KS12 054-59 04-12-2006 13:32 Pagina 54 communicatie platform legionella BIOFILMVORMING EN GROEI LEGIONELLABACTERIËN IN LEIDINGWATERINSTALLATIES Legionellabacteriën kunnen zich vermeerderen in de afweercellen in de longblaasjes van de mens, waarna ze in grote aantallen vrijkomen en ziekte kunnen veroorzaken. Het vermogen tot intracellulaire replicatie speelt ook een cruciale rol bij de vermeerdering van deze bacteriën in het aquatische milieu. Ondanks de hoge voedingseisen blijken legionellabacteriën alom aanwezig in zoetwatermilieus, omdat ze zich kunnen vermeerderen in bepaalde vrijlevende protozoa. Deze protozoa zijn eencellige diertjes die zich voeden zich met bacteriën. Ze grazen bij voorkeur op oppervlakken in contact met water, waarop bacteriën zich vermeerderen (biofilm). De groei van legionella in waterinstallaties hangt dus sterk af van de mate van biofilmvorming. De temperatuur is daarbij een belangrijke, selecterende factor. De vorming van biofilms op oppervlakken in contact met water is een samenspel van biologische en fysisch-chemische processen. Hechting van bacteriën aan het oppervlak is de eerste fase van biofilmvorming, waarbij fysisch-chemische processen, zoals transport, elektrostatische en Van der Waals krachten Bestrijding van legionellabacteriën in waterinstallaties een rol spelen. Een volgende fase is de onomkeerbare verankering van de cellen aan het oppervlak door uit- neemt een centrale plaats in bij de preventie van legio- scheiding van polymere componenten, gevolgd door vermeerdering van de bacteriën. Het tempo van ver- nellapneumonie. Hierbij kan onderscheid worden ge- meerdering is afhankelijk van de aanvoer en aard van de voedingsstoffen en van de mate waarin de bacteri- maakt in curatieve methoden (afdoding van de aan- ën losraken van het oppervlak. Bij de groei worden echter verscheidene polymere componenten uitgeschei- wezige legionellabacteriën) en preventieve methoden den, waardoor een matrix ontstaat die de bacteriën omgeeft en beschermt. Ophoping van anorganische (verhindering van de groei van legionellabacteriën). componenten, zoals ijzer, mangaan en kalk, versterkt de biofilm. Kennis van biofilmvorming en het gedrag van legionelInvloed watersamenstelling la in biofilms is nodig voor het ontwikkelen en toepas- Biofilmvorming in waterleidingen is afhankelijk van de concentratie van afbreekbare stoffen in het aangevoer- sen van efficiënte, doeltreffende maatregelen. de leidingwater en van de afgifte van afbreekbare stoffen door het leidingmateriaal. In drinkwater is de concentratie aan afbreekbare stoffen laag door toepassing van diverse zuiveringsprocessen, waarmee dergelijke stoffen uit het water worden verwijderd. Het gehalte organische koolstof van het behandelde water ligt in de regel tussen 0,5 en 5 mg/l. Slechts een klein deel van deze verbindingen is afbreekbaar. Daarom is een speciale methode ontwikkeld om het gehalte gemakkelijk afbreekbare organische koolstof (AOC) in het drinkwater te bepalen. Het AOC-gehalte wordt berekend uit het maximum groeiniveau (koloniegetal) van de testbacteriën, waarbij gebruik wordt gemaakt van de groeiopTEKST: DICK VAN DER KOOIJ EN HARM R. VEENENDAAL FOTOGRAFIE: INDUSTRIE 54 Intech K&S December ’06 brengst van deze organismen op acetaat (figuur 1). Het KS12 054-59 04-12-2006 13:32 Pagina 55 Bacteriën in filters van actieve kool spelen een belangrijke rol bij de verwijdering van afbreekbare stoffen uit het water bij de drinkwaterbereiding. 