2 - Worldtaxsystem

advertisement
2. LOOK DEEP INTO NATURE
Eerst het begin. De bouwstenen voor een gedegen stelsel. Laten we ze opsporen.
Volgens Einstein kunnen we te rade gaan bij principes die in de natuur worden gevonden. Een van zijn
citaten luidt: “Look deep into nature, and then you will understand everything better.”1
De natuur is van primair belang voor ons leven. Het dient voor voeding, voor het deels verwerken van ons afval,
voor de verversing van onze lucht maar ook voor bijvoorbeeld onze recreatie. Het kan ook dienen als bron van
inspiratie in de wetenschap en voor het bedrijfsleven. Daarop zien bijvoorbeeld de bionica of de biotechniek.2
Bovendien kent de natuur een aantal natuurwetten. Onder natuurwetten versta ik de wetten en feiten van de
natuurkunde en de biologie. Sommige zijn zo universeel dat men ze in elke wetenschap kan gebruiken. Dus ook in
de economie en fiscaliteit. En ze zijn toepasbaar voor alle landen en hun gemeenschappen. Zowel op individuen
als voor groepen daarvan. En ze blijven stand houden in de tijd (Poincaré [1910] 1998, 137, Einstein 1951, 103).
Ze zijn dus tijd- en plaatsloos.
Verder moeten we niet vergeten dat we zelf ook steeds onderdeel zijn van de natuur (Spinoza [1670] 1915: 218).
We zijn ook maar levende wezens. Zo lijkt bijvoorbeeld ons gedrag uiterlijk zo verschillend van de hogere dieren
maar hebben wij dezelfde primaire instincten3. En dat afwijkingen van natuurwetten, ondanks dat we onszelf zien
als de hoogste soort, onverbiddelijke gevolgen heeft4.
De natuur heeft een bepaalde schoonheid, de natuur is in zekere harmonie en het is zaak precies die feiten te
zoeken die geschikt zijn om bij te dragen tot die harmonie. De natuur is een bepaalde eenheid, dat geldt voor de
biologie, de natuurkunde maar ook voor bijvoorbeeld de sterrenkunde. Als de verschillende delen van het heelal
bijvoorbeeld niet waren als de organen van één lichaam, zouden ze niet op elkaar inwerken, zouden ze niets van
elkaar afweten en zouden wij, in het bijzonder, er slechts een van kennen. Wij moeten ons dus niet afvragen of
de natuur een is maar hoe ze een is (Poincaré [1908] 1979, 165).
Bij het sporen naar de relevante natuurwetten is het zaak dat ze eenvoudig zijn. Niet moeilijker doen als het niet
nodig is. De meeste natuurwetten zijn gelukkig opmerkelijk eenvoudig. Bovendien worden ze niet “uitgevonden”
maar ontdekt (Pickover 2008, 30). En het is de verborgen eenvoud die men moet ontdekken. En vervolgens geldt:
meestal wordt iedere wet geacht eenvoudig te zijn, zolang het tegendeel niet bewezen is (Poincaré [1908] 1979:
167). Omdat eenvoud mooi is zoek ik bij voorkeur naar eenvoudige en grootse feiten binnen de natuur. Maar ook
de afwijkingen van de hoofdlijnen moeten worden beschouwd5 indien het relevant is.
We trekken een lijn recht tussen twee punten en niet krom. Als u ergens naar toe loopt is het meestal zo recht
mogelijk. Het is de wetmatigheid dat dat de kortste afstand is. Het kost u de minste tijd en arbeid en dus energie.
De natuurwetten gebruiken we zelf continue zonder het echt in de gaten te hebben.
1
Zie voor een getuigenis: http://www.youtube.com/watch?v=Dtk_gChLchw&feature=relmfu
Ook de wiskundige Henri Poincaré adviseert voor modellen te kijken naar de feiten die in de natuur plaatsvinden (Poincaré [1910] 1998, 28).
Einstein maakte gebruik van de verhandelingen van deze wiskundige.
2 De toepassing van natuurbeginselen is niet nieuw. Leonardo da Vinci wilde bijvoorbeeld de een vliegmachine maken door de vleugels van
vogels goed te bestuderen en trachten na te bootsen.
3“ Het meest op de voorgrond tredende verschil tussen mens en dier ontstaat door de betrekkelijk sterke verbeeldingskracht en
denkvermogen van ons. Geholpen door taal en andere hulpmiddelen. Het denken is de organiserende factor in de mens, die staat tussen de
primaire instincten en de daaruit voortspruitende handelingen.” Uit een adres bij de aanvang van de lessen van Swarthmore College, 1938
(Einstein 1951; 16).
4 A. Einstein, Science, Winternummer, 1935-36, Washington DC
5 A. Einstein “Everything should be made as simple as possible, but not simpler.”
De ingewikkeldheid ontstaat ook door de combinaties van natuurwetten. Zoals men ziet bij de gestoorde
bewegingen van planeten6. In het dagelijks leven is dat niet anders. Men moet de achterliggende wetten zien te
ontdekken en toe te passen.
Hierna gaan we de natuurwetten een voor een, als losse “bouwstenen”, uiteenzetten. De bouwstenen kunnen
aan de hand van twee beschouwingswijzen worden gevonden.
De eerste set bouwstenen.
In de Newtoniaanse beschouwingswijze wordt de wereld als een uurwerk beschouwd. Het gemanifesteerde kan
men vatten in absolute en regelmatige verhoudingen. Zoals de dingen die om ons heen staan. Zijn opgebouwd uit
materie (en dus energie). Ons werk, onze tijd, onze handelingen.
Alles is terug te brengen tot eenvoudige begrijpelijke natuurkundige groepen. Tijd, ruimte, plaats, materie en
energie worden in hun meest grote componenten en verhoudingen bezien.
De componenten komen samen in wat we het newtoniaans vermogen noemen. Het zijn de fundamenten van de
reële economie. Tussen de economie en onze newtoniaanse wereld zitten koppelingen die we ook laten zien.
Tweede set bouwstenen.
In de Darwinistische beschouwingswijze wordt de vernieuwing behandeld. Zoals er nieuwe soorten in de natuur
komen die beter zijn aangepast op de omgeving. Zo kunnen ook de goederen zich volgens de regels van het
universeel Darwinisme ontwikkelen tot de meest nuttige en duurzame goederen.
Verder is er het leven met alle verscheidenheid. We laten die verscheidenheid zich ontwikkelen zodat iedereen
kan doen waar die goed in is, mits men een ander niet schaadt. We hebben het dan over de, in de Newtoniaanse
beschouwingswijze gedefinieerde menselijke dienst, die zich op Darwinistische wijze, binnen sociale
gemeenschappen, ongestoord verder kan ontwikkelen.
Ook beschouwen we de levenscyclus met de daarbij behorende wisselende behoeften.
We zijn dan niet compleet omdat ook de bijzondere elementen van de mens aan bod moeten komen. In het
verlengde van de darwinistische beschouwingswijze moet een stuk psychologie en filosofie7 ook worden
behandeld. We zullen dat maar kort, samenvattend, doen. Dat is nodig omdat de mens ten opzichte van andere
wezens toch het meest bijzonder is. Verder is dat nodig omdat we moeten doorgronden waarom, in wat en in
welke mate we ons moeten beheersen.
Er is een beperking waarop ook Einstein wees. Er zijn methodische verschillen tussen economie en natuurkunde.
Het ontdekken van algemene wetten op het gebied van de economie wordt bemoeilijkt door de omstandigheid
dat vele factoren door elkaar werken die moeilijk afzonderlijk te beoordelen zijn (Einstein 1951 100). We proberen
dan ook alleen die allergrootste natuurkundige wetten en feiten te ontdekken waaraan een mens zich nimmer kan
ontrekken en die thans het meest verstoord zijn.
6
We kunnen het voorbeeld van een van de manen van Saturnus aanhalen. De maan Hyperion is niet mooi gevormd, het lijkt wel een grote
aardappel. De baan om Saturnus is dan ook vreemd te noemen. Kan die baan worden voorspeld? Neen! Een tekortkoming dan in de wetten
die het voorspellen mogelijk maakt? Neen! De maan maakt een vreemde en willekeurige baan, in tijd en omvang. Toeval? Neen!
“Er is iets veel opmerkelijks aan de hand. Het betreft een fenomeen dat optreedt bij wiskundige vergelijkingen van dynamische systemen.
Het is het vermogen, dat zelfs bij eenvoudige vergelijkingen voorkomt, om een beweging te ontwikkelen die zo complex is en die zo moeilijk
te bepalen is, dat ze volslagen willekeurig lijkt. Dit verschijnsel wordt zeer toepasselijk chaos genoemd.” (Stewart 1989; 16-19)
7 Daar onder begrepen de rechtvaardigheid waar Socrates het over had.
Door: drs. H.J. Willemsen (©) Stichting WTS, worldtaxsystem.com
2
Bottom up benadering
Om genoemd probleem te ondervangen werken we “bottom up”, van de natuurwetten en -feiten, naar de
systemen, naar de fiscale wetten om te eindigen in een nieuw soort denkbeeldige doch vriendelijke gemeenschap.
Van wiskundige verbanden kan in dit hoofdstuk nog geen sprake zijn. We hebben het nu over
beschouwingswijzen. Wiskundige verbanden daartussen aanleggen is onmogelijk8. Reeds op een atomair niveau
van het eenvoudigste molecuul (H2) is dat eigenlijk al ondoenlijk. Het zijn ettelijke wetmatigheden die door elkaar
spelen. We gaan alleen de allergrootste fundamentele beginselen – natuurkundige wetten en feiten - behandelen.
Zoals in de inleiding naar voren is gebracht gaan we in het volgende hoofdstuk pas de natuurwetten integreren in
een begrijpelijk cybernetisch systeem. De bouwstenen worden als het ware in een stadplan ingebracht. Waarbij
gemeenschappen naar wens hun eigen kleuren, vormen en patronen kunnen aanbrengen. Pas dan gaan we
rekenen en vergelijken. En opgelet, we hebben het dan maar over een model9.
Hierna gaan we eerst van start met de Newtoniaanse beschouwingswijze. We noemen de volgende paragraaf
fiscale fysica.
8
“We shall not try to find this exact solution, which involves a good deal of complicated mathematics, but shall instead discuss its nature
qualitively.“ (Slater 1968)
9 Natuurkundigen modelleren met hun vergelijkingen eveneens. Het gaat bij een model steeds om een abstractie van de werkelijkheid.
Door: drs. H.J. Willemsen (©) Stichting WTS, worldtaxsystem.com
3
Newtoniaanse beschouwingswijze, Fiscale fysica
In de inleiding hebben we kort kennis gemaakt met de bollen die het vermogen van de mensen voorstellen. Ze
spreken tot de verbeelding. Men ziet dan goed elkaars verhoudingen. We moeten eerste stap voor stap dieper
ingaan op de beginselen die achter die bollen schuilgaan.
Laten we met behulp van de Newtoniaanse beschouwingswijze eens naar de wereld kijken. We kunnen dat het
beste doen zoals een natuurkundige het zou doen. Dus zonder juridische eigendomsverhoudingen en zonder
verbindingen met andere mensen. Zeg maar alsof u als ruimtewezen voor het eerst op de wereld gaat landen. En u
maakt een foto van het geheel. Zo’n afbeelding die we met Goolge Earth kunnen maken. En – zoals een
natuurkundige doet – gaat u de planeet onderzoeken tot in de elementairste componenten10.
De wereld ontleed in grote stukken
Laten we beginnen met vast te stellen dat alles om ons heen bestaat uit bovenstaande componenten. Ze zijn
verbonden door krachten en houden elkaar in beweging.
We weten dat Einstein zich hiermee diepgaand heeft beziggehouden, we verwijzen nog maar eens naar
bijvoorbeeld zijn formule E=MC2. De vergelijking laat zien dat massa (materie) en energie11 niet alleen op elkaar
lijken maar verschillende vormen van hetzelfde verschijnsel zijn. Materie kan in energie worden omgezet en
energie in materie. Het inzicht dat alle materie – mensen, een steen, een stoel – uit pure, intense energie bestaat
is misschien nog veel interessanter. De mens is een “ademende kernreactor”! (McPhee 2011, 117).
10
Dit is de reductionistische benadering bij het Newtoniaanse wereldbeeld (Heylighen 2007, 3).
Er zijn verschillende vormen van energie. Chemische energie die besloten zit in atomen en moleculen. Kinetische energie in een
bewegend voorwerp. Potentiële energie, door de plaats van een voorwerp (bv op een berg). Geluidsenergie door het trillen van
voorwerpen of atomen. Kernenergie komt vrij bij het fuseren of splitsen van atomen. Elektrische energie komt door bewegende elektronen.
Magnetische energie door de aantrekkingskracht van voorwerpen. En elektromagnetische energie komt in verschillende vormen voor,
warmte, diverse soorten golven, licht, röntgenstraling en gammastraling.
En massa kan worden omgezet in energie, maar ook wordt energie omgezet in een ander soort energie. Alle materie die we zien betreft
evengoed energie.
Naast onze bewegingsenergie (kinetische energie) hebben we energie nodig om de transport van signalen langs ons zenuwstelsel. Voor de
opbouw van aminozuren en om ons warm te houden (Fast 1972, 89). Al deze energievormen hoeven we niet te kennen. Het enige wat we
moeten kennen is de menselijke handeling. Denk aan spreken, bewegen, denken... De menselijke dienst, die we later gaan beschrijven, is
dus een groep van natuurkundige energieën.
11
Door: drs. H.J. Willemsen (©) Stichting WTS, worldtaxsystem.com
4
Om dit te lezen verbruikt u energie. Het papier bestaat uit materie en met het licht kunt u het hopelijk lezen.
Verder bestaan er ook nog krachten. Zoals de zwaartekracht. Het geprinte papier blijft zo braaf liggen. Het kost u
enige tijd dit betoog door te nemen en het uitgeprinte neemt enige ruimte in beslag. Tenslotte bevindt u zich op
een bepaalde plaats in het universum. Zo, dat is gezegd. We moeten, om dit hoofdstuk een beetje te kunnen
volgen, als een natuurkundige gaan denken. Nee, niet schrikken, alleen de grootste feiten en wetten. De auteur is
beroepsmatig geen natuurkundige. Er is alleen getracht de allergrootste verbanden te leggen. We hebben
daarmee dagelijks mee te maken en we moeten onze handelingen alleen even uiteenrafelen, reduceren, tot de
allergrootste feiten. “The roots of matter” zeg maar. Wat werkelijk van belang is.
Natuurkunde ook voor de fiscaliteit!
De natuurkundigen gaan niet alleen tot de kleinste deeltjes te werk. We vinden ook maar al te veel
natuurkundigen die het universum bestuderen12. Tussen die micro-wereld en het macro-universum bestaat onze
gewone wereld. En die kunnen we eveneens newtoniaans beschouwen. Het gaat dan om alledaagse dingen die we
met een natuurkundige bril op beter kunnen begrijpen. Omdat het om alledaagse dingen13 gaat zal het hopelijk
ook voor iedereen te volgen zijn.
Dergelijke alledaagse beschouwingen treffen we al in andere vakgebieden aan. Bijvoorbeeld de bouwkunde
waarbij men het bouwen in verband brengt met de natuurkundige verschijnselen die daarbij optreden. Denk
daarbij aan de bouw om geluidshinder tussen ruimten te verhinderen of de bouw moet dermate zijn om warmte
van binnenuit en van buitenuit tegen te houden. Of zaken als lichtinval, vocht. Dergelijke alledaagse zaken worden
beschreven en praktisch uiteengezet in de “bouwfysica” (Meijs et all, 1974, 9).
Deze paragaaf kan men – samen met het tweede hoofdstuk - dan ook het beste betitelen als “fiscale fysica”.
12
Albert Einstein: “Two things are infinite: the universe and human stupidity; and I'm not sure about the universe.” Veel sterrenkundigen
treffen we ook onder de natuurkundigen aan en andersom uiteraard.`
Kepler: “Astronomie is een onderdeel van de natuurkunde.” (Sagan, 1980 63)
13 “Toen hij bemerkte dat ik ineens geld had en verman welke sommen men kon ontvangen voor literaire arbeid, toen verdwenen ook zijn
laatste twijfelingen.” … “Ik las hun mijn roman in één avond voor. Wij begonnen dadelijk na de thee en zaten tot twee uur ’s nachts. De
oude Ichmenjef fronste aanvankelijk het voorhoofd. Hij had iets hoog poëtisch, iets onbegrijpelijks verwacht, maar in plaats daarvan hoorde
hij nu zulke alledaagsheden en van enkel bekende dingen, - precies hetzelfde wat er zo iedere dag om je heen gebeurt.” (Dostojewski
[1861] 1964, 46..48)
Door: drs. H.J. Willemsen (©) Stichting WTS, worldtaxsystem.com
5
Hoe gaan we de beschouwing doen?
Natuurkundigen modelleren. We maken als model gebruik van een bol. Een bol zelf is een driedimensionaal rond.
In een bol kunnen veel assen in kunnen zitten. Een as voor ruimte en een as voor materie bijvoorbeeld geeft
samen een kwantiteit. Bijvoorbeeld 100 vierkante meter (… meter * … meter) grond en een opstal er op [ruimte &
materie]. Als men er een prijs per vierkante meter aan geeft weet men de waarde. Die laatste is ook weer
afhankelijk van de [plaats]. En de omvang van het opstal [ruimte]. Hetzelfde geldt voor onze menselijke dienst. We
werken [energie] een bepaalde periode [tijd]. Stel er een vergoeding tegenover en men weet de waarde.
De bol en de vulling van de bol.
Even terug naar de bol op zich. De eerste dimensie is een lijn. De tweede dimensie is een vlak en de derde
dimensie is ruimte. Dit even abstract genomen.
Door in een bol meerdere assen te plaatsten kunnen we er meerdere dimensies in plaatsen. Deze dimensies geven
vlakken of ruimten in dezelfde bol. En het zal blijken dat deze vlakken en ruimten elkaar kunnen uitwisselen14. Ze
hebben qua waarde eenzelfde oppervlakte. Ook hiermee hebben we dagelijks te maken. Het gaat om de
uitwisseling van newtoniaanse componenten (oppervlakte/ruimte, materie, menselijke diensten)15. Tijd breekt de
materie af. Daartegenover wordt energie – onze menselijke dienst - juist in de toekomst opgebouwd. De bollen
krimpen en zetten weer uit in de tijd.
“Een mens laat zich helemaal niet zo kwantitatief benaderen!” Zult u direct zeggen. Dat is ten dele juist. We zijn
niet allemaal even calculerend maar laten ons ook leiden door bijvoorbeeld emoties. Na en tijdens de
darwinistische beschouwing zullen we ook daar aandacht aan schenken.
Waar hebben we grip op?
In ons leven hebben we grip op materie en energie. Voor de mens in het bijzonder zijn dat de door ons gemaakte
dingen en onze menselijke dienst. De andere beschikbare dimensies, tijd, plaats en ruimte zijn voor ons – praktisch
gesproken - gegeven. Wellicht kan een individu, door een riant eigendom bijvoorbeeld, en groter deel opeisen.
Eigendom is – newtoniaans gezien - maar een verzinsel van de mens. Het hoort er niet bij. Of kunnen we anders
met de tijd omgaan. De mensheid als geheel zit hier aan vast. We beschikken maar over één aardbol. En we
kunnen alleen maar de materie herschikken of juist met rust laten16 en we kunnen onze arbeid anders inzetten. Zo
moeten we het macro bekijken. Het is, newtoniaans beschouwd, alles wat er is op onze wereld. Uit de
componenten materie, tijd, ruimte (en daarmee plaats) en tenslotte energie bestaat onze gemanifesteerde
wereld17. Die trouwens ook een bol is.
We gaan de benaderingsmethode niet abstract doen maar met vereenvoudigde en tot de verbeelding sprekende
voorbeelden. De dagelijkse werkelijkheid18 uiteengerafeld tot de natuurkundige feiten. Ook dat is natuurkunde.
14
Dit uitwisselen van oppervlakten treffen we ook aan bij de tweede wet van Kepler. De sferen (oppervlakte van een deel van de omtrek
van de baan om de zon tot de zon zelf, dus een soort taartpunt) hebben steeds eenzelfde grootte.
Ook Einstein maakte gebruik van coördinatiesystemen. De wetten die in de vlakken met een eenparige snelheid van elkaar bewogen blijven
steeds hetzelfde. Hij noemde dit het equivalentieprincipe (Lang de 2009 149)
15 Ons economisch vermogen – geld, aandelen, obligaties etc – zijn er slechts een afgeleide van.
16 Zoals de natuurlijke rijkdommen.
17 Zonder een van de genoemde aspecten – bouwstenen – is geen leven denkaar. De werkelijkheid bestaat uit deze van elkaar afhankelijke
delen die volgens (Sybesma 2002, 14) samen vierdimensionaal zijn. Verstraeten en Verstraeten doen een beroep op een newtoniaanse
ruimte en tijd als een container van fysische standen van zaken. Ze vervolgen “Ruimte is slechts een continuüm dat alle bewegingen bevat
en, tijd is een uniforme vloed van standen van zaken in een continue ruimte. Het algemeen schouwen van de kosmos wordt mogelijk zonder
dat de schouwer hierdoor wezenlijk wordt beïnvloed. … Hiermee staat het subject volledig buiten de newtoniaanse wereld. Echter de
newtoniaanse werkelijkheid is een sociale constructie met een eigen ruimtelijke en temporele structuur, een visie die volgens Vogel reeds
bij Hesse terug te vinden is. “ (Bossche et all, 2009; 187).
Relatieve tijd laat de bewegingen zien ten opzichte van elkaar aldus de gangbare meningen (Cuny 1965, 84).
18
“Toen hij bemerkte dat ik ineens geld had en verman welke sommen men kon ontvangen voor literaire arbeid, toen verdwenen ook zijn
laatste twijfelingen.” … “Ik las hun mijn roman in één avond voor. Wij begonnen dadelijk na de thee en zaten tot twee uur ’s nachts. De
Door: drs. H.J. Willemsen (©) Stichting WTS, worldtaxsystem.com
6
Laten we aan het voorgaande model eigendomsgrenzen19 toevoegen. Door het toevoegen van een
eigendomsgrens worden de componenten ook ruilmiddelen. Zonder eigendom is er immers geen ruil. Als ik iets
niet heb kan ik het niet ruilen. Laten we aldus eens een rond “hapje” uit onze aardbol nemen.
Het ruimtewezen, waar we het hiervoor over hadden, constateert dat er maar een paar wezenlijk te scheiden
componenten zijn. Hij vindt dat maar saai en besluit mensachtige te worden. Hij wordt een eenvoudige kapper.
Scherpslijp noemt hij zichzelf. Met een van zijn bijzondere “gaven” kan hij in exact 1 uur 10 mensen knippen. Hij
kan een kapsalon met bedrijfswoning in een stad overnemen. Hij besluit de salon te kopen maar om het ook nog
te betalen gaat hij naar de bank. Hij belooft de lening in 25 jaar af te lossen. En omdat hij heeft laten zien dat hij
snel, efficiënt en foutloos knipt besluit de bank hem snel het geld ter beschikking te stellen.
Wat gebeurt er nu in de wereld die hij nog maar net als ruimtewezen beschouwde?
Er wordt door onze nieuwkomer, de kapper, een “hapje” uit genomen. Dat komt door zijn eigendom. Zijn eigen
hapje, op micronivo, bestaat ook weer uit voornoemde beginselen. Tijd, plaats en ruimte, materie en energie. De
anderen – u, ik en vele anderen - moeten bovendien een heel klein beetje opschuiven. Onze ruimte is immers
maar beperkt tot onze aardbol.
De beginselen op onze wereld, op macro nivo beschouwd.
Op individueel nivo, op micro nivo dus, kunnen we deze gebeurtenis als volgt weergeven. Het hapje ziet er als
volgt uit.
oude Ichmenjef fronste aanvankelijk het voorhoofd. Hij had iets hoog poëtisch, iets onbegrijpelijks verwacht, maar in plaats daarvan hoorde
hij nu zulke alledaagsheden en van enkel bekende dingen, - precies hetzelfde wat er zo iedere dag om je heen gebeurt.”
Citaten uit Dostojewski , De vertrapten en vernederden, [1861] 1964, 46..48)
19 Eigendom in ruime zin,
Door: drs. H.J. Willemsen (©) Stichting WTS, worldtaxsystem.com
7
Stel dat de salon 161.000 heeft gekost en de bank financiert die volledig tegen 4% rente. Dan zal hij bij een
aflossingsplan van 25 jaar 850 moeten voldoen aan rente en aflossing20. De opbrengst van zijn diensten [energie]
zet hij dus om in de onbezwaarde eigendom van zijn salon [materie].
Onze kapper kan zakelijk gezien alleen maar knippen. Familie heeft hij niet. En zich verder dan knippen wilt hij zich
vooralsnog niet bekwamen. Het knippen is dan ook zijn ruilmiddel tegenover de bank maar dus ook tegenover de
salon. In de tijd heeft hij zijn dienst geruild tegen de salon. Dus energie tegen materie. En zo gaat het steeds. Als u
een huis ziet wat te groot en te duur is komt dat vaak omdat u niet genoeg verdient en dat komt omdat de
menselijke dienst niet genoeg oplevert. Het kan zijn dat u het toch doet maar dan zult u wellicht langer moeten
werken [tijd].
Als we de vermogensbol van de kapper open snijden en analyseren zien we het volgende.
20
Als annuïteit, die 850 is afgerond.
Door: drs. H.J. Willemsen (©) Stichting WTS, worldtaxsystem.com
8
Reductionistisch gesteld is de salon een stuk [materie] met een bepaalde [oppervlakte] in een bepaalde [plaats] en
welke meegaat voor een bepaalde [tijd]. De kapper verkrijgt het pand door 25 jaar te werken. In de [tijd] verricht
hij x menselijke diensten [energie] die genoeg opleveren om de vierkante meters grond en de salon [materie in
ruimtelijk aspect] te verkrijgen.
Indien we dus van de oppervlakte van de grond en de ruimte van de salon de prijsstelling toepassen is het
vermogen bepalen ogenschijnlijk nog maar een eenvoudig kunstje. Bijvoorbeeld 100 per vierkante meter grond en
200 per kubieke meter salon. Bij de prijsstelling moet ook rekening worden gehouden met de plaats. Uiteraard
kunnen we daarbij ook de levensduur [tijd] van de salon in ogenschouw nemen. Na enig vermenigvuldigen weten
we de theoretische waarde. Het lijkt wat kort door de bocht want in ons dagelijks leven spelen meer factoren bij
de prijsbepaling mee. Denk aan de psychologie en de vraag die de prijs opdrijft. We komen daar later op terug. De
meest grote componenten, als basis, zijn zichtbaar gemaakt.
Wat eenvoudiger vergaat het rekenen voor de kapper zijn menselijke dienst. In de 25 jaar [tijd] dat hij werkt
[energie] moet hij … klanten bedienen die … per stuk opbrengen. Daarmee kan hij in de tijd de 161.000 afgelost te
krijgen. Pas daarna staat de salon hem onbezwaard ter beschikking.
Feitelijk heeft de kapper dus zijn energie geruild tegen materie.
Het voorgaande geeft ons handvatten om fundamenteel te kunnen denken over onze handelingen. In de woorden
van Einstein, “…you will understand everything better”.
Deze fundamenten noemen we het newtoniaans vermogen. Om van vermogen te spreken moet het verder
ruilbaar en waardeerbaar zijn21.
Onthoud steeds dat het de combinaties zijn die ons vermogen maakt. Bijvoorbeeld tijd en energie en materie en
ruimte.
Op materie en onze menselijke dienst hebben we grip, die kunnen we beheersen.
Op tijd en ruimte en hebben we – macro gezien – nauwelijks grip.
Het lijken allemaal open deuren maar u zult later zien dat we er in ons leven thans bar slecht mee omgaan.
Het wordt tijd om de hiervoor genoemde componenten nader te bekijken.
21
En ze moeten uiteraard beschermd worden tegen inbeuken van derden. Een belastingheffing is overigens een inbreuk die weer wel
geduld moet worden.
Door: drs. H.J. Willemsen (©) Stichting WTS, worldtaxsystem.com
9
Het podium
Weer een platte wereld
Onze kapper, Scherpslijp, landde en ziet een tweedimensionaal plat vlak. Laten we het eens hebben over het
tweedimensionale vlak22 waarop we leven. Omdat het zich op een ronde voordoet is het onbegrensd. Met een
degelijk amfibievoertuig kunnen we blijven gaan. De totale oppervlakte is echter wel eindig.
De eindigheid, beperktheid, gaan we in deze paragraaf behandelen.
Verder gaan we het hebben over de toepassing van de oppervlakte. Newton beschouwde de ruimte als een vlak
podium waarop de materie beweegt en ons lot ontvouwt (Pias 1995, 87). Met andere woorden, wat manifesteert
zich er op? Het zijn de newtoniaanse componenten, materie, energie, ruimte en tijd. Verbonden met krachten.
Verder is er ons leven wat er zich op voordoet. Over dat leven meer in de Darwinistische beschouwingswijze. Het
platte vlak is dus letterlijk het fundament voor de andere nog te behandelen componenten en ons leven.
Ons aardoppervlak, het vlak waar we het straks over gaan hebben, wordt bezet door twee grote groepen materie:
Ecologisch-Geologisch-oorspronkelijk, naar verschillende graden en kwaliteiten. De oppervlakten bezet door
natuur.
Niet Ecologisch-Geologisch oorspronkelijk, naar verschillende graden en kwaliteiten. De oppervlakten bezet met
door de mens gemaakte goederen.
Het zijn slechts twee denkbeelden. Boven een sterk vervuild fabrieksterrein zal zich bijvoorbeeld altijd nog wel
enig leven manifesteren. Andersom is het ook het geval, wie kan op de wereld nog grote gebieden vinden waar
geen moderne menshand zich op een of andere manier in heeft geslagen?
Alles stroomt! (1) 23
Er is een wisselwerking tussen de materie op deze oppervlakten en wel in twee hoofdrichtingen. Eerste richting
de mens die uit de ecologie onttrekt, de ecologie schaadt met bijvoorbeeld afval en de mens die letterlijk oprukt
door de ruimte te bezetten voor diens activiteiten.
Tweede kracht: de ecologie die probeert bezit te nemen van wat door de mens is gecreëerd. Het vermolmen,
eroderen, begroeien,… En ook anderszins probeert af te breken, bijvoorbeeld onze afvalstoffen.
Ons aardoppervlak is aldus fundamenteel in twee groepen verdeeld die bovendien op elkaar inwerken. De
volgende afbeelding laat die twee groepen zien. Over goederenstromen en afvalstromen (de blauwe pijlen) zullen
we het later veel uitgebreider hebben. We hebben het nu over het vlak waarop het zich manifesteert.
22
Helemaal correct is dit niet. Een twee dimensionaal vlak kunnen we niet maken op een bol. Eigenlijk moeten we dan van een cirkelboog
spreken die wij als driedimensionale wezens kennen. (Fischer 2005, 51). Het is dus de plaats en ruimte in en driedimensionale sfeer van de
hiervoor weergegeven ontlede bol. Het podium van Newton is dus niet vlak maar gekromd zoals Einstein ook bewees in zijn algemene en
bijzondere relativiteitstheorie.
In ons dagelijks leven kunnen we beter van een vlak spreken. Gewoon de grond waar we op lopen.
23 In de oudheid was men al van mening dat alles stroomde, overging van het ene naar het andere. Bijvoorbeeld Heraclitus (ca 540-480 V
Chr.) Met zijn bekende opmerkingen dat we niet twee keer in dezelfde rivier kunnen stappen omdat op het volgende moment de rivier
anders is maar de zwemmer zelf ook. De uitspraak “Alles stroomt!” komt van Plato die de veranderingsgedachte van Heraclitus ermee
samenvatte.
Democritus (ca 460-370 V Chr.) meende bovendien dat alleen de materiële bouwstenen anders aan elkaar gingen zitten, hij was de eerste
die sprak van ondeelbare atomen, als bouwstenen van de wereld. De vormen komen en gaan, worden opgebouwd uit zelf onveranderlijke
atomen.
Door: drs. H.J. Willemsen (©) Stichting WTS, worldtaxsystem.com
10
Er zijn vele gradaties aan groene vlakken te vinden. Van oerwouden, oorspronkelijke zandheuvels, meren tot een
bomenrij langs een pad. Thans krimpt die oppervlakte, de mens rukt op en ontgint. Het blauwe oppervlak wordt
groter en het groene kleiner. De kracht van de blauwe pijlen is sterker dan de groene.
De groene vlakken worden gebruikt als bronnen voor de economie. Hout, vis, delfstoffen, (koel-)water. Van groen
wordt het blauw. En de kleur is ook slechts een gedachte. Het ontrekken aan een bron is een blauwe pijl uit het
groene vlak in het hierboven bovenstaand figuur.
Het kleurgebruik is om aan te geven wat de oorsprong is (groen, natuur). En het lot is (blauw, goederen). Niet
meer eco- en geologisch oorspronkelijk is blauw. Gewonnen aardolie is echter zwart. Een gekapte boom is niet
blauw...Zo is het ook niet met het groen, de meeste vogels zijn niet groen. Vissen hebben meestal een andere
kleur. De meeste planten hebben weer veel groen. Het kleurgebruik, groen en blauw, is om de denkpatronen in
het te ontwikkelen model aan te geven. Wat door de mens is bewerkt is (blauw) en wat nog enigszins
oorspronkelijk is (groen). Cultuurgrond en tuinen worden ingedeeld bij groen omdat er zich leven op
manifesteert. Een verdere verfijning wordt later gemaakt.
Ook wordt het groene vlak gebruikt voor afval. Het koelwater gaat terug in de ecologie, de uitstoot van
koolstofdioxide bijvoorbeeld waarna de ecologie het weer omvormt in onder meer zuurstof en koolhydraten. De
ecologie breekt de afvalstromen weer af. Van CO224 bijvoorbeeld (blauwe stroom) naar O2 (groene stroom) Deze
stromen worden weergegeven met een blauwe pijl naar het groene vlak. En weer een groene terug, voor O2, uit
het groene vlak naar het blauwe.
En er zijn de stromen die we niet kunnen aangeven omdat ze op de vakken zelf manifesteren. Groen – groen voor
de wisselwerking tussen ecosystemen. Blauw - blauw voor de wisselwerking tussen systemen van de mens.
24
Het is overigens niet alleen CO2. Ook methaan, stikstofoxide…De klimaatverandering is bedreigend. We halen Stern (2008) aan. “A brief
description of the scientific processes slinking climate change to greenhouse gasses emissions will help us to understand how they should
shape the economic analyses. First, people, through their consumption and production decisions, emit greenhouse gases. Carbon dioxide is
especially important, accounting for around three-quarters of the human-generated global warming effect; other relevant greenhouse
gases include methane, nitrous oxide, and hydro fluorocarbons. Second these flows accumulate into stocks of greenhouse gases in the
atmosphere. It is overall stocks of greenhouse gases that matter, and not there place of origin. The rate at which stock accumulation occurs
depends on the “carbon cycle”, including the earth’s absorptive capabilities and other feedback effects. Third, the stock of greenhouse
gases in the atmosphere traps heat and results in global warming: how much depends on “climate sensitivity”. Fourth, the process of global
warming results in climate change. Fifth, climate change affects people, species, and plants in a variety of complex ways, most notably via
water in some shape of form: storms, floods, droughts, sea level rise.” (Accentueringen door Stichting WTS)
Door: drs. H.J. Willemsen (©) Stichting WTS, worldtaxsystem.com
11
Bijvoorbeeld de transpost van goederen naar de winkels. De afvalstromen van afvalinzamelaar naar fabrikanten.
Denkbeeldig zijn dat de lussen die weer naar de vlakken zelf terugkeren.
Soms zorgen blauwe vlakken ook voor een bijdrage in het groene vlak. Bepaalde soorten gedijen beter door
toedoen van de mens. Dit is een groene pijl uit een blauw vlak. Al is dat veelal niet toe te juichen. Denk
bijvoorbeeld aan de vreemde soorten zeedieren die in ballasttanks van zeeschepen worden meegenomen naar
ecosystemen die er niet op zijn voorzien. Ook kan men denken aan verbeterde gewassen. In dat laatste geval is
dat weer wel gunstig omdat we dan veelal minder land nodig hebben voor dezelfde opbrengst per hectare.
