5162361).
13
 Financiën
Ook GroenLinks zou in hun programma moeten zetten het aflossen van de staatsschuld binnen 25
jaar, omdat we anders met een blijvende hoge rentelasten blijven zitten. Dit is voor de lange termijn
geen goede oplossing, want dit gaat ten koste van andere uitgaven, dus met het oog op
duurzaamheid niet goed. Dit betekent overigens niet dat we moeten bezuinigen op noodzakelijke
overheidsuitgaven, maar een verhoging van de belastingen.
6. Tot besluit
Hiermee beëindig ik deze aanbevelingen. Door mijn brede belangstelling, mijn huidige studie
(Milieu- en Maatschappijwetenschappen) en mijn vrijwilligerswerk voor GroenLinks en op de
universiteit, heb ik echter nog meerdere aanbevelingen ergens in mijn hoofd (hoewel nu nog in het
onderbewustzijn vermoed ik), op de boekenplank en in dozen met krantenartikelen zitten. Dan zou
dit ‘essay’ echter niet meer handzaam zijn, en zeker niet gelezen worden. Ik heb nu al het idee dat
het aan de lange kant is. Ik hoop dat jullie achter een deel van deze aanbevelingen kunnen staan, en
sta altijd open voor eventuele vragen en opmerkingen.
Met vriendelijke groeten,
Ing. A.J.M. (Guus) Geurts
e-mail: [email protected]
Lid Noord-Zuidwerkgroep (kerngroep)
Lid Themagroep Mondiale voedselzekerheid
Lid Landbouwwerkgroep
Partijraadslid (reserve) Nijmegen e.o.
14
Download