1. AOC-gehalte van drinkwater. Groeicurven van teststammen (A) en AOC-gehalte (B) in filtraat van langzame zandfilters. AOC-gehalte van drie drinkwatertypen bij distributie (C). AOC-gehalte wordt uitgedrukt in hoeveelheid acetaat- snelle (enkele minuten) en gevoelige analyse koolstof equivalenten per liter water en ligt in het drinkwater in Nederland meestal ligt tussen 1 en 20 µg (ca. 0,5 ng/l) worden uitgevoerd. De biofilmvormingssnelheid (BVS, pg ATP/cm2.d) kan worden berekend uit C/l. Bij beneden 10 µg C/l treedt vrijwel de lineaire toename van de biomassaconcentratie op op tijdens verblijf van het water in de glazen ringen, gemeten als functie van de tijd (fi- geen AOC-gehalten AOC-opname het leidingnet (figuur 1.C) en blijven de koloniegetallen guur 2.A). van de bacteriën in het drinkwater laag. Een tweede werkwijze die is ontwikkeld voor de bepa- Nederland liggen meestal tussen 0,5 en circa 50 pg ATP/(cm2.d) (figuur 2.B). Ook bij AOC-waarden beneden ling van de groeibevorderende eigenschappen van 10 µg C/l treedt biofilmvorming op. Met doseerexperi- drinkwater berust op het meten van de biofilmvor- menten is vastgesteld dat een concentratie van 10 µg ming in een biofilmmonitor. De biofilmmonitor be- C/l van een gemakkelijk afbreekbare organische stof staat uit een glazen kolom, gevuld met cilinders van (acetaat) een biofilmvormingssnelheid geeft van circa 360 pg ATP/cm2.d. Hieruit kan worden afgeleid dat de glas, die wordt doorstroomd met het te onderzoeken BVS -waarden van het drinkwater in water. Op deze glazen cilinders treedt biofilmvorming waargenomen op. Periodiek worden enkele cilinders uit de kolom ge- veroorzaakt door zeer lage concentraties aan afbreek- nomen en wordt de concentratie van de biofilm geme- bare stoffen. BVS-waarden van drinkwater worden ten via de analyse van het gehalte adenosinetrifosfaat (ATP). ATP speelt een rol bij de energieoverdracht in de Invloed van leidingmaterialen cel en is aanwezig in alle actieve (levende) organismen. Leidingmaterialen zijn eveneens van invloed op de bio- Met een specifieke enzymatische methode kan een filmvorming, vooral wanneer deze materialen groei- Intech K&S December ’06 55 > KS12 054-59 04-12-2006 13:32 Pagina 56 BIOFILMVORMING EN GROEI LEGIONELLABACTERIËN IN LEIDINGWATERINSTALLATIES 2. Biofilmvorming in de biofilmmonitor. A: bij drie typen drinkwater bereid uit grondwater (AOC < 10 µg C/l). B: biofilmvormingsnelheid (BVS) van 37 drinkwatertypen (DGW, drinkwater uit grondwater, DOW, drinkwater uit oppervlaktewater). De stippellijn geeft BVS-waarde bij dosering van 1 µg acetaat-C/l. 3. Bepaling van de biomassaproductiepotentie (BPP) van materialen in contact met (leiding-)water. A: invloed van de aanwezigheid van materialen op de concentratie van biomassa in het water (PB) in de BPP-test bij 30 ºC. B: het verband tussen de biofilmconcentratie op de materialen (BFP) en PB. Controle: test zonder materiaal. BFP is de gemiddelde concentratie van de biomassa op de materialen (biofilm) gemeten op dagnummers 56, 84 en 112 (PVCp: zacht PVC). bevorderende stoffen afgeven. Afgifte kan vooral op- Het water wordt elke week ververst en na acht weken, treden bij synthetische materialen, zoals plastic, rub- twaalf weken en zestien weken incubatie worden test- bersoorten en coatings. In 2004 is in Nederland een stukjes verwijderd en de concentraties van biomassa in werkwijze gestandaardiseerd voor de bepaling van de het water en op het materiaal gemeten. Uit het ‘stabi- biomassaproductiepotentie (BPP) van materialen. Deze liteitsdiagram’ van figuur 3.B komt naar voren dat de werkwijze berust op het meten van de vorming van geteste materialen biomassa op proefstukjes van het te onderzoeken ma- versterking van de biofilmvorming veroorzaakten. Wel teriaal die in leidingwater met een laag AOC-gehalte is in aanwezigheid van RVS gedurende circa vijf weken worden geïncubeerd. De ATP-analyse wordt ook hier ge- een verhoogde concentratie van biomassa in het water bruikt voor de bepaling van de biomassaconcentratie. waargenomen (figuur 3.A). Bij biofilmconcentraties Om deze analyse mogelijk te maken wordt de biomas- boven circa 100 pg sa, die zich heeft gevormd op het oppervlak van het biomassa in het water onder de testcondities hoger materiaal, losgemaakt met ultrasone trillingen. De dan in het water zonder materiaal (controle) of met teststukjes van de materialen worden met een totale glas. externe oppervlakte van 150 cm2 geïncubeerd in 900 Tevens blijkt dat de waargenomen biofilmconcentra- ml leidingwater bij 30 ºC (figuur 3). ties liggen tussen