En dan is er het vermolmen, corroderen etc. door de natuur op de blauwe vlakken is een pijl uit het groene vlak
naar het blauwe vlak. Als we de stoepen niet zouden schoonhouden zouden ze binnen vele jaren weer bezet
worden door natuur. We zien dit op bijvoorbeeld bij oude fabrieksterreinen.
Het zijn dus 6 principiële stromen aan het werk.
1 Een groene in de groene, de ecosystemen en hun uitwisseling, de natuurkundige systemen zoals de
waterkringlopen
2 Een blauwe uit de groene (gekapte bomen, gewonnen vis uit de zee, …)
3 Een blauwe in de blauwe, de uitwisselingen van goederen en producten (koop en verkoop van goederen,
hergebruik/recycling)
4 Een groene naar de blauwe (het weer begroeien van een verlaten terrein, het vermolmen van hout, het
corroderen van metaal door natuurkundige processen,..)
5 Een groene veroorzaakt door de blauwe (bepaalde soorten die beter gedijen door de mens ,...)
6 Een blauwe naar de groene (afvalwater, CO2, …) en de natuur maakt het, zover het kan, weer groen.
De volgorde, 1 tot en met 6, is klassiek. Ieder mens en goed heeft er mee te maken. Stromen 4 en 5 zijn facultatief.
Zo gaat het nagenoeg altijd met de door de mens gemaakte creaties. Het zal later duidelijker worden.
Die stromen zorgen er voor dat de oppervlakten er anders gaan uitzien. Over het algemeen genomen rukt de
blauwe op ten koste van de groene. Over de stromen zelf gaan we het nu niet hebben. Daar komen we later op
terug.
We gaan een deel van de problemen in de basis inzichtelijk maken. Beter gezegd op de basis, op de
tweedimensionale vlakken wel te verstaan.
Ons podium.
Op de blauwe vlakken manifesteren zich de systemen van de mens. Een fabriek, een parkeerplaats, een huis. Die
hebben ook weer systemen. Het koelsysteem van uw koelkast bijvoorbeeld. Een computersysteem als onderdeel
van een informatiesysteem… En er zijn de groene vlakken, de systemen van de ecologie, de ecosystemen. En de
geologische bronnen zoals ertsen, aardolie,...
De aardoppervlakte is ons grote podium, zoals Newton de ruimte als een groot podium zag.
De blauwe stromen uit de groene vlakken (een gekapte boom bijvoorbeeld) en de blauwe stromen naar de groene
vlakken (afval, CO2 ed) zullen worden getroffen met een internaliserende verbruiksbelasting op de goederen. En
de blauwe stromen zullen in snelheid en kwantiteit verminderen door het vrij maken van de menselijke dienst.
Verder wordt aandacht besteed op een controlesysteem op de goederen zelf, de beheersing wordt volledig onder
het publiekrecht gebracht. De tegenprestatie ten aanzien van het verrichten van de menselijke dienst zal fiscaal,
anders dan nu, vrij zijn. Controle daarop is niet meer nodig. Over een newtoniaanse analyse van goederen komen
we later in dit hoofdstuk uitgebreid te spreken. Pas veel later (hoofdstuk 3) gaan we de verbruiksbelasting zelf
uiteenzetten.
We gaan het nu over de vlakken zelf hebben. Ons podium dus. We leggen het uit aan de hand van voorbeelden.
Door: drs. H.J. Willemsen (©) Stichting WTS, worldtaxsystem.com
12
Een klein park met toestellen.
We kunnen ons podium vereenvoudigen door een park voor te stellen. Rondom het park staat een groot hek. Dat
hek staat daar om de eigendomsgrens weer te geven. De oppervlakte is dus eindig en begrensd. Er zijn bosjes,
plantsoenen, een vijver etc. Op het veld worden ook verschillende spelen gespeeld. Het park is dus het vlak
waarop geleefd wordt. Er zijn groene en blauwe vlakken. We kunnen ook deze wereld definiëren als een
verzameling van blauwe en groene vlakken. Op de vlakken zijn de speeltoestellen en de ecosystemen. Die bepalen
de kleur van het vlak. De toestellen zijn gemakshalve van wieltjes voorzien.
Stel het park is 10.000 vierkante meter groot.
Blauwe speeltoestellen
Er zijn er 4 in totaal. b1, b2, b3, b4. De oppervlakte varieert. Voor b1 is het 250, b2 250, b3 750 en b4 1.250
vierkante meter. Totaal 2.500 vierkante meter. Omdat de toestellen er op staan zal er zich geen natuur
manifesteren. De ondergrond, het podium, is dus blauw.
Groene objecten betreft de rest. Van g1 tot en met g9 bijvoorbeeld. Totaal 7.500 vierkante meter. De ondergrond,
het podium, is daar groen.
Voor het gemak houden we even geen rekening met paden ed. Verder staat aan ieder toestel een automaat waar
kan worden betaald.
Park = P =10.000 vierkante meter = 2.500 m2 blauw + 7.500 m2 groen = {250b1, 250b2, 750b3, 1.250b4} + {7500g1…g9}
Het park trekt veel bezoekers aan en het rendeert goed. De parkbeheerder mag het resultaat na belastingen
houden. De parkbeheerder wil de blauwe vlakken uitbreiden ten laste van de groene.
De podiumbelasting (platformtax).
Veronderstel nu dat het onze primaire taak is het leven in het park in stand te houden en liefst nog uit te breiden.
Er zijn genoeg spelen en de mensen zijn op zich tevreden. Dus we moeten een uitbreiding fiscaal proberen te
voorkomen.
Hoe zouden we het park gaan belasten?
Het antwoord moet op de eerste plaats in de basis worden gevonden. Door een heffing over de niet ecologisch
oorspronkelijke oppervlakte in te voeren. De blauwe vlakken dus.
Door: drs. H.J. Willemsen (©) Stichting WTS, worldtaxsystem.com
13
P = oppervlakte podium = 10.000
PB = oppervlakte blauw (Platform Blue in vierkante meters) = 2.500
PG = oppervlakte groen (Platform Green in vierkante meters) = 7.500
Dus: P = PB + PG
PTB = podiumbelasting op blauw, de belastingeenheid in geld per eenheid oppervlakte (hier vierkante meters)
blauw
TPTB = de totaal verschuldigde podiumbelasting voor beslag aan blauw over een bepaalde periode
Men is verschuldigd aan heffing de oppervlakte blauw maal het tarief.
Dus: TPTB = PB * PTB
We moeten voorkomen dat meer dan 2.500 meter wordt bezet. Onze taak was immers het leven in het park in
stand te laten. Bij meer oppervlakte aan 2.500B wordt een ontmoedigend tarief geheven. Dat tarief is hoog “high”.
Afgekort met PTBH
PTBH = verhoogde podiumbelasting op blauw
Stel dat het gewone tarief PTB 2 per vierkante meter bedraagt. Voor iedere vierkante meter in gebruik moet men
dus 2 voldoen. Hoe gaat het (vereenvoudigde) financiële plaatje er voor de parkbeheerder uitzien.
Toestel
(b)
1
2
3
4
Blauwe
oppervlakte
PB
A
250
250
750
1.250
2.500
Opbrengst Heffing
toestellen25 PB* PTB
= TPTB
B
C = A*2
600
500
450
500
1.800
1.500
2.750
2.500
5.600
5.000
Netto Opbrengst
Totaal per v.
Meter
B-C
(B-C)/A
100
0,40
-50
-0,20
300
0,40
250
0,20
600
Het onthoudingstarief dient in dit voorbeeld ten minste 2,4 belopen26 27. Immers dan loont het niet de andere
ruimte in te nemen met soortgelijke toestellen.
Wat zien we nu gebeuren?
Op de eerste plaats zal de parkbeheerder niet uitbreiden. Op de tweede plaats zal de parkbeheerder precies die
toestellen gaan plaatsen die het meeste opleveren. Wellicht zullen oude, minder goede worden vervangen.
Indien het park economisch achteruitgaat kan gemakkelijk minder belasting worden voldaan. Door alleen de best
renderende toestellen aan te houden en rest af te breken. Het oude blijft dan niet staan, de ruimte wordt eerder
25
Voor de eenvoud worden vaste lasten buiten beschouwing gelaten. Vaste lasten – die ook uitgaven zijn – zullen het effect van de heffing
versterken. In een situatie dat een dergelijke heffing zou worden ingevoerd, met vaste lasten, moet op micro nivo via de direct costing
methode worden opgelost.
26 Indien de heffing precies 2,4 zou zijn zou er geen beweging zijn. Men bevindt zich dan in een evenwichtssituatie. De parkbeheerder zou
zich nergens iets van aantrekken en de toestand in stand laten. De ene kracht (de opbrengst) is even groot als de tegengestelde kracht (de
podiumbelasting). Pas indien de heffing hoger wordt komt hij in actie.
Daarbij veronderstellend dat er geen substitutie is door andere toestellen. Bovendien is het mogelijk dat het geheel van toestellen leuker is
dan losse toestellen bij elkaar opgeteld. Verder moeten we rekening houden met een “pakkans”. Voor een overzichtelijk park is die nihil.
Voor ons model vereenvoudigen we maar even.
27 In het algemeen kan men dan stellen MPT > (MO-MK). De marginale heffing die een extra vierkante meter uitbreiding met zich
meebrengt is groter dan de marginale opbrengst minus de (overige) marginale kosten. De overige marginale kosten zijn in dit voorbeeld op
nihil gesteld.
Door: drs. H.J. Willemsen (©) Stichting WTS, worldtaxsystem.com
14
teruggegeven. In het voorbeeld zou bijvoorbeeld toestel 2 dit lot ondergaan. Van dat toestel is immers de
opbrengst -50. De parkbeheerder ziet door de blijvende bezetting zijn vermogen met 50 dalen en komt in Aktie.
In onze opdracht om het leven in het park te beschermen en een uitbreiding te voorkomen zijn we geslaagd door
een podiumbelasting in te voeren28.
Een stapje verder.
Laten we eens een uitstap maken naar een andere oppervlakte. Ietsje moeilijker. Die van een kleine ouderwetse
dorpsgemeenschap. De gemeenschap is grotendeels zelfvoorzienend. Eenvoudige arbeid is de hoofdmoot. Een
aantal inwoners is wat succesvoller. Onze kapper, Scherpslijp, is er trouwens ook gaan wonen. Hij had zoveel
geknipt in zo’n korte tijd dat hij zijn kapperszaak verkocht heeft. Hij heeft een grote boerderij opgekocht en heeft
er een landgoed van gemaakt. Hij leeft nu als een vorst in Frankrijk.
En nu is er een veelheid aan blauwe en groene objecten. Blauwe objecten, huizen, wegen, parkeerplaatsen,
schuren, terrassen. Hun ondergrond is opnieuw blauw. Groene objecten, bomen, tuinen, weiden… de ondergrond
veronderstellen we groen.
Het gevaar voor de gemeenschap is dat de succesvolle de minder succesvolle letterlijk zullen verdringen in de
gemeenschap. Er is een boerderij opgekocht. Er was even meer werk echter vervolgens is er minder werk en de
werklieden trekken naar de stad om hun geluk te zoeken. Jaren later vertrekken de succesvollen weer omdat het
in het dorp maar saai is geworden. Het landhuis blijft leeg achter. Het is allemaal wat plagerig aangedikt, dat is
echt alleen maar bedoeld om scherp te blijven en goed te zien waar de crux zit.
Een dorpsgemeenschap in Frankrijk, Simple sur Mer
Laten we aannemen dat de dorpsgemeenschap de structuur in balans wenst te laten. Iedereen wilt een plaats in
de gemeenschap immers. Verdrukken moet echter worden voorkomen. Kan een heffing die, gebruik maakt van
ons tweedimensionaal vlak, hieraan meehelpen?
De burgemeester moet het voorstel voorbereiden en pakt de kadastrale kaart er bij. Grote en kleine percelen ziet
hij. Op sommige leven weinig mensen op andere geen, elders staat een aantal bouwvallen, op andere percelen
wordt door de boeren landbouw bedreven, … Het is en bonte verzameling.
Hij besluit het gemakkelijk te houden. Neem de grootte van het perceel en verbindt daar een tarief aan.
De landbouw, voornamelijk akkerbouw voor levensmiddelen, is vrijgesteld. Ook is er een vrijstelling voor groen.
Tuinen bijvoorbeeld. Ook al zijn het maar kleine oppervlakten. Dergelijke oppervlakten trekken we van de meters
van de te belasten percelen af. Daar hebben we allemaal immers wat aan mompelt hij. We moeten ontmoedigen
dat alles met tegels wordt dicht gelegd. Bovendien hebben we hier veel eenvoudige lieden die met tuinonderhoud
hun brood verdienen.
Dus perceeloppervlakte minus de oppervlakte van de vrij te stellen delen. De vrijstelling is in de regel de
bebouwde oppervlakte volgens de kadastrale kaart minus de totale perceeloppervlakte29. De heffing wordt
verschuldigd door de eigenaar30.
28
Uiteraard hebben we andere zaken niet aan de orde gesteld. De vermogensvooruitgang van de parkbeheerder, verdeling van rijkdom, is
buiten beschouwing gelaten. Ook hebben we niet gesproken over de nieuwe toestellen en het afval van het oude. Ook de heffing zelf is wel
heel summier uitgelegd. Nee, het gaat nu om de basisprincipes en andere problemen komen later aan bod.
29
De oppervlakte van het perceel is principieel belastbaar. Vervolgens kan door de belastingplichtige een vrijstelling worden ingeroepen
(bijvoorbeeld de tuin minus een maximaal percentage met paden en niet weergegeven bouwsels). In de regel is dat het verschil tussen het
totaal perceel minus de bebouwde/bezette oppervlakten.
Vervuilde grond bijvoorbeeld blijft belastbaar zolang het niet schoon gemaakt is.
Door: drs. H.J. Willemsen (©) Stichting WTS, worldtaxsystem.com
15
Dat is me toch een eerlijke en eenvoudige heffing, denkt hij. De heffing is eenvoudig uit te voeren, we moeten
gewoon de oppervlakten meten31. De vrijstellingen zijn ook gemakkelijk te controleren en voor de burgers uit te
voeren. Men hoeft geen adviseur te raadplegen om te weten waar men aan toe is. Een groot controleapparaat
heb ik bij zo’n eenvoudige heffing niet nodig bromt hij. Ik steun op de informatie die ik al heb en die vrij komt.
Welk tarief gaat ik nu voorstellen? Onze burgemeester is een gedisciplineerd man. Het aflossen van schulden vindt
hij belangrijker dan het hebben van veel dorpsvertier. Dat moeten de bewoners immers zelf maar doen. Laatst gaf
hij op een verzoek te kennen, “Ik ben toch zeker geen harlekijn!” De infrastructuur was in de loop der jaren
opgebouwd, en, … betaald. Langlopende schulden heeft het dorp niet. Dat maakt het rekensommetje nu
eenvoudig. De burgemeester pakt zijn begroting er bij, maakt een telsom van de “diensten”. Kijkt op zijn
kadastrale kaart met de te belasten meters en … hij telt op en deelt …klaar. Hij rondt het tarief iets naar boven af.
We kunnen achteraf beter iets over hebben dan tekort komen.
Het dorp komt bijeen. Er wordt aandachtig geluisterd naar onze burgemeester. Door twee inwoners wordt
geprotesteerd. Het zijn de kapper, mijnheer Scherpslijp. Eigenaar van het landgoed. En de eigenaar van het
perceel met bouwvallen, mijnheer Alternatief.
Er volgt langdurig individueel overleg.
Alternatief briest tegen de burgemeester dat hij niets te maken wilt hebben met het dorpsgedoe en dat hij ook
niet wilt betalen aan de infrastructuur. Hij leeft immers als een halve kluizenaar, eet de groenten en fruit van zijn
tuin en krijgt de afdankertjes van de mensen. Er volgt een hele lange opsomming van alle dingen die hij zelf wel
kan regelen en dat hij al die dingen waar de anderen zich aan vergapen helemaal niet nodig heeft. De
burgemeester verzet zich. Hij is toch en onderdeel van de gemeenschap, of hij nu wilt of niet. Als de nood echt aan
de man is wordt hij bovendien verzorgd. En hij neemt ook een deel van de ruimte in zijn bezit. Hij zal zich moeten
schikken naar de, toch minimale, fiscale normen van het dorp. Dan barst hij in tranen en geeft te kennen dat hij
niet kan betalen. Er zijn meer gezinnen die het niet gemakkelijk hebben zegt de burgemeester en je kan toch gaan
werken? … Wie wil mij nou?, poneert Alternatief. Je moet dat eerst maar eens goed proberen zegt de
burgemeester streng. Desnoods kom je een keer per week het stadhuisplein vegen. Dan houd je nog veel over.
Dorpsgenoten komen in opspraak, ten gunste van Alternatief. De burgemeester moet nog maar eens nadenken.
Onze burgervader gaat zuchtend weer aan het werk. Op het perceel van Alternatief staan verschillende vervallen
gebouwen. Iedereen klaagde daarover en nu komen ze voor die sloeber op. Die gebouwen zijn, gromt de
burgemeester, toch ook veel te groot voor hem. Hij heeft genoeg aan het arbeidershuisje onder zijn perenboom.
Als hij de andere opstallen afbreekt hoeft hij voor de ondergrond, die immers weer groen wordt, niet te betalen.
Per woonperceel kan bovendien 75 vierkante meter worden vrijgesteld. Dat is precies de oppervlakte van het
kleine arbeiderswoninkje op zijn perceel. Op die manier kom ik ook de andere arme gezinnen tegemoet in het
dorp. We moeten ze het inderdaad niet moeilijker maken dan ze het al hebben. Ik kan deze kleine vrijstelling
verdedigen door er op te wijzen dat iedereen toch ook recht heeft op een kleine plaats in de gemeenschap. Lang
geleden was het niet anders, toen de mensen nog in nederzettingen samenleefden. Toen hielpen ze ook elkaar om
een kleine locatie binnen die nederzetting gerealiseerd te krijgen. Bovendien is een kleine woonruimte een
primaire levensbehoefte. Woonruimte, en dus ook de oppervlakte eronder, valt onder de lichamelijke
30
Het kunnen diverse juridische titels zijn. Vruchtgebruiker, opstalhouder, booteigenaar… Dat soort problemen worden in het derde
hoofdstuk behandeld. Heffingen worden dan fiscaal - technisch uiteengezet. Laten we ons concentreren op het “vlak” waar we nu op leven.
31 …Socrates: “Vanwaar die vijandigheid, mijn goede vriend, en die twist? Laten wij dit vraagstuk als volgt aanpakken: als u en ik het oneens
waren over de grootte van getallen, zouden wij dan door dit meningsverschil ruzie krijgen en vijanden kunnen worden, of zouden wij de
zaak door een eenvoudig rekensommetje snel oplossen?“
Eutyphroon: “Door dat laatste natuurlijk.”
Socrates: “En als het conflict de afmeting van dingen betrof, zouden wij het dan niet snel beslechten met een liniaal?”
Eutyphroon: “Zeker.”…(Plato, Euthyphroon, 1985)
Door: drs. H.J. Willemsen (©) Stichting WTS, worldtaxsystem.com
16
behoeften en de behoefte aan veiligheid volgens de indeling van Maslow32. Een minimale behoefte aan
welbepaald vermogen moeten we vrijstellen, die vrijstelling geldt voor iedereen.
Het rekenen blijft eenvoudig. Per woonperceel haal ik er gewoon 75 vierkante meter vanaf. De noemer in mijn
breuk, de te belasten vierkante meters, wordt kleiner. De begroting, de teller, blijft hetzelfde. Het tarief per
bezette vierkante meter wordt iets hoger.
De discussie met Scherpslijp verloopt vervelender.
Scherpslijp ziet de bui al hangen. Hij heeft een enorm perceel. De voormalig boerderij heeft hij laten ombouwen
tot landhuis met en enorme oprijlaan, stallen, logiesverblijven... Een enorme oppervlakte is te belasten. Er is ook
veel groen en bossen.
Dat groen en die bossen kunnen we vrijstellen, de rest niet, zegt de burgemeester droog. Schepslijp wordt
witheet. Hij had toch een hoop werk meegenomen door er te komen wonen, en het is toch een plaatje om zien?
Daar geniet het hele dorp van!
Toen het een boerderij was, was er veel meer werk, zegt de burgemeester schouderophalend. En dat het er mooi
uitziet klopt beslist maar het is geen reden om anderen relatief meer te laten betalen. Dat wilt u wel voor die
Alternatief, die lapzwans die nooit gewerkt heeft!
Hij maakt zich inderdaad zelden moe, zegt de burgemeester. Er zullen altijd lieden zijn die anders doen of minder
hebben. We mogen ze niet treffen in de aller hoogte noodzakelijkheden. De burgemeester vervolgt verder dat een
mens helpen nu eenmaal belangrijker is dan wat voor landhuis dan ook. Bovendien heeft Scherpslijp ook recht op
de 75 vierkante meter vrijstelling. U wordt niets tekort gedaan vervolgt hij en kijkt scherpslijp recht in de ogen.
Verder zal Alternatief zijn puinhoop moeten opruimen wilt hij uiteindelijk niets betalen. Tenslotte merkt de
burgemeester op dat het landhuis, hoewel erg mooi, ook erg veel plaats in neemt die graag door jonge gezinnen in
het dorp wordt ingenomen. Als iedereen zo zou handelen zouden bovendien de grondprijzen onbetaalbaar
worden. Scherpslijp moet de heffing ondergaan.
Kwaad trekt Scherpslijp de deur dicht en verlaat het gemeentehuis. Binnen een week staan er borden met “A
Vendre” langs zijn landgoed.
Na deze korte spinsels zouden we nog een stap verder gaan naar een moderne, hedendaagse gemeenschap. We
gaan dat niet doen.
Hoe werkt hier het principe economisch?
Economie is de leer van de schaarste. Onmiskenbaar is ons vlak, de grond waar we nu op staan, ook schaars. Het
is, mede door eigendomsgrenzen, eindig en beperkt. Zoals hiervoor uiteengezet zijn er fundamenteel twee
soorten vlakken. De ecologisch - geologisch oorspronkelijk en de vlakken die het (niet meer) zijn.
Hoe wordt de waarde van de gronden bepaald? De waarde van grond is over het algemeen de waarde van de
“stroom” die het oplevert (Sirmans, 1989, 5 en Needham, 1996, 91). Een druk bezocht betaald parkeerterrein
onder de duinen van het strand brengt jaarlijks veel op. Het terrein is de contante waarde van die opbrengst
waard. Soortgelijke grond, een paar kilometer landinwaarts, zal vele malen minder opleveren.
Grond in gebruik als natuurgrond, tuingrond, landbouwgrond heeft een veel lagere waarde dan bouwgrond. De
bouwgrond zal, samen met het opstal, veel meer opbrengen. Het is een eenmalige stroom, opbrengst, voor
bijvoorbeeld de projectontwikkelaar. De contant gemaakte opbrengst (verkoop van de oogst) minus de kosten van
de landbouwactiviteiten kan het er niet van winnen.
32
Maslow was een Amerikaanse psycholoog die zelf zijn denkbeelden als de “Thrid Force psychology”. Hij ging uit van de mens zelf, van zijn
behoeften, zijn doelstellingen, zijn prestaties en welslagen. Hij bekijkt de mens positiever, anders dan Freud en de behavioristen
bijvoorbeeld. Maslow onderzoekt wat ze, als “zelfvervuller”, nodig hebben. Na de Darwinistische beschouwing wordt kort ingegaan op het
denken van Maslow.
Door: drs. H.J. Willemsen (©) Stichting WTS, worldtaxsystem.com
17
Over het algemeen neemt men dus hetgeen op de grond staat als uitgangspunt voor de waardering.
Door de begeerte naar meer vermogen zal men trachten steeds meer van de groene delen in te nemen. Op die
manier dreigt de mens steeds meer in beslag te nemen door het bijvoorbeeld te bebouwen.
De parkbeheerder werd gestimuleerd slim om te gaan met de ruimte die groen was en de ruimte die bezet was
met toestellen. Indien hij meer wilde bezetten werd zijn “flow” wegbelast door de hogere podiumbelasting. We
verwijzen nog eens naar voornoemde tabel. Een extra meter wilde hij niet in gebruik nemen door een zwaar tarief
voor de podiumbelasting toe te passen. De heffing is groter dan de stroom die de uitbreiding zou opleveren.
Stel dat een groene vierkante meter in het park niets waard is. Dus waarde PGV=0 (PGV = Platform Green Value)
De parkbeheerder zal veel groen (PG, Platform Green) willen innemen en dus blauw (PB, Platform Blue) maken.
Echter als de jaarlijkse heffing of wellicht een gedifferentieerde huur van 2,5 voor blauw plaatsvindt, wordt groen
niet ingenomen. De economische waarde voor die van blauw is immers bij extra inname blauw = MO – 2,5 en dan
is (PBV = Platform Blue Value) kleiner dan 0. Met andere woorden, een extra vierkante meter blauw geeft verlies.
Dan zal groen winnen.
Ook moest hij wijs omgaan met de ruimte die hem tegen normale tarieven werd geboden. Toestellen die niet
renderen, moet hij afbreken.
In de dorp Simple sur Mer zijn we niet op de hoogte van de opbrengsten van grond. Zowel voor g niet als voor b
niet. Ook hebben we niet te maken met beheerders maar met eigenaars.
Toch kunt u begrijpen dat de opbrengst per vierkante meter blauw daalt met de heffing die de gemeente oplegt
alleen op blauw. Omdat de heffing bij een eigenaar wordt geheven zal de waarde van blauw dalen met de
contante waarde van de podiumbelasting. De waarde van groen blijft initieel gelijk omdat die niet met een heffing
getroffen wordt maar wordt vrijgesteld.
De daling van de ruilwaarde en ruilverhouding, een rekenvoorbeeld:
P = oppervlakte podium = 10.000
PB = oppervlakte blauw (Platform Blue in vierkante meters) = 2.500
PG = oppervlakte groen (Platform Green in vierkante meters) = 7.500
Dus: P = PB + PG
PTB = podiumbelasting op blauw, de belastingeenheid in geld per eenheid oppervlakte (hier vierkante meters)
blauw
TPTB = de totaal verschuldigde podiumbelasting voor beslag aan blauw over een bepaalde periode
Men is verschuldigd aan heffing de oppervlakte blauw maal het tarief.
Dus: TPTB = PB * PTB
P = oppervlakte podium
PG = oppervlakte groen (Platform Green in dit geval in vierkante meters)
PB = gewone oppervlakte blauw (Platform Blue in dit geval in vierkante meters)
PBL = begunstigde oppervlakte blauw (Low Platform Blue in dit geval in vierkante meters)
VPB = waarde oppervlakte-eenheid blauw (Value Platform Blue)
TVPB = totale waarde oppervlakte blauw (Total Value Platform Blue) = omdat we hier meer mee bekend zijn spreken we van kapitaal blauw,
de waarde van ons blauwe podium KPB
De totale waarde is de oppervlakte maal de waarde per vierkante meters
Dus: KPB = TVPB = (PB + PBL ) * VPB
PTB = (Platform Tax Blue) podiumbelasting op blauw, de belastingeenheid in geld per eenheid oppervlakte blauw
TPTB = de totaal verschuldigde podiumbelasting voor beslag aan blauw over een bepaalde periode
LPTB = (Low Platform Tax on Blue) verlaagde podiumbelasting op blauw, de belastingeenheid in geld per eenheid op begunstigde
oppervlakte blauw. Men wilt een vrijstelling toepassen dus in dit geval is de LPTB 0
Men is verschuldigd aan heffing de oppervlakte blauw maal het tarief.
Door: drs. H.J. Willemsen (©) Stichting WTS, worldtaxsystem.com
18
Dus: TPTB = PB * PTB
We hebben eerder gezien dat de stroom die de grond opbrengt ook de waarde van de grond bepaalt. Die waarde wordt lager door het
bezet houden van die grond te belasten. Dus: de waarde van blauw wordt per vierkante meter na de podiumbelasting lager.
De nieuwe waarde per eenheid blauw = (totale oude waarde blauw – (contante waarde belasting op blauw) ) / (totale oppervlakte blauw)
Voor de totale oppervlakte geldt: KPB = TVPB “ = (TVPB – (CW * PTB *( PB - PBL) - CW * LPTB *PBL ) )
Dus: VPB “ = (TVPB – (CW * PTB *( PB - PBL) - CW * LPTB *PBL ) ) / (PB + PBL)
CW is de factor waarmee we de contante waarde kunnen bepalen.
33.
PT staat voor het tarief platformtax per eenheid oppervlakte. PTL staat voor het verlaagde tarief platformtax. In dit geval is er een vrijstelling
die technisch als een nihil tarief wordt vormgegeven.
CW factor = 10
PB = 400 gewone oppervlakte blauw
PBL = 75 begunstigde oppervlakte blauw
VPB = 100 per vierkante meter blauw
PTB = 4 per gewone vierkante meter blauw
LPTB = 0 per begunstigde vierkante meter blauw
Bijvoorbeeld 475 meter bebouwde grond was eerst 100 per vierkante meter waard. Dus 475*100 = 47.500 waard. TVPB = (400+75)*100 =
47.500
Dus de nieuwe waarde wordt VPB “ = (TVPB – (CW * PTB *( PB - PBL) - CW * LPTB *PBL ) ) / (PB + PBL)
Na de heffing van 4 wordt het totaal aan waarde van de blauwe grond 47.500 –(10*4*(475-75) - 10*0*75) = 31.500. Per vierkante meter:
66,32 (31.500/475). De prijs daalt dus van 100 naar 66,32.
De vrijstelling wordt rekenkundig en fiscaal technisch met een 0 weergegeven. Daarom “-10*0*75”. Zo kan er ook voor gekozen worden
tot een verlaagd tarief voor blauwvrij. Of 0 of een laag tarief voor bepaalde soorten groen. Indien het groen is wordt de formule ingevuld
met CW * PTG *PG Technisch gebeurt hetzelfde alleen belasten we de groene grond. De reden daarvan zou kunnen zijn zeer grote percelen
treffen die anderen te veel verdrukken. Of om die percelen ook te laten meebetalen aan infrastructuur. Of om te begunstigen dat groene
percelen openbaar worden gemaakt of worden omgezet in natuurterrein. De begunstiging gebeurt dan met een nog lager tarief voor dat
groen, bijvoorbeeld nihil LPTG = 0. De reden is logisch. Al het leven profiteert daarvan en omzetten van gewoon groen daarin kan dan
worden bevorderd.
Groene grond zal een bepaalde waarde hebben. Stel dat die 10 is.
Eerst was de ruilverhouding blauw ten opzichte van groen 100/10 = 10 Dus bebouwde of bezette “blauwe” grond is 10 keer zo veel waard
als “groene” grond. Na de heffing wordt het 66,32 / 10 = 6,63.
In dit voorbeeld is dus een daling van de ruilverhouding. Het omzetten van groen in blauw is minder interessant geworden. Groen zal minder
snel worden ingenomen.
Een andere verhouding is die waarbij de belaste blauwe oppervlakten versus de blauw belastingvrij met elkaar worden
geruild. In het voorbeeld van Simple sur Mer was die vrijstelling 75 vierkante meter.
Daarvan blijft de blauwvrij/groen verhouding 10. De eerste 75 blijft immers vrij van heffing en de contante waarde
daarvan hoeft niet met de belasting te worden verminderd. Het zijn de meters die een gemiddeld gezin minimaal
nodig heeft om te leven. De 100 waarde voor 75bvrij hoeft niet gecorrigeerd te worden. Er drukt op die meters
geen locale belasting. Een meter blauwvrij blijft dus eerder ruilbaar tegen een beperkt aantal meter groen.
De verhouding blauw - blauw was zonder de podiumheffing gelijk. Door de heffing wordt de verhouding blauw –
blauw vrij
100/66,32 ï‚» 1.5
33
Over het algemeen kan die factor met de volgende formule worden benaderd.
CW factor =
1  ( 1  i)^  n 
i
Door: drs. H.J. Willemsen (©) Stichting WTS, worldtaxsystem.com
19
Door de heffing wordt dus:
Op de eerste plaats eerder voorkomen dat groene grond wordt benut (door blauw in het algemeen)
Op de tweede plaats zal eerder onbenutte blauwe grond worden omgezet in (kleine) benutte kavels
Universeel toepasbaar, niet alleen economisch.
Het principe wat we hier geschetst hebben is steeds toepasbaar. Binnen de systeemleer worden dan de
toestandsruimten van bepaalde systemen beperkt door een “dwang”. Zoals men hekken langs eigendommen legt,
zoals men een ijzeren lat legt op een biljarttafel waardoor de speelruimte voor de ballen kleiner wordt. Er wordt
als het ware dwang in de ruimte met systemen uitgevoerd die de variëteit aan mogelijkheden en de vrijheid
beperkt (Heylighen 2007, 61-62).
De dwang in het speelpark werd uitgevoerd door de combinatie van het in beeld brengen van de grenzen en
toestanden van de systemen op de oppervlakte (blauw en groen) enerzijds en het onthoudingstarief anderzijds.
Verder was er de gewone “heffing” die er voor zorgt dat de blauwe oppervlakten economisch rendabel blijven.
Zijn ze het niet dan volgt omvorming van het blauwe systeem naar het groene. Men moet immers blijven betalen
voor de blauwe oppervlakte.
De dwang was nodig omdat het uitgangspunt was het leven in het park te laten voor wat het is.
Dus,
1 in beeld brengen van de blauwe en groene systemen en de daarbij behorende oppervlakten
2 het toepassen van een belastingheffing op de groene en blauwe vlakken
In het park werd alleen het blauwe belast en een overschrijding werd voorkomen door het zware tarief. De
genoemde combinatie levert een eenvoudig maar uiterst efficiënt cybernetisch systeempje op. Het is te vroeg
diepgaand op de cybernetica in te gaan we gaan het nu we doen omdat u dan ziet hoe krachtig het is34. U kunt dat
het beste zien indien de parkbeheerder in een enigszins onbezonnen bui het toch in zijn hoofd haalt uit te breiden,
met een systeem toestel b1, zodat het ontmoedigingstarief gaat werken. Er gebeurt het volgende:
Op tijdstip T=0 is er niets aan de hand. De parkbeheerder blijft binnen zijn gegunde toestandsruimte voor systeem
b1. Zijn winst voor dit blauwe systeem, b1, beloopt 600. De heffing 500 zodat hij 100 netto overhoudt.
Cybernetisch is de inkomende stroom, 600, dit is de positieve feedback. De heffing is, afhankelijk van de
ingenomen oppervlakte, 500 (250 vierkante meter * 2). Dit is negatieve feedback.
Op tijdstip 1 breidt hij, ondanks het onthoudingstarief, uit met een soortgelijk systeem als b1. De toestandsruimte
voor het blauwe systeem wordt uitgebreid tot twee systemen b1. In onze reële wereld is dat weergegeven door
de grote pijl naar rechts.
34
We kunnen deze voorstelling ook weergeven in vectoren. Een vector geeft letterlijk een verplaatsing weer. Men kan ze ook gebruiken in
combinatie met krachten, snelheden.. De cybernetica is daarentegen ruimer toe te passen. We gaan dat zien in het volgende hoofdstuk
waar we alle componenten uit dit hoofdstuk gaan samenvoegen.
Door: drs. H.J. Willemsen (©) Stichting WTS, worldtaxsystem.com
20
Opnieuw is het economische systeem aan het werk. De inkomende geldstroom die de parkbeheerder extra
genereert is 600. Dit is positieve feedback van de uitbreiding op zijn ruimte. Nu komt de extra belastingheffing en
die beloopt 625 (250*2.5, het onthoudingstarief). Dit is negatieve feedback en het zorgt dat hij een verlies op de
uitbreiding heeft.
Door het verlies zal zijn toestandsruimte weer kleiner worden, veronderstellend dat de parkbeheerder (weer) een
verstandig mens is. De extra ingenomen ruimte is weer teruggegeven.
In het diagram kwamen we tot de conclusie dat er nog een toestel onrendabel was. Het extra toestel is al
verwijdert. Ook toestel b2, wat een oppervlakte van 250 inneemt, is onrendabel geworden en ken beter worden
afgebroken.
Toestel
(b)
1
2
3
4
OpperVlakte
A
250
250
750
1.250
Opbrengst Heffing Netto Opbrengst
toestellen35
totaal per v.
