romeinen-quiz

advertisement
1. Romeinen startten hun geschiedenis bij?
a.
b.
c.
d.
Remus
Romulus
Caesar
Augustus
2. Wat is de uitkomst van deze som: XXVII + XLIX ?
a. LXXVI
b. LXXXVI
Het Latijnse woord pecunia ('geld') is afgeleid van pecus ('vee'), waaruit kan
c. LXXVII
worden begrepen dat dieren oorspronkelijk als ruilmiddel werden gebruikt.
d. LXVI
3. Welke munt was het
meeste waard?
a. As
b. Denarius
c. Dupondius
d. Aureus
Gemunt geld in de vorm van bronzen staven met een vast gewicht (ca. 1,5 kg) en
door de staat officieel gestempeld (vandaar aes signatum) werd in Rome niet
vroeger dan het begin van de 3de eeuw v.C. ingevoerd. Vanaf het einde van de
3de eeuw v.C. sloeg men ook zilveren munten, waarvan de waarde een veelvoud
van de as was: de sestertius (2,5 asses), de quinarius (5 asses) en de denarius (10
asses). Geldbedragen werden gewoonlijk uitgedrukt in sestertii. Toen later de
Romeinse munt gedevalueerd werd, gingen er (ondanks de namen) in een
sestertius, een quinarius en een denarius resp. 4, 8 en 16 asses.
In de 1ste eeuw v.C. werd er een gouden munt ingevoerd: de (nummus) aureus
ter waarde van 100 sestertii of 25 denarii. Caesar was de eerste om zijn eigen
hoofd op munten te laten afbeelden. Hij werd daarin gevolgd door de keizers na
hem. Ook de aureus verminderde in waarde in de loop van de volgende eeuwen.
4. Waarin werden Romeinse soldaten uitbetaald?
a. Goud
b. Zilveren munten
c. Graan
d. Zout
5. De namen van onze maanden hebben we overgenomen van de Romeinen. Wat was
de tiende maand in de Romeinse tijd?
Het jaar begon met maart en eindigde met februari. De week had in
a. Februari
de Romeinse tijd 8 dagen (A t/m H), de 7-daagse week werd
b. Augustus
in Europa pas rond het jaar 400 (volgens de christelijke jaartelling)
c. Oktober
ingevoerd, samen met de daarbij behorende namen van de dagen.
Numa Pompilius hervormde de oorspronkelijke, aan Romulus gewijde
d. December
6. Wie was de eerste Romeinse keizer?
a. Romulus
b. Lucius Junius Brutus
c. Julius Caesar
d. Augustus
kalender, die slechts 10 maanden had, rond 713 v. Chr. door twee
naamloze maanden te benoemen: Ianuarius (29 dagen) en Februarius (28
dagen). Omdat oneven getallen door de Romeinen werden beschouwd
als geluksgetallen, trok Numa bovendien van elk van de zes maanden met
30 dagen die de oude kalender geteld had steeds 1 dag af. Hierdoor
kwam het totale aantal dagen in een Romeins jaar op 355 (voorheen
304). 28 februari werd hierdoor de laatste dag van het Romeinse jaar.
Februari gold daarnaast als een ongeluksmaand, vanwege het even aantal
dagen.
7. Welke keizer was de eerste die zich tot het Christendom bekeerde?
a. Julius Caesar
b. Constantijn
c. Hadrianus
d. Nero
8. Van welke Romeinse gierigaard wordt gezegd dat hij om het leven is gebracht door
gesmolten goud in zijn keel te gieten?
a. Julius Caesar
b. Pompeius
c. Crassus
d. Lucius Cassius Dio
9. Naar welke god is deze planeet vernoemd?
a. Mars, de god van de oorlog
b. Venus, de godin van de liefde
c. Jupiter, de Romeinse oppergod
d. Saturnus, de god van de landbouw
10. Wie van deze helden moest als straf 12 zware werken verrichten?
a. Aeneas
b. Aiax
c. Achilles
d. Hercules
11. Hoe heet het wapen dat deze soldaat in zijn hand heeft?
a. Pilum
b. Pugio
c. Gladius
d. Tabula Peutingeriana
12. Wat voor schoenen droegen de romeinen voornamelijk?
a. Sandalen
b. Laarzen
c. Gesloten leren schoenen
13. Welk van deze voorwerpen kenden de romeinen NIET?
a.
b.
c.
d.
14. Wat kenden de Romeinen NIET?
a. Windmolens
b. Riolering
c. Beton
d. Liften
e. Openbare wc’s
f. Het getal 0.
15. Welke bewering klopt niet?
a. Slaven waren eigendom van rijke mensen en hadden zelf geen rechten.
b. Ook vrouwen hadden stemrecht.
c. Romeinen droegen als kleding een toga of tunica.
d. Romeinen aten liggend en met hun handen.
16. Waar staat dit gebouw?
a. Nimes
b. Rome
c. Constantinopel
d. Trier
e. Keulen
f. Avignon
17. Welk land heeft nooit bij het romeinse grondgebied behoord?
a. Egypte
b. Portugal
c. Turkije
d. Ierland
18. Welke Nederlandse stad droeg vroeger de Latijnse naam “Ulpia Municipium
Batavorum”?
a. Maastricht
b. Nijmegen
c. Voorburg
d. Utrecht
19. Wat betekent “Tempus fugit”?
a. De tijd vlucht/vliegt
b. Tijden veranderen
c. Alles op z’n tijd
d. Zelfs tempels vergaan
1. De middeleeuwen duurden van
100 tot 1000
500 tot 1800
500 tot 1600
500 tot 1500
2. De middeleeuwen bestaat uit
Romeinse tijd - vroege middeleeuwen - renaissance
Lage middeleeuwen - Middel Middeleeuwen - Hoge Middeleeuwen
Vroege middeleeuwen - Hoge middeleeuwen - Renaissance
Vroege middeleeuwen - Hoge middeleeuwen - Late Middeleeuwen
3. In de vroege middeleeuwen was
50% boer
70% boer
80% boer
90% boer
4. Karel de Grote was
Een keizer uit Engeland
Een hertog uit Vlaanderen
Een Franse koning en keizer van Engeland
Keizer van het Roomse Rijk en Koning van Franken
5. Een kruistocht werd gehouden voor
Joden te vermoorden
Om te paus af te zetten
De islamieten te verwelkomen
Jeruzalem te bevrijden
6. De Lage Landen bestaan uit
Friesland, Zuid-Holland, Noord-Holland, Braband
Friesland, Vlaanderen, Noord/Zuid-Holland, Brabant
Frieselanden, Vlaanderen, Henegouwen, Brabant, Achterhoek
Frieselanden, Vlaanderen, Henegouwen, Brabant, Holland
7. De stad waar Mohammed werd geboren was?
Mekka
Medina
Flores
Jara
8. Het heilige boek van de moslims is?
De Tora
De Koran
Het testament van Mohammed
Bijbel
9. Mohammed overleed in het jaar?
780
1201
632
754
10. Karel de Grote was een?
Belg
Hongaar
Frank
Italiaan
11. De eerste kruistocht was in?
1096
800
1972
1302
12. De Tempeliers waren?
vechtende monniken die in de Al Aksa moskee woonden
ridders uit Frankrijk
monniken die goed konden vechten
kruisvaarders met veel moed
Download