circa 30 pg ATP/cm2 (glas) en 30.000 56 Intech K&S December ’06 RVS en PVCc ATP/cm2 in de test vrijwel geen is de concentratie van de KS12 054-59 04-12-2006 13:32 Pagina 57 pg ATP/cm2 (zacht PVC, rubber) en dus een range omvat- grazen op de biofilm; (iii) groei van deze bacteriën in de ten van ongeveer een factor 1.000. Deze gegevens il- amoeben die vervolgens te gronde gaan, waarbij de le- lustreren dat de groeibevorderende eigenschappen gionellabacteriën zich verspreiden. Deze keten van van een materiaal in contact met leidingwater met processen wordt beïnvloed door de concentratie van een relatief eenvoudige werkwijze kunnen worden be- voedingsstoffen, de watertemperatuur, de samenstel- paald. Een volgende stap is het definiëren van toela- ling en de concentratie van de biofilm. Aanwezigheid tingscriteria voor de groeibevorderende eigenschap- van amoeben is ook een voorwaarde. Uit onderzoek pen van de materialen. In opdracht van Vrom voert met moleculaire technieken is naar voren gekomen Kiwa Water Research onderzoek uit, dat gericht is op dat H. vermiformis algemeen voorkomt in oppervlak- het verkrijgen van informatie die nodig is voor het de- tewater en ook uit verder onderzoek blijkt dat proto- finiëren van dergelijke criteria. zoa van nature in allerlei watertypen aanwezig zijn. Sinds enkele jaren bestaan de distributieleidingen in Nederland voor het grootste deel uit hard PVC. Dit materiaal is vrijwel niet groeibevorderend, dus de biofilm op de wand van deze leidingen is gevormd door groei van bacteriën die afbreekbare stoffen uit het leidingwater opnemen. Uit onderzoek van enkele tientallen leidingsegmenten, afkomstig uit verschillende leidingnetten, is naar voren gekomen dat de biofilmconcentratie op de buiswand meestal ligt tussen circa 50 en 5.000 pg ATP/cm2. Evenals bij de BVS-waarden zijn de hoogste biofilmconcentraties circa honderdmaal hoger dan de laagste waarden. Uit de gegevens kan worden afgeleid dat waarden van 250 – 750 pg ATP/cm2 A A R D V A N M AT E R I A A L I S VA N I N V L O E D O P H E T A A N TA L L E G I O N E L L A B A C T E R I Ë N I N W AT E R als normaal kunnen worden beschouwd en nagroeiproblemen veroorzaken in het leidingnet. Groei legionellabacteriën in biofilms Prooibacteriën en biofilmconcentratie Enkele jaren na de ontdekking van Legionella pneu- Het is te verwachten dat er meer protozoa in biofilms mophila bleek dat het organisme in laboratoriumex- voorkomen bij hogere biofilmconcentraties. Niet alle perimenten pathogeen is voor bepaalde vrijlevende bacteriesoorten vormen een geschikte voedselbron amoeben. Inmiddels is duidelijk dat soorten van ten (prooibacterie) voor protozoa. De amoebe H. vermifor- minste zes verschillende geslachten van amoeben, een mis heeft een voorkeur voor bepaalde bacteriesoorten, ciliaat en een slijmzwam als natuurlijke gastheer kun- waaronder bacteriën van de coligroep. Gepigmen- nen dienen. In 1988 is aangetoond dat groei van L. teerde bacteriën daarentegen zijn niet aantrekkelijk pneumophila in water alleen optreedt in aanwezig- als voedingsbron. Onlangs is aangetoond dat Limno- heid van een filtreerbare groeifactor, die werd geïden- bacter thiooxidans en een Acidovorax-soort in biofilms tificeerd als de amoebe Hartmannella vermiformis. Uit als prooibacteriën dienen voor H. vermiformis. onderzoek, uitgevoerd met biofilms gevormd op stuk- Een toename of een afname van het aantal prooibac- jes zacht kwam eenduidig naar voren dat L. teriën door veranderingen van de populatiesamenstel- pneumophila zich ook in biofilms uitsluitend vermeer- ling van de biofilm, kan dus leiden tot een verandering dert in protozoa. H. vermiformis is ook bij dit onder- van het aantal (gastheer-)amoeben, en indirect meer zoek geïdentificeerd als gastheer. of minder groei van legionella tot gevolg hebben. De In alle natuurlijke watermilieus en in watersystemen samenstelling van de biofilm is echter lastig te beïn- die door de mens zijn aangelegd (distributieleidingen, vloeden, terwijl beperking van biofilmvorming