Meter
C=
B
A*2
B-C
(B-C)/A
600
500
100
0,40
450
500
-50
-0,20
1.800
1.500
300
0,40
2.750
2.500
250
0,20
600
Hieronder treft u een overzicht aan van de logische opstelling van het park. We doen even net alsof alle toestellen
aan de linkerkant van het park staan en alsof het park gewoon vierkant is. Dat alleen maar om te visualiseren wat
er gebeurt. We kunnen alle vormen maken, het principe blijft hetzelfde alleen kunnen we het dan minder
gemakkelijk volgen.
AANPASSEN
35
Voor de eenvoud worden vaste lasten buiten beschouwing gelaten. Vaste lasten – die ook uitgaven zijn – zullen het effect van de heffing
versterken. In een situatie dat een dergelijke heffing zou worden ingevoerd, met vaste lasten, moet op micro nivo via de direct costing
methode worden opgelost.
Door: drs. H.J. Willemsen (©) Stichting WTS, worldtaxsystem.com
21
In het park ziet u een zwarte verticale lijn. Die is weergegeven op 2.250 vierkante meter. De oppervlakte van 2250
tot 2.500 vierkante meter wordt bezet met het verliesgevende toestel b2. De beheerder zal het toestel verrijden
en bespaart daarmee 50. Zijn winst wordt dan 650. De zwarte lijn is de dwang in de toestandsruimte, in dit geval
een speelpark. De zwarte lijn is als het ware een stalen lat, een stalen tolpoort, die het leven beschermt.
In de gemeenschap Simple sur Mer was de dwang door de vrijstelling voor de eenvoudige mensen mild, tot een
bepaalde grootte is die niet aanwezig. Ze moeten alleen zelf de grond kopen en betalen. De dwang is daarentegen
sterk voor degenen die het meeste van de toestandsruimte innamen.
Meer algemene toepassingen
Men kan het nog eenvoudiger stellen. Wat denkt u van de situatie dat een schaap een heel weiland voor zichzelf
heeft terwijl in een ander weiland zeer veel schapen staan? Bij de een groeit het gras over de oren en de anderen
staan letterlijk in de modder. De herder zal het niet goed vinden en de dwang, de draad in dit geval, verplaatsen.
Het slim benutten van de toestandsruimte geldt bijvoorbeeld ook in de bus of het vliegtuig. Bussen en vliegtuigen
hebben ook begrensde en beperkte nuttige oppervlakten (zitgelegenheden). Daar moet voor een stoel worden
betaald. Indien de stoelen gratis zouden zijn zouden we flink gaan “knoeien”. Onbenut gebruik of juist teveel
bezetting bij gewilde vluchten, … Omdat er periodiek, per vlucht, wordt betaald is de verdeling in de tijd eerlijker.
Wat zou er bijvoorbeeld gebeuren indien iemand voor 50 jaar een persoonlijke stoel zou kunnen betalen.
Veronderstel daarbij dat verhuren niet mogelijk is. Net zoals het vervelend is het eigen huis in het dorp te
verhuren aan derden als we bijvoorbeeld naar ons werk zijn. Het principe is dan dat de stoel in de tijd onbenut zal
zijn. Zo is het ook met de grond waar we op staan. We leven er een periode van ongeveer 80 jaar op. Indien we
een eenmalig kaartje hebben en opstallen onbenut laten verdrukken we anderen teveel, net als in het vliegtuig
indien een stoel levenslang wordt gekocht. Het vliegtuig is qua indeling ook in ruimte beperkt en begrensd.
Periodiek belasten
Mede daarom moet de oppervlakte die we - al dan niet - benutten periodiek worden belast. Wat we gedaan
hebben is de tijd toegevoegd aan de heffing.
Het principe wordt ook al in havens toegepast. Veelal wordt kadegeld per strekkende meter voor een dag(-deel)
berekend. Er bestaan echter havens waar dat niet het geval is. Er gaan sloopschepen, ook wel “spookschepen” of
“zwartliggers” aanmeren. Bij een heffing naar strekkende meter zullen ze het wel laten. Men houdt de haven
“schoon” door de eigenaar te treffen met een fors tarief. De eigenaar van een sloopschip jaarlijks treffen met een
fors tarief zal er voor zorgen dat het schip eerder naar de sloop gaat. Of van eigenaar wisselt die er wel iets mee
kan. Het schip wordt weer in gebruik genomen. De gemeenschap moet toch niet betalen voor locaties waar troep
ligt? Het zorgt letterlijk voor meer ruimte. Door een bootvereniging worden de lidmaatschapsgelden meestal
omgeslagen naar de grootte van de box36. Vaak wordt het voorgaande principe dan nog gecombineerd met de
statuten waarin staat opgenomen dat het schip moet worden onderhouden. Indien het schip op reis is mag de
plaats worden ingenomen door een passant die, door voor een korte periode te betalen, het nodige voor de
vereniging oplevert. Leden die te oud zijn geworden om hun (grote) schip te onderhouden verkopen het,
onbewust geholpen door de relatief hoge bijdrage. Die mensen snappen de achterliggende principes onbewust en
zijn door een goede samenwerking gekomen tot een “leefbare” vereniging. Ze hebben een minimum aan ruimte
nodig, zorgen voor een goede doorstroming van leden en schepen.
Dus, inmiddels, de stappen
1; In beeld brengen van de toestandsruimte (de vlakken groen en blauw). Wat staat er op ons “podium”, onze
grond.
2; Bepalen van de heffing als absoluut tarief per oppervlakte. We verwijzen naar het tarief 2 en 2,5 voor het park
en de som van de uitgaven gedeeld door de te belasten blauwe oppervlakten in de gemeenschap Simple sur Mer.
3; De periode van heffing en de snelheid van verplaatsing.
36
Net zoals de burgemeester deed met zijn begroting. De vliegmaatschappij die een kostprijs per stoel berekent….
Door: drs. H.J. Willemsen (©) Stichting WTS, worldtaxsystem.com
22
De periode van heffing en de verplaatsing.
Wat is dat nu weer, “snelheid van verplaatsing” ? Zult u zeggen.
We gingen impliciet er van uit dat de heffing op de blauwe vlakken jaarlijks dient te gescheiden. Inderdaad is dat
het meest logische. Het sluit aan bij de 4 seizoenen voor de groene vlakken. Het sluit aan bij de boekjaren die
veelal worden toegepast bij economische actoren, het sluit aan bij de jaarlijkse verantwoordingen door de
regionale besturen….
We hebben hiervoor gezien dat de feitelijke uitbreiding van een blauwe vlak veroorzaakt wordt door de extra
opbrengst die de extra ingenomen plaats kan genereren. Indien die opbrengst zich jaarlijks voordoet is het logisch
dat de tegendruk ook jaarlijks wordt geheven.
In de natuurkunde wordt verplaatsing weergeven door afstand die is afgelegd. In het voorbeeld van het park gaat
onze ijzeren “lat” zich over een oppervlakte van 250 vierkante meter verplaatsen. En in de regel zal die
verplaatsing geschieden binnen een jaar. Omdat de heffing jaarlijks wordt opgelegd.
De snelheid van de verplaatsing is echter niet constant. Ergens in het jaar, vermoedelijk na het seizoen maar voor
het tijdstip waarop het belastbaar feit plaatsvindt, wordt het blauwe toestel verrolt en wordt de “blauwe”grond
weer “groen”gemaakt. De denkbeeldige ijzeren lat heeft zich dan verplaatst over 250 vierkante meter.
Om een snellere verplaatsing te stimuleren is het verstandig een correctie in te voeren indien het vlak, het
podium, eerder anders is ingedeeld.
Tweedimensionaal vlak, versnelling, verplaatsing … het is natuurkunde
We brengen even de grote stappen in herinnering toen de parkbeheerder het in zijn domme hoofd haalde het
park met een toestel uit te breiden. Dan volgde de opbrengst van het toestel min de heffing (verlies dus, daling
van het vermogen). Toen het toestel er weer af omdat de parkbeheerder besefte wat hij deed.
We constateerden dat het onthoudingstarief groter dan 2,40 per vierkante meter moest belopen. Indien het tarief
precies 2,40 zou zijn zou de parkbeheerder het ding er gewoon op laten staan. Zijn vermogen daalt immers toch
niet. De 2,40 opbrengst van het toestel is net zo groot als de 2,40 heffing. Er is een evenwichtstoestand. De
beheerder doet niets, hij wilt niet onnodig energie verbruiken.
De eerste bewegingswet van Newton luidt “Een voorwerp blijft in toestand van rust, of in een toestand van
constante snelheid langs een rechte lijn, behalve wanneer gedwongen die toestand te veranderen door een netto
kracht.”
Het toestel blijft in rust, op zijn wieltjes staan, indien de netto vermogensmutatie van de parkbeheerder nihil is.
Als zijn vermogen echter achteruit dreigt te gaan zal de beheerder energie37 gaan verbruiken. In gewoon
Nederlands, hij komt in actie.
Een netto (economische) vermogensachteruitgang38 brengt dus Newtoniaanse wetten in werking. In dit geval de
tweede bewegingswet van Newton.
Als hij het toestel gemakkelijk van het park kan duwen komt hij dus uit zijn stoel en geeft het ding terug aan
bijvoorbeeld de leasemaatschappij. Hij rolt het toestel het pak uit.
37
In de natuurkunde is energie gedefinieerd als het vermogen om arbeid te verrichten. Met die arbeid gaat hij het toestel verplaatsen. Hij
rijdt het ding het park af.
38
Later zullen we het Newtoniaanse vermogen beschouwen en dan zullen we zien dat er wel degelijk sterke koppelingen zijn tussen het
economische en het Newtoniaanse vermogen.
Door: drs. H.J. Willemsen (©) Stichting WTS, worldtaxsystem.com
23
Indien hij dat gaat doen treedt de tweede bewegingswet van Newton in werking. Hij brengt het toestel in
beweging. Hij gebruikt een uur zijn kinetische energie om het toestel uit het park te duwen. De totale hoeveelheid
netto kracht die hij moet gaan gebruiken is afhankelijk van de massa van het toestel en de versnelling. Ook wel
 F  ma
Waarbij de som van alle (netto) krachten op het voorwerp uitgeoefend is gelijk aan de massa maal de versnelling.
We kunnen verder ontleden… voor de arbeid heeft de parkbeheerder heeft zoveel joule verbruikt om de
verplaatsing te bewerkstelligen … Een dergelijke ontleding heeft voor dit onderzoek geen zin. Maar merk goed de
koppeling op die tussen de economische achteruitgang en de reactie van de parkbeheerder.
Hoe groter (“krachtiger”) en sneller (“versnelling”) de heffing er zal zijn, des te eerder zal de parkbeheerder arbeid
verrichten.
Geen prietpraat
Wat een interessantdoenerij zult u wellicht zeggen. Toch niet. Als u in de auto rijdt en eens goed oplet wat er
allemaal aan verloren ruimten staat. Oude gebouwen, vergeten terreinen…. Nutteloos voor mens en natuur. Ze
nemen onnodig oppervlakten in beslag. Ik vraag u alleen maar eens te kijken en te verwonderen.
We moeten de oppervlakten belasten. Het vermogen van de eigenaar moet periodiek dalen. De eigenaar wordt
gestimuleerd om in actie te komen. Zijn vermogen daalt dan immers.
Er zullen vast veel meer natuurkundige wetten in werking treden dan deze twee van Newton. Want die oude
rommel opruimen wordt uiteraard gedaan met machines. En het laten werken van een dergelijk apparaat wordt
veroorzaakt door zeer veel wetmatigheden.
Ook zullen er meer (economische) afwegingen worden gemaakt. Bijvoorbeeld een gewaardeerd loon, (des)investeringsbeslissingen, een afweging tussen vrije tijd en betalen….
Vast staat wel dan bij niets doen de eerste bewegingswet van newton vaak zal blijven optreden. De oude terreinen
en gebouwen blijven gewoon lelijk en nutteloos liggen. Kijk maar!
Situering van dit principe
Met de parkbeheerder kan het principe in de beheersovereenkomst worden opgenomen waarbij de vergoeding
die aan de eigenaar moet worden voldaan (bijvoorbeeld een gemeente). Ook kan men denken aan een
opstalovereenkomst waarbij de canon jaarlijks onder nacalculatie wordt vastgesteld.
Het voorbeeld van Simple sur Mer laat de podiumbelasting zien dat een heffing op de blauwe oppervlakten
uitermate geschikt is voor locale overheden. Er is dan een vrij sterk verband tussen de overheidsuitgaven en het
hebben van profijt van de overheid39. Verder is bij de locale overheden ook de informatie aanwezig om uitvoering
te geven aan een dergelijke fiscale regeling. Verder kan men de heffing beter afstemmen op gewenst beleid, zoals
de dualiteit die hiervoor is aangehaald. Verder moet het principe niet los worden gezien van de
vermogensmutatieheffing. Waardesprongen worden daarbij belastbaar gesteld. Deze kan men gebruiken voor
gewenste meefinanciering van infrastructuur40. Zoals gesteld moeten we ons gedrag aanpassen willen we als
mensheid overleven. Op termijn zullen onder meer vervuilende fabrieken moeten sluiten. De oppervlakte moet
anders worden ingezet. De podiumbelasting heeft dan een opruimfunctie. De eigenaren worden jaarlijks
gestimuleerd het oude niet te laten staan.
Groene vlakken beschermen.
39
Voor een belastingheffing is het niet nodig dat er een verband is tussen de kosten van de gemeenschap en het hebben van profijt van de
overheid, als er wel een verband is te leggen maakt dat de heffing wel acceptabeler. Uiteraard is het primaire doel van de heffing de
bekostiging van de overheiduitgaven. De 5 nevendoelen worden later onder het kopje “PT L Goed gedrag belonen, een lager tarief.”
uitgelegd.
40 Dit is ook de wens van bijvoorbeeld Beukema (1999).
Door: drs. H.J. Willemsen (©) Stichting WTS, worldtaxsystem.com
24
Een variant op de heffing die we bij het park zagen zullen we hierna behandelen. Opnieuw willen we benadrukken
niet volledig te zijn. We schetsten de natuurlijke beginselen die we kunnen gebruiken. We roepen de volgende
afbeelding in herinnering.
We moeten het aanhouden in de rest van het onderzoek. Het is het ingekleurde “podium” van Newton waarop
ons lot zich afspeelt. Het is maar een denkpatroon. Op de blauwe vlakken is uiteraard nog enig leven te vinden, al
zijn we het zelf. Op de groene vlakken zijn altijd weer mensen bezig geweest die er een of ander systeem op
hebben gebouwd of groen heeft ontgonnen en omgezet in blauw.
We gaan nu vertrekken vanuit een groen perspectief, alsof u op een groen vlak van het podium staat. U bent
verplaatst van de stad naar een natuurgebied.
Hoe kunnen we de groene vlakken beschermen?
We kunnen dit het beste uitleggen aan de hand van de ruwe staalproductie in Brazilië. Dat staal wordt weer
gebruikt voor bijvoorbeeld de auto-industrie. Zoals iedereen wel weet is voor de productie van ruw staal een grote
hoeveelheid energie nodig. De energie wordt in Brazilië (deels) geleverd door de boskap. De bosontginning wordt
bovendien (deels) verricht door duizenden mensen die of onderbetaald worden of die helemaal niet betaald
worden (slaven)41 42.
De gekapte bomen die uit het groene vlak verdwijnen vormen een blauwe pijl uit het groene vlak. De machines en
wegen om de bossen te ontginnen zijn (eerste) blauwe vlekken op de groene vlakken. De hoogovens stoten onder
meer CO2 uit naar het groene vlak en het is de vraag of dat (kleiner wordend) groene vlak het kan verwerken. Dit is
een blauwe pijl uit het blauwe vlak naar het groene vlak.
Het is duidelijk dat een aantal zaken moet worden behandeld.
41
Zie de populaire berichtgeving op http://www.knack.be/nieuws/planet-earth/ijzer-voor-auto-industrie-vernielt-amazonewoud/article4000098167493.htm .
En verder diverse rapporten van de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) te vinden op www.ILO.org.
Bijvoorbeeld het rapport http://www.ilo.org/wcmsp5/groups/public/---ed_norm/---declaration/documents/publication/wcms_111297.pdf
42 Het kan zijn dat een boom opnieuw wordt aangeplant en aldus ontstaat een hernieuwbare bron. In de praktijk gebeurt dat echter veel te
weinig. Bovendien zijn de ecosystemen niet hernieuwbaar. Ze hebben er duizenden jaren over gedaan om te ontstaan. Ze laten zich niet
hernieuwen.
Door: drs. H.J. Willemsen (©) Stichting WTS, worldtaxsystem.com
25
De blauwe stromen belasten we met de verbruiksbelasting. Ruw staal wat op deze wijze is geproduceerd zal
verboden zijn en een onthoudingstarief ondergaan. Het voordeel van de slechte productie wordt aldus wegbelast,
de stroom wordt economisch letterlijk uitgedroogd. In het volgende hoofdstuk meer over dit systeem.
Het is zaak de goederenbewegingen uit de bron in beeld te brengen (de stroom) en de toestand van de bronnen
(het podium) inzichtelijk te maken en inzichtelijk te houden.
Belangrijk in dit geheel is het krijgen van informatie43. Hoe moeten we weten wat “slecht” staal is? Aan
goederenstromen liggen informatiestromen parallel. Indien een staalfabriek bijvoorbeeld 1.000 mt staal
produceert wilt het zeggen dat ze X mt houtskool heeft verbruikt. Indien men verder weet dat er Y mt houtskool
duurzaam werd geleverd dient een wezenlijk verschil te worden verklaard. Die goederen en geldstromen zijn
traceerbaar. Is er geen verklaring dan zal de staalproducent fiscale correcties en boetes opgelegd kunnen krijgen.
Daartoe zijn allemaal informatiestromen nodig die men dient te bundelen.
We moeten om dit eenmaal op te zetten andersom redeneren, de duurzame houtproducenten worden
begunstigd en werken actief aan dit informatiesysteem44 mee. Door het in beeld brengen van deze informatie sluit
men goede staalproducenten uit. Die worden begunstigd met een lager verbruiksbelastingtarief en milder
gecontroleerd, steunend op het informatiesysteem en gebruik makend van tegengestelde belangen in de
handelsketen. Anderen worden eerder verdacht en bovendien belast tegen het algemeen tarief. Verder kunnen ze
de “aandacht”verwachten waarom ze vragen, zoals mediaberichten, en bij bewezen onwettigheden kunnen ze
getroffen worden met het onthoudingstarief, sancties en verbodsbepalingen.
Het begin van het logisch ontwerp van het informatiesysteem ligt in het groene vlak. Daar start immers ook de
goederenbeweging. Het wordt in het tweede hoofdstuk duidelijker.
In het geval van het speelpark maakten we twee grote stappen.
We bepaalden de omvang en kwaliteit van de objecten in de toestandsruimte. Met andere woorden, we zochten
de kleur van wat op het podium staat. En gaven die kleur, blauw of groen, aan de ondergrond mee.
Vervolgens maakten we een eenvoudig cybernetisch proces waarbij het oprukken van een blauw gebied werd
voorkomen door een effectieve belastingheffing. Die heffing was de tegendruk op de opbrengst die groot genoeg
was om het uitbreiden van de toestandsruimte te voorkomen. Beide beginselen leverden dwang op.
In het geval als dat van Brazilië kan men gebieden opsplitsen in verboden gebieden en gebieden waar bepaalde
concessies voor worden afgegeven45. De laatste gebieden mogen beperkt worden bewerkt. Overschrijdt men de
te bewerken oppervlakte dan krijgt de concessiehouder een extra heffing.
Ook dit is weer universeel. Denk aan vangstgebieden op zee. Denk aan concessies voor beperkte bosbouw, denk
aan een jachtvergunning voor een bepaalde regio gedurende een bepaalde tijd, denk aan de sportvisakte die
alleen voor een wel bepaalde vijver en wel bepaalde plaatsen geldt. Het principe geldt ook in de natuur. Wordt
een territoriumgrens overschreden dan zal de concurrent de indringer proberen te verdrijven. Of indien een dief
uw eigendom betreedt zult u hem zelf of met behulp van de politie verdrijven. Opnieuw, bepalen van de ruimte en
(letterlijk) tegendruk geven indien er overschrijding van de grens is.
43
Ook informatiestromen vormen cybernetische processen. Een ogenschijnlijk eenvoudige dialoog is een heen en weer gaande stroom
informatie waarbij verschillende vormen van feedback tussen verschillende actoren kunnen ontstaan (Swaay 1970, 82-90).
44 Het informatiesysteem houdt in dat de goederenloop vanaf de bron in kwantiteiten en kwaliteiten in beeld worden gebracht, en dat de
tegenovergestelde geldbeweging volgbaar is. Men kan dan eerder uitputting van bronnen voorkomen en zorgen voor een betere allocatie
van schaaarse middelen De aansluiting is ook nodig omdat de goederenstromen binnen de keten vrij zijn van verbruiksbelasting. De
informatiestroom overstijgt dus enkele schakel in de keten, er zijn tegengestelde belangen in de ketens door het koop-verkoopproces
Ook worden ge afvalstromen
45 Ook hier is het mogelijk alleen concessies af te geven indien men actief meewerkt aan het informatiesysteem wat de goederenstromen
controleert.
Door: drs. H.J. Willemsen (©) Stichting WTS, worldtaxsystem.com
26
Terug naar Brazilië. Wat moeten we doen? Het is de toestandruimte in beeld brengen en bepalen welke objecten
er op zijn te vinden. We kunnen een kaart maken, zoals de burgemeester die al had. Het wordt een grote die op
een iedereen toegankelijk medium benaderbaar is.
De kaart wordt ingekleurd met gebieden. Beschermde en niet beschermde. In verschillende graden uiteraard.
Vervolgens worden concessies afgegeven. De concessies omvatten zowel de cultuurgronden als de buitenste
delen van de beschermde gebieden. Uiteraard mogen de beschermde gebieden niet ontgonnen worden. Wat er
aldus gebeurt, is dat er een logische ring rond het gebied geplaatst wordt. Zoals men vroeger een echte stadswal
maakte ter bescherming tegen binnendringers wordt dit een logische, ter bescherming van de oerbossen van
bijvoorbeeld Brazilië.
De concessiehouders worden nu belast zoals de parkbeheerder. Men brengt de toestandsruimte in beeld. En men
geeft aan dat men verantwoordelijk is voor het gebied waar concessie voor is gegeven. Er mag niet meer worden
ontgonnen dan er al ontgonnen is. Doet men dat toch, bijvoorbeeld sojateelt, dan krijgt men te maken met het
onthoudingstarief voor de extra ontgonnen delen.
Indien de opbrengsten tegenvallen kan men oppervlakten aan de natuur teruggeven. We zien dus een
podiumbelasting op deze randgebieden. De “heffing” wordt dan vormgegeven als een vergoeding voor de
concessie.
Het fenomeen dat iemand verantwoordelijk wordt gehouden, zoals de concessiehouder, is verder vergelijkbaar
met de eigendommen binnen de milieueconomie. Een eigenaar zal er voor zorgen dat de bron niet wordt
uitgeput46. Dus de gebieden die mogen worden gebruikt worden gedraineerd, er zijn goede wegen, de gronden
die mogen worden ontgonnen of al waren ontgonnen worden aldus onderhouden. Er ontstaan wellicht kleine
gemeenschappen. Het is dan dus ook zaak dat de concessies voor langere termijn worden uitgegeven. Anders zal
de concessiehouder er niet voor de lange termijn in willen investeren47.
Er zijn wel eisen die gelden voor de eigendommen. Dat zijn er drie. De eigendommen moeten afdwingbaar zijn. Bij
een inbreuk moet men naar de rechter kunnen. Verder moeten ze ….
Het probleem in Brazilië is dat het voorgaande niet gegarandeerd is. Er is een andere oplossing voor dit probleem
en dat is de verbruiksbelasting. De verbruiksbelasting belast de blauwe stromen. In het bijzonder hebben we nu te
maken met een blauwe stroom uit een groen gebied. Bijvoorbeeld een gekapte boom uit een verboden gebied. De
concessiehouder heeft een heel sterk middel indien hij een inbreuk op zijn concessierecht constateert. Wil hij
gevrijwaard blijven van een bijkomende “podiumbelasting” zal hij moeten doorgeven dat er inbreuken
plaatsvinden. De concessiehouder is een onderdeel van het later op te maken informatiesysteem. Hij doet zijn
werk zoals de vogels in de natuur hun werk doen als er gevaar in hun territorium dreigt. Ze waarschuwen en geven
een informatiestroom af. De informatie is dat een deel van het groene vlak vergaat en dat er een blauwe stroom
uit plaatsvindt (de gekapte boom). En dan is het de beurt aan de fiscale autoriteiten om die blauwe stroom te
stoppen met negatieve feedback. Een adequate belastingheffing. Waarbij beslag worden geld op de goederen en
middelen die vervolgens, indien de heffing niet wordt voldaan, kunnen worden verkocht. Een overheidsinstelling
heeft daarbij zowel qua heffing als qua invordering sterke middelen beschikbaar. Denk aan parate executie en
bodembeslag. Die middelen komen in het vierde hoofdstuk aan bod.
46
Geen eigendom kan er voor zorgen dat bronnen worden uitgeput. Er zijn voorbeelden genoeg, denk aan de overbevissing, het
neerschieten van bizons in het verleden, de vrije toegang tot bossen.
47 Men komt die lange termijn ook tegen bij pachten aan landbouwers. Indien een lange termijn wordt gegund zijn de opbrengsten er uit bij
de verpachter vrijgesteld. Zie bijvoorbeeld de Belgische wetgeving vrijgesteld van belasting. (Art … WIB ). Een ander systeem treft men in
Groot Brittannië aan. De huurwetgeving voorziet in een grote flexibiliteit maar ook zekerheid voor zowel verhuurder als huurder. Men
voorziet daar bijvoorbeeld in huurovereenkomsten van 25 jaar waarbij de huurbetalingen kunnen worden afgekocht met een zgn. premium.
Dan loont een langdurige verhuur. De huurder kan investeren in het gehuurde en het huurrecht doorverkopen. Ook de verhuurder kan
doorverkopen. Dit maakt de belegging liquide. (Needham 1999)
Dergelijke contracten moeten, bij ons voorgesteld gebruik, dan wel waarborgen dat de grond wordt gebruikt binnen de door de autoriteiten
vastgestelde kaders. Men kan denken aan een goedkeuring door de autoriteiten of een wettelijke aansprakelijkheid van de vorige huurder
indien de nieuwe huurder het vereiste beheer & bescherming van de gebieden niet naleeft.
Door: drs. H.J. Willemsen (©) Stichting WTS, worldtaxsystem.com
27
De concessiehouder heeft dus de keus, of zelf opdraaien voor de extra ontstane blauwe gaten in het terrein of de
blauwe stromen laten belasten door de autoriteiten. Hij, of iemand anders, moet het plaatsvinden van een blauwe
stroom tijdig en desgewenst anoniem doorgeven.
Het systeem zal zichzelf bekostigen. Hoe meer geconstateerde inbreuken hoe meer belastingopbrengsten.
Er wordt aldus een ring gelegd van concessiehouders om de bedreigde bossen. Inbreuken worden door de
concessiehouders gezien en de autorieten kunnen adequaat te reageren.
Door: drs. H.J. Willemsen (©) Stichting WTS, worldtaxsystem.com
28
Kunnen we ons podium ook gebruiken voor een landelijke regeling, zoals de vermogensmutatieheffing48?
Later zal duidelijk worden dat de wereld een groot brok vermogen vormt. Het vermogen moet muteren, en niet
richting de blauwe vlakken. Het vermogen dat een mens in zijn bezit heeft is de combinatie van Newtoniaanse
beginselen. Tijd, materie, menselijke diensten, ons tweedimensionaal vlak. Ook dat zullen we later duidelijker zien.
Het is er uit samengesteld. Een huis wat te koop staat bestaat uit grond (tuin en ondergrond van het opstal) een
opstal (opgebouwd uit materie en de menselijke diensten zoals de metselaar etc). En die zijn weer toegevoegd in
de tijd en vergaan weer door de tijd.
Binnen het blauwe vlak, de bodemwaarde binnen de vermogensmutatieheffing49
Bij een landelijke heffing kunnen we ook van een enkel Newtoniaans aspect gebruikmaken. Vergelijk het met een
auto die een ongeluk heeft gehad. Het ding is kapot en we kunnen er niets meer mee. Alleen, wellicht is de motor
nog wel te gebruiken. Die heeft dus waarde de rest kan naar de sloper.
Zo is het ook met de ondergrond. Indien het opstal niets meer waard is heeft de ondergrond nog wel waarde. De
grond heeft een residuwaarde ten aanzien van het gehele perceel. Binnen de vermogensmutatieheffing moet die
worden uitgedrukt en worden opgenomen in het vermogen. De reden is opnieuw, het onnodig verdrukken en
bezet houden. Tussen de economische actoren is het bovendien zaak dat er eerlijke concurrentie is. Een
nieuwkomer die een hoge grondprijs moet betalen offert meer op om een plaats te hebben binnen de
economische orde. De middelen die hij heeft benut om de grond te verkrijgen waren reeds belast. Een zittende
ondernemer die een oude lage fiscale waarde voor de grond mag blijven toepassen heeft dan een fiscaal voordeel
ten opzichte van een nieuwkomer met wellicht een beter product.
Het onnodig verdrukken en bezet houden moet worden voorkomen. Ook moeten economische nieuwkomers een
eerlijke kans krijgen. Men dient de grond van economische actoren tegen actuele maar een objectieve waarde op
te nemen in de vermogensmutatieheffing50. Periodiek dient de waarde te worden getoetst. De afkorting voor deze
waarde noemen we PW, van podiumwaarde of platformworth. Waarbij opnieuw geldt PW = P*V = oppervlakte
platform * waarde per eenheid oppervlakte (value)
Aldus blijft er binnen de vermogensmutatiebelasting een belastbaar actief voor handen, die blijft drukken op de
eigenaars en evt. de achterliggende participanten51. Het is de ondergrond. Het handelen zal dus zo moeten zijn
dat de grond wordt benut. Anders moeten ze het verkopen, zodat een ander het kan benutten52. Ook dit kunnen
en moeten opschuiven is een reden om de grond objectief te waarderen in plaats van subjectief. Dus, wat zou de
grond in het algemeen, gelet op diens objectieve kwaliteit, kunnen opleveren.
De vraag is vervolgens onder welke periodiciteit die waarde tot uitdrukking moet komen. Het beste is dat het
jaarlijks wordt vastgesteld. De grond kan worden ingedeeld in een relatief vaste kwaliteitsstandaard. Kleigrond
48
Weet dat de vermogensmutatieheffing de vermogensmutatie over meestal een bepaalde periode belast. De podiumbelasting belast
meestal jaarlijks de bezette oppervlakte. De vermogensmutatieheffing zorgt primair voor verdeling van rijkdom. De podiumbelasting zorgt
primair voor de verdeling en de indeling (allocatie) van ons podium.
49 Niet te verwarren met de in Nederland ingevoerde bodemwaarde. Die geldt immers voor ondergrond en opstal. De bodemwaarde waar
wij het over hebben betreft letterlijk de bodem.
50 Actueel, de waarde die men als koper op een dichtbijliggend moment zou moeten betalen. De toetsing is de koper en niet de verkoper,
omdat een nieuwkomer op de markt ook binnenkomt als koper. En omdat een reeds verdrukte zich kan inkopen als koper.
Verder dient die waarde dubbel objectief te zijn. Op de eerste plaats zonder rekening te houden met subjectieve elementen van de
individuele koper. Op de tweede plaats zonder rekening te houden met de toestand van de grond op een gegeven locatie. Als de grond
bijvoorbeeld vervuild is moet het niet worden afgewaardeerd. Aldus wordt men gestimuleerd met beschikbaar vermogen de vervuiling
effectief op te heffen. Pas dan heeft men een fiscale aftrekpost. Eenzelfde redenatie geldt als er een bouwval op staat. Op de waardering
komen we uitgebreid terug in het derde hoofdstuk.
51 In de inleiding is aangestipt dat de vermogensmutatieheffing een heffing is van het vermogen van natuurlijke personen of
rechtspersonen, doelvermogen etc. waaraan geen participant kan worden toegerekend, wordt belast. Het vlak blijft in de belastbare basis
aanwezig en men heeft er, bij onvoldoende benutting, fiscaal last van.
52 Ze zullen dat zeker doen indien de onbenutte grond ook door een b/g heffing wordt getroffen. Verkoop levert geldmiddelen op die niet
worden getroffen met de b/g heffing. Het rendement op het geldmiddel is dan hoger.
Door: drs. H.J. Willemsen (©) Stichting WTS, worldtaxsystem.com
29
blijft veelal kleigrond, zandgrond blijft zandgrond… En de regionale waarde kan worden afgelezen in een tabel. En
het is die waarde die men kan laten veranderen aan de hand van statistieken van bekende verkoopcijfers. Of we
passen rechtstreeks een index toe. Dan blijft het eenvoudig en uitvoerbaar. Bovendien werkt dit contracyclisch.
Worden de grondprijzen te hoog dan is het de heffing die zorgt voor tegendruk.
PWL Vrijstellingen en lagere fiscale waarden voor de bodem in de vermogensmutatieheffing
Het beginsel is dat alles wat vermogen is moet worden belast. Als we vertrekken vanuit newtoniaans vermogen,
wat we gaan doen, belasten we de wereld. Vervolgens is het zaak te gaan vrijstellen. Anders dan bij de regionale
podiumheffing dienen vrijstellingen voor groen strikter worden ingevuld.
De producten die van de grond af komen worden in de verbruiksbelasting gedifferentieerd belast. De
landbouwgrond wordt dan automatisch benut met cultuur die echt nodig is. Thans wordt veel grond ingezet voor
intensieve veeteelt en het voer wat er voor nodig is. Verder is ook de inzet van landbouwgrond voor biobrandstof.
Pas in het tweede hoofdstuk zal duidelijk worden dat de mobiliteit kan afnemen en daarmee de behoefte aan
grond voor wegen en biobrandstof. Vervallen en onrendabel geworden fabrieksterreinen en –gebouwen zullen
worden afgebroken. Ook zal er minder bio-industrie zijn omdat de producten daarvan zwaarder worden belast.
Een overschot aan grond in de (westerse) economieën is het gevolg53. Door het overschot aan landbouwgrond zal
de waarde dalen. Om te stimuleren dat dergelijke gronden worden omgezet in natuur dient landbouwgrond in de
vermogensmutatieheffing te worden opgenomen tegen de werkelijke waarde. Een verdere waardedaling naar
natuur geeft dan een vrijstelling die de omzetting stimuleert. Die vrijstelling (fiscale podiumwaarde = PWL = 0) kan
worden verantwoord omdat natuur aan de gehele mensheid ten goede komt. Deze omschakeling zal zeker
gebeuren als onbenutte gronden zowel door de jaarlijkse podiumheffing wordt getroffen en indien het gewone
vermogen belastbaar blijft binnen de vermogensmutatieheffing.
53
Al zal er ook een stijgende behoefte zijn omdat biologisch verantwoorde landbouw meer grond vereist.
Door: drs. H.J. Willemsen (©) Stichting WTS, worldtaxsystem.com
30
Besluit bij ons podium
Tot zover ons podium als eerste ingrediënt voor ons te ontwikkelen fiscaal systeem.
We zien hier duidelijk een verdelingstaak en een allocatietaak voor de overheid. In de inleiding zijn kort drie
fundamentele taken van de overheid ter sprake gekomen. Het zijn de allocatietaak, de verdelingstaak en de
stabilisatietaak.
De b/g heffing en de bodemwaarde zorgen voor verdeling van rijkdom. De vergoeding voor groene menselijke
diensten zijn niet meer belast en men zorgt er voor dat anderen ook vermogen kunnen opbouwen of gewoon hun
gezin kunnen onderhouden. De tegenprestatie voor het onderhouden van groen is niet meer belastbaar door het
vervallen van de inkomstenbelasting en de BTW op menselijke diensten. Een brede laag van de bevolking is hier
mee gebaat. Daarnaast blijft de grond betaalbaar voor nieuwe gezinnen en ondernemers.
Men verdeelt op die manier de rijkdom automatisch.
Verder zorgt men er voor dat de landbouwgrond die het meeste oplevert in gebruik blijft.
Verder creëert men balansgebieden waarin de mens en de natuur in harmonie kunnen zijn. En zorgt men dat
regionale overheden elkaar niet gaan beconcurreren. En men kan er voor zorgen dat de longen van wereld niet
worden vernietigd door iedereen tot het groene podium toe te laten.