kan leidingwaterinstallaties, koeltorens, whirlpools en der- worden gerealiseerd door de concentratie van afbreek- gelijke) zijn biofilms aanwezig op oppervlakken in con- bare stoffen in het water en de selectie van materialen tact met water. De aanwezigheid van L. pneumophila die (vrijwel) geen afbreekbare stoffen afgeven te be- in (leiding-)water is dus een gevolg van een keten van perken. Uit batchtesten met diverse materialen, waar- drie processen: (i) hechting en vermeerdering van bac- bij het water wekelijks werd ververst, is gebleken dat teriën die de aanwezige afbreekbare stoffen benutten, de aard van het materiaal van invloed is op het aantal (ii) opname van legionellabacteriën door amoeben die legionellabacteriën in het water. PVC, > Intech K&S December ’06 57 KS12 054-59 04-12-2006 13:32 Pagina 59 BIOFILMVORMING EN GROEI LEGIONELLABACTERIËN IN LEIDINGWATERINSTALLATIES 4. Invloed van materialen op groei van Legionella pneumophila. A: materialen in leidingwater (batchtest) bij 37 ºC met wekelijks verversen (NR: natuurrubber). B: biofilmconcentraties in leidingen van een experimentele warmtapwaterinstallatie. C: legionellaconcentraties in biofilms op leidingen van een experimentele warmtapwaterinstallatie. In aanwezigheid van het materiaal dat het sterkste slechts in enkele gevallen van legionellapneumonie biofilmvormend was, zijn de hoogste aantallen L. aangetroffen en is niet waargenomen bij gevallen van pneumophila waargenomen (figuur 4.A). In een expe- beginselloze, gerapporteerd in Europa. rimentele warmtapwaterinstallatie (boiler met leidingen van circa 6 m, watertemperatuur circa 37 ºC) met Bestrijding van Legionella een huishoudelijk tappatroon vermeerderden legio- De groei van L. pneumophila kan worden beperkt door nellabacteriën zich in de biofilms in de leidingen van handhaving van een hoge (>60 ºC ) of lage (<25 ºC) wa- roestvast staal, koper en PE-X tertemperatuur. Beperking van de vorming van biofilm en koper. Zelfs bij biofilmcon- en sediment, en het voorkomen van stagnatie dragen centraties beneden 500 pg ATP/cm2 was L. pneumophi- eveneens bij aan beheersing van de groei van legionel- la aanwezig in de biofilm (figuur 4.B, C). la in watersystemen. Gebruik van water en materialen De invloed van de relatie tussen biofilmconcentratie met een geringe biofilmvormingspotentie moet en de groei van legionellabacteriën wordt nader onderdeel zijn van een structurele aanpak (meervoudi- onderzocht om na te gaan in welke mate beperking ge barrière) gericht op beperking van de groei van van de biofilmvorming onder invloed van water en ma- legionella en andere ongewenste micro-organismen in terialen kan leiden tot beperking van de groei van deze (leiding-)waterinstallaties. In situaties waarbij deze be- bacteriën. nadering niet uitvoerbaar is, is toepassing van een al- was sterker dan op RVS PE-Xa. Biofilmvorming op ternatieve beheersmaatregel nodig. < Temperatuur Bij temperaturen beneden 25 ºC groeit L. pneumophila Meer over legionella: www.intechks.nl traag en gaan andere soorten legionellabacteriën overheersen. Gebleken is dat in drinkwater bij een lage AUTEURS temperatuur (<15 ºC) een grote variëteit van legionella- Dick van der Kooij en Harm R. Veenendaal, Kiwa Water bacteriën kan worden aangetoond met moleculaire Research technieken. Deze bacteriën zijn niet kweekbaar en het merendeel behoort tot soorten die nog niet zijn beschreven. Er zijn geen aanwijzingen dat dergelijke legionellasoorten ziekteverwekkend zijn. Een legionellasoort die vaak met de kweekmethode wordt aangetroffen is L. anisa. Dit organisme is ondermeer waarge- VERANTWOORDING nomen in zestien van vierhonderd onderzochte wo- De beschreven informatie is grotendeels gebaseerd op onder- ninginstallaties. Er zijn aanwijzingen dat L. anisa zich zoek dat in het kader van het bedrijfstakonderzoek (BTO) is uit- bij lagere watertemperaturen vermeerdert en hand- gevoerd bij Kiwa Water Research. haaft dan L. pneumophila. L. anisa is wereldwijd echter Intech K&S December ’06 59