Kortom men zorgt voor een betere indeling, “allocatie” van het gebruik van ons podium.
Omdat ons podium qua oppervlakte beperkt is kunnen we de verdeling en allocatie niet overlaten aan ordinaire
marktbeginselen54. We moeten een verdeler hebben en een automatische herschikker, anders dreigt ons podium
een grote Griekse arena te worden.
Ingrediënten voor ons systeem
PTL Goed gedrag belonen, een lager tarief
U zult zich bij de voordeelden van het park en Simple sur Mer hebben afgevraagd waarom er voor groen een zo’n
ruimhartige vrijstelling moet komen. In een tuin kan men toch niet echt ondersteunend laten zijn voor ecosystemen zoals een bos?
Op de eerste plaats moet men zich realiseren dat tuinen arbeidsintensief zijn. Komt men er zelf niet aan toe dan is
men geneigd de tuin te laten onderhouden. U moet dit dan ook goed zien in de combinatie dat de tegenprestatie
van de menselijke dienst niet meer belastbaar is. Geen gedoe meer met BTW, inkomstenbelasting ed. Zwartwerk
bestaat niet meer. Veel tuin, plantsoenen ed. zorgen er aldus voor dat anderen aan het werk zijn. Platenkwekers,
verkopers ervan, gewone lieden die tuinonderhoud plegen... Later worden vijf soorten fundamentele menselijke
diensten gedefinieerd en dit is er een van. Het levert letterlijk veel banen op voor een brede en grote
beroepsbevolking. Het is ook een van de “plezierige” instrumenten waarbij er een geldstroom van rijk naar arm
loopt. En ze is niet schadelijk, integendeel. Het zorgt dat we leven en anderen laten leven. Het is een gezonde en
goede banenmotor, iets totaal anders dan de industriële banenmotor55.
Op de tweede plaats is er een praktische reden voor een ruime vrijstelling voor groen. We kunnen immers moeilijk
beoordelen welke mate van groen er wordt gerealiseerd. Men kan dan beter vrijstellen en de dode oppervlakten
zwaarder belasten. Zo kan op de van regionale heffingen vrijgestelde groene grond veevoer geproduceerd worden
ten gunste van intensieve veeteelt. Er wordt bijvoorbeeld graan verbouwd voor zowel menselijke consumptie als
voor dierlijke consumptie. Het is niet steeds te onderscheiden. De boer kan het vooraf ook niet steeds bepalen. De
54
Ook Heertje (1999) wijst op de noodzaak voor een goede verdeling van grond en dat daar een overheidstaak ligt.
Daartegenover lijkt het dat we een daling van andere soorten diensten zien. Bouwkundige activiteiten bijvoorbeeld. Dat zal echter niet
het geval te zijn indien huiseigenaren aangespoord worden hun huizen bijvoorbeeld te isoleren of te voorzien van zonne-energie. Of eerder
te onderhouden in plaats van af te breken en opnieuw te bouwen. Dit zal eveneens het geval zal bij invoering van een hoge
verbruiksbelasting in combinatie met het vrijgeven van de menselijke dienst zoals door ons wordt voorgesteld.
55
Door: drs. H.J. Willemsen (©) Stichting WTS, worldtaxsystem.com
31
consumptie van de goederen voortgebracht uit intensieve veeteelt wordt in de verbruiksbelasting echter zwaar
getroffen omdat het ecologisch en biologisch schadelijk is56. Het verbouwen van bijvoorbeeld granen die daarvoor
nodig zijn worden dan letterlijk via een omweg getroffen in de goederenkringloop. De “voedingsbodem”, de
omzet, wordt uiteindelijk zwaar belast. In die omzet zitten alle vergoedingen, ook voor de akkerbouwer die de
granen verbouwde. Als we die omzet zwaar belasten wordt het gedrag van de landbouw ook veranderd. Het is een
blauwe pijl uit het groene vlak wat zwaar wordt getroffen. Uiteindelijk zal dan ook de bezetting van de groene
vlakken veranderen. Op die manier wordt dus, wat de economische actoren betreft, onderscheid gemaakt in de
soorten groene oppervlakten en is het hier niet nodig een onderscheid te maken in soorten groen. Het is overigens
wel mogelijk om een verdere differentiatie aan te brengen al moet men hier spaarzaam mee zijn. Men kan denken
aan een verdere verfijning van groen. De oppervlakte groen met een matig tarief (PTL > 0 < PT) belasten tenzij het
voldoende gekwalificeerd natuurgebied of bosgebied is. Of indien het openbaar gemaakt groen betreft57.
Op de derde plaats geeft het planologisch mogelijkheden om meer dualiteit in te voeren. Dualiteit houdt in dat
een betere en natuurlijke balans wordt gevonden tussen groen en blauw58. Concreet een realisatie van gebieden
waar enerzijds rust en stilte is, waar natuur is en waar anderzijds door de mens wordt gewoond, geleefd en
gemakkelijk naar het werk kan worden gereisd59.
Het toepassen van het principe dat blauw bezette oppervlakten worden belast zorgen automatisch voor meer
dualiteit. Oppervlakten die niet echt nodig zijn worden dan immers groen gelaten. Er is minder aansturing door
regelgeving nodig. De overheid ondersteunt slechts, belast, en ze geeft de normen voor groen en blauw aan. De
overheid hoeft zelf minder uit te voeren. De gemeenschap voert het zelf uit.
De overheid is bovendien niet verstandig in het zelf uitoeren van dualiteit. In het zelf kopen en verkopen van
gronden is ze minder efficiënt en soms verstorend op de bouw- en grondmarkt gebleken. Ze koopt te duur en
verkoopt te goedkoop, het handelen is niet transparant en er verdwijnt geld in de zakken waar het niet hoort
(Marlet 1999).
Verder zijn gemeenten geneigd tot een ruimhartige grondexploitatie. Ondanks dat een gemeente minder efficiënt
is in het aan- en verkopen op de grondmarkt levert het toch nog goed geld op. Daarnaast ambiëren gemeenten zo
hoog mogelijke inwonersaantallen. Dan tellen ze immers meer mee, is er meer ruimte tot bestuur en politiek en
meer macht richting andere besturen. Gemeenten zullen dus de groene vlakken steeds verder willen bezetten. Er
komt automatch tegendruk vanuit de burgers zelf om minder groene vlakken in beslag te nemen met blauw. Het is
logisch indien men jaarlijks moet betalen voor het bezette vlak en indien het groene vlak van locale heffingen
wordt vrijgesteld. De gemeenschap kan dan zelf door minimale aansturing van de gemeente zorgen voor een
dualistische structuur.
56
Zie bijvoorbeeld http://www.oecd.org/greengrowth/sustainableagriculture/48224529.pdf en algemeen op
www.oecd.org/agriculture/greengrowth.
57 Het stimuleren van openbaar gemaakt groen treft men ook aan in Nederland. Nederland is een zeer dicht bevolkt land. Boeren worden
daar gestimuleerd landbouwgebied om te zetten in (beperkt) openbaar groen (natuurschoon genoemd). In Nederland stimuleert men dit
door het te subsidiëren en de vergoedingen vrij te stellen van heffingen. In ons systeem zou men alles kunnen belasten. Het blauwe zwaar
en het licht groene matig. En vervolgens kan men het openbare vrij stellen. De gronden die landbouwtechnisch het mist opleveren worden
dan het snelst omgezet. Ook grote tuinen kan men als eigenaar aldus beter omzetten tot openbare plantsoenen of beperkt openbaar
natuurschoon.
58 Einstein “I, too, am in favour of abolishing large cities.”
59 Planologisch wordt het in Nederland bijvoorbeeld Groen – Rood genoemd.
Vereijken (2002) stelt een ruimteheffing voor. Zijn idee kan door een concrete invulling van de podiumheffing in samenhang met de
vermogensmutatiebelasting (waaronder de hierna te behandelen bodemwaarde en de vrijstelling op natuurschoon) concrete vorm krijgen.
Deze heffing, waarbij de vrijstellingen voor natuur in bestemmingsplannen kunnen worden opgenomen, zullen zorgen voor een gewenste
dualiteit en een betere en rustigere samenleving.
Bovendien zal de realisatie van infrastructuur betaalbaar blijven. Verkoop van bijvoorbeeld landbouwgebieden zal een meerwaarde geven
die belastbaar zal zijn in de vermogensmutatiebelasting. Het ongenoegen dat bestemmingswijzigingswinsten volledig worden weggegeven
aan eigenaren wordt daarmee opgelost. De vermogensmutatieheffing belast de waardesprong tenzij de winst wordt omgezet in
bijvoorbeeld natuurgebieden.
Er is maximale vrijdom binnen de economie. Wat de locale overheden moeten aangeven is waar de te realiseren groene gebieden moeten
komen. Doet iemand niet mee? Dan volgt voor die belastingplichtige een vermogensmutatieheffing die de overheid zelf in staat stelt tot
planologische realisatie van dualiteit. Doet een grondeigenaar wel mee aan de realisatie van planologische voorstellen dan wordt zijn grond
geruild of omgezet in andere grond waarbij de ruilwaarde voor de eigenaar behouden blijft.
Door: drs. H.J. Willemsen (©) Stichting WTS, worldtaxsystem.com
32
De vierde reden is ecologisch te noemen. Er zijn te weinig groene vlakken, zeker binnen dichtbevolkte gebieden.
Naast de dualiteit die dienstbaar is aan de mens is er ook de ecologie sec die dienstbaar is aan alle andere levende
wezens. Waaronder de mens zelf. Deze noodzaak behoeft verder geen uitleg. En voor de kleinsten onder ons is het
tenslotte opvoedkundig beter dan een “betonovergoten” tuin.
De laatste reden om het toch kleine groene vlakken vrij te stellen is al genoemd. Het is het tegengaan van het
verdrukken van elkaar, zoals Scherpslijp veel ruimte in het dorp bezette. En het ontdoen van onoorbaarheden,
zoals Alternatief zijn bouwvallen moest opruimen. Hij wordt jaarlijks “aangemoedigd” actie te ondernemen. En het
is het betaalbaar houden van gronden voor nieuwe gezinnen. Dat lukt alleen als precies die grond wordt belast die
er de oorzaak van is en dat is de met blauw bezette grond. Een groot perceel wordt enigszins – afhankelijk van
tarief en toepasbare vrijstellingen - ontmoedigd. Niet omdat tegenover die eigenaren rancune bestaat maar
omdat het anderen verdrukt. En omdat grote percelen nu eenmaal meer infrastructuur rondom het perceel
veroorzaakt. Door de gemeentelijke heffingen als een podiumheffing in te kleden wordt letterlijk ruimte gegeven
voor nieuwe startende gezinnen. Een klein perceel met een starterwoning bijvoorbeeld. Door de daling in prijs van
blauw en groen wordt het weer betaalbaar hetgeen nodig is bij een stijgende bevolking. Men kan zich vervolgens
afvragen of een dergelijke heffing, waarbij grondeigenaren hun bezit in waarde zien dalen, wel goed is voor de
gemeenschap. Voor een gemeenschap als geheel geeft het echter een gezondere verhouding. Zoals we gezien
hebben is de toestandsruimte voor de mensheid als geheeld beperkt. Wat een verlies voor de ene is zal een winst
voor de andere zijn. In het geval dat men de heffing combineert met een vrijstelling zal er een gezondere
verhouding zijn. Grootgrondbezitters, die immers maar 1 maal een vrijstelling kunnen laten gelden, zullen eerder
genegen zijn hun grond te verkopen ten gunste van (nieuwe) gezinnen.
Duidelijk is dat een dergelijke heffing een eerste “regionale” stap is om het oprukken van blauwe vlakken tegen te
gaan. De bebouwde grond zal letterlijk onder druk komen te staan. Later zal, omdat gronden worden ontdaan van
nutteloze opstallen en omdat opstallen meer worden “gecomprimeerd”, beter worden bezet, het aantal meters
groen toenemen.
Er zijn dus 5 redenen. De eerste is omdat het leven geeft aan elkaar, het is een groene banenmotor. De tweede is
praktisch ingegeven, we hoeven alleen de blauw bezette gebieden te meten. De derde reden is het vervullen van
noodzakelijke dualiteit. Een rustige leefomgeving, een balans tussen groen en blauw vinden. Tegendruk tegenover
regionale overheden door een ongezonde groei en een onnodige concurrentie tussen locale overheden te
bemoeilijken. De vierde reden is ruimte (terug-) geven aan de ecologie. Een laatste reden is een optimaal en eerlijk
gebruik van grond. Optimaal door te ontdoen van het nutteloze en eerlijk door verdrukking tegen te gaan en
letterlijk ruimte geven aan nieuwe gezinnen.
Als we dan toch regionale heffingen hebben waarom dan niet op deze wijze vorm geven? Waarbij we overigens
niet willen zeggen dat we hier compleet zijn. In sommige gemeenschappen zal een verdere verfijning nodig zijn
tussen blauw-blauw, blauw groen, blauw blauwvrij etc. Deze eerste paragraaf is slechts bedoeld om een
universeel werkend principe weer te geven.
Tot dusver ons tweedimensionaal vlak, ons podium. We gaan het nu hebben over de mens – de podiumspeler - die
zich op het vlak manifesteert.
Door: drs. H.J. Willemsen (©) Stichting WTS, worldtaxsystem.com
33
2.1.1. De podiumspelers
Hun menselijke dienst als energie
Een menselijke dienst. Wat bedoelen we daar nu weer mee. Met de podiumspelers worden uiteraard de mensen
bedoeld die op het aardoppervlakte vertoeven.
De menselijke dienst is een onderdeel van ons leven.
Het is een species van het leven. Dus: Mens  Leven  Menselijke dienst.
Ruil
Bij een menselijke dienst moet sprake zijn van een ruil. We wisselen onze prestatie uit. En daarvoor krijgen we een
andere prestatie. Of we hebben het geruild tegen geld. De scheidslijn, bedoelde ruil of niet, is niet altijd
gemakkelijk te trekken. We gaan ons hoofd er niet (meer) fiscaal over breken60. We maken het onszelf anders
ontzettend en onnodig moeilijk als we daar de tegenprestatie van willen belasten. Het is bovendien niet humaan
die tegenprestatie te belasten. Men kan beter; 1 de uitgaven aan goederen treffen en 2 het teveel aan vermogen.
Dat is veel gemakkelijker en humaner.
De mens zijn leven sec moet vrij van belastingheffing zijn. Aldus moet ook zijn dienst, die hij ruilt, vrij zijn[.
In de toekomst
En de dienst komt slechts vrij in de toekomst61. Zo gaat het immers met alle vormen van energie. Als we de
arbeid62 van de mens belasten leggen we dus steeds een claim op de toekomst. Reeds aanwezig economisch
vermogen blijft in de regel buiten schot63. Als we grote aanwezige verschillen tussen arm en rijk wenst te
verminderen zullen we de oplossing dus juist niet moeten vinden in een inkomstenbelasting, een vlaktaks of een
andere heffing op arbeid.
De eenheid
Hiervoor hebben we de maatgevende eenheid voor de podiumheffing weergegeven in een oppervlakte-eenheid.
Bijvoorbeeld 7.500 PG , wat inhield dat de groene oppervlakte van het park 7.500 vierkante meter beliep. Die
aanduiding was logisch, de oppervlakte manifesteert zich op een tweedimensionaal vlak. Hoe zit het met de
eenheid van ons leven? Het is de tijd. Als een mens gemiddeld 80 jaar wordt weten we allemaal waar we het over
hebben. We kunnen dan stellen, het menselijk leven duurt 80 jaar. Dus 80HL waarbij HL staat voor Human Live in
dit geval jaren als eenheid. Het kunnen net zo goed uren zijn, minuten, dagen…
De menselijke dienst is een onderdeel van ons leven. We hebben het nodig om voor zichzelf, het gezin en anderen
te zorgen. Omdat die dienst onderdeel uitmaakt van het leven, die in tijd wordt bemeten, moeten we ook de
dienst in tijd meten. De menselijke dienst bij een werkweek van 40 uur is gemeten in uren dus 40HS waarbij HS
staat voor Human Service. In dit voorbeeld dus in uren.
60
De inkomstenbelasting en de BTW doen dat dus wel. We proberen prestaties te verrichten als vriendendiensten. Of zonder een voordeel
te beogen en te verwachten…Een orgeldraaier die zijn “dienst” aanbiedt doet dat voor de BTW weer niet onder bezwarende titel zodat de
BTW verstoken blijft… Er zijn hele leerstukken over geschreven die we beter in de kast kunnen laten staan.
61 Materie is tot stand gekomen in het verleden en breekt in de toekomst juist weer af. In tegenstelling tot energie wat zich in de toekomst
juist manifesteert.
62 Natuurkundig gesproken is de term “arbeid” wellicht te eng. Arbeid heeft natuurkundig steeds te maken met een verplaatsing van een
bepaalde massa. Hier bedoelen we de ruime menselijke dienst, dus niet alleen iets verplaatsen. Ook intellectuele arbeid valt onder de
menselijke dienst.
63 Tenzij door allerlei marktwerkingen de heffing wordt afgewenteld op de vermogensbezitter. We komen daar in het volgende hoofdstuk
uitgebreid op terug.
Door: drs. H.J. Willemsen (©) Stichting WTS, worldtaxsystem.com
34
Alles stroomt! (2)
De aanwezigheid van newtoniaanse energie is moeilijk vast te stellen. Het is op zichzelf niet zichtbaar. Het gebruik
van energie is wel zichtbaar indien het in de tijd wordt toegepast op bijvoorbeeld materie. De menselijke dienst is
bijvoorbeeld de kracht die nodig is om een staaf te verplaatsen, rekening houdend met een bepaalde
wrijvingscoëfficiënt, de massa van de staaf en de gewenste snelheid. Een andere vaststelling is de beweging van
een lichaam. Of klanken veroorzaakt door geluidsgolven. Van nature is de menselijke dienst vergankelijk.
Vrijkomende energie is verder een stroomgrootheid. Hiervoor hebben we onder het kopje “Alles stroomt!” al
gezien dat de materie ook stroomt. Het verplaatst en vervormt. Alleen de atomen blijven, over het algemeen,
hetzelfde. Het zorgt dat alles, ons podium en wat er op staat, er anders gaat uitzien. Van groen naar blauw. Of
andersom. En van blauw naar donkerblauw of van lichtgroen naar dondergroen.
Als we dus de wereld willen veranderen zullen we het niet via de energiestromen, onze diensten, moeten doen
maar direct, via de materie. Roepen en zeuren heeft geen zin, maar letterlijk de “dingen” aanpakken. Een zeer
eenvoudig voorbeeld is de kinetische energie van een mens toegepast op een ding. Bijvoorbeeld het bewerken
van een plank. Dus: eerst een plank, met de menselijke dienst er aan toegevoegd en er ontstaat na verloop van
tijd een bewerkte plank. De plank is wellicht meer waard geworden door de bewerking. De menselijke energie is
als een `dienst´ verweven met de plank. Als we de planken gedifferentieerd belasten gaat de mens iets anders
doen of een plank nemen die minder zwaar wordt belast. Bijvoorbeeld een van duurzaam gewonnen hout in
plaats van tropisch hardhout.
De menselijke dienst is veel vrijer dan de dode materie. We moeten de materiestromen treffen, niet de menselijke
diensten. De stroom menselijke diensten is vrij. De stromen materie worden gedifferentieerd belast.
Economisch
Economisch – binnen het ruilverkeer - is energie nog moeilijker voor te stellen. Omdat het voor ons moeilijker is
vast te stellen begonnen we in het voorbeeld van onze kapper – Scherpslijp - andersom.
De bank leende Scherpslijp 161.000 uit. De kapper wordt op dat moment niet rijker of armer. Hij bezit immers
161.000 en heeft er een schuld van 161.000 bij.
Hij gaat met die 161.000 euro een salon kopen. En ruilt het ruilmiddel geld tegen materie. Stel dat die salon het
enige bezit is. De schuld van 161.000 blijft staan maar hij heeft er een salon bij en het banksaldo daalt weer naar
0. Hij is nog steeds niet armer of rijker geworden.
Als we de juridische verhoudingen weg denken is ons economisch vermogen – wat belegd is via de bank64 - de
kapper zijn materie of zijn energie. Als hij de bank wilt aflossen zal hij immers de salon [materie] moeten verkopen
of moeten gaan werken [energie]. Het vermogen van de bank is dus de kapper zijn energie, ofwel toekomstige
arbeid. Of zijn materie als hij niet kan of wil betalen. Bij hem zit het newtoniaanse vermogen en bij ons het
dagelijkse economische vermogen.
Door het ruilmiddel geld kan men kiezen hoe men het gaat aanwenden. Of als energie, aflossen door arbeid in de
tijd te verrichten. Of als materie, aflossen door de salon te verkopen. Men hoeft dus “newtoniaans” niets te
bezitten. Men heeft genoeg aan een vordering op een ander om energie of materie in de toekomst te verkrijgen65.
Een ander voorbeeld van de menselijke dienst in de economie is “human capital”. Dit is een typisch voorbeeld van
vermogen=energie. Men moet dit niet onderschatten. Als u naar een bank gaat om een lening af te sluiten wordt
64
De meest fundamentele taak van een bank is het intermediëren van financiële stromen. Het versluizen van overschotten bij bepaalde
sectoren naar sectoren waar tekorten zijn (Vander Vennet 2011, H2P1).
65 Men noemt dit de functie als koopkrachtreserve en vermogensvorming van het geld. De andere twee functies van geld zijn ruilmiddel en
rekeneenheid.
Door: drs. H.J. Willemsen (©) Stichting WTS, worldtaxsystem.com
35
er direct scherp op gelet. Het is vaak zelf belangrijker dan het zichtbare vermogen. Als u jong bent, goede
diploma’s heeft, een baan heeft en goed overkomt zal de bank u eerder geld willen lenen. Omdat u in staat bent
met uw energie voor een langere duur betaalde arbeid te verrichten. Als u erg oud bent en niet meer in staat bent
arbeid te verrichten krijgt u bij de bank wellicht een kopje koffie met een koekje om vervolgens vriendelijk de deur
gewezen te zien. In beide gevallen speelde het tijdselement (leeftijd) en het vermogen tot het verrichten van
arbeid sterk mee66. Men heeft impliciet de waarde van de menselijke dienst contant gemaakt. Een jong mens met
goede diploma’s heeft een enorm aantal uren te gaan. En de goede diploma’s zorgen voor een goede opbrengst.
Bijvoorbeeld 40 dienstjaren is 40HS * het jaarloon. We rekenen dan uiteraard niet helemaal juist.
Wetenschappelijk moeten we rekening houden met een voorzichtige interestvoet en uiteraard sterftekansen. We
komen daar in het derde hoofdstuk op terug. De menselijke dienst heeft dus een grote waarde. Het wordt vaak
onbewust “contant” gemaakt.
De menselijke dienst stolt in materie
Nu even iets anders. Een huis is voor bijna iedereen materie. Is dat wel zo? Als we het goed bekijken is de
aannemer die het bouwsel creëerde er geruime tijd mee bezig geweest. Zijn dienst, energie, zit in het bouwwerk.
Maar hij niet alleen, ook de architect, de mensen die de stenen voortbrachten, het geleverde beton maakten… In
alle componenten zit al menselijke en machinale energie. Dus ook het huis is voortgebracht uit materie en
energie. Alle dingen die de mensen hebben voortgebracht hebben deze tweeslachtige aard. Het is opgebouwd uit
zuivere natuurproducten en er is de menselijke dienst aan toegevoegd. Lang geleden konden we dat eenvoudig
voor de geest halen. Een hut werd gemaakt van takken en leem & klei die zo in de natuur werden gevonden.
Onze energie wordt dus ook als ruilobject gebruikt. We voegen het toe aan de materie, om het bijvoorbeeld te
veranderen, in waarde te laten toenemen. De materie, meestal een ding, kunnen we vervolgens verkopen (ruilen).
Aldus hebben we, via de goederen, eveneens onze dienst geruild. We zien dus dat onze menselijke energie is
gestold in de dingen. Normaliter ziet de menselijke dienst steeds op de toekomst, maar nu, door het ding, is het
gevangen, gestold in een product.
Het grote verschil – tegenover de tijd – is dat de menselijke dienst steeds in de toekomst wordt verricht, terwijl de
goederen in de toekomst juist verloren gaan. En – op nieuw door het toevoegen van menselijke diensten – kunnen
de goederen in stand worden gehouden.
Het tweede grote verschil tegenover materie is, naast het tijdsaspect, het stollen van de menselijke dienst in het
product. Omdat een product een ruilmiddel is, wat kan worden opgeslagen, worden aangepast etc. De menselijke
dienst wordt er eveneens mee verkocht.
Laten we de werking van de menselijke dienst eens scherper bekijken.
66
Het tijdselement moeten we goed onthouden. De menselijke dienst wordt slechts in de toekomst verricht. Een gemeenschap die sterk
vergrijsd is, is niet meer in staat veel te verrichten. Men is ook letterlijk minder goed in staat zich te verzorgen tenzij ze over vermogen
beschikt en de grenzen voor migranten openstelt. Lukt dat iet dan kan men te maken krijgen met “stervende volken” om de woorden van
demografen aan te halen. Dan kan men toch beter kiezen voor de mengelkroes en heeft men nog een plezierige oude dag ook? Nog beter is
het de jeugd een goede en gezonde start laten maken zonder dat ze zich continue en langdurig moeten bewijzen. Ze kunnen dan eerder aan
kinderen beginnen. Dit soort demografische problemen worden vermoedelijk meer voorkomen. Daarover later meer.
Door: drs. H.J. Willemsen (©) Stichting WTS, worldtaxsystem.com
36
Drie hoofdvormen van menselijke diensten
Het is belangrijk om in de moderne maatschappij onderscheid te maken in drie hoofdvormen van menselijke
diensten. Er is een menselijke dienst op de mens. En er is een menselijke dienst op dode materie. En er is tenslotte
een menselijke dienst op de ecologie.
Eerste variant, de menselijke dienst ten opzichte van mensen
De menselijke dienst kan aan een mens worden toegevoegd. Zoals de arts die een hechting met behulp van een
hechtnaald zet. De kapper die met zijn gerief het haar knipt. Of de verzorgster die een bejaarde helpt. Maar ook
de lerares die een kind iets leert. Die menselijke dienst wordt dus ook – al dan niet met behulp van een
hulpproduct - op de fysieke of mentale mens toegepast. En door die toevoeging kan de ander weer beter of langer
of plezieriger leven. Degene die de dienst ontvangt ¨groeit¨ als het ware en niet alleen economisch.
De verpleegster verzorgt de zieke of bejaarde bijvoorbeeld. Daartoe heeft ze wellicht ook enige hulpmiddelen
nodig. De hulpmiddelen die rechtstreeks op de mens worden toegepast noemen we de [dienstenproducten]. Die
neemt ze mee en anders gebruikt ze de gebruiksmiddelen van de behoeftige67. De mens “wordt groter”. Door de
inspanning [menselijke dienst] van de specialist voelt ze zich prettiger. Is er wellicht meer genegenheid. Is het
leven van de ontvanger beter. Of duurt het soms werkelijk langer. Is er, kortom, meer welzijn68. Door de
verbeterde gezondheid zal de ontvangende persoon ook beter presteren. Ook kan de menselijke dienst een uitleg
omvatten hoe de andere mens iets moet doen of laten. Zoals een docent die de leerling iets bijbrengt.
Deze menselijke dienst ziet op alle andere beroepen die niet op materie gericht zijn. Dan blijft, newtoniaans
beschouwd, de mens over. Eigenlijk zijn we dan niet helemaal correct want een mens is, in voornoemde opzichten
gesteld, ook maar materie. Uiteraard zijn we dan vreselijk denigrerend tegenover de mens69.
67
Om een neutrale heffing na te streven moet het ook niet meer uitmaken van wie het hulpmiddel is. We zullen hiermee rekening houden.
Na het lezen van het vierde hoofdstuk zult u zien dat dergelijke hulpgoederen die dienstverlenende mensen & organisaties gebruiken
hetzelfde fiscale lot ondergaan als de hulpbehoevende die het heeft aangeschaft. Geen verschuif of bonnetjes verzamelen meer.
68 “Welzijn impliceert gezondheid: lichamelijk èn psychisch.” (Duijker in het voorwoord bij de vertaling van (Maslow 1970 15))
69 Socrates: “Nu komt er iets waar niemand volgens mij een andere mening over kan hebben”
Alicibiades: “En dat is?”
Sorates: “Er zijn drie mogelijkheden.”
Alicibiades: “Welke dan?”
Socrates: “De mens is of ziel, of het lichaam of beide tegelijk.”
Alicibiades: “Uiteraard.”
Socrates: “Maar we waren het er al over eens: wat over het lichaam heerst, is de mens.”
Alicibiades: “Inderdaad.”
Socrates: “En heerst het lichaam over zichzelf?”
Alicibiades: “Helemaal niet.”
Socrates: “Want we zeiden dat het beheerst wordt.”
Alicibiades: “Ja.”
Socrates: “Dit is dus niet wat we zoeken.”
Alicibiades: “Kennelijk niet.”
Socrates: “Maar heersen ziel en lichaam dan samen over het lichaam, en vormen zij samen de mens?”
Alicibiades: “Misschien wel.”
Socrates: “Nee hoor, beslist niet. Want het lichaam regeert niet mee, en dus kunnen ze onmogelijk samen heersen.”
Alicibiades: “Ge hebt gelijk.”
Socrates: “Wanneer nu noch het lichaam noch de combinatie van lichaam en ziel de mens voorstelt, blijft volgens mij alleen over dat de
mens óf niets is, óf wel iets is, en dat kan alleen de ziel zijn. …Ach het is niet helemaal sluitend maar het komt wel dichtbij. ... Dus het is de
ziel die we moeten leren kennen, dat is de opdracht van “Ken Uzelve” .”
De innerlijke mens is het werkterrein van onder meer de psychologie. “…De psychische gesteldheid van een individu wordt gedeeltelijk
teruggevoerd op zijn erfelijke structuur, product van de evolutie van de mens, en verder op zijn persoonlijke levensgeschiedenis…” (Skinner
1973, 13)
Door: drs. H.J. Willemsen (©) Stichting WTS, worldtaxsystem.com
37
Laten we de menselijke dienst op de andere mens eens heel precies bekijken.
In de aanvangsituatie (fase 0, F 0) heeft de ontvanger hulp nodig. Het kan fysieke of mentale pijn zijn maar net zo
goed een opleiding om een plaats in de gemeenschap te kunnen krijgen. Zoals een kappersopleiding. In fase 1
komt er hulp. De opleiding wordt gevolgd.
In situatie fase 2 zijn bijvoorbeeld de diploma’s op zak. Maar het kan ook zijn dat de chirurg de mens van een
kwaal verholpen heeft. De mens is fysiek of mentaal “gegroeid”.
In fase 3 wordt de hulpverlener betaald en daalt het vermogen van de ontvanger. Uiteraard kan de betaling ook
tussen fase 0 en fase 1 liggen. De volgorde maakt niet zo veel uit.
Maar in fase 4 is het mogelijk dat het vermogen door de gezondere en fittere mens weer stijgt omdat zijn
vermogen om een menselijke dienst te verrichten is toegenomen. Bijvoorbeeld de student die zijn loopbaan kan
beginnen. Uiteraard hoeft de stijging van het latere vermogen niet. Het kan ook zijn dat de mens weer gewoon
“de oude” zoals voorheen was. Zoals in het geval dat de kwaal door de chirurg was weggesneden. De
dienstontvangende mens gaat dan hopelijk een tijdje weer met plezier door het leven.
Wat de welvaart en welzijn betreft is in fase 4 de positie van zowel de dienstverlener en veelal ook van de
dienstontvanger verbeterd. Dat komt heel eenvoudig opnieuw omdat we te maken hebben met specialisten die
hun eigen dienst, hun specialisme, kunnen inzetten.
Per saldo, in fase 4, zijn beide beter af. Is het welzijn verhoogd, is de welvaart verhoogd, vaak is het een
combinatie van beide.
En in het leven gaat deze cyclus continue door. U bent wellicht zelf specialist in iets. En helpt anderen op die
manier. Ook u moet daarin vrij zijn. De mens kan in de economie met zijn energie [menselijke dienst] dus
andermans vermogen laten groeien. Door het letterlijk te verbeteren, in levensduur te laten stijgen, te adviseren
over hoe er mee om te gaan.
Deze noodzaak tot uitwisseling is niet alleen newtoniaans te verklaren. Het is ook biologisch,
darwinistisch, te verklaren. Een mens is immers geen solitair wezen maar een sociaal wezen. Deze
variant van de menselijke dienst – mens tegenover mens - raakt dat sociale het meeste. Met de
goederen is dat meestal niet het geval omdat het verbruik goederen veelal andere mensen schaadt.
Deze menselijke dienst is dus binnen het te ontwikkelen systeem superieur. Uitgaande van positieve bedoelingen
van de handeling zelf, schaadt men er niemand mee. Integendeel.
Door: drs. H.J. Willemsen (©) Stichting WTS, worldtaxsystem.com
38
Het verrichten van deze menselijke dienst wordt binnen het te ontwikkelen systeem aangeduid met de witte pijl in
een gele poort. En ze is superieur ten opzichte van de blauwe pijl (mens tegenover een goed). Het is de ruil die we
zullen visualiseren op de vermogensbol van een persoon.
Als we in het tweede hoofdstuk gaan rekenen wordt deze eenheid HSW, Human Service White. Zoals de kapper
die bijvoorbeeld 6 uur aan het knippen was wordt deze prestatie aangegeven als 6 HSW
Door: drs. H.J. Willemsen (©) Stichting WTS, worldtaxsystem.com
39
Tweede variant, menselijke dienst ten opzichte van de goederen
De menselijke dienst kan ook op materie worden toegepast. Als u nu om u heen kijkt ziet u twee hoofdgroepen
materie. De materie als onderdeel van de ecologie enerzijds en de dode materie als onderdeel van de goederen
van de mensen.
En over die laatste – onze menselijke dienst tegenover goederen - gaan we het nu over hebben.
De toevoeging van de [menselijke dienst] aan de goederen zorgt er voor dat de goederen in waarde stijgen, of
minder snel in waarde dalen. Zoals de schilder die het huis op knapt. Een scheepsbouwer die een schip herstelt.
De menselijke dienst stolt als het ware in het ding en gaat met het ding mee.
In de tijd is het de menselijke dienst die in de toekomst zich manifesteert en opbouwt. Terwijl de goederen juist in
de toekomst afbreken. De menselijke dienst compenseert het afbreken. We hebben dat hiervoor al kort gezien en
we gaan dat uitgebreid behandelen in de paragraaf ten aanzien van de totstandkoming van de goederen.
Laten we de combinatie van de menselijke dienst tegenover een reeds aanwezig product nauwkeurig
beschouwen.
Fase 0 is de aanvangssituatie. Afgebeeld zijn twee mensen met hun vermogensbollen. De vermogensbollen zijn
niet in gekleurd, de inhoud laten we even in het gewis. De bovenste persoon is een specialist in iets te verrichten.
De onderste is een persoon waarbij een probleem ten aanzien van het vermogen aanwezig is. De geschetste
situatie kan bijvoorbeeld een schilder die de salon en het huis van de kapper opknapt.
In fase 1 gaat die persoon de kapper helpen om zijn vermogenspositie verbeteren of niet te laten verslechteren.
Hij verricht dan een menselijke dienst aan het vermogen, de goederen, van een ander. Hij doet dat verder met
behulp van bijvoorbeeld zijn kwasten en verf.
Nu is (fase 2) de welvaart van de dienstontvanger, onze kapper, vergroot. Het huis is meer waard geworden. De
klanten komen er wellicht ook weer eerder. Ook kan het zijn dat het huis gebruiksvriendelijker is geworden. Het
levert de gebruiker meer nut. Dan is het welzijn verbeterd. In de praktijk zal vaak een combinatie zich aandienen.
Zowel meer welvaart als meer welzijn.
In fase 3 is de welvaart van de dienstverrichter, de schilder, vergroot. Hij ontvangt de tegenprestatie voor zijn
dienst. Wellicht voelt hij zich ook prettiger dat hij iemand geholpen heeft. Vanwege de tegenprestatie aan de
schilder daalt het vermogen van de kapper iets.
Door: drs. H.J. Willemsen (©) Stichting WTS, worldtaxsystem.com
40
In fase 4 is de welvaart of het welzijn van beiden, per saldo, vergroot. Feitelijk komt dat omdat beiden hun
menselijke diensten hebben geruild. Beiden zijn dus beter af. En ze maakten via een omweg, de ruilmiddelen,
gebruik van elkaars specialismen.
Bij de hulp ten aanzien van de goederen kan het om zeer veel diensten gaan. Haast oneindig. Zeg maar alle
mogelijke beroepen die niet op de mens of de natuur zelf zijn gericht. Van de fabrieksarbeider, tot de
stoelenmaker, de handelaars, de importeurs, ….
Zoals we haast allemaal wel beseffen zijn het de goederen die ons het meeste bedreigen.
Ze schaden:
A; Ecologisch
Ze schaden omdat ze natuurlijke rijkdommen vragen om tot stand te komen. Tijdens de productie schaden ze ook
omdat ze dan afval veroorzaken, ze schaden tijden het gebruik omdat ze dan opnieuw afval veroorzaken (verbruik
van hulpgoederen als brandstof en electra) en ze schaden tenslotte omdat ze aan het einde van het gebruik van
het goed opnieuw afval veroorzaken. We gaan het over deze grote technische kringloop van de goederen nog
uitgebreid hebben in een latere paragraaf. Verder zagen we reeds uitvoerig dat we een enorm “blauw”podium
aan het creëren zijn waar steeds minder plaats is voor leven en (bio-)diversiteit.
B; Biologisch
Ze kunnen ook schaden omdat ze onze gezondheid direct in gevaar brengen. Denk daarbij aan de zoete dranken
die de kinderen in de westerse landen drinken, de vette levensmiddelen, de alcoholica, verdovende middelen,…
C; Sociaal
Denk hierbij aan kinderarbeid om het goed tot stand te brengen. Of de boeren die worden uitgeknepen. Het zijn
niet alleen de boeren in Afrika, ook de westerse boeren worden gedwongen tot massaproductie van dieren en
worden ook gedwongen een ecologische en biologische schade toe te brengen. Het kan sociaal ook indirect, heel
geniepig, omdat de goederen stiekem de norm tot een te hoge consumptie opdringen. Het is bijvoorbeeld de
verdoken reclame, de koppelverkoop van goederen met de leningen... En er is nog een beweging die de goederen
a-sociaal maken. Het is de beweging van de schaarste. De bronnen raken op en dat zorgt er voor dat de
grondstoffen steeds duurder worden. In arme landen wordt dat een steeds groter probleem.
We gaan ons niet diepgaand bemoeien met de vraag welk goed precies slecht of goed is. We geven een systeem
wat de slechte goederen op een voortschrijdende systematische manier kan uitbannen terwijl wel iedereen aan
het werk kan blijven.
Er zijn degenen die zich bezighouden met de handeling, menselijke dienst, tegenover een goed wat minder
schadelijk is. Een sociaal, ecologisch en/of biologisch verbeterd goed, een goed wat een tweede leven is gegeven,
of een goed wat door veel mensen wordt gedeeld bijvoorbeeld. We komen op dergelijke goederen nog uitgebreid
terug. Wat goed is en wat fout is, is maar relatief. Naar tijd en plaats. Vroeger was men erg blij met de gloeilamp.
Nu is die schadelijk. In bepaalde streken is het gebruik van (kunst-)mest niet schadelijk terwijl in andere streken
het gebruik desastreus is. In westerse landen is het gebruik van suiker en vet ongezond maar in koude streken en
voor mensen die zware fysieke arbeid verrichten is het juist weer goed. Waar woningnood is moeten eenvoudige
woningen gebouwd worden, waar overvloed is dreigt een uitbundige bouw tot ogenstekerij en verdrukking van
anderen.
We gaan de menselijke diensten, die de(relatief) goede of juist slechte goederen maken, niet direct belasten. Het
zijn de tegenprestaties op de verkoop van de goederen die gedifferentieerd worden getroffen met
belastingheffing. Men houdt, na belastingheffing, aan een slecht goed dan minder over en dan blijft er ook minder
over om de tegenprestatie van de menselijke dienst te voldoen.
Dus alle personen “achter” die goederen kunnen dus juist worden bevoordeeld of worden benadeeld. In het
verbruik van goederen moeten we immers veranderen. We onderscheiden drie hoofdgroepen met de volgende
kleuren:
Gewone goederen, die goederen krijgen later de blauwe kleur.
Verbeterde goederen, die goederen krijgen later de licht blauwe kleur
Door: drs. H.J. Willemsen (©) Stichting WTS, worldtaxsystem.com
41
Verboden goederen , die goederen krijgen later de zwarte kleur
De menselijke diensten daarachter hebben echter niet steeds dezelfde kleur. Een menselijke dienst achter een
verboden goed (zwart) kan geel-groen zijn om het eerder schadelijk gebruik in de natuur te compenseren. Om het
schadelijk effect te helen. Of geel-lichtblauw om het af te breken en de componenten te recyclen.
De volgende hoofdvormen van menselijke diensten tegenover de goederen zijn te onderscheiden.
1; De menselijke dienst tegenover een gewoon goed (gele poort, met een blauwe pijl).
Voorbeelden van personen die helpen met de totstandkoming van dergelijke goederen: de architect, de
fabrieksarbeider, de handelaar in dergelijke goederen, de visser, de scheepsbouwer, de gemeenteambtenaar die
een bouwvergunning verleent, de verkopers van minerale olie. De eenheid is opnieuw de tijd. De eenheid van de
visser die 5 dagen gaat vissen is dus 5HSB.
2; De verbeterende menselijke dienst (gele poort, met een lichtblauwe pijl).
Het gaat dan om de menselijke dienst tegenover een goed om het in de tijd langer te laten meegaan, of om het te
modificeren zodat het een verbeterd goed wordt. Of de fabrikant van een verbeterd goed. Een afvalrecycler, de
schilder, de personen die het huis isoleren, een taxi- en een buschauffeur, de verkopers van zonnepanelen,
warmteboilers, de bedenkers en ontwikkelaars van verbeterde goederen,ed.
Deze menselijke dienst heeft een licht blauwe pijl, symboliserend de dienst ten opzichte van een verbeterd goed.
Of de modificatie van een gewoon goed naar een verbeterd goed. Het is de handeling naar betere,
maatschappelijke, goederen. Of een goed te onderhouden zodat het lang meegaat of ervoor zorgen dat een goed
wordt gedeeld. Een verhuurbedrijf verricht bijvoorbeeld een lichtblauwe dienst. Ze zorgt er voor dat de goederen
in de tijd nuttig worden aangewend. Indien iemand het niet gebruikt kan een ander het gebruiken.
En, zoals gesteld, kan de kleur van de pijl veranderen omdat het goed, naar plaats en tijd, zwaarder wordt
getroffen. Met andere woorden, niet meer voldoet aan de verbeterde biologische, sociale en ecologische normen.
De eenheid voor deze dienst wordt Human Service Bright Blue. Bijvoorbeeld 5HSBB
Door: drs. H.J. Willemsen (©) Stichting WTS, worldtaxsystem.com
42
Opnieuw kunt u zien dat de witte dienst, die eerder besproken is, de beste dienst is. De witte dienst impliceerde
de mens tegenover de mens. Het dient om de mens fysiek en mentaal te verbeteren. Het zorgt er mede voor dat
anderen worden opgeleid om een hoger nivo van beschaving te realiseren. Bijvoorbeeld om te kunnen weten hoe
een verbeterd goed ontstaat. Of om een leerling praktisch onderricht te geven hoe een bepaalde handeling moet
gebeuren. De witte dienst zorgt er voor dat de blauwe dienst verandert in een lichtblauwe dienst.
3; De zwarte menselijke dienst (gele poort, met een zwarte pijl).
Tenslotte hebben we de goederen die verboden zijn. Toch menen sommige lieden er in te moeten handelen, ze te
fabriceren etc. Het kunnen de goederen zijn die eerder gewoon-goed waren maar die inmiddels zijn uitgebannen
omdat ze te schadelijk zijn. Denk daarbij aan asbest, de gloeilamp in de EU. Het kunnen ook goederen zijn die
nimmer geaccepteerd waren. Denk daarbij aan verdovende middelen. Ja, er zijn zelf lieden die menen in mensen
te moeten handelen. Of kinderen moeten laten werken om een zo goedkoop mogelijke fabricage van hun
verboden goed te krijgen.
Het zijn de handelingen tegenover verboden goederen70. We noemen deze Human Service Dark, iemand die daar
5 uur aan heeft besteed krijgt de eenheid 5HSD.
70
Een mens is uiteraard geen goed. Mensenhandelaren, loverboys ed zien mensen echter wel als een goed. Een ding wat ze letterlijk
verbruiken. Het lot van die handelaren moet zijn dat de tegenprestaties verkregen met de exploitatie van mensen getroffen wordt met
onthoudingstarieven. Over deze tarieven meer in het vierde hoofdstuk.
Plus uiteraard de boetes indien ze die heffing – wat te verwachten is - niet vrijwillig afdragen. Het vergaarde vermogen wordt aldus meer
dan volledig afgeroomd. Naast een belastingheffing zorgt men er ook voor dat de maatschappelijke schade wordt gecompenseerd en zorgt
men voor voorkoming van de onmenselijke handeling sec.
Door: drs. H.J. Willemsen (©) Stichting WTS, worldtaxsystem.com
43
Derde variant, menselijke dienst ten opzichte van de ecologie
De eerste variant van de menselijke dienst betreft de menselijke dienst tegenover de mens. Dat is de beste dienst
die er is. Ze schaadt niet. Integendeel, het betreft een wezenlijk onderdeel van ons sociaal leven. De tweede
hoofdvorm van menselijke diensten moet er ook zijn. Het betreft de dienst tegenover een goed. We maakten
daarbij onderscheid in drie vormen ten opzichte van de goederen, de gewone (blauw), de bevoordeelde
(lichtblauw) en de verboden vorm (zwart).
De materie is te onderscheiden in twee groepen. De geo- en ecologisch oorspronkelijke en de materie die het niet
meer is. De goederen betreft de materie die los gemaakt is uit de oorspronkelijke ecologie door bijvoorbeeld
arbeiders. Zodra een boom is gekapt is het een handelsgoed geworden.
Geheel zuiver is het onderscheid niet. We hebben eerder gezien dat het relatief is. Een bomenrij langs een pad
noemden we nog ecologisch omdat het leven vertegenwoordigt. De kleuren zijn nodig om eenvoudige en
duidelijke denkpatronen aan te leggen.
Het in stand houden van deze ruime ecologische groep wordt ondersteund door de derde variant van de
menselijke dienst.
De ecologie moet letterlijk steeds meer plaats maken voor de goederen. Dat we de ecologie nodig hebben
beseffen we allemaal. Er zijn vele studies over geweest en die herhalen gaan we niet doen. Als u het allemaal niet
(wilt) geloven moet u Afrika of de hopelijk besneeuwde bergtoppen onderzoeken. Dan kunnen uw zintuigen u
overtuigen.
We gaan deze dienst apart bezien. Op de eerste plaats omdat deze dienst gericht is op het leven terwijl de dienst
gericht op de goederen zich richt op de dood. Het is het een of het ander, een boom wordt geveld en wordt dan
een goed, planken, zaagsel, brandstof. De boom vergaat van levend naar dood. Zo gaat het ook met vis, vlees ed.
Het is aldus een geheel ander soort dienst. Deze diensten richten zich primair op het leven. Op de tweede plaats
zijn ze compenserend. De diensten gericht op de ecologie proberen te repareren wat vernietigd is. Of ervoor te
zorgen dat er minder schade wordt aangebracht. Op de derde plaats is de ecologie, in het economisch ruilproces,
veel moeilijker in te passen. Een goed wordt via de handel verkocht. De menselijke dienst die in het goed is gestold
wordt daarmee ook geruild. Bij de ecologie is het ruilen moeilijker te verwezenlijken. We gaan het leven via een
omweg beschermen en dus deze dienst een opmars gunnen. We komen daar uitvoerig op terug. Heel in het kort
worden ecologisch schadelijke goederen zwaarder getroffen in de verbruiksbelasting. Of ze worden (uiteindelijk)
verboden als er alternatieven ontwikkeld zijn. Wat schadelijk is wordt mede door deze dienstverleners bepaald. In
de vermogensmutatieheffing krijgt ecologisch verantwoorde productie een voordelige waardering. Activa nodig
voor dergelijke productie kan willekeurig worden gewaardeerd. Verder telt binnen de vermogensmutatieheffing
de ecologie sec. in het geheel niet mee als vermogen. Het belaste (schadelijke) vermogen wordt dan omgezet in
voordelig (ecologisch) vermogen. Nieuwe bossen of natuurgebied bijvoorbeeld. Voor de realisatie van dit alles is
vooral deze dienst nodig.
We zien binnen het op te zetten systeem een duidelijke plaats voor deze menselijk dienst. Enerzijds is ze nodig om
te helen waar schade is aangebracht. Anderzijds moet voorkomen worden dat er (meer) schade wordt
toegebracht. Verder komt de fiscale controle niet te liggen op de geldstroom in verband met de menselijke dienst.
Ons leven hoeft niet meer gecontroleerd te worden. De controle moet in de loop der tijd zich richten op de
goederen. De goederen kunnen immers schade toebrengen. Dat is beslist een heel werk waar veel plaats is voor
biologen, laboranten, ecologen… maar ook gewone arbeiders die onderhoud aan natuur of gewoon een tuin
verrichten. We hebben al gezien dat die laatste groep een groep omvat die steeds meer verstoken raakt van werk
omdat alles met beton wordt overgoten. We moeten ook deze teneur tegenhouden en die vele brave werklieden
weer een kans geven.
Door: drs. H.J. Willemsen (©) Stichting WTS, worldtaxsystem.com
44
Deze dienst wordt weergegeven met een groene pijl. Human Service Green (HSG)
Mengvormen
Hiervoor hebben we de drie basisvormen van de menselijke dienst weergegeven. De witte, blauwe en groene. In
werkelijkheid doen de diensten zich niet steeds in een zuivere vorm voor. Een typisch voorbeeld is de caféhouder.
Wat doet die persoon eigenlijk? “Hij verkoopt gezelligheid”71. Het drankje etc zijn daar slechts ondergeschikt aan.
Als het om het drankje gaan zou de klant het thuis wel opdrinken, dat is veel voordeliger. Dus wat de caféhouder
eigenlijk doet is er voor zorgen dat er gelegenheid bestaat voor contacten tussen mens en mens. En dat is een
witte dienst. Welhaast tegelijkertijd verkoopt hij een drankje. Een smaakvol alcoholisch drankje bijvoorbeeld. Door
dat te verkopen verricht hij een dienst met de blauwe pijl. Door bijvoorbeeld een glas melk te verkopen verkoopt
hij een licht blauwe dienst. Tegelijk was de caféhouder dus even kleinhandelaar in deze goederen en verricht hij
een levering. Newtoniaans echter waren het diensten, het verplaatsen, aanhouden, inschenken van de dranken.
De leveringen gingen vergezeld van diensten. In de prijs voor de drankjes zitten, naast die voor de drankjes zelf,
ook de tegenprestaties van onder meer de genoemde menselijke diensten. Willen we de caféhouder en diens
medewerkers een toekomst geven dan moeten we daar rekening mee houden en niet de diensten in de levering
absorberen en alles met een zwaar tarief treffen.
De poorten op de vermogensbol van de caféhouder – met genoemde kleuren - draaien dus vliegensvlug in de tijd.
Er gaat materie uit (de drankjes, belast met verbruiksbelasting) en hij verricht een aantal menselijke diensten. Als
tegenprestatie ontvangt hij het ruilmiddel geld in zijn vermogensbol. De betaling aan de dienstmeiden gaat er
weer af. Bij een gezellige dag in het café was de vermogensbol van de caféhouder dus vermoedelijk gegroeid. En
was het welzijn van de dienstenontvangers gegroeid. Zonder, hopelijk, de volgende dag een kater te hebben.
Veehouders verrichten ook gemengde diensten. Lang gelden waren het voornamelijk groene diensten. Hooguit
spande men een draad, of groef men een sloot om het vee bij elkaar te houden, men beschermde het vee en
verplaatsen het naar andere gebieden om het daar te laten grazen. Langzaam aan is de cultivering doorgegaan. De
laatste vijftig jaren hebben de boeren – onder druk van de markt - zich van ecologen ontwikkeld tot ware
producenten. Het zijn meer blauwe dan groene diensten geworden. Ze staan steeds minder dicht bij de natuur.
Stallen, computers en installaties met klokjes hebben het overgenomen. De handelingen van de veehouders zijn
meer blauw dan groen te noemen. Indien het vee op biologisch verantwoorde wijze wordt geproduceerd kan dat
worden bevoordeeld met een iets gunstiger tarief in de verbruiksbelasting. De menselijke dienst van de veehouder
wordt dan vanzelfsprekend ook meer groen. De beesten moeten weer een fatsoenlijker leven gegund worden
(grotere stal, meer buiten, meer natuurlijke voeding ed) De diensten moeten weer terug van blauw naar
lichtblauw (Bright Blue, BB) en naar groen gaan.
Net als bij de caféhouder zit in de tegenprestatie – verkoop van vee - de vergoeding voor de menselijke dienst. De
veeboer verricht slechts diensten. Het vee groeit, ondersteund door de verrichtingen van de boer. Opnieuw
worden diverse diensten verricht. Groene, blauwe en lichtblauwe. En de blauwe moeten we voorkomen.
71
Deze uitspraak heb ik van H. Roest, professor in Marketing Management aan de UvT.
Door: drs. H.J. Willemsen (©) Stichting WTS, worldtaxsystem.com
45
Wat moeten we met de onderverdeling?
Zoals gesteld wordt de tegenprestatie van de menselijke dienst zelf niet meer belast maar wordt het verbruik van
een goed belast. Verder wordt het vermogen belast, afhankelijk van omvang, soort en leeftijd van de bezitter.
Daarover later meer. We zoeken nu slechts de componenten van ons te ontwikkelen systeem.
Wat moeten we dan met de onderverdeling van de menselijke diensten als we ze toch niet meer belasten?
Door de goederen en het vermogen te belasten treft men of bevoordeelt men de personen achter deze goederen
en het vermogen. We zien door de onderverdeling op de eerste plaats dat er een rangorde bestaat. U voelt zelf
aan dat de witte diensten (mens<->mens) zullen winnen van de blauwe dienst (mens->de goederen). De groene
dienst zal naast de witte staan. Die hebben we immers ook nodig voor ons leven.
We hebben de menselijke dienst eerder gedefinieerd als eenheden in uren. Belangrijk is dat iedereen in een
gemeenschap kan voorzien in zijn behoeften. Er moet dus werk zijn. Anderzijds moet het gedrag van de mens
veranderen willen we in de toekomst kunnen blijven bestaan72.
De kwantiteit aan verstorende goederen moet dalen. Daarmee daalt ook de hoeveelheid blauwe menselijke
diensten. Daarvoor in de plaats moeten de lichtblauwe of andere kleuren komen.
Indien in een gemeenschap jaarlijks 1.000.000.000 uur wordt gewerkt, dus 109HS onderverdeeld in 400.000.000
HSB (blauwe dienst) + 100.000.000 HSBB (lichtblauwe dienst) + 300.000.000 HSW (witte dienst) + 200.000.000 HSG
(groene dienst).
We gaan de (blauwe) goederen onderwerpen aan een zwaardere belastingheffing en de inkomstenbelasting
schaffen we af. Indien we dit plotseling doen zal uiteraard een ongewenst schokeffect optreden73 . Laten we eens
veronderstellen dat er geen schokeffecten optreden. De 109HS wordt dan onderverdeeld in bijvoorbeeld
100.000.000 HSB + 300.000.000 HSBB + 350.000.000 HSW + 250.000.000 HSG.
Een verschuiving van blauw naar wit, groen en lichtblauw.
Verschuiven (Change!)
De verschuiving wordt veroorzaakt door de relatieve waarden te veranderen met behulp van belastingheffing. Het
is nu eenvoudig gesteld al kunt u al begrijpen dat een verschuiving zal plaatsvinden. Het zijn complexe processen
die we pas in het volgende hoofdstuk behandelen. Dus door de andere belastingheffing zien we een verschuiving
in de soort en omvang van de menselijke diensten. Daarom moeten we een onderscheid maken in de menselijke
diensten.
Swappen
Op de tweede plaats zal blijken dat, indien we ons leven vrij laten, er meer werk zal gaan bestaan. Door het
“swappen” van onze menselijke dienst. Een “swap”is en fenomeen wat we kennen uit de economie. Bijvoorbeeld
valutaswaps, renteswaps. Twee subjecten ruilen economisch hun meest gunstige betalingsstromen, veelal via een
intermediair. De ene kan op korte termijn relatief voordelig lenen en de ander juist op lange termijn. Terwijl de
eerste juist lang geld wilt hebben en de ander kort geld. Ze verrichten dan een renteswap en hebben hun
betaalstromen omgeruild via de intermediair. De intermediair hebben we nu even niet nodig.
72
Er zijn vele en omvangrijke rapporten over geschreven. We verwijzen naar bijvoorbeeld
http://www.ipcc.ch/publications_and_data/publications_and_data.shtml
73 Over het algemeen kan men dergelijke veranderingen het beste stapsgewijs en ruim van te voren kenbaar doorvoeren. Anders ontstaan
windfall gains and losses.
Door: drs. H.J. Willemsen (©) Stichting WTS, worldtaxsystem.com
46
In een wereld zonder inkomstenbelasting - maar met een vermogensmutatieheffing - wordt het “swappen” van
menselijke diensten interessant. Een eenvoudig voorbeeld moet dit duidelijk maken. Een beginnend arts-assistent
verdient 30 per uur. De assistent is een bezet mens, er is veel vergrijzing en er wordt veel van hem verlangd. Hij
moet veel werken. Thuis is het een rommeltje wat nodig moet worden opgeruimd. Het kost hem zelf 20 uur om de
bende op te ruimen. Een ervaren huishoudster kost 25 per uur. En ze doet er 15 uur over. Ze is sneller en doet
haar werk zingend.
Met een inkomstenbelasting – laten we gemakshalve een vlaktaks nemen van 40% - zal de arts-assistent besluiten
het zelf op te ruimen. Bij 20 uur werken heeft hij (20 uur*30 per uur)-( 40% belasting)= 360 euro netto. De
huishoudster vraagt 15*25=375. Dus hij heeft niet genoeg en zal vermoedelijk een paar vrije dagen nemen. Voor
de patiënten heeft hij even geen tijd want hij wil ook nog leefbaar thuis komen. Hij kan uiteraard ook harder gaan
werken en bij thuiskomst gaan opruimen. Met wellicht het gevaar dat hij zelf uiteindelijk bij en van zijn collega’s
aan zal moeten schuiven met een of andere psychische ziekte. De huishoudster blijft dan in ieder geval thuis
zitten. Er is in de situatie met de inkomstenbelasting initiatief dood gemaakt.
Bij de vermogensmutatieheffing wordt de assistent verlost van het opruimen en de huishoudster gaat aan de slag
als haar kinderen op school zitten. De arts-assistent besluit met plezier 13 uur extra te werken zodat hij de
huishoudster kan inschakelen. Beide hebben aldus een voordeel. De arts hoeft niet 20 uur schoon te maken en de
huishoudster verdient ook nog eens (binnen ons systeem legaal).
Er zal in vrije en open markten steeds een dergelijke “swap”gebeuren indien:
Prijs arts / Uren huishoudster voor het opruimen > Prijs huishoudster / Uren arts voor het opruimen
P1/A2 > P2/A1
In ons voorbeeld: 30 / 15 uur > 25 / 20 uur, ofwel 2 > 1.25
Arts
prijs eigen
arbeid
uren
Waarde (p*u)
Factor
30
20
600
2
Huishoudster
P1 25
A1 15
375
1,25
P2
A2
De multiplier is 2/1.25=1,6
In gewoon taalgebruik, de arts kan beter de huishoudster inschakelen. Hij is zelf trager en, in dit geval, het kost
hem per besteed uur ook nog eens minder. In het voorbeeld wil de multiplier zeggen dat hij een voordeel heeft
van 60% (factor 1.6) op de huishoudster door de huishoudster in te schakelen en de vrijgekomen uren in te zetten
voor de arbeid waarin hij goed is. Immers 60% van 375 is 225.
De arts verleent een witte service terwijl de huishoudster een licht blauwe verricht. In het voorbeeld gaat de arts
bijvoorbeeld 13 uur in het ziekenhuis werken en verdient hij 13*30=390. De huishoudster ontvangt voor het
schoonmaken 15*25 = 375
Bij en inkomstenbelasting worden beide stromen afgeroomd. De arts gaat niet (extra) werken maar neemt vrije
tijd om zijn woning aan kant te brengen. Er vindt pas een “swap” plaats indien de arts dermate veel verdient dat
hij netto – na inkomstenbelasting - voldoende heeft om te swappen. In het voorbeeld zal, met een
inkomstenbelasting, de multiplier kleiner zijn dan 1. Er is stilstand.
Door: drs. H.J. Willemsen (©) Stichting WTS, worldtaxsystem.com
47
Het positieve swapp-effect zal bij een vermogensmutatieheffing daarentegen - met een vrijstelling - nog worden versterkt. In het voorbeeld
groter zijn dan 1,6. Stel, de arts-assistent heeft al vermogen waar hij op wordt belast. In die situatie wordt hij gestimuleerd zich te ontdoen
van vermogen. Hij ontdoet zich ervan door de vergoeding aan de huishoudster te betalen die aftrekbaar is. Stel dat de
vermogensmutatieheffing 40% is. De netto last van de arts is dan niet 25 maar 15 (25 – 40% over 25).
Arts
Huishoudster
prijs eigen arbeid
Aftek verm. Mutatie
30
0
P1 25
T1 -10
P2
T2
Netto
30
N1 15
N2
Uren
20
A1 15
A2
Waarde (p*u)
Factor
600
2
375
0,75
De multiplier is nu verhoogd tot 2/0.75=2,67 en zal het swappen nog eerder en in ruimere mate plaatsvinden. En, vooral tussen de rijke en
de arme. Indien beiden worden belast met vermogensmutatieheffing in de vermogensmutatieheffing is de multiplier weer 1.6. De rijke
ontdoet zich eerder van vermogen dan de arme. De arme zuigt als het ware vermogen aan.
Het hoeft uiteraard niet steeds een swap met arbeid te zijn, iemand die veel vermogensaangroei heeft, door slim
beleggen, zal een ander eerder inzetten. Dus ook vanuit die groep kan vermogen worden overgebracht.
Bovendien moet u opvallen dat we diensten van verschillende soort hebben geruild. De arts heeft een witte dienst
en de huishoudster een licht blauwe. De licht blauwe staat voor onder meer het onderhouden van goederen.
Daarover later meer. Een blauwe dienst, standaard bij de productie van goederen met slechte eigenschappen, kan
moeilijk worden geswapt. Het ruilen zal moeten gaan via een goed maar die wordt relatief zwaar belast en minder
snel gekozen.
De ruimte die door het swappen vrij komt aan de lichtere & witte kant is nodig om de blauwe kant, die dreigt te
vervallen van werk, op te vangen.
We hebben gezien dat het onderscheid in soorten menselijke diensten nodig is om een rangorde aan te geven.
Witte en groene zijn de beste. Blauwe ondersteunen en ze moeten – indien nodig - liefst licht blauw zijn. Dat is het
eerste belang van het onderscheid.
Verder hebben we het onderscheid gemaakt om te kunnen laten zien dat we diensten van verschillende soort en
kleur kunnen wisselen, swappen.
Ten derde moeten we het onderscheid maken omdat vereist is dat de diensten van kleur veranderen in de tijd74.
Wat nu lichtblauw is bij de fabricage kan later blauw worden en zwaarder worden getroffen, het fungeert als
waarschuwingssysteem dat er meer tegendruk op de dienst zal komen door de geproduceerde goederen zwaarder
te gaan treffen. Die mensen zullen andere diensten moeten gaan verrichten en die moeten worden ingepast in de
gemeenschap. Het generiek vrij maken van de menselijke dienst moet universeel worden, voor alle mensen
onderling. Dus geen inkomstenbelasting en geen BTW op diensten en aldus geen verbod op zwartwerk meer75. En
ook geen gedoe meer met fiscale factuureisen en boekhoudingen en alle inhoudingen voor alle mogelijke
dienstenverleningen. Binnen de gemeenschap moeten we vrij zijn elkaars diensten te kunnen kopen en
74
We roepen nog maar eens in herinnering dat we moeten veranderen. Darwin nog een keer: “It is not the strongest of the species that
survives, nor the most intelligent that survives. It is the one that is the most adaptable to change.” In de volgende paragraaf zullen we zien
dat achter verandering een systeem schuil gaat. Dat system gaan we, samen met de in deze paragraaf beschrijven elementen inpassen in
een cybernetisch en grotendeels zelfregelend systeem.
75 Waar gaan we op belasten? Op het vermogen boven vrijstellingen en de consumptie van goederen. Het is er genoeg, de wereld is een
brok vermogen en er is helaas heel veel verbruik. In het volgende hoofdstuk laten we de puzzel in elkaar vallen.
Door: drs. H.J. Willemsen (©) Stichting WTS, worldtaxsystem.com
48
verkopen76. Het zal ons voorspoed brengen zonder schade. Zonder dit te zien kan een mens zijn gedrag veel
moeilijker veranderen. De wisselwerking richting de witte kant is de beste zal later blijken.
De noodzaak voor het kleurgebruik is dus op de eerste plaats om te laten zien dat er een rangorde bestaat in
menselijke diensten. Ten tweede kunnen we beter laten zien dat soorten menselijke diensten kunnen worden
“geswapt”. Ten derde hebben we het onderscheid als waarschuwingssysteem ontwikkeld en als systeem om
richting te geven waar we naar toe moeten werken.
Tot op heden hebben we ons podium behandeld en we hebben de podiumspelers in hun pakken gestoken. We
hebben de pakken een kleur gegeven.
Hierna gaan we de attributen, de spelen van de podiumspelers bekijken.
76
Adeimantos “Ja het wordt een heel aantal.”
Socrates: “Maar hoe kunnen al deze lieden in onze gemeenschap worden ingepast? Ik bedoel: hoe moeten ze de vruchten van hun werk
met elkaar delen? Want juist om deze uitwisseling is het ons te doen, daarom hebben we de mensen bij elkaar gebracht en hebben we een
gemeenschap gesticht Dat kan alleen maar indien ze kunnen kopen en verkopen antwoordde hij.“ Uit dialoog inzake De Staat (Politeia),
(Plato, [ongeveer 4e eeuw V. Chr.], 1991, 107)
Door: drs. H.J. Willemsen (©) Stichting WTS, worldtaxsystem.com
49
De podiumspelen (materie)
Binnen de newtoniaanse beschouwingswijze neemt materie de centrale plaats in.
Ruimte is op zich driedimensionaal. Een lijn, en nog een lijn er haaks op geeft een vlak. Zoals de vloer van de
kamer. Nu de hoogte in – tot het plafond - en dat geeft de derde dimensie. De ruimte in het theater is aldus
verkregen. In het universum noemt men ongevulde ruimte “ether” (Fischer 2005, 53). Er kunnen dingen staan.
Zoals een houten stoel waarop een artiest gaat zitten. De stoel is de materie. De materie is geplaatst in een
driedimensionale ruimte. Indien we tijd er aan toevoegen hebben we het bekende vierdimensionale
ruimtetijdbeeld van ons leven.
Materie op zich
Het zijn de goederen die ons leven in gevaar brengen. Men kan feitelijk stellen dat we de goederen tegenover de
mens stellen. De goederen leggen druk op onze natuur, door het verbruik van natuurlijke rijkdommen maar ook
door de uitstoot van afval zoals CO2. Dat heeft op zijn beurt weer verdroging in grote gebieden op de wereld. De
stijging van onze zeespiegel, de teloorgang van ecosystemen die de veranderingen niet kunnen bijhouden, en
direct op de mens die eerder ziekten als huidkanker oploopt. Het zijn geen sprookjes die we hier schrijven. We
weten dit allemaal en het andermaal uitleggen heeft geen zin.
We kunnen het vergelijken met een podium wat te vol is komen te staan.
Fundamenteel twee soorten
Het komt er op neer dat er twee soorten materie zijn. Oorspronkelijk en niet oorspronkelijk. Levend en niet
levend. De goederen zijn dood en niet meer oorspronkelijk. Terwijl de natuur en de mens levend en oorspronkelijk
zijn.
Goederen hebben allemaal een bepaalde nuttigheidswaarde. Die willen we zelf gebruiken. Of kunnen we ruilen
zodat een ander ze kan gebruiken. We zullen een scherpe analyse van de goederen maken, want daarin zit het
gevaar.
En wat ten aanzien van de natuur? Natuur is onze tweede hoofdgroep aan materie. Daarin zit ook nuttigheid. Er zit
bijvoorbeeld energie in verwerkt. Door fotosynthese zijn planten in staat energie op te slaan. De bron van al die
energie is de zon77. Ook wij maken daar via onze voeding gebruik van. Maar ook wordt ons zuurstof, delfstoffen,
hout, etc. geleverd. En een omgeving voor recreatie, inspiratie, ontwikkeling. Dit “speeltuig” is eigenlijk van veel
grotere waarde en is over het algemeen ongevaarlijk.
De goederen en onze scheppende kracht
Indien we het over dode materie hebben we het vooral over de goederen, onze producten. Op de wereld zijn we
meester in de producten. “Geef ze spelen en brood, en ze zullen zoet zijn.”
Laten we eens kijken hoe ze precies ontstaan.
Het begon lang geleden toen we in staat waren met een speer een prooi te vangen. Of het graan tussen twee
stenen te malen. We plaatsten dus voorwerpen tussen ons en de natuur in om het onszelf gemakkelijker te
maken. We combineren onze [menselijke dienst] met de dode [materie].
77
Al zijn er in sommige diepzeegebieden ook leefgemeenschappen ontdekt die energie putten uit geologische bronnen. Die organismen
kunnen waterstofsulfide onttrekken en verbruiken om weer aan andere organismen in de cyclus door te geven.
Door: drs. H.J. Willemsen (©) Stichting WTS, worldtaxsystem.com
50
De dingen die we tussen ons en iets plaatsen zijn de machines waarmee we andere goederen bewerken. We
breiden ons eigen kunnen uit met de dingen. We “vergroten” en “verlengen” onszelf figuurlijk. Zoals een
computer waarmee u een tekst vervaardigt. Maar ook met een zware machine die een plaat kan buigen.
In de dierenwereld treffen we dit maar sporadisch aan. De bruine kapucijnaap kan tussen twee stenen noten
kraken. Iets soortgelijks treft men aan bij chimpansee en de zeeotter. Sommige dolfijnen gebruiken sponzen als
werktuig. Maar de mens, die is er de absolute meester in. We kunnen andere goederen vervaardigen. En
bovendien weten anderen binnen afzienbare tijd wat ze ermee kunnen.
De soorten producten
We zien dat we ons kunnen verlengen met de goederen. Om daarmee bijvoorbeeld weer een voorwerp te
bewerken waarmee we de intentie hebben het product te gaan ruilen. Een voorwerp is een product in wording.
Zoals een schilderij bijvoorbeeld wat door de mens met diens pencelen wordt gemaakt. Om, of er zelf naar te
kijken of het te verkopen. Het schilderij onder de hand van de schilder is dan het product in wording. Een
voorwerp dus.
Er zijn producten die we zelf kunnen gebruiken. Het huis waar u in woont, met alles er op er in en er aan, is een
dergelijke verzameling. Het zijn de consumentenproducten.
Tenslotte hebben we de dingen die we kunnen toepassen op een ander mens. Het zijn de dienstenproducten.
Zoals de scalp van de chirurg.
Omdat we het allemaal – de menselijke dienst, de dingen en de natuur - kunnen ruilen is het ons vermogen. En dat
vermogen is meestal iemands eigendom.
Omdat het wellicht gaat duizelen, maken we van deze vermogenssoorten het volgende overzicht.
Hierboven is de newtoniaanse werkelijkheid – materie, energie, ruimte en tijd – in concrete dagelijkse toestanden
en handelingen uiteengezet. De verschillende soorten producten, onze diensten, de natuur de mens. Maar ook de
tijd, in dit geval volg-tijdelijk toegepast op de goederen die eerst voorwerp waren. En daarvoor weer natuur.
Door: drs. H.J. Willemsen (©) Stichting WTS, worldtaxsystem.com
51
Voorbeeld:
Dit boek is opgebouwd uit papier. Het papier is oorspronkelijk voorgebracht uit het hout, cellulose uit de [natuur]. De
[producentenproducten] om het papier te maken waren helaas de kettingzaag, een pulpmachine,…
De inhoud van het boek, de tekst, is weer door mijn [menselijke dienst] gemaakt in combinatie met de computer, mijn bureau, mijn
bibliotheekje, de openbare bibliotheek, …mijn [producentenproducten] derhalve.
Stel, de drukker maakte met zijn [producentenproducten] van het papier en mijn tekst [voorwerpen] het boek [product].
Dat boek [product] komt weer terecht bij de mensen. Het boek belandt ergens, wellicht statusloos, in de kast. Later wordt het wellicht
gebruikt. En krijgt dan weer een andere status. Maar voor sommigen is het wellicht een [producentenproduct] indien men het waard vindt
er iets nuttigs in te vinden voor hun werk als producent (in ruime zin). Het boek heeft dan de status [producentenproduct]. Voor iemand
die dit leest voor zijn hobby is het een [consumentenproduct]. Voor iemand die dit leest om een ander mens direct te helpen, bijvoorbeeld
iets te leren, is dit boek een [dienstenproduct]. U ziet dat de gebruiksstatus van iets ogenschijnlijk eenvoudig telkens kan veranderen. Iets
dergelijks zien we met veel dingen. De status verandert steeds in de tijd.
78
Men ziet dat ook goed bij vervoersmiddelen, kleding, een computer. Heel veel goederen. Ze worden vaak afwisselend gebruikt .
De oorspronkelijke componenten zijn steeds geweest: natuur en de menselijke dienst. Dit hoeft niet verder
bewezen te worden79.
Indien we de klok 20.000 jaar terug kunnen zetten zien we alleen natuur en de menselijke. De huidige samenleving
kan niet anders dan uit die twee componenten zijn geschapen, zijn geëvolueerd80.
Ook de dingen die we nu hebben worden ooit teruggeven aan de natuur. De moleculen in het niet te recyclen
afval zijn de bouwstenen voor natuur die we wellicht later opnieuw zullen uitwinnen81. En opnieuw worden de
dingen uit de natuur en de menselijke diensten weer opgebouwd. Het is een kwestie van tijd. Alles daartussenin is
een enorm systeem dat door mensen is aangelegd. Over dat systeem meer in het volgende hoofdstuk.
De producten – de mengvormen van de menselijke dienst en natuur - kunnen we onderscheiden in:
De voorwerpen. Dit zijn de dingen die we aan het vervaardigen zijn. Zoals een schip wat gemaakt wordt. Het brood
dat door de bakker gebakken wordt. Het kunstobject van de kunstenaar.
De producentenproducten. Dat zijn de dingen die we tussen ons en het voorwerp zetten om te behandelen. Zoals
de lasautomaat om het schip te maken. Of de oven van de bakker om het brood te bakken. De kwast van de
kunstenaar…
De dienstenproducten, indien iemand een dienst op een mens toepast en daarvoor een product nodig heeft
noemen we dit een dienstenproduct.
De eindproducten door de consument gebruikt. We noemen die de consumenten producten. Waar het uiteindelijk
om zou moeten gaan. Uw huis, de frutsels in de vensterbank, de krop sla82 in uw koelkast, het schilderij aan de
muur.
78
Deze constatering is van belang omdat we ervoor moeten waken dat dergelijke goederen hetzelfde worden belast. Anders krijgt men
concurrentievervalsing en economische en maatschappelijke ongelijkheid. Ieder mens moet vrij zijn in het verrichten van zijn menselijke
dienst. Het instrumentarium wat daarbij wordt gebruikt (de computer, de auto, de boeken, …) moeten dus hetzelfde fiscale lot hebben als
de fabrikanten. Anders begint men al op achterstand.
Daarnaast worden thans maar al te vaak goederen aangekocht omdat ze nu eenmaal aftrekbaar zijn. Of “op de zaak” verschoven en dan
mag het wat meer kosten nietwaar? Die onzin moet ophouden. Men moet, op een neutrale manier, alleen voor de nuttigheid kopen. En
anders moet men het met rust laten, dus eigenlijk “levend” als natuur laten.
Hoe we dat gaan doen wordt later duidelijk.
79 En deze constatering is het bewijs van de ervaring die vaak als enige bron van waarheid wordt gezien. Ze is verifieerbaar ten aanzien van
alle dingen die we zien en alle handelingen van de mensen zijn constateerbaar. U hoeft maar rond te kijken. De verifieerbaarheid is het
ideaal van de wetenschap (Derksen 2010: 15).
80 Het is inderdaad een evolutionair proces, bij de darwinistische beschouwingswijze zullen we het “universeel darwinisme” uitvoerig
behandelen.
81 Er zijn overigen ook materialen die de natuur niet, of met veel schade, kan opnemen. Zoals zware metalen. (Tietenberg 2010, 432)
82 De krop sla was immers al lang los gemaakt uit de natuur. Ook het land van de boer is dat reeds.
Door: drs. H.J. Willemsen (©) Stichting WTS, worldtaxsystem.com
52
Scheppen, onderhouden en vernietigen
Onze scheppende kracht– waarmee we samen de producten maken - wordt in de maatschappij te veel gebruikt.
De cyclus is veel te vaak: ontrekken uit de natuur, bewerken op de fabriek, een periode gebruiken en weggooien.
Dode materie stapelt zich onnodig op. De natuur kan het niet bijbenen. Er zijn meerdere oorzaken aan te wijzen.
In de kern hebben we te maken met het optreden van de eerder geschetste blauwe stromen. Bovendien wordt de
oppervlakte van ons podium verder bezet met goederen van allerlei aard. Zoals we hiervoor hebben gezien rukt de
blauwe oppervlakte op ten koste van de groene oppervlakte.
De levenscyclus van een goed is, technisch gezien, scheppen, onderhouden en vernietigen.
Hierboven treft u een diagram aan die ons scheppend vermogen ten aanzien van goederen weergeeft. Het
linkerdeel, tot en met fase (2), heeft het karakter van een vuldiagram. De vulling betreft materie of menselijke
diensten. Het zijn de “voorwerpen” die hiervoor zijn aangegeven totdat ze na bewerking een product zijn
geworden..
Na totstandkoming, aan het einde van fase 2, zien we het gebruik en het verbruik van het product. Dat is fase 3.
Tenslotte wordt het vernietigd om weer uiteen te vallen (fase 4).
Sommige goederen worden eenmalig gebruikt. Zoals voedingsmiddelen. Andere goederen hebben het karakter
meerdere malen gebruikt te kunnen worden. En vaak moeten ze onderhouden worden. Onderhouden bedoelen
we in de meest ruime zin. Onderhouden om te blijven zijn. Zoals de auto moet worden getankt, de vleeswaren
moeten worden gekoeld, de stoel moet worden geschilderd, het glas moet worden gereinigd. Dit onderhouden
heeft bij de meeste goederen een repeterend karakter. Het rechter deel van de diagram, vanaf fase (3a), is dan
ook een periodieke grafiek. Een toestand die zich herhaalt.
Een typisch voorbeeld is een kruimeldief met een oplaadbare accu83. Zoals gezegd ontstaat het ding uit de natuur
en door de fabricage (schepping, menselijke dienst en dode materie). Volgens een technisch plan maken we het
(0). We gebruiken het (3a). Op een gegeven moment vermindert de zuigkracht van de kruimeldief omdat de accu
afzwakt. Het ding voldoet minder aan de verwachtingen, het daalt onder het verwachte nut (de minimum norm
hierboven aangegeven). Als de accu uitgeput is kan het niet meer worden opgeladen. Het ding kan worden
83
Soortgelijke voorbeelden met accu’s zijn elektrische tandenborstels, gsm’s, navigatieapparatuur, nachtlampjes, fototoestellen, elektrisch
handgereedschap, … probeert u maar eens na een jaar of 3 een nieuwe accu aan te schaffen. Het gaat niet of zeker niet zo gemakkelijk zoals
u het apparaat kocht.
Door: drs. H.J. Willemsen (©) Stichting WTS, worldtaxsystem.com
53
weggegooid, vermoedelijk gaat het de verbrandingsoven in met accu en al. We kunnen ook een nieuwe accu
kopen en de oude accu recyclen. En we betalen de winkelier voor de service en de handige buurman iets voor de
plaatsing. Het ding gaat dan weer jaren mee. Feitelijk hebben we dan de menselijke dienst en de natuur weer
gedeeltelijk gecombineerd (3b). Naast het reinigen van het apparaat en het toevoegen van stroom ed kunnen we
dus ook een kleinere “schepping” toevoegen, zoals de nieuwe accu.
Ook ieder levend wezen heeft met dit verloop te maken. We ontstaan fysiek (2) volgens een bepaald biologisch
plan vastgelegd in DNA en RNA (0) uit diverse stoffen (1), we leven en wij voegen steeds materie (en dus
chemische energie) aan onszelf toe (3). We “onderhouden” onszelf door een botenham te eten bijvoorbeeld. Via
onze biologische systemen, spijsvertering via de darmen en andere organen en de stofwisseling via het bloed,
onderhouden we onszelf. De hartslag zorgt, met een veel hogere frequentie uiteraard dan deze diagram, letterlijk
voor de toevoeging van materie en energie aan ons lichaam84. En we hebben hulp nodig van een derde om ons te
onderhouden. Door de arts bijvoorbeeld. En we takelen af en uiteindelijk sterven we (4) om het fysieke lichaam
weer uit stof uiteen te vallen.
Dit scheppend principe is beslist universeel85.
Het voorgaande principe geldt ook voor de goederen, waar de mens de baas over is. Beter gesteld, zou moeten
zijn. Laten we eens fase voor fase kijken naar de cycli van de goederen. Want het is het ge- en verbruik van de
goederen die ons bedreigen. We moeten de grote principes die er achter schuilgaan kennen willen we ze kunnen
beheersen.
Fase 0, memen
Het scheppen gebeurt dus in de linker driehoek. Zoals herhaaldelijk uiteengezet is een ding de combinatie van
materie (oorspronkelijk natuur) en de menselijke dienst. Er wordt bij het scheppen gewerkt volgens bepaalde
memen. Memen zijn normen, tradities, ideeën, plannen … Die zijn aangeduid met (0) in het plaatje. Een plan
hoeft uiteraard geen uitvoerig technisch plan te zijn. Een schilderij bijvoorbeeld ontstaat veelal door de inspiratie
van de schilder. Het plan zit in het hoofd of wordt gezien door de schilder die het beeld zichzelf maakt en op het
doek weergeeft. Eenzelfde lot geldt voor een boek of een knipwerkje van een kind. Maar laten we beter bij de
complexere - samengestelde - goederen blijven.
Laten we eens naar het oude bouwplan van Scherpslijp zijn landgoed in Simple sur Mer kijken. Scherpslijp was na
een succesvolle kapperscarrière afgezwaaid naar Simple sur Mer. Hij ging de oude boerderij om laten bouwen tot
een landgoed. In het hoofd had hij al een bepaalde voorkeur voor het bouwsel. Kijkend naar bestaande gebouwen
en ervaringen krijgt het vorm. Hij maakte een schets en daarmee ging hij naar een architect om een tekening
maken.
Er volgde overleg met de aannemer en de burgemeester en de punten worden op de i gezet. Het plan is voltooid
en goedgekeurd. Er is nog geen spijker geslagen maar toch zijn er al zeer veel werkzaamheden verricht. Dit plan
bestaat grotendeels uit menselijk diensten.
Wat is er nu eigenlijk gedaan?
Er is primair door alle partijen in dit geval een norm bepaald en een plan gemaakt. In het geval van het landgoed
zijn het de normen waar het aan moet voldoen. Het bouwwerk moet bijvoorbeeld worden opgetrokken uit
84
Maar dus ook voor herstel (witte bloedlichaampjes, bloedplaatjes in het plasma). Biologische systemen zijn uiteraard veel complexer dan
de dingen. Fundamenteel zijn het deze hoofdprincipes.
85Het scheppend principe geldt voor de levende wezens maar ook voor de goederen. Het treffende patroon “scheppen - onderhouden vernietigen” komt men ook bij de grote wereldreligies tegen. Het meest duidelijke wellicht bij het Hindoeïsme waarbij men spreekt van de
Drie-eenheid: Brahma, Vishnu en Shiva. De schepper, onderhouder en vernietiger.
Einstein: “I want to know His thoughts, the rest are details.”
Door: drs. H.J. Willemsen (©) Stichting WTS, worldtaxsystem.com
54
bepaalde stenen, de kamers moeten een bepaalde grootte hebben. Met de gemeente en de architect worden de
technische criteria doorgenomen. Wat zijn de normen voor de isolatiewaarden, de grootte van de deuren, de
locale eisen ten aanzien van de architectuur, ed.
Wat eigenlijk gebeurd is, is dat de lijnen in de bovenstaande diagram zijn uitgezet. De norm is gesteld. In dit geval
is het een combinatie van normen , die van Scherpslijp, zijn wensen en financiële mogelijkheden. De normen van
de architect, die van de gemeente en de normen van de aannemer. Verder is het plan gemaakt. Bij het plan gaat
het om het construeren van het object. Het plan bepaalt dus de realisatie van het fysisch object binnen een
bepaalde periode. De grenzen van het plan zijn de normen.
In bovengenoemd diagram zijn de lijnen denkbeeldig de norm. De lijn is echter een algemene, samengestelde
norm. De normen voor de functionaliteit, die van de financiën, die van de tijd (degelijkheid, houdbaarheid), die
van het gezin bij de aankoop of bouw van een willekeurig huis. Ze hadden allemaal hun eigen inbreng op het te
realiseren huis.
Bij een nieuw te ontwikkelen product gelden bijvoorbeeld weer andere nomen en plannen. Opnieuw technische
nomen die men in de industrie productontwerp noemt. Verder zijn er uiteraard de financiële normen en plannen
(terugverdientijd, contante waarde ed). En niet te vergeten de commerciële normen (concurrentieanalyse,
ontwerp, verpakking, marketing, commerciële levenscyclus, ed.). De commerciële economie is overigens een groot
deel opgebouwd uit psychologie. Hoe gedragen mensen zich tegenover kleuren, geuren, voorbeeldtypes… Ze
spelen in op onze geest. Opnieuw wordt de inhoud, omvang en gewenste duur van het fysisch object bepaald. En
hoe wordt de consument bereikt en bespeeld. De begeerten voor de goederen, onze dode dingen, bestaat al
lang86. Ze worden sinds de commerciële economie en de technische vooruitgang verder aangewakkerd. Opnieuw
dus normen en plannen en dan om een veelal een zo groot mogelijk marktaandeel te krijgen. Deze fase wordt in
de productietechniek de productplanningsfase genoemd. Ze komt eigenlijk voor het technisch ontwerp.
Newtoniaans beschouwd zal men een zo groot mogelijk relatief aandeel aan (dode) goederen op het podium
proberen te krijgen.
Op een bepaalde manier hebben we een zwak voor de goederen. We weten dat allemaal wel. Een mooie auto,
mooie kleren, een statig en extra groot huis. We zullen later zien dat dit gedrag Darwinistisch is te verklaren. Ook
is een deel psychologisch te verklaren. We zullen hier nog op terugkomen.
Terug naar de diagram. De plannen en normen worden in fase (0) bepaald87. Soms wordt later bijgestuurd, en past
men de plannen en de normen wellicht wat aan. Al is dat, zeker bij productiebedrijven, een kostbare zaak. Hoe
later, hoe moeilijker en kostbaarder bijsturen wordt. Men kan het beste een zo goed mogelijk plan maken.
Wat we even moeten vasthouden is dat de normen samengesteld zijn, een veelheid van normen. Financiële,
emotionele, commerciële, praktische. Het zijn er steeds heel veel en voor ieder persoon en gemeenschap zijn ze
weer anders.
86
“Bijzonder lang blijft Dostoïevsky staan, waar de zoetigheden verkocht worden. Hij is een hartstochtelijk vriend van alle zoetigheid, maar
hij kan niets kopen, want daartoe ontbreekt het hem aan geld. En dus loopt hij nog een stuk verder, waar, al weer zonder meer op de grond
uitgestald, aromatische kruiden uit Indië te koop aangeboden worden, die je bijna met hun zoete geuren geheel zouden bedwelmen. En dan
zijn er blauwe turkooizen, groene smaragden, alle mogelijke ringen, oorbellen, broches, gespen en paarlen. Een ongelooflijke hoeveelheid
parels ! Naar men zegt komen ze uit Perzië. Ze glanzen in de zon als de tanden van de Aziaten, die ze verkopen. En het volksgeloof wil, dat,
als men lang naar diens glans kijkt, men zo betoverd wordt, dat je zowel je rust als je verstand verliest.
Maar dan stoot Dostoïevsky ineens een kreet uit, zo hard dat de omstanders hem verwonderd aankijken:
< En mijn << Dodenhuis>> ? Hier loop ik maar rond en sta te kijken, in plaats van aan mijn roman te werken ! > “
Uit het leven van Dostoïevsky. (Rachmanowa 1948, 159)
87Voor producten is dat klassiek het productontwerp, van specificatiefase naar conceptontwerpfase tot detailontwerpfase (OU 2009, 48).
Men maakt tegenwoordig vaak gebruik van Concurrent Engineering. Men ontwerpt gelijktijdig de diverse fasen en integreert zo snel
mogelijk de functies en processen (Anderson 2006). Dat drukt onder meer de kosten en men kan sneller de markt op.
Door: drs. H.J. Willemsen (©) Stichting WTS, worldtaxsystem.com
55
Ook de memen (normen etc) zijn aan evolutie onderhevig (Heylighen 2009 154). Een patent om een goed te
maken is maar een idee wat wellicht uit andere (goede) ideeën is geëvolueerd. Bij de Darwinistische beschouwing
zullen we langer bij de evolutie stilstaan.
De meest belangrijke norm voor de mens is het blijven voortbestaan. Alles moet er op zijn gericht. Andere normen
moeten wijken. Om die reden moeten ook ecologische en biologische en sociale nomen meer hun intrede bij de
totstandkoming van die plannen worden betrokken. Verder moeten we een rangorde in de normen scheppen. De
normen, ten gunste van ons voortbestaan, moeten in rangorde stijgen. Andere normen moeten een lagere rang
krijgen. De commerciële en financiële normen moeten dus onder de normen komen te staan die het leven in
stand houden.
Concreet kan het ten aanzien van normen gaan om de isolatiewaarden van muren, vloeren, ramen, daken van het
te bouwen huis. De uitstoot van CO2, fijnstof en NOx bij te bouwen auto’s. Het gebruik van minder
verpakkingsmateriaal bij producten. Een dwingende verplichting tot een eerlijke en volledige voorlichting /
informatievoorziening voor de gebruiker bij de aankoop van producten zodat minder wegwerpproducten worden
verkocht. Men moet rekening houden met de levenscyclus en ontwerpen voor recycling of voor hetgebruik
(Demeestere 2012 5). Verder moet de overheid aanmoedigen dat goederen meer in de tijd worden gedeeld.
Verhuur is geen belastbaar feit meer. Carpoolen en kostenvergoedingen zullen eveneens geen belastbaar feit
meer zijn. Newtoniaans wordt dan materie beter in de tijd door de mens benut. Ook wordt voorkomen dat in
volume-eenheden teveel verbruik ontstaat. Door bijvoorbeeld slechts een auto optimaal te benutten. Verder
moet de menselijke dienst vrij worden. Ze moet ingezet worden waar nodig. Om de goederen te “onderhouden”
in ruime zin. Het huis isoleren, de computer een upgrade geven in plaats van een nieuwe kopen…
Deze nomen daartoe moet de overheid invoeren. Belemmerende en letterlijk “verstikkende” (belasting-)regels
moeten worden afgebroken. De normen moeten primair zien op de goederen en niet op de mensen. Het
afdwingen van op de goederen gerichte normen kan op drie manieren gaan:
1; Via command-and-control beleid88. De overheid stelt dan direct normen vast. Zoals de normen die gelden voor
verpakkingsmaterieel of isolatiewaarden voor een woning. En we kunnen ze ook toepassen voor bijvoorbeeld een
verbod op open koelvitrines in winkels, een verbod op de verkoop van drinkwaren die pretenderen vers te zijn en
aldus zogenaamd gekoeld moeten worden…
De normen ten aanzien van de productie, het gebruik en de vernietiging (scheppen onderhouden vernietigen) van
goederen komt dus meer overheidsbemoeienis. Dit is trouwens niets nieuws. Als het van levensbelang is wisten
we al lang hoe het moest zoals het volgende voorbeeld aangeeft.
Zierikzee, 8 september 2012, open monumentendag
Er waren monumenten vrij in te lopen waarbij men soms uitleg kreeg. In een van de monumenten was de houten vloer open gewerkt en
het gat was bedekt met een glasplaat. Onder de glasplaat was een gemetseld met tegeltjes afgedekt tunneltje te zien. Het tunneltje heeft
een breedte van ongeveer 30 centimeter. De eigenaresse legde uit dat het een overblijfsel van een aansluiting op een waterkwartier was
die stamde uit de 13e eeuw.
Het stadje, dat ligt aan de Zeeuwse kust, was omgeven door brak en zout water. Drinkwater was schaars. Zierikzee werd verdeeld in kleine
regio’s, zogenaamde “kwartieren”met een eigen drinkwatervoorziening. Ieder huis was verplicht het hemelwater op een centrale waterput
gelegen in het kwartier aan te sluiten. De afname van het water werd eveneens gecontroleerd gedaan.
Deze manier van samenwerken en beheersing is een schoolvoorbeeld van “ouderwets” command and controll beleid. Het is zo duidelijk
omdat alles fysiek zichtbaar is, de stadbewoners was direct betrokken en water is van levensbelang.
Tegenwoordig zou men zeggen dat overheidsingrijpen nodig is omdat dergelijke voorzieningen niet tot stand komen op individueel nivo en,
als ze zouden ontstaan, er machtsposities zouden ontstaan (bij de waterleverancier).
Command-and-control beleid is een onderdeel van het publiekrecht. De overheid die iets afdwingt. Welke
verpakking wordt verboden? Mag een auto worden geëxporteerd of moet die worden gesloopt? Wat zijn de
bouwnormen van overheidswege?..
88
Dit beleid wordt gebruikt in de milieueconomie (Tietenberg 2010 310)
Door: drs. H.J. Willemsen (©) Stichting WTS, worldtaxsystem.com
56
2; Beter privaatrecht & betere instituties
Bij privaatrecht gaat het om het geldend recht tussen de burgers onderling. Dat bijvoorbeeld verhuur tussen
particulieren flexibel en aantrekkelijk verloopt. Dermate dat in de tijd een goed in ruime mate wordt benut. Dus
geen verstarrend huurrecht wat leegstand veroorzaakt. Een ander voorbeeld is het ruimer toepassen van
productgarantie. Indien een product niet blijkt te voldoen mag een fabrikant zich minder snel verschuilen achter
beperkende gararantie-termijnen. Dat geeft de fabrikant een prikkel om goederen te produceren die langer
meegaan. En de consument wordt niet gedwongen een vervangend exemplaar te kopen. Hier gaat het om een
aanpassing van het consumentenrecht. Nog een voorbeeld is de wettelijke mogelijkheid tot meer thuiswerk of de
wettelijk mogelijkheid om een reiskostenvergoeding te ontvangen in plaats van een nieuwe leasewagen
(arbeidsrecht). Aldus is minder kantoorruimte nodig en wordt er met minder auto’s gereden.
Hier is een tegengesteld belang aanwezig tussen de eigenaar van het goed en de fabrikant. Of tussen werkgever
en werknemer. Of tussen verhuurder en huurder. Het is dan minder snel nodig om als overheid direct in te grijpen.
De ene burger zal met de wet in de hand naar de instituties gaan om het recht af te dwingen. Die instituties
moeten er uiteraard wel zijn en toegankelijk zijn. Liefst met een zo laag mogelijke drempel.
Bij command-and-control beleid is dat overheidsingrijpen eerder nodig omdat er geen tegengesteld belang is
terwijl er wel een maatschappelijk belang is.
Bij instituties moeten we denken aan de (semie-)overheidslichamen die de maatregelen uitvoeren en bewaken.
Verder zijn er de instellingen die certificaten afgeven voor kwaliteitssystemen (ISO, NEN) en verplichte
markeringen voor productiemachines (CE).
Het gaat te ver om in het kader van dit onderzoek ook command-and-control beleid uitgebreid te ontwikkelen.
Ook gaat het te ver uitvoerig op het privaatrecht in te gaan. Waar nodig stippen we aan dat een aanvulling of
ondersteuning op die gebieden gewenst is. We gaan echter het hoofd er niet over te breken. Wel moeten de
goederen worden beoordeeld en fiscaal geklasseerd worden door een onafhankelijke instelling89. Daar komen we
uitvoerig op terug.
3; Een krachtige manier van overheidsingrijpen is de belastingheffing. Zonder inkomstenbelasting moet een
verbruiksbelasting wel krachtig en effectief zijn. Dermate dat we het verbruik van goederen kunnen gaan
beheersen. De belastingheffing tast iemands vermogen gemakkelijk aan. En de belasting is gemakkelijk in een
dynamisch, zelfregelend systeem in te passen, zullen we in het volgende hoofdstuk zien.
Door een evenwichtige belastingheffing is minder ondersteuning nodig op het gebied van command-and-control
beleid en aanpassing van het privaatrecht.
Een auto wordt fors duurder gemaakt. Het heeft tot gevolg dat werkgever en werknemer elkaar eerder zullen
vinden om slechts een auto te gebruiken. En dan liefst een zuinige. Hetzelfde geldt voor het optimaal gebruik van
andere samengestelde goederen. Zoals een boot, een tweede woning, een computer, de bureaumeubels, … Geen
(gedeeld) gebruik levert voor de eigenaar eerder verspilling op.
Het te realiseren landgoed van Scherpslijp, een samengesteld goed, zou eveneens worden getroffen.
Zo zal de verbruiksbelasting de goederen, waaruit het nieuwe landgoed wordt samengesteld, duurder maken. Een
nieuwe houten balk zal duurder zijn dan de gebruikte houten balk die Alternatief uit zijn bouwvallen haalde. Dat
zorgt er voor dat de restwaarde van de gebruikte maar nog goed toepasbare balk hoger komt te liggen. Daardoor
89
Bij het reeds voorhanden hebben van een ISO certificaat kunnen delen van de toetsing achterwege blijven. Ook indien men binnen het
bedrijf reeds een systeem van integrale kwaliteitszorg heeft waarbij bijvoorbeeld de productlevenscyclus goed wordt bewaakt, zal een
toetsing gemakkelijker en vermoedelijk gunstiger verlopen.
Door: drs. H.J. Willemsen (©) Stichting WTS, worldtaxsystem.com
57
zal de afvalstroom omlaag gaan, de bossen minder belast worden en Alternatief zal er nog geld aan overhouden
ook.
De belastingheffing zorgt er dus voor dat de financiële normen anders zullen zijn. Veronderstel dat een
podiumbelasting en een verbruiksbelasting al lang zouden bestaan. Veronderstel dat de burgemeester
desgewenst beperkte instructies (command-and-control) mag geven ten aanzien van de verbouw van de
boerderij.
Scherpslijp zou dan de oude boerderij niet radicaal laten afbreken en niet een landhuis laten herrijzen. Hij zou de
boerderij wellicht kleiner maken. De vrijkomende materialen zouden opnieuw gebruikt worden en de boerderij
zou goed worden geïsoleerd. Mede gelet op de hogere prijs voor brandstoffen. Zou de burgemeester het isoleren
niet eisen dan zou de verbruiksbelasting op brandstoffen het wel via een omweg afdwingen.
Scherpslijp verandert omdat de financiële normen in fase 0, door de belastingheffing, anders zijn geworden. De
samenstelling van het landgoed zou anders geworden. Dat geldt niet alleen voor een product in de winkel. Voor
ieder samengesteld goed. De belastingheffing zorgt dus dat de begroting van Scherpslijp er ander uit komt te zien.
Het technisch bestek zou bestaan uit minder schadelijke goederen en er worden investeringen gedaan die er voor
zorgen dat later minder brandstoffen worden gebruikt.
Andere normen, zoals die van de burgemeester zijn in de regel in mindere mate nodig.
Waarom toch zowel command-and-control beleid als belastingheffing?
Het is beide nodig. We lopen nu een beetje vooruit. Het command-and-conrol beleid ziet op de goederen. Dat zijn
objecten binnen het te ontwikkelen systeem. De objecten zijn veelal onderdeel van iemands vermogen.
Veronderstel nu dat die persoon al voldoende vermogend is. Het kan die persoon vermoedelijk weinig schelen of
een woning, die hij verhuurt, geïsoleerd is of niet. Of er zonnepanelen op liggen of niet. Hij zal het pas gaan doen
als:
1; hij de kosten van het isoleren (deels) kan doorberekenen aan de huurder en/of
2; hij van overheidswege wordt gedwongen
Hetzelfde zal gelden voor een woning in het bezit van een bejaard echtpaar. Ze zullen letterlijk zeggen “Na mij
trekken ze de leer maar op!” Met andere woorden, ik wil mijn geld daar niet aan besteden omdat ik er in de
toekomst toch de vruchten niet meer van pluk (door lagere energiekosten bijvoorbeeld). Ze verdienen de
investering nooit meer terug. Hier werkt alleen een combinatie van het verplicht “onderhouden” van het object
met een zware belastingheffing op energie. Hier is het command-and-controlbeleid nodig omdat de
belastingheffing het subject niet meer effectief zal treffen.
Ook moeten we denken aan het verplicht vernietigen van een auto. De verkoop van zuinige auto’s wordt
gestimuleerd door belastingvoordelen. Het versnelt omschakelen op een zuinigere auto werkt averechts indien
men bedenkt dat veel van de ingeruilde auto’s naar Afrika worden geëxporteerd en daar nog vele duizenden
kilometers zullen rijden. Met andere woorden: door een nieuwe aan te schaffen gaan er, zonder vernietiging,
twee auto’s rondrijden. Men kan de slechte gevolgen een kind uitleggen. Hier werkt een combinatie van het
verplicht “vernietigen” van het oude object met een zware belastingheffing op fossiele brandstoffen en een milde
heffing op de zuinige auto beter90. Dus command-and-control: het vernietigen en belastingheffing op brandstoffen
en de auto91. Het is nodig omdat het object in handen komt van een subject – in Afrika – dat zich niet veel van
milieunormen zal aantrekken.
90
De belastingheffing kan overigens de verplichte recyclage ondersteunen omdat “nieuw” metaal uit ertsen produceren in de
verbruiksbelasting vele malen duurder zal zijn dan met gebruikt metaal. Staalproductie uit ertsen vergt veel meer energieverbruik. De
productie van staal uit ertsen worden zwaarder belast en de kolen voor de hoogovens worden zwaarder belast. Dit stuwt de prijzen van
gebruikte metalen op en eveneens de oud metaalprijs van de gebruikte auto.
91 Ook volgt voor de auto een podiumheffing omdat autogebruik nu eenmaal veel “blauw” podium vraagt. Een auto is een interessant
object in het geheel. Er zitten vele moeilijkheden aan. In het volgende hoofdstuk zullen we er over uitweiden.
Door: drs. H.J. Willemsen (©) Stichting WTS, worldtaxsystem.com
58
Dus, door de objecten primair te treffen met belastingheffing zullen de componenten van samengestelde
goederen anders worden. Zonder dat er nog maar iets gebeurd is zal men eerder besluiten te veranderen.
Met andere woorden men zou mathematisch pas veranderen als de kosten van verandering voor hem lager zijn
dan de kosten om niet te veranderen.
Soms is het nodig de heffing te combineren met command-and-control beleid omdat het niet mogelijk is de
subjecten achter de objecten effectief in het vermogen te treffen. Het zoet zich voor dat die kosten van
verandering niet gevoeld worden. Zoals de auto die geëxporteerd wordt, het bejaard echtpaar wat geen ramen
met dubbele beglazing wilt plaatsen, de rijkaard die het allemaal niet meer interesseert, of de armlastige die geen
geld heeft om een beter product te kopen en het met het oude verspillende zal moeten blijven doen92. De door
ons voorgestelde belastingheffing zal een enorme sprong voorwaarts zijn. Het volgende overzicht geeft
daarentegen aan dat command-and-control beleid de belastingheffing moet ondersteuren.
92
Ook om deze reden moet rijkdom worden verdeeld. De rijkaard moet het nog interesseren om maatschappelijk met zijn vermogen om te
gaan en de armlastige moet ook een kans krijgen vermogen op te bouwen waarmee hij ook in staat wordt gesteld betere alternatieven aan
te schaffen. Een nieuw kozijn met dubbelglas, een draaibank die minder afval en uitval levert, een hoog rendementsketel, een printer die
dubbelzijdig afdrukt, …
…
Socrates: “Ik bedoel rijkdom en armoede”
Adeimantos: “Hoe komt ge daarbij?”
Socrates: “Heel eenvoudig. Denkt ge dat een pottenbakker zich nog druk zal maken, wanneer hij rijk is geworden?”
Adeimantos: “Nee, natuurlijk niet.”
Socrates: “Zal hij luier en onverschilliger worden dan hij al was?”
Adeimantos: “Veel luier.”
Socrates: “Wordt hij dan een slechtere pottenbakker?”
Adeimantos: “Een veel slechtere.”
Socrates: “Maar als hij te arm is om aan werktuigen en materialen te komen, zal hij ook armoedig werk afleveren en zijn zonen zullen dan
onder zijn leiding minder goede vaklui worden.”
Adeimantos: “Natuurlijk.”
Socrates: “Dus zowel rijkdom als armoede levert een mindere kwaliteit van vaklieden en producten op.”
…
(Plato [ongeveer 4e eeuw voor Chr.], 1991, De Staat, 204)
Door: drs. H.J. Willemsen (©) Stichting WTS, worldtaxsystem.com
59
Het overzicht laat zien dat er opbrengsten zijn te halen uit het doen van aanpassingen. Die kunnen we vinden in
het linkergedeelte van de curve, onder de x-as. De grafiek laat negatieve kosten zien als een CO2 prijs van 30 euro
per ton uitstoot wordt gerekend.
Toch handelen we niet zoals we rekenkundig zouden verwachten. Niet iedereen doet verstandige investeringen,
kijk naar maar gewoon naar de auto’s die rondrijden. Het zijn niet allemaal A – klasse auto’s. Kijk naar de huizen,
ze zijn niet allemaal goed geïsoleerd terwijl goed isoleren al het nodige rendement oplevert.
U moet zich inbeelden dat er een zware heffing op goederen zou komen te liggen. Een heffing die vele malen
hoger ligt dan de 30 euro per gewichtston emissie CO2.
De grafieken zouden vermoedelijk allemaal onder de X – as komen te liggen! En ze zullen lang zijn. Dus veel
opbrengen voor de personen die willen veranderen. Zullen we ermee aan het werk zijn? Uiteraard levert het
aanpassen van al die objecten veel banen op! Kunnen we veranderen? Uiteraard omdat we het vermogen
verdelen zodat iedereen eerder geld heeft om die goede investeringen te doen.
Fase 0 gaat over de normen die voor de goederen gelden. De nomen die het leven in het algemeen beschermen
moeten in rangorde stijgen. Het verbruik van goederen bedreigt ons leven. We moeten onze aandacht richten op
de goederen en normen voor ze vaststellen. We kunnen de normen vastleggen in het privaatrecht. En in het
publiekrecht door command-and-control beleid toe te passen ten aanzien van die goederen. Verder door de
goederen gedifferentieerd met verbruiksbelasting te treffen. Het zorgt er voor dat we verstandiger omgaan met
de goederen, we in de tijd meer (laten) delen met anderen (verhuur ed), een hogere restwaarde voor de goederen
zal bestaan …
Door: drs. H.J. Willemsen (©) Stichting WTS, worldtaxsystem.com
60
Fase 0
Meta- normen ter bescherming van het leven,
het blauwe oppervlakte beperken we door
o Command-and-control beleid
o Privaatrecht
o Belastingrecht
o Goed werkende instituties
Ze werken door naar onze “eigen” micronomen
o Aankoop andere goederen vanwege de hogere prijs
o Meer “onderhoud” laten uitvoeren
o Meer goederen delen met anderen
o Meer recycling en reusing
o Producenten die rekening houden met de productlevenscyclus, ISO normen, …
o ….
 De “bouwplannen” op de wereld worden aangepast
Zullen we aan het werk zijn?
Fase 1, de componenten
De componenten om een goed van te maken halen we uit andere sferen93. Zoals een boom die in de natuur wordt
gerooid om uiteindelijk een stoel te maken. De boom wordt uit het bos gehaald, om uiteindelijk bij de
meubelmaker, samengevoegd met zijn menselijke dienst, een stoel te worden. Van de bosbouwer, naar de zagerij
en van de zagerij naar de meubelmaker94.
Of, om een krop sla aan te halen, van de boer naar de veiling en van de veiling naar de winkels om uiteindelijk in
uw koelkast te belanden. De goederen worden het beste opgebouwd met zoveel mogelijk menselijke diensten95.
En de goederen moeten zo min mogelijk schadelijke materie96 bevatten of materie die uit de natuur wordt
gewonnen zonder dat de natuur die binnen afzienbare tijd kan hernieuwen97. Dit moet volgen uit de plannen en
normen die zijn ontwikkeld in fase (0). Het worden dus de grondstoffen die het minste schade98 zullen
veroorzaken.
93
Het tegenovergestelde van samenvoegen is scheiden. Dat gebeurt tegelijkertijd. De boom wordt samengevoegd met de menselijke dienst
om uiteindelijk een stoel te worden. Tegelijk is de boom gescheiden uit de natuur.
Dit tegenovergestelde treft men steeds aan.
94 Uiteraard zit daar in de praktijk ook weer een handelsketen tussen. Het zijn de blauwe stromen op het blauwe vlak die we eerder hadden
aangeduid met de blauwe pijl komend en terugkerend naar een blauw vlak.
95 Al dan niet met hulpmiddelen die ook weer zijn opgebouwd uit menselijke diensten en materie, oorspronkelijk natuurlijke bronnen.
Indien men bijvoorbeeld een zeer geavanceerde draaibank bedient zijn toch veel menselijke diensten gebruikt omdat het ontwikkelen van
die draaibank veel ontwikkelingstijd heeft gekost. Een dergelijke draaibank kan er bijvoorbeeld ook weer voor zorgen dat er minder uitval
en afval ontstaat en dat een goed langer meegaat omdat die veel nauwkeuriger kan werken.
Ook kan men denken aan de socio kant. Een goed dat tot stand is gekomen door de inzet van mensen die een normale beloning genieten,
dus bijvoorbeeld geen uitbuiting en kinderarbeid.
96 Schadelijke goederen zoals zware metalen, schadelijke polymeren / koolwaterstoffen. Vroeger zagen we het gebruik van CFK’s in
koelkasten en spuitbussen. Die zijn door verbodsbepalingen gelukkig verdrongen. Voor de CFK-s was er bovendien een (Amerikaans)
alternatief.
97 Bijvoorbeeld gebruik van zachthout dat verduurzaamd kan worden. Het zachthout is een typisch hernieuwbare bron.
98
Schade laat zich echter moeilijk meten. Ook daarvoor kunnen normen en waarderingsregels worden vastgelegd. Iets wat erg
schadelijk is of waarvoor voldoende minder schadelijke alternatieven voor zijn ontwikkelend kan op termijn verboden worden.
De rest kan tegen een hoog algemeen tarief worden belast tenzij het een verbeterd product is.
Door: drs. H.J. Willemsen (©) Stichting WTS, worldtaxsystem.com
61
In fase 1 stelt men componenten voor de goederen dus vast en men gebruikt zo min mogelijk (schadelijke)
grondstoffen en zo veel mogelijk menselijke diensten.
Goederen worden veelal opgebouwd uit andere goederen. Zoals een huis wordt opgebouwd uit beton, stenen,
cement…
Binnen de informatieleer maakt men dan vaak gebruik van M op N – relaties of van im- en explosies. Al die
producten en componenten zullen een andere prijs krijgen door onder meer de verbruiksbelasting. Men zal op
zoek gaan naar alternatieven. Men zal aldus werkelijk veranderen.
Concreet gaat men de componenten vaststellen en inkopen aan de hand van de normen die we in fase 0 hebben
bepaald. De aannemer van Scherpslijp zal de gebruikte balken halen bij Alternatief en de rest bij de groothandel.
Waarom? Omdat Alternatief het goedkoper kon aanbieden dan de groothandel. Op de nieuwe balk zit
verbruiksbelasting en de gebruikte balk van Alternatief kan onder de groothandelsprijs worden verkocht. En
Scherpslijp kan een aanhangwagen laten rijden in plaats van een vrachtwagen.
We moeten het allemaal niet moeilijker maken dan de uitvoering van een boodschappenlijst van een lieve
huisvrouw. Als het blikfruit duurder wordt vanwege de suiker die er aan is toegevoegd en vanwege het
verpakkingsmateriaal zal ze vers fruit gaan gebruiken dat koopt ze bij de regionale landbouwer.
Zelfverslinder
De grote lijnen van het scheppen, onderhouden en vernietigen moeten nog worden aangevuld. We hebben
immers nog niet duidelijk gemaakt dat het scheppen onderhouden en vernietigen moet gaan volgens een
cyclische universele beweging. In de natuur treffen we kringlopen aan, in uw lichaam, in het universum. Ook de
goederen, waar wij baas over moeten worden, moeten een kringloop ondergaan. Het systeem van
goederenkringloop kan als volgt in de allergrootste lijnen uiteen worden gezet:
De gele stromen (menselijke diensten), de groene stromen (natuur), en de geldstromen en de subjecten met hun
eigendommen (bollen) hebben we bewust even buiten beschouwing gelaten. De kleine blauwe stromen zijn de
goederen die nodig zijn om het hoofdgoed te scheppen, onderhouden of te vernietigen.
Bij scheppen zijn het de grondstoffen, de hulpstoffen of halffabricaten wat in het systeem komt. En het afval en
uitval wat er weer uit gaat. Dan gaat het goed de markt op, het wordt verkocht en wordt bijvoorbeeld bij u in
gebruik genomen. Het moet dan “onderhouden” worden. Met onderhouden bedoelen we in ruime zin. Het goed
moet blijven werken. De krop sla moet gekoeld worden.. Het moet worden vervoerd en opgeslagen. Opnieuw is
Door: drs. H.J. Willemsen (©) Stichting WTS, worldtaxsystem.com
62
daar een blauwe stroom. Zoals de koelkast die de sla koelt. De dieselolie voor in de auto. Een opslagruimte. De
nieuwe accu in de kruimeldief. De verf voor uw huis.
En de tijd draait door en op een gegeven moment voldoet het product niet meer. Of het wordt vanwege een
andere oorzaak vernietigd. Zoals de krop sla die wordt opgegeten. De auto die total-loss is gereden, het huis wat
per ongeluk deels is afgebrand.
Bij het vernietigen ontstaat ook weer een blauwe uitgaande stroom. Zoals de afvalverbranding bij huisvuil.
De kleine blauwe stromen houden de toevoegingen aan het systeem in. En de kleine uitgaande stromen met name
het afval. We hebben eerder gezien dat dat de stromen zijn die ons bedreigen. Die zorgen er voor dat de groene
oppervlakten worden uitgeput. In oppervlakte worden de groene systemen bovendien kleiner, ten gunste van een
dikker wordend blauw systeem.
We moeten de kleine blauwe stromen zoveel mogelijk “uitdrogen”. Een auto die zo min mogelijk brandstof
verbruikt. Of, als die veel brandstof verbruikt wordt gemodificeerd, bijvoorbeeld door een LPG installatie, of moet
worden vernietigd. Waarna de onderdelen weer opnieuw worden gebruikt (Reuse). De oude stoffen worden
gerecycled. Reeds in fase 0 moet de producent hier al rekening mee houden (productontwikkelingsfase).
De auto wordt vernietigd en de non-ferro metalen etc komen vrij. Hier vallen de goederen weer uiteen in de
kleine newtoniaanse delen. De metalen, autobanden, het metaal daarin en de andere plastic soorten. Of de
houten balken uit de bouwvallen van Alternatief.
Als sprake is van hergebruik van materiaal bijt het systeem in de eigen staart99. En het systeem gaat eerder in de
eigen staart bijten indien de toekomende stromen zwaarder worden belast. Het blauwe systeem wordt
automatisch kleiner en minder gevaarlijk. Het systeem raakt “zonder poten”.
We zondigen uiteraard tegen de strikte newtoniaanse filosofie door hier de grote lijnen van een systeem weer te
geven. Het is om te schetsen waar het belang in zit. Dat we de toevoer van materie moeten treffen. En de afvoer
van materie, naar de groene systemen, eveneens. We gaan dan weer wel de newtoniaanse filosofie gebruiken.
Door reductionistisch na te gaan waar die delen dan precies uit bestaan en vervolgens de toevoer gedifferentieerd
te belasten zodat het systeem zelfverslindend wordt.
Het systeem waar we het over hebben is het totaal van schepping, onderhouden en vernietigen van allerlei
objecten. Een auto, een huis, een koelkast.. Die objecten zitten in ons vermogen en die worden dus onderworpen
aan genoemde cyclische beginselen.
We moeten dus de fysische aanvoer in beeld brengen, beoordelen op schadelijkheid en die belasten. Het zullen
meestal de grondstoffen zijn.
99
Een dergelijk cyclisch systeem wordt in het Grieks met “Ouroboros” aangeduid. Ouroboros betekent “zelfverslinder” of “staart-eter”.
Ouroboros werd reeds in de Chinese oudheid gesymboliseerd door een roterende slang of ander beest wat zichzelf in de staart bijt. In dit
geval moet de (blauwe) slang die in de eigen staart bijten en minder worden gevoed met inkomende blauwe stromen.
Plato heeft het cyclische systeem van het universum, de mens en de dingen als volgt, religieus, verwoord:
“Rondom werkte Hij het geheel om vele redenen glad af. Aan ogen had het wezen immers geen behoefte, omdat er buiten niets meer te
zien te zien was. Ook hoefde het geen oren te hebben, want er viel niets te horen. Evenmin bestond er een omringende atmosfeer die om
ademhaling vroeg. Het had geen organen nodig waardoor het voedsel tot zich kon nemen of om het restant uit te scheiden. Niets kwam bij
hem binnen of ging van hem uit; er was niets. Hij voedde zich namelijk met wat hij zelf verteerde. En alles wat hij deed of onderging,
ontstond organisch in en door hem. Want Hij die dat wezen had geschapen, meende dat het beter onafhankelijk kon zijn dan afhankelijk
van de andere dingen.
…
Wij mensen zijn echter zozeer onderhevig aan het toeval, dat dit zich ook weerspiegelt in de manieren waarop wij over dingen spreken.
Zowel in wijze van ontstaan als in niveau schiep Hij de ziel fijner dan het lichaam, als meester over een volgzame dienaar.”
(Plato [ongeveer 4e eeuw voor Chr.], 1991, Timaios, 69-70).
Door: drs. H.J. Willemsen (©) Stichting WTS, worldtaxsystem.com
63
We moeten de uitstoot die in een van de drie stadia zal optreden in de grondslag voor de belastingheffing
betrekken. Dan worden de externe effecten geïnternaliseerd.
Ook binnenkomende blauwe stromen uit de groende vakken worden in de grondslag betrokken. En zo voorkomt
men dat het blauwe systeem verdikt. En de uiteindelijk belastingdruk zorgt er voor dat de kop in de staart gaat
bijten. De grondstoffen worden fictief schaars gemaakt zodat er meer voor volgende generaties is.
De te belasten objecten zijn dus de inkomende stromen aan materie en de uitgaande stromen aan materie.
Door: drs. H.J. Willemsen (©) Stichting WTS, worldtaxsystem.com
64
Fase 2, schepping
Een ding, een goed, een fysisch product, is het samenvoegsel van de oorspronkelijke materie (natuur) en
menselijke diensten. We zagen immers dat grondstoffen werden onttrokken uit de natuur, de mens verlengt zijn
kunnen met producentenproducten en maakt er onze verschillende goederen van. Zie figuur…. hiervoor.
Het is universeel, van de huisvrouw die zich met haar keukengerief haar hunnen verlengt en aldus een cake bakt
tot en met de naftakraker in Rotterdam die bestuurd wordt door techneuten die zich weer verschuilen achter
computers.
In dit stadium ontmoeten de milieutechniek, de productietechniek en de informatieleer elkaar. We gaan ze in het
volgende hoofdstuk, samen met de andere newtoniaanse componenten bijeenbrengen.
Deze fase gaat over de “productie” in ruime zin. Geldend voor ieder goed. Van de cake van de huisvrouw tot de
brandstof in de tank van uw auto.
We hebben gezien wat de normen zijn (fase 0). Dat de componenten, afhankelijk of ze schade veroorzaken, al dan
niet zwaarder zullen worden belast.
Het boodschappenlijstje zal een andere samenstelling krijgen. Het zijn de normen van de huisvrouw. En eigenlijk
van haar gezin. Wie lust wat het liefst, waar moet ze voor oppassen het te gebruiken want mijn dochtertje heeft
een allergie, heb ik nog voldoende ruimte volgens het huishoudboekje… De “grondstoffen” zijn gehaald (fase 1).
Het blauwe binnenkomende stroompje is tot rust gekomen en we gaan nu aan het werk met onze schepping (fase
2).
Hoe gaan we de goederen bouwen? Hoe gaan we onze machines instellen? Hoe gaan we onze grond- en
hulpstoffen inzetten? Wordt het een grote cake of twee kleine, gebruik ik een grote oven of een kleine oven, vraag
ik de hulp van de buurvrouw of doen we alles zelf?
Omgaan met grondstoffen en( half-)fabrikaten
Veel grondstoffen zijn duurder geworden. Voor (half-)fabrikanten geldt hetzelfde. Dit heeft gevolgen voor hoe er
in de fabricage er mee wordt omgegaan. De klassieke 3 R’s zijn nu valide. Voorraad brengt ruimte, ruimte en risico
met zich mee.
In tijd minder waard worden (risico)
Materie heeft in het algemeen de eigenschap om in de toekomst te veranderen. Goederen zullen in de regel in
waarde verminderen. Bederf, demodage, breuk, diefstal zijn de oorzaken. Als er meer belastingen op voorraden
drukken zal men deze kosten trachten te voorkomen. De kwantiteit zal lager zijn.
Ruimte innemen
Een eigenschap van de goederen is dat ze ruimte innemen. Door de goederen duurder te maken zal minder
worden opgeslagen. Ook zal een eventuele podiumheffing bijdragen aan het verdichten van “onbenutte blauwe
oppervlakten”. Verwarming en koeling zullen eveneens de prijs van deze R doen stijgen.
Rente
De voorraad legt een beslag kapitaal. Veronderstel een gelijkblijvende financieringruimte. En een gelijkblijvende
interne rentevoet. Bij duurdere grondstoffen en (half-)fabrikaten zal dus lagere kwantiteit kunnen worden
aangelegd.
Tot zover in het kort de 3 – R-en die eveneens voor iedereen gelden. Dit enerzijds.
Door: drs. H.J. Willemsen (©) Stichting WTS, worldtaxsystem.com
65
Anderzijds hebben we te maken met omstelkosten waarbij het noodzakelijk is zomin mogelijk te moeten
omschakelen. En we hebben de bufferfunctie van voorraad, seriegrootte voorraad, de veiligheidvoorraad, de
ontkoppelingsvoorraad en de custumerservice enerzijds. En het beslag op de genoemde 3 R-en anderzijds.
Wat zullen over het algemeen de gevolgen voor de omvang van de voorraad en de ondersteunende middelen
zijn100:
1, De bestelgrootte zal verkleinen;
2, Magazijnen, schappen etc zullen kleiner worden, er zal een smaller en minder diep assortiment ontstaan;
3, De voorraadpunten komen dichter bij de klant te liggen dit ook gelet op de verhoogde transportkosten;
4, Meer omschakelpunten en orderkosten, meer arbeidsintensiteit.
Supply chain management
Een groter belang voor supply chain management zal ontstaan. Supply chain management is een verzameling van
benaderingen die gebruikt wordt om leveranciers, producenten, magazijnen en winkels efficiënt te integreren op
een zodanige manier dat er goederen/diensten worden geproduceerd en gedistribueerd met de juiste
hoeveelheden, voor de juiste locaties en op de juiste tijd, zodanig dat de kosten van het gehele systeem/(keten)
geminimaliseerd worden terwijl tegelijkertijd de benodigde serviceniveaus behaald worden. (OU 2009, 351
verwijzend naar Simchi-Levi)
Binnen genoemd supply chain management is vergaande samenwerking nodig wat wordt afgedwongen door het
duurder worden van goederen en grondstoffen.
Standaardisatie en modularisatie
Supply change management ziet niet alleen op fysieke voorraad. Ook zal steeds een informatieve terugkoppeling
ontstaan naar fase (0). De ontwerpfase voor een product. Er ontstaat een spanning tussen de hogere kosten die
voorraad met zich meebrengt en de seriegrootte. Verspilling van ruimte, rente en het goed zelf is uit den boze.
Een weg tot een verlaging van die kosten is Standaardisatie en modularisatie101. Denk daarbij aan uw lade vol met
adapters. Een voor de GSM, een voor de oude GSM, een voor de MP3 speler, een voor het navigatieapparaat, een
voor het sfeerlampje. Of de verschillende kasten voor computers. Als er standaardisatie en modularisatie ontstaat
wordt een goed optimaal gebruikt. Door wie?
De producten zelf op de eerste plaats. Bij samengestelde goederen worden meer standaardproducten toegepast.
Die worden geproduceerd door degene die dat het beste kan. Op de juiste plaats,op het juiste tijdstip, in de juiste
hoeveelheid en kwaliteit.
Ook moeten dergelijke samengestelde goederen verplicht gesplitst worden aangeboden zodat ook de consument
er de vruchten van plukt. Heeft u al een adapter? Dan hoeft u het niet opnieuw te kopen. Eenzelfde lot geldt voor
het gebruik van verpakkingsmateriaal102 moet zo veel mogelijk worden vermeden. Statiegeldverpakkingen kunnen
een alternatief vormen.
De standaardisatie en modularisatie moet worden doorgetrokken tot de fase van onderhouden en vernietigen.
Dat is de fase waarbij de goederen ook bij u in de huiskamer liggen. Of de fase dat de accuboormachine bij de
aannemer in het gereedschapskist ligt. En als het goed niet meer werkt moeten de slechte modules worden
100
Bij de productiemanagement kent men verschillende methoden om uit deze tegenstellingen een optimum te bepalen. De
meest bekende is de Economische orderhoeveelheid (EOQ). Verder bestaat een ABC methode waarbij onderscheid wordt
gemaakt in belangrijke en minder belangrijke items. A items bewaakt men dan het beste. En er is een bestelpunt methode (OU
2009 105-114). Verder kan men het optimum met lineair programmeren bepalen.
101
Standaardisatie is het gemeenschappelijk gebruik van onderdelen in verschillende producten.
Gaat een fabrikant failliet en is een onderdeel versleten? Bij standaardisatie kunnen ook onderdelen van andere fabrikanten+ worden
uitgewisseld.
102 De verpakking heeft ook een commerciële functie. Fabrikanten weten dat hoe groter hun verpakking is hoe meer schapruimte in de
winkel wordt benut. Verder dient de verpakking bijvoorbeeld als communicatiemiddel.
In de marketingmix kennen we de vier p’s, product, promotie, plaats en prijs (Kotler 1995). Al deze aspecten ontmoeten elkaar in de
verpakking. Het verpakkingstype en –formaat bepalen in welk kanaal van verkoop het product terechtkomt.
Er zijn visuele varianten van innerlijk hetzelfde goed.
Door: drs. H.J. Willemsen (©) Stichting WTS, worldtaxsystem.com
66
vernietigd (lees gerecycled) en een andere worden aangebracht. De goederen dienen zoveel mogelijk modulair te
worden opgebouwd zodat in latere fasen een module kan worden toegevoegd, een reparatie gemakkelijk kan
worden uitgevoerd of een product of onderdeel ervan gemakkelijk kan worden gerecycled.
Als we de producten duurder maken heeft iedereen er belang bij. En hier zien we goed de combinatie van materie
en menselijke dienst en de tijd. Later wordt de menselijke dienst toegevoegd om het product in stand te laten.
Een technisch onderlegde locale aannemer of elektricien kan die klus klaren. Omdat we de menselijke dienst vrij
van belastingheffing en administratieve onzin maken wordt deze handeling veel sneller verricht. De menselijke
uitwisseling is vind hier door de licht-blauwe dienst plaats. De dienst die er voor zorgt dat een goed langer mee
gaat.
Verder moeten we nu de tijd bezien. De rekken de levencyclus van een enkel goed op door de slechte delen te
vervangen. Zoals een arts die een ander orgaan of een kunstorgaan plaatst en het leven van een mens verlengt.
We hebben de voorraad gezien, we hebben een eerste kennismaking supply chain management gemaakt en de
modularisatie gezien.
We zullen in latere versies de scheppingsfase uitbreiden en verfijnen. In bijlagen zullen we per type productie
basisconcepten ontwikkelen waarbij de milieutechniek, de productietechniek en de informatieleer elkaar
ontmoeten. In het volgende hoofdstuk zullen we de grootste beginselen combineren met menselijke diensten, ons
podium, geldstromen en vermogen.
Fase 3, het gebruik en onderhouden
Bij onderhouden hebben we het over alle activiteiten die er op gericht zijn een technisch systeem verantwoord
zijn functie te laten blijven vervullen. De definitie is overgenomen uit (OU 2009 318). We hebben er eigenlijk een
woord aan toegevoegd en dat is verantwoord. De blauwe objecten moeten immers ook getoetst worden aan
maatschappelijk gezondheid en verantwoordelijkheid. Voor de meeste blauwe objecten valt dat wel mee.
Er bestaat een relatie tussen onderhouden en produceren. Het goed zelf wordt weer in de (vernieuwde) functie
geheven.
Eenvoudig voorbeeld
Door het steeds toevoegen van menselijke diensten aan de dingen kunnen dingen oneindig lang meegaan. Een stoomschip uit het jaar 1900
kan – mits goed onderhouden – nu nog ferm rondvaren. Uiteraard moeten onderdelen worden toegevoegd, moet het schip worden
geverfd, gebreeuwd maar de hoofdoorzaak is het toevoegen van de menselijke dienst. En dat moeten we willen (door de eigenaar) en doen
(door de specialisten).
Een vraag van andere orde is uiteraard of het bezigen van stoomschepen binnen de gemeenschap wel verantwoord is. We moeten er thans
niet aan denken dat de schepen voor ons dagelijks transport nog worden gebezigd. Die dingen vervuilen enorm, ze zijn inefficiënt. Het doel
van het stoomschip is gewijzigd van functioneel ding tot nostalgisch ding. En laten we het in dit geval dan ook zo maar laten. Hetzelfde geldt
voor oude auto’s, verzamelaars van oude motoren, tractoren etc. We kunnen ze graag in stand laten, die nostalgie maakt ons blij en is ook
nog leerzaam. Maar het gebruik van die dingen op zich moet zoveel mogelijk voorkomen worden tenzij het ding is aangepast aan de
moderne eisen. Denk daarbij aan een oud vrachtschip waar een zuinige motor in is geplaatst. Het ding is dan voor een bepaalde periode
weer aangepast aan de eisen die de nieuwe gemeenschap stelt aan economische actoren.
Het fiscaal stelsel moet dergelijke aanpassingen aanmoedigen maar moet, indien het ding niet is aangepast, het
gebruik ook zoveel mogelijk voorkomen. Denk daarbij aan het goedkoop maken van een zuinige motor door er
minder verbruiksbelasting op te heffen. En door de brandstof zwaar te treffen.
Verder op zogenaamd “command and control” beleid. Dat wil bijvoorbeeld zeggen dat men een oud schip niet te
vaak gebruiken of men wordt bijvoorbeeld wordt verplicht een roetfilter te plaatsen. Maar ook om de menselijke
dienst vrij van heffing te maken. De menselijke dienst is veelal de grootste kostenpost103.
103
De tegenwaarde van de menselijke dienst wordt, indien teveel is opgepot bij de dienstverrichter, wellicht wel belast in de
vermogensmutatiebelasting.
Door: drs. H.J. Willemsen (©) Stichting WTS, worldtaxsystem.com
67
Van groot belang is dat de tijdsspanne van gebruik zo lang mogelijk, op verantwoorde wijze, kan worden
uitgetrokken. De tijdlijn moeten we uittrekken. Het systeem dus dunner en in de tijd langer maken. Hoe langer we
die kunnen uitrekken hoe minder het milieu belast hoeft te worden. Dus hoe langer een goed “leeft”, hoe beter,
tenzij het te schadelijk wordt. Dan moeten we het of aanpassen of vernietigen (recycling en reuse).
Hoe gaan we het in de tijd verlengen van het gebruik doen?
Op de eerste plaats moet de fabrikant duidelijk inzichtelijk maken hoe lang het product gegarandeerd mee zal
gaan en wat de service zal zijn. Buiten de termijn moeten de onderdelen nog voorradig blijven. Zeker zolang een
product nog verantwoord kan worden gebruikt. Wie heeft bijvoorbeeld niet meegemaakt dat bij een nieuwe
versie geen onderdelen van de oudere versie meer voorradig zijn?104 Een dergelijke garantie richt zich dus op het
product zelf en op de verplichte service daarna. Het zou een ingreep in het privaatrecht kunnen zijn. Daarbovenop
kan men denken aan het fiscaal bevoordelen van fabrikanten die rekening houden met de productlevenscyclus.
Voordeel van dit laatste is dat het voor een consument objectiever is vast te stellen of een product goed of slecht
is. Het is immers al gekeurd. Bovendien kan de consument leunen op het publiekrecht. Bij een inbreuk door de
fabrikant of importeur kan het klagen bij de (fiscale) instanties dat productgarantie wordt miskend.
Belangrijk is ook dat een goed nu door ons systeem veel duurder zal worden. Men zal er dan ook zuiniger mee
omgaan. Zuiniger – eerder laten repareren – en uitputten totdat het goed echt versleten is en niet alleen optisch.
Een derde belangrijke maatregel is het vrijmaken van de menselijke dienst. Zwartwerk bestaat niet meer en aan
een goed op verantwoorde wijze onderhoud plegen is geen probleem meer, ook al verdient men er wat mee.
Bovendien is er voor degene die diensten verricht, of kleinhandelaar is, geen administratie meer te voeren. Al deze
vaklieden kunnen zich zonder administratief gedoe ontpoppen tot “ondernemer”.
Eerder hadden we het over command-and-control beleid. We constateerden dat de belastingheffing op sommige
plaatsen moet worden aangevuld met command-and-control maatregelen. Vooral indien geen tegengesteld
belang kan worden gecreëerd. Zo mag een schipper de olie niet meer overboord gooien. De oude auto moet
worden gesloopt, het huis moet worden geïsoleerd als men het niet al doet omwille de hogere brandstofkosten.
Het onderhoud ziet op verschillende goederen. Van de consumentengoederen, dienstengoederen tot
producentengoederen. Het belang van onderhoud wordt groter. Dat is duidelijk. Het meeste onderhoud zal een
natuurlijke planning krijgen. Er wordt een goed vervangen of opgewaardeerd als we aanvoelen dat het in stand
houden teveel kost.
Het materiële vermogen stroomt de wereld over. Een huis wordt verkocht, een schip wordt verhuurd,.. We
moeten weten hoe het er mee voorstaat. Zijn sommige etenswaren echt gezond of is het prietpraat, is aan een
kledingstuk kinderarbeid aan te pas gekomen. We gaan die zaken in beeld proberen te brengen. De gegevens
bestaan al, ze zijn alleen nog niet toegankelijk en zijn nog geen informatie voor andere gebruikers.
De staat van onderhoud van belangrijke zaken kunnen ook in beeld komen. We doen dat in Europa eigenlijk al met
onze auto’s. Of met onze gasketel. Het is de periodieke keuring van goederen. We kunnen het desgewenst ook
doen met andere goederen.
104
Kijk opnieuw maar eens rond. Probeer maar eens een nieuwe accu voor uw elektrische tandenborsten te kopen en te monteren. Men zal
u in de winkel haast uitlachen. De rekken hangen vol met bonte verzamelingen tandenborstels. Maar een nieuwe accu? Vergeet het maar.
Of een accu van een accuboormachine. Meestal doen de betere merken dat alleen. Een handvat van een keukenkastje? Is een vloertegel
later nog te verkrijgen? Een lens van een lampenset? Is die nog verkrijgbaar als een paar jaar later er een kapot is gestoten? Of is er wellicht
een vervangende set lenzen van een iets ander model te verkrijgen?
Echte, ouderwetse en degelijke service moet beloond worden. De illusionisten en andere troepverkopers moeten – ook fiscaal - gestraft
worden.
Door: drs. H.J. Willemsen (©) Stichting WTS, worldtaxsystem.com
68
Daartoe wordt in het volgende hoofdstuk een aangepaste versie van het TUE onderhoudsmodel in ons
cybernetisch op te zetten systeem geïntegreerd. Het TEU onderhoudsmodel is een universeel bedrijfsmatig
logisch model met name ontwikkeld voor productiegoederen. Het is ontwikkeld door Geraerds van de TU in
Eindhoven. Een aantal van de ontwikkelde concepten zijn bruikbaar. Het mooie van dit systeem is dat het ook met
terugkoppelingen werkt. Terugkoppelingen die men in de basisfilosofie van de cybernetica kent.
Het onderhouden wordt aldus de norm voor alle goederen in de wereld. Deze fase in andere woorden: we moeten
de mensen die werken niet volgen maar de goederen die ons bedreigen. Die moeten we, met alle mogelijke
middelen, in ruime zin “onderhouden”.
Laatste fase, vernietigen
We hebben hiervoor gezien dat we de goederen duurder gaan maken. We gaan de inkomende blauwe stromen
die uit de groene vlakken komen met belastingheffing treffen.
Indien het systeem dus moeilijker stoffen van buiten kan halen moeten die wel van binnen het systeem komen.
En dat is recycling en reuse. De restwaarde van een goed stijgt, het wordt interessant de stoffen te herwinnen
en/of nog bruikbare componenten opnieuw gebruiken.
De tendens die hier ontstaat is
Er ontstaat een eerdere afbraak van nutteloze en schadelijke goederen hetgeen ons podium schoon zal houden
en
Indien het goed wordt afgebroken worden meer stoffen herwonnen en minder uit de groene vlakken wordt
ontrokken.
De kop van het systeem zal nu in de eigen staart gaan bijten. En de huidige poten worden van het blauwe systeem
af gehaald. Er is al een tendens waar te nemen die dit gedachtegoed toepast. Het is de Cradle to Cradle en Cradle
to Grave filosofie (Braungart & McDonough 2007). Die filosofie wordt al in de praktijk toegepast en er ontstaat
automatisch een vergelijkbaar mondiaal systeem indien de door ons voorgestelde verbruiksbelasting wordt
ingevoerd.
Door: drs. H.J. Willemsen (©) Stichting WTS, worldtaxsystem.com
69
De Cradle tot Cradle filosofie maakt gebruik van de technische product – life cycle. Die kan visueel als volgt
worden weergegeven. Onderstaande variant vonden we op http://openraam.eu en laat meteen goed zien waar de
prioriteiten moeten worden gelegd indien een nieuw product moet worden ontwikkeld. Ook dit systeem bijt
zoveel mogelijk in de eigen staart. En het laat een continue verbetering van goederen zien. Dat laatste gaan we
later met het universeel Darwinisme beschouwen.
Wij zouden daar zelf aan willen toevoegen dat het product ook sociaal gekwalificeerd moet worden. Geen
kinderarbeid bijvoorbeeld bij het ontstaan van het product.
Er is ook een directe economische noodzaak om de goederen op hun intrinsieke eigenschappen, afhankelijk van
bio, socio en eco normen te belasten. Bedrijven, ambachtslieden, handelaren en hun werknemers… iedereen in
deze kringloop die iets in die keten doet en dat op een verantwoorde manier wilt doen heeft last van producenten,
handelaren etc. die daar geen rekening mee houden. Dus alle mensen die een lichtblauwe dienst verrichten
hebben last van de lieden die een (donker) blauwe dienst verrichten. En, indirect, hebben ook weer de witte en
groene diensterrichters daar last van. Ze bederven de markt en de wereld. De voorbeelden zijn legio.
De enige effectieve manier om die laatste groep te treffen is hun goed tegen het hoge algemene tarief te heffen.
Die heffing wordt ondersteund door command-and-control maatregelen, het privaatrecht en goed werkende
instituties. De groep die daarentegen op een verantwoorde manier in de keten werkt wordt veel milder belast en
beloond!
Door: drs. H.J. Willemsen (©) Stichting WTS, worldtaxsystem.com
70
De eenheid voor materie
Hiervoor hebben we de eenheden voor de andere newtoniaanse componenten bedacht. We kwamen tot de
conclusie dat voor het podium – onze aardoppervlakte - een oppervlakte-eenheid dienstig is. Denk maar weer aan
het speelpark wat we op die manier indeelden en aan de oppervlakten verschillende kwaliteiten gaven. We
hielden het enigszins eenvoudig door het groen en blauw te duiden. Zo nodig maakten we daarbij verder
onderscheid in donker en lichtblauw en donker en lichtgroen om die kwaliteiten al dan niet te benadelen of te
begunstigen.
Verder stuitten we op onze menselijke dienst. Omdat ons leven in tijd wordt uitgemeten maakten we de conclusie
dat de menselijke dienst eveneens in tijdseenheden dient te worden afgemeten. Opnieuw los van de kwaliteit van
de menselijke dienst. We onderscheidden principieel blauwe, zwarte, witte en groene diensten.
Bij de materie wordt het moeilijker. Er zijn oneindig veel soorten materie en we kunnen er oneindig veel soorten
van maken. Voor een transporteur zal het gewicht van bakstenen van belang zijn voor u zal de kleur en grootte
van belang zijn, voor de aannemer zullen onder meer de grootte de voeg- metseleigenschappen van belang zijn,
voor de gemeente zullen ook de fysische eigenschappen (geluid, tegenhouden vocht en koude) van belang zijn…
Hoe lossen we dit op? En we hebben het nu nog maar over een ogenschijnlijk eenvoudige steen. Binnen de
informatieleer kennen we daarvoor een trucje. Men noemt het het afsplitsen van eigenschappen in “m op n
relaties”.
Voor de aannemer, die het plan gaat uitvoeren, zouden het bestek en de planlijsten voor het landgoed van
Scherpslijp de volgende voor hem relevante kenmerken moeten hebben:
De steen (n) met de naam Rochier heeft meerdere eigenschappen (m).
We kunnen de steen dus splitsen in (m) relevante kenmerken zoals
Grootte in Hoogte*Breedte*Dikte
Gewicht in grammen
Kleurnummer
Kwaliteitsaanduiding voor bijvoorbeeld de warmteweerstand volgens … standaard/norm
Kwaliteitsaanduiding voor bijvoorbeeld sterkte volgens … standaard/norm
Fabrikant
…
Samenstelling (Grond- en hulpstoffen, imput)
De samenstelling van de imput kunnen we verder splitsen in andere relevante kenmerken. Opnieuw dus een
afsplitsing van n op m relaties. De kwantiteiten en kwaliteiten, die de steenfabrieken van Rochier gebruikt.
Kleisoort
Fossiele brandstoffen
Water
Kalksoorten en of zand
Schisten (ten behoeve van het mengen)
Oxiden voor kleur
…
Door: drs. H.J. Willemsen (©) Stichting WTS, worldtaxsystem.com
71
Ook de kleisoort kunnen we bijvoorbeeld weer verder splitsen in n-m relaties.
Minerale samenstelling
Herkomst
Eigenschappen
We kunnen verder opdelen. De minerale samenstelling kan worden uiteengezet in verbindingen. Bij de herkomst
wordt het interessant. Daar kunnen we zien wat de inbreuken waren op de eco- en geologie waren105.
Totale ontgronding
Ontgrondingsvergunning
Herinrichtingsplan/compensatieplan
De totale ontgronding kunnen we weer splitsen in wie, wanneer hoeveel heeft afgenomen.
Wat kunnen we verder met deze opdeling?
Uit een dergelijke opdeling kunnen we relevante gegevens voor de belastingheffing halen.
Delen van deze informatie zijn relevant voor ons fiscale stelsel. Hier zien we de inkomende stroom blauwe materie
in het blauwe stelsel. Het is gehaald uit groene vlakken. Blijven de vlakken groen, dan is de heffing op de steen
mild. Wordt het groene vlak ernstig verstoord, wordt het vlak, met andere woorden blauw of lichtgroen dan moet
het goed verboden worden of moet een zware heffing op de steen volgen.
Ook hebben we de gegevens nodig voor ons ondersteunend command-and-control systeem ten aanzien van de
goederen. Bijvoorbeeld ter uitvoering van de verbodsbepalingen. Zoals de inwoners van Zierikzee gedwongen
werden hun water aan de centrale put af te staan en spaarzaam te zijn met de opnamen uit de put. We kunnen de
informatietheorie, die gegevens omzet in nuttige informatie, universeel toepassen. Nu ging het om een steen. We
kunnen het ook toepassen voor bijvoorbeeld een vliegtuig en toetsen of het op een bepaalde luchthaven m,ag
vliegen. Als het brandstofverbruik te hoog is kunnen (moeten) we het toestel weigeren. Of informatie voor de
gemeente om te toetsen of een woning nog voldoet aan de dan geldende normen ten aanzien van bijvoorbeeld
isolatie. Dit ondersteunt de koper van een huis om, samen met een bouwkundige, te kunnen toetsen of het huis
(nog) aan de technische eisen voldoet. En dat komt weer een lagere rekening op bijvoorbeeld aardgas ten goede.
De gegevens zijn al aanwezig. De data worden al ingevoerd. In productiebedrijven zijn het bijvoorbeeld de
materiaal en energiebalansen. We moeten de data alleen ruimer beschikbaar stellen. De gegevens tot dienstbare
informatie maken voor de gemeenschap.
Verder is de informatie nodig zodat we kunnen achterhalen wie de leverancier was van een slecht goed. Waar zit
de oorsprong van een fout. Of wat denkt u van een onderdeel of upgrade wat beschikbaar moet blijven wilt u het
goed nog kunnen gebruiken. De goederen moeten zo lang mogelijk verantwoord mee kunnen gaan. We moeten
baas over de goederen worden.
Willen we het gebruik en verbruik beheersbaar houden dan moeten we de goederen in beeld brengen en een
informatiesysteem zal daarbij helpen. Onder “alles stroomt” waren we dus niet compleet. Er stromen: menselijke
diensten, materie, gegevens, informatie, en geld. En alles uiteraard in vele stromen.
Onomkeerbare processen zijn ook al die processen, waarbij natuurlijke grondstoffen blijvend van aard worden
veranderd: klei-baksteen; leem – aardewerk; zand – glas (Le Roy 1973, 5). Indien de ontginning met dergelijke
onomkeerbare processen gepaard is gegaan, dus zonder voldoende compensatie of instandhouding, moet het
goed verboden worden. Of tenminste zwaar worden belast. Fabrikanten of importeurs die geen controleerbare
informatie geven ten aanzien van hun goederenstromen moeten dit lot ondergaan. Meewerkende fabrikanten
kunnen een lager tarief krijgen.
105
Door: drs. H.J. Willemsen (©) Stichting WTS, worldtaxsystem.com
72
We begonnen deze paragraaf met ons de vraag te stellen welke “algemene eenheid” we voor materie kunnen
vaststellen.
U ziet dat het eigenlijk niet te zeggen is. Het is afhankelijk welke gegevens ten aanzien van een goed in de gegeven
omstandigheden relevant voor de gebruiker is. Voor de steen kunnen het gewicht, inhoudsmaat, samenstelling,
kleur…. Zeer veel eenheden. Een huis is daar ook weer uit opgebouwd en het gaat aldus om oneindig veel data.
Voor Scherpslijp zullen voor de stenen het model/vorm, de kleur, de grootte.. relevant zijn geweest. Voor u
wellicht ook en dan zal ook nog de prijs relevant zijn.
Voor een fiscale instelling is het weer anders. Bij de steen kunnen we denken aan een specifieke belasting die
wordt afgeleid van de verbruikte grond- en hulpstoffen. En de uitstoot tijdens productie en het afval bij
uiteindelijke afbraak. De hoogste van die heffing is objectief en algemeen. Producenten die rekening houden met
bio, socio en eco - normen kunnen worden bevoordeeld. Zoals de steenfabriek die de grond gebruikte waarbij een
herinrichtings- en compensatieplan aanwezig was. Die er voor zorgde dat het podium waarop de oorspronkelijke
natuur is “groen” bleef.
Er zijn dus objecten die algemeen zijn (blauw) en er zijn objecten die verbeterd (lichtblauw) zijn. En die wellicht
verboden zijn. De lichtblauwe komt van het podium dat groen is gebleven.
De objecten worden onderdeel van het cybernetisch systeem wat aan de basis ligt voor de verbruiksbelasting en
de vermogensmutatiebelasting. En, zoals we hebben gezien, heeft materie een veelheid aan eigenschappen.
Daaruit moeten we de relevante variabelen halen en goed definiëren.
De oplossing is te vinden in de N-M relaties, daar kunnen we procesvariabelen106 definiëren die zijn afgeleid van
elementaire variabelen. Bijvoorbeeld de verbruikte grond, de brandstoffen voor het bakken, de uitstoot aan CO2,
en, optioneel, het uiteindelijke afval indien de steen ooit eens in een puinkraker zal belanden (internaliseren). Er
komt dan aan de bovengenoemde vertakking een extra afsplitsing om de heffing te bepalen. We zullen daartoe in
het volgende hoofdstuk een algemeen werkbaar en blijvend kwalificerings- en tarifering-systeem uiteenzetten.
Vooralsnog definiëren we de materie als
Verboden materie, M forbidden: MF
Blauwe materie, M blue: MB
Verbeterde materie; M bright blue: MBB
We moeten nog enkele bijzondere eigenschappen van goederen behandelen.
Ruilobject of gebruiksobject
Een mens ziet materie met een dubbelfunctie (Aristoteles [ongeveer 350 V. Chr] 2008). Enerzijds is er het object
wat we kunnen gebruiken. Zoals een fiets waarop heerlijk gefietst kan worden. Anderzijds is een fiets een
106
Een procesvariabele is een variabele die is afgeleid van andere variabelen.
Het vereenvoudigde voorbeeld van Rochier:
(My gewicht grond Y * belastingtarief voor grond met ontgrondingvergunning/Herinrichtingsplan/compensatieplan
voor Y per gewichtseenheid + Mx verbruik brandstof X * belastingtarief voor brandstof X + MCO2 gewichtsuitstoot CO2 tijdens pakproces *
tarief voor gewichtseenheid CO2 + …water… + …kalk… + ….) / aantal gebakken stenen = specifiek tarief per steen Rochier. Daarnaast gaat
we gebruik maken van een percentage over de waarde. Daarover later meer.
U ziet hier dat de toekomende en uitgaande stromen worden belast. Door dit systeempje wordt het specifieke tarief bepaald voor de steen
Rochier. Het zijn newtoniaanse grootheden die reductionistisch zijn gevonden. De belasting is pas verschuldigd als de steen de handelsketen
verlaat. Nu worden goede producenten, handelaren etc. bevoordeeld. En de consument weet wat hij, afgaande op de verbruiksbelasting,
koopt. We kunnen veranderen, we zijn toch ook sociale wezens?
Door: drs. H.J. Willemsen (©) Stichting WTS, worldtaxsystem.com
73
ruilobject voor de mens. Een fiets kan bijvoorbeeld worden geruild tegen een klimrek. Zo is het met alle dingen
waar de mens iets aan heeft. Met alle “nuttige” dingen.
We kunnen materie dus door te gebruiken verbruiken107 of we kunnen het ruilen. Zo ging het al duizenden jaren
geleden. We ruilden bijvoorbeeld huiden tegen hout108. Maar ook gebruikten we de huiden en het hout. Of een
menselijke dienst, bijvoorbeeld de bouw van een hut tegen bepaalde waren.
Indien de producten worden aangehouden als ruilmiddel is men in de regel een producent in ruime zin of een
handelaar in ruime zin. U kunt ook even “handelaar” zijn als u uw fiets wilt gaan verkopen.
Typische objecten die de functie als ruilmiddel en gebruiksmiddel in de tijd blijven behouden zijn de oppervlakten
van ons podium (grond, viswater,..), onroerende zaken, verzamelingen, antiquiteiten... We moeten met deze
constatering in de vermogensmutatieheffing op een neutrale manier rekening houden.
In tijd minder waard worden
Echte handelaren proberen op korte termijn meerwaarden te realiseren met goederen. Goederen hebben immers
over het algemeen de eigenschap om in de tijd minder waard te worden. Ze verslijten, corroderen of raken uit de
mode of worden ingehaald door nieuwere goederen. Ook nemen ze letterlijk ruimte in beslag. En aldus zullen de
meeste handelaren proberen hun voorraad klein te houden. Voorraad brengt immers rente, ruimte en risico met
zich mee. Bovendien wordt deze voorraad gevolgd in het systeem van de verbruiksbelasting. Daarover later meer.
Samenvatting van de goederen
Laten we de eigenschappen van de goederen eens puntsgewijs samenvatten. Allerlei zaken zijn al bekend
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
Ruilmiddel en/of gebruiksmiddel.
Meestal onderdeel van iemands vermogen.
Geven nuttigheid, alleen voor de periode van daadwerkelijk gebruik.
Gevaar voor ons leven (ontginnen natuur, uitstoot CO2, afval, dunnere ozonlaag,
koolhydraten&volksgezondheid, ..).
Zorgen voor onrechtvaardigheid (vermogensverschillen door productie, kinderarbeid, prijzen
voedingsstoffen niet betaalbaar voor derde wereld, latere generaties komen te kort, …)109.
Ze geven een beeld weer, een illusie die ons letterlijk vangt en onze begeerte wordt, de commerciële
dienstverlening maakt van dit soort onnadenkendheid gebruik110.
Opgebouwd uit natuur en menselijke diensten. Waarbij de menselijke dienst in de tijd – met een materieel
component - aan kan worden toegevoegd.
Zeer veel logische eigenschappen kan hebben, die voor verschillende gebruikers verschillende relevantie
hebben. We kunnen die in beeld brengen met informatietechnologie.
Goederen gaan teniet in de tijd.
Volgen een bepaalde levenscyclus en moeten onderdeel worden van een zelfverslindend totaalsysteem.
107
Verbruiken is wellicht een betere term dan gebruiken omdat, praktisch gesproken, alle dingen eindig zijn.
Er waren geen ruilmiddelen. Men onthield elkaars prestaties en de ander had dan eigenlijk een “schuld”. Een verplichting om later te
presteren of te leveren. U begrijpt dat in die oude gemeenschappen de “schulden” nimmer hoog opliepen.
108
109
Socrates over de weelderige staat: “Maar dan zullen we de stad nog verder moeten uitbreiden, want die oorspronkelijke
gezonde toestand voldoet niet meer, en allerlei dingen moeten er aan worden toegevoegd die niet langer meer in de
werkelijke behoeften van de gemeenschap voorzien. … Dan zijn er nog de makers van snuisterijen…Laten we er dan ook nog
maar zwijnenhoeders aan toevoegen…Maar we zullen ook meer dokters nodig hebben als we zo gaan leven….Zullen we dan
ook een stuk gebied van onze buren afpakken om voldoende landbouw en veeteeltgrond te hebben? …Dan gaan we dus
vervolgens oorlog voeren beste Glaukoon.” Uit dialoog inzake De Staat (Politeia), (Plato, [ongeveer 4e eeuw V. Chr.], 1991, 111)
110
Het voornaamste wat ons moet interesseren is het leven en alles wat daar voor zorgt en ondersteunt. Het hele systeem van de
natuurlijke selectie is ook daarop gericht. We zullen dat later zien.
Door: drs. H.J. Willemsen (©) Stichting WTS, worldtaxsystem.com
74
Tijd
De laatste newtoniaanse grootheid is de tijd.
Eerder zagen we ons “platte vlak”. Het denkbeeldige podium waarop alles manifesteert. Het is onze
aardoppervlakte. Vervolgens kwamen de 6 soorten menselijke diensten aan bod. En we zagen de materie waarbij
een bijzondere plaats voor de goederen was ingeruimd. De menselijke dienst en materie bevinden zich in de derde
dimensie. Materie heeft immers als wezenlijke eigenschap dat het volume heeft. Materie bevindt zich bovenop
het “platte vlak”.
Nu is het de beurt aan de tijd. Het is de vierde dimensie van onze newtoniaanse beschouwing.
Er zijn meerdere soorten tijd. U zult zich direct afvragen wat dat nu weer zou moeten voorstellen. Maar toch, het
zijn er meerdere. Klein (2006) onderscheidt drie soorten tijd.
Op de eerste plaats heeft de mens een eigen innerlijke klok111. Men kwam dat onder meer te weten door een
proefpersoon (Shiffre) te laten afdalen in een grot waar geen licht was en waar geen uurwerken hingen. Betrokken
persoon ging na een korte gewenningsperiode het individueel ritme volgen.
In ieders hoofd tikt een verborgen klok. De experimenten van Shiffre maar ook anderen112 tonen aan dat ieder
mens een redelijk werkende innerlijke klok heeft. Die innerlijke klok wordt trouwens weer periodiek gelijkgezet via
de zon.
Verder is er ook onze tijdbeleving. Onze tijdbeleving functioneert anders dan de newtoniaanse. Het is de relatieve
tijd, de tijd die we ondervinden in onze handelingen. We ervaren tijd doordat we vergelijken. Daarvoor hebben we
een maatstaf nodig, maar deze maatstaf is geen normale klok. Het is en relatieve klok. Klein (2005, 63, 69) haalt
Einstein aan die ons uitlegde: “Als we twee uur in het gezelschap van een leuk meisje doorbrengen, hebben we
pas het gevoel dat er twee minuten voorbij zijn; als we twee minuten op de gloeiende kachel zitten hebben we het
gevoel dat het twee uur heeft geduurd. Dat is relativiteit.”
Tenslotte is er de tijd die we allemaal kennen. Het is de tijd die Klein noemt “…als de gelijkvormige pap, waarvan
elke hap zo smaakt als wat er nog op het bord ligt.” (Klein 2006, 27). We noemen deze tijd de newtoniaanse
tijd113. Omdat ze determineerbaar is en bovendien verder afgeleid is van atomaire principes.
In deze paragraaf maken we gebruik van de newtoniaanse tijd. De tijd van onze klokjes, wekkertjes, belletjes,
agenda’s, planborden, zoemertjes, …
Waar het podium de start was is de tijd het sluitstuk van de newtoniaanse onderdelen.
Tijd hebben we eigenlijk al behandeld. Relatief verandert alles. De materie vervormt, de goederen worden minder
waard, de goederen breken af. Een boom die verandert… Onze menselijke dienst hebben we verricht en we
kunnen ze alleen nog maar in de toekomst iets doen. Onze platte vlakken veranderen. Het gebeurt allemaal in de
tijd. Alles verandert relatief, ten opzicht van elkaar. De objecten schuiven langs elkaar, zoals de wijzers van de klok.
We hebben tijd al behandeld. Immers, onder “alles stroomt”, hebben we dat impliciet al gedaan. Een stroming,
ofwel verplaatsing, is immers een functie van afstand en tijd.
111
Niet alleen innerlijk maar ook eigen. Zo weten we allemaal dat er ochtend en nachtmensen zijn.
De Française Veronique Borel-Le Gue deed hetzelfde maar kreeg vanwege 111 dagen isolatie depressies. Verder deden studenten mee
aan soortgelijke onderzoeken.
113 Newton zelf noemde deze tijd, in zijn Principia, de door de mens benaderde ogenschijnlijke tijd.
112
Door: drs. H.J. Willemsen (©) Stichting WTS, worldtaxsystem.com
75
Laten we eens samenvatten hoe de tijd zich, thans, manifesteert ten opzichte van de huidige newtoniaanse
begrippen.
Platte vlak, ons podium
Groen
Blauw
Tijd
oppervlakte blijft gelijk
oppervlakte wordt kleiner
oppervlakte wordt groter
Materie
totaal blijft voor mens
ongeveer gelijk
Eco en geo oorspronkelijk worden schaarser
Hernieuwbare bronnen
komt meer druk op
Niet hernieuwbare
bronnen
worden schaarser
Niet eco en geo oorspronkelijk
Goederen
wordt in kwantiteit groter
moeten in de tijd onderhouden worden
breken af in de tijd
Afval
neemt toe
Mens
bevolking groeit
Menselijke dienst
wordt onderdrukt
wordt alleen in toekomst toegepast
De wereld hebben we onderverdeeld in deze hoofdgroepen.
Naar plaats zullen er uiteraard verschillen zijn. Over het algemeen is tendens van de hiervoor behandelde zaken
thans de volgende:
Door: drs. H.J. Willemsen (©) Stichting WTS, worldtaxsystem.com
76
We hebben het al kort gezien. Wat moeten we in de tijd, onze toekomst, doen? We stellen de volgende agenda
voor:
A, ons podium&tijd
De blauwe oppervlakte in de tijd comprimeren. Optimaal benutten dus. Door gedifferentieerd periodiek te
“heffen” op de oppervlakte. Zoals we hebben gezien bij het pretpark, in de gemeenschap “Simple sur Mer”. Zoals
dat gebeurt met de “heffing” in de haven, het vliegtuig, de bus…
En de groene oppervlakten kunnen eveneens worden beschermd. Door een logische ring rond te beschermen
gebieden te leggen.
Verder kan een bodemwaarde worden ingevoerd in de vermogensmutatieheffing voor de oppervlakten zodat ook
daar een optimale en fiscaal eerlijke benutting van ruimte ontstaat.
We moeten ons podium in de toekomst schoon en groen houden en eerlijk verdelen, dat hebben we duidelijk
gezien.
B, materie&tijd
Materie beschikbaar stellen
Een ander fundamenteel aspect ten aanzien van de materie, gecombineerd met ruimte en tijd is het beschikbaar
stellen van goederen aan anderen. De goederen rukken op in de wereld en staan een beperkt aantal mensen
beschikbaar. Het werkelijke gebruik is echter in de tijd maar beperkt. Aldus worden anderen bijvoorbeeld verdrukt
en ontstaat teveel verbruik. We hebben dat al een aantal keer gezien.
In de regel worden de goederen slechts een korte tijd effectief gebruikt. Indien dergelijke goederen niet door de
eigenaar worden gebruikt moet – in de overige [tijd] - aangemoedigd worden die goederen aan anderen ter
beschikking te stellen. Een verhoging van de prijs door de zware verbruiksbelasting – die op het goed wordt
geheven – moedigt dat aan. Door het ter beschikking stellen aan anderen deelt men de lasten van het goed. In een
eenvoudige gemeenschap zou men een wasmachine kunnen delen, of een televisie zoals wij vroeger deden. Het
kan ook nog gezellig zijn trouwnes.
Het ter beschikking stellen aan anderen mag sec. geen belastbaar feit meer zijn. Dus geen moeilijke en
ontmoedigende heffingen meer op huurinkomsten, lease, (tijdelijk) vruchtgebruiken en andere constructies.
Materie – zelfverslinder
En we moeten zorgen dat de groen  blauwe stroom zo gering mogelijk wordt. We moeten in de toekomst meer
rekening houden met de productlifecycle en vormen van reuse en recycling. Zoveel mogelijk blauwe stromen op
blauwe stromen moeten er ontstaan.
De groen-blauwe en de blauw-groene stromen moeten we belasten. Voor de blauw-blauwe stromen moeten we
milder zijn. Het blauwe ellendige systeem gaat dan in de eigen staart bijten en wordt zelfverslindend. Bovendien
zal het kleiner en dunner worden. Ons podium wordt daardoor weer groener en leefbaarder.
C, Menselijke dienst&tijd
Blauwe materie – menselijke dienst
Goederen breken in de toekomst af. De menselijke dienst is nodig om het goed in ruime zin te “onderhouden”.
Daarom moet de menselijke dienst vrij zijn om dit te verrichten. Er is dan ook minder aanvoer van nieuwe
goederen. En dat belast de groene vlakken minder.
Door: drs. H.J. Willemsen (©) Stichting WTS, worldtaxsystem.com
77
Groene materie - menselijke dienst
Deze groene dienst moet vrij zijn. Ze heelt was kapot is gemaakt. Ze krijgt verder een aantal specifieke taken in de
goederenkringlopen. Het is de bewaker en hersteller van het groene vlak.
Bovendien gaat het vaak om eenvoudig werk waar veel behoefte aan is en ook aanbod van is. Toch wordt van die
laatste dienst te weinig gebruik gemaakt omdat het zwartwerk op levert of omdat een tuin voor de helft met
beton volleggen voordeliger is.
Hoe kunnen we dat doen?
Het kunnen ruilen tegen menselijke diensten wordt van nature bevorderd. De gemeenschap bestaat nu eenmaal
uit specialisten van alle aard. Als sociaal wezen willen we ook die diensten ruilen. Als er geen inkomstenbelasting
meer is kan het – belangrijke – ruilen naar hartelust plaatsvinden.
Door de vermogensmutatiebelasting wordt het interessant het geld te besteden aan menselijke diensten in plaats
van aan goederen. Naast het voordeel wat men door het “swappen” heeft, heeft de vermogende het voordeel dat
hij zich legitiem ontdoet van vermogen. Geld stroomt dan van rijk naar arm. Het “swappen”vindt daardoor in
ruimere mate plaats.
Tot zover het laatste component – tijd - van de newtoniaanse beschouwing. Tijd is wel een bijzondere omdat alle
andere componenten continue met deze factor te maken hebben.
Hierna behandelen we het vermogen. Bij vermogen komen alle vier de componenten samen.
Door: drs. H.J. Willemsen (©) Stichting WTS, worldtaxsystem.com
78
P74
Socrates over de weelderige staat: “Maar dan zullen we de stad nog verder moeten uitbreiden, want die
oorspronkelijke gezonde toestand voldoet niet meer, en allerlei dingen moeten er aan worden
toegevoegd die niet langer meer in de werkelijke behoeften van de gemeenschap voorzien. … Dan zijn er
nog de makers van snuisterijen…Laten we er dan ook nog maar zwijnenhoeders aan toevoegen…Maar
we zullen ook meer dokters nodig hebben als we zo gaan leven….Zullen we dan ook een stuk gebied van
onze buren afpakken om voldoende landbouw en veeteeltgrond te hebben? …Dan gaan we dus
vervolgens oorlog voeren beste Glaukoon.” Uit dialoog inzake De Staat (Politeia), (Plato, [ongeveer 4e eeuw V. Chr.], 1991,
111)
P75 koptitel,
De speelduur (tijd)
Pag 78, tekst veranderen
Menselijke – dienst <-> menselijke - dienst
In de toekomst moet het totaal aan tijd dat besteed wordt aan het voortbrengen van goederen en diensten
verschuiven naar groene en witte menselijke diensten.
Het swappen – uitwisselen - van menselijke diensten zal de tendens worden. Specialisten die elkaar helpen. We
zagen dat met de huishoudster die de huisarts helpt. Beide hadden een voordeel om hun specialisme in te zetten.
De huishoudster was en sneller en voordeliger. De arts kon meer werk verrichten waarin hij goed is. De
toegevoegde waarde aan menselijke diensten in de maatschappij zal stijgen.
Met andere woorden, de podiumspelers moeten vooral met elkaar optreden en niet alleen jongleren met wat
blauwe rommel.
Toevoegen na tijd
Door: drs. H.J. Willemsen (©) Stichting WTS, worldtaxsystem.com
79
Het vermogen
De wereld bestaat, newtoniaans beschouwd, uit een aantal componenten. We hebben deze vier met hun
belangrijkste eigenschappen behandeld. En we hebben in het kort gezien hoe ze op elkaar inwerken. Waar de
newtoniaanse benadering reductionistisch was, binden we alle componenten in deze paragraaf weer samen. We
zullen zien dat de componenten samen vermogen vormen.
Voordat we met deze holistische benadering van start gaan moeten kort ingaan op het geld.
Kort intermezzo; geld
Om het ruilproces te vergemakkelijken hebben we het geld uitgevonden. Zo kan de fietshandelaar eerst zijn
fietsen ruilen tegen geld om vervolgens met het geld weer andere fietsen in te kopen maar ook om andere dingen
nodig om zijn bedrijf en zijn gezin te voorzien114.
Naast deze ruilfunctie115 fungeert geld ook als rekeneenheid. We zijn het heel gewoon geraakt. Telkens zullen we
zeggen, ik verdien … bruto en daarmee klaar. Maar wat stelt dat eigenlijk voor. Als u zegt dat u met 40 uur werken
anderen kunt inhuren die 70 uur moeten werken komt het heel anders over. Of als u stelt dat u voor een bezoek
aan een specialist 10 uur moet werken terwijl die man slechts 1 uur voor u bezig is. Uiteraard zou aldus gaan
rekenen ons denken onnodig belasten en zouden we wellicht ook gefrustreerd worden. Uiteraard moet niet
iedereen even veel verdienen en moeten kwaliteiten anders beloond worden. Wat we willen aangeven is dat de
newtoniaanse werkelijkheid achter de ruilmiddelen zit.
Dat brengt ons tot de derde functie van geld, de vermogensvorming. Door geld op te potten kan men in de tijd
het weer uitgeven.
Geld is als het ware een “joker”. Men kan in de tijd, op verschillende plaatsen zowel materie als menselijke
diensten op het podium aankopen. En hoe meer geld u bezit hoe meer dingen op de wereld het (kan)
vertegenwoordigen. Met het geld kunt u materie kopen. En met het geld kunt u arbeid voor een bepaalde periode
kopen116.
Door het geld heeft men wel de binding met de newtoniaanse werkelijkheid verloren. We voegen het geld nu zeer
beknopt toe om duidelijk de koppeling met de werkelijke gemeenschap – de newtoniaanse werkelijkheid117 - tot
de verbeelding te maken. Op microniveau moet dat wel redelijk lukken. Het is niet meer dan ons
huishoudboekje118 of, nog eenvoudiger, wat u met het geld in uw portemonnee kunt doen.
Kort intermezzo; individueel eigendom
Op de Google Earth – kaart, waar we het eerder over hadden, is niet te zien welke materie van wie is. Eigendom is
immers een verzinsel van de mens. Lang geleden bestond het niet ten aanzien van materie. Alleen wat we
onttrokken uit de natuur was van ons. En meestal deelden we het met de anderen in de primitieve gemeenschap.
Wellicht kan men een bepaald gebied aanwijzen waar de gemeenschap min of meer soeverein zijn gang kon gaan
zonder gestoord te worden door een andere gemeenschap. Of hadden de gezinnen in de gemeenschap hun eigen
114
Ook de ruilmiddelen hebben zich, historisch gezien, ontwikkeld tot het huidige geld waarvan overigens ook weer een aantal soorten is te
onderscheiden.
115 De ruilfunctie maakt dat onmiddellijk en zonder kosten kan worden geruild. Men spreekt dan van de liquiditeit van het geld (Vennet
2011; h1p1), het vloeit het gemakkelijkst, is het meest liquide ruilmiddel.
116 In het laatste hoofdstuk zullen we het uitvoerig over geld hebben.
117 De newtoniaanse werkelijkheid is overigens een (te) beperkte werkelijkheid. Om onze werkelijkheid beter te benaderen moeten meer
principes aan bod komen. Geld zelf hoort niet thuis in het newtoniaanse denken.
118 Binnen veel gemeenschappen is het echter zo complex voor de burgers gemaakt dat men er met een eenvoudig huishoudboekje niet
meer komt. Het is het terrein geworden van financiële planners, accountants, fiscalisten, pensioenadviseurs...
Door: drs. H.J. Willemsen (©) Stichting WTS, worldtaxsystem.com
80
gebiedje. Maar de wereld bood vaak zo veel ruimte dat zelfs daarover geen onenigheid ontstond119. Overleed men
dan liet men na aan het totaal. Slechts een heel klein deel – wat werktuigen en dergelijke – liet men na aan
verwanten. Van oudsher was nagenoeg alles dus van iedereen.
Intussen zijn grote delen van onze newtoniaanse werkelijkheid van iemand of een bepaalde instantie. Het is nu
andersom. Er zijn zeer diverse juridische verhoudingen gemaakt. Eigendom, vruchtgebruik, recht van opstal, huurverhuur verhoudingen, Angelsaksische trusts. Noem maar op. Dergelijke figuren komen later kort in paragraaf …
ter sprake.
Het individueel eigendom zorgt tegenwoordig voor structuur en duidelijkheid tegenover anderen in de
gemeenschap. De rechten kunnen tegenover anderen worden afgedwongen, zo nodig met behulp van
overheidsinstituties (politie, rechter, …). Dit is uiteraard een groot goed.
Verder kunnen de mensen zelf een prestatie leveren. Hun eigen menselijke dienst inzetten, zoals ze willen. Een
studie kiezen, een baan zoeken. Van nature is het inzetten van die menselijke dienst een strikt `individueel`
eigendom. Het is verbonden aan de mens zelf, en die mag het inzetten zoals ze wilt. De menselijke dienst is in
principe, van nature, een zuiver individueel recht zolang men maar een ander niet schaadt120.
Maar hiervoor zag u reeds het voorbeeld met het uitlenen van de 161.000 aan Scherpslijp. Hij moest er zijn
menselijke dienst voor inzetten, zo niet werd hij gedwongen. Er zou beslag worden gelegd op zijn salon of de
toekomstige inkomsten. Hij gaat dus voor ons werken.
Daarom moeten we oppassen dat een ander niet te vermogend wordt. Via de economie kan hij anderen laten
werken, macht uitoefenen en de vrijheid van anderen beperken. Bij belastingheffing is het dan ook zaak het
vermogen te beheersen en niet de menselijke dienst “af te tappen”. Het is zaak het vermogen te verdelen. Hoe we
dat gaan doen wordt diepgaand in het volgende hoofdstukken behandeld.
Newtoniaanse vermogen
Hiervoor hebben we de bouwstenen van de reële economie gezien. Drie zijn de basiscomponenten. Het podium
met de natuur en de menselijke dienst. De combinatie hiervan levert in de tijd, de laatste dimensie, de goederen
op.
Het behoeft geen betoog dat onze wereld in omvang beperkt is. Het is maar een bolletje in een universum. De
materie is dus ook beperkt. Dit is opnieuw constateerbaar en verifieerbaar. Ook behoeft het geen betoog dat onze
bevolking groeit121. Het spreekt dan voor zich dat er een systeem moet komen wat zorgt voor een evenwichtige
verdeling van rijkdom, van materie en energie dus van vermogen.
De beperking van het vermogen
Het is eenvoudig en iedereen uit te leggen. Hoe meer mensen hoe beter de verdeling moet zijn. De door ons
voorgestelde heffingen moeten daarvoor kunnen zorgen.
U leeft als genodigde in een gemeenschap. U kent niemand echt en niemand kent u dus u bent onbevangen. Stel u
voor dat u de vraag wordt gesteld om de rijkdom van een gemeenschap, het land met alles er op en er aan, te
verdelen onder de inwoners. Wat zou u als vreemdeling voor die gemeenschap doen??
119
Lee, R.B., Man the hunter, Aldine Publishing Company, Chicago, 1975, cover . Al waren (en zijn) er stammen die juist een inbreuk van
andermans rechten opzoeken, dat als norm verheffen.
120 Uiteraard is het wel zo dat die wordt gevoed, ontwikkeld, met de ondersteuning van vele anderen. Maar dit ontneemt niet dat het
individueel blijft. Een andere visie zou tot slavernij leiden.
Eveneens van andere aard is de eigen verantwoordelijkheid. In ons systeem moet men zorgen voor het vullen van de eigen vermogensbol.
De plaats binnen de gemeenschap. Maar, zoals hopelijk steeds duidelijk wordt, zal de gemeenschap men daartoe eveneens in staat stellen.
De gemeenschap is dan als het ware ondersteunend.
121 Zie: http://www.un.org/esa/population/publications/longrange2/WorldPop2300final.pdf
Door: drs. H.J. Willemsen (©) Stichting WTS, worldtaxsystem.com
81
Vermoedelijk zou u iedereen evenveel waarde geven aan ruilbare materie (een stuk land etc).
Op een gegeven moment ontstaan er achterstanden en tegelijk voorsprongen. De achterstanden samen zijn net zo
groot als de voorsprongen samen. De gemeenschap is op een gegeven moment anders verdeeld dan
oorspronkelijk het geval was.
Daartoe zijn diverse eenvoudige oorzaken aan te wijzen. De een werkt wellicht harder dan een ander en kan door
diens arbeid meer materie krijgen. De ander heeft wellicht fysieke problemen en is niet goed in staat iets te
verdienen. Weer een ander heeft wat meer geluk, hij heeft de markt gewonnen met bepaalde technische of
commerciële formules. De natuur van een mens zorgt er bovendien voor dat hij ook competitief jegens een ander
is, men probeert de markt op te gaan, de commerciële en technische formules worden in klinkende munt
omgezet.
Weer een ander kan men wellicht wat lui aangelegd noemen. Of geeft wat gemakkelijker uit. Bij de ander moet
het vermogen van een nalatenschap worden verdeeld onder veel erfgenamen terwijl de ander als enig kind alles
van de ouder vererfde.
Een belangrijke oorzaak van de verschillen zit hem echter in een stap ervoor. Dat is het individuele eigendom. De
gemeenschap was na mijn vraag aan u om te verdelen in stukjes individueel eigendom gekapt. Door het gedrag
van mensen blijft er in de loop der tijd van de oorspronkelijke verdeling niet veel over. Toevalligheden, zoals er
hiervoor een paar zijn aangestipt, zijn er gedeeltelijk de oorzaak van.
Een tweede belangrijke fundamentele oorzaak zit in het ruilen. De een is er succesvoller in dan de ander. De ander
ruilt tegen dingen die maar kort meegaan. Weer een ander kan alleen maar zijn povere arbeid ruilen. Nog een
ander heeft een goede studie kunnen genieten en verdient daardoor veel, hij kan zijn menselijke dienst goed
ruilen. Nog een ander laat waar vervaardigen en ruilt die continue waardoor zijn vermogen steeds maar aangroeit.
De combinatie van het goed kunnen ruilen, de individuele eigendom en de overige oorzaken (erven,
diefstal/corruptie, geluk hebben ed) zorgen voor een minder gelijke verdeling van vermogen.
De oorzaken zijn zeer divers te noemen en het is ondoenlijk dat allemaal in beeld te brengen. Het is ook niet
nodig.
We moeten er voor zorgen dat er uiteindelijk niet een te schuine verdeling van vermogen komt. Dat is immers de
uitkomst van al die oorzaken. Heel eenvoudig, een ander komt anders te kort. Er moeten met andere woorden
bandbreedtes komen. Waarbij de een acceptabel vermogen kan bezitten terwijl de ander met een kleiner
vermogen nog acceptabel kan leven.
Ons bekende vermogen kan worden omgezet, geruild, tegen menselijke diensten en materie. Het vermogen moet
men proberen te verdelen en te beheersen. Daarachter is immers de voor ons werkelijk “zichtbare” wereld. Het
gewone vermogen is als het ware een vat verkregen ruilmiddelen. Maar vermogen is ook het product van ieders
inzet. Daarom hoeven we niet alle stroomgrootheden in beeld te brengen.
Pas bij het gewone vermogen – zoals wij dat in ons dagelijks leven kennen - hebben we een waardering gegeven
tegen een bepaald ruilmiddel (geld). En dat vermogen kunnen we aanrekenen aan een of meer subjecten
(mensen, instellingen, en de mensen achter die instellingen)122.
122
Uiteraard kunnen reeds daarbij diverse problemen ontstaan maar die hoeven hier nog niet behandeld te worden. In deze korte paragraaf
heb we alleen maar laten zien dat alles beperkt is en dat we in staat moeten zijn goed te kunnen delen.
Door: drs. H.J. Willemsen (©) Stichting WTS, worldtaxsystem.com
82
Maximalisatie van het gewone vermogen
Het gewone vermogen is een afgeleide van het Newtoniaanse vermogen. Onze menselijke diensten worden
geruild tegen een loon, wedde, vergoeding voor de arts/raadgever etc. We hebben dan een ruilmiddel op
bijvoorbeeld onze bankrekening staan. Of de menselijke dienst wordt aan een product doorgegeven. Eerst door de
natuur te ontginnen, daarna via de producentenproducten en menselijke diensten een meerwaarde aan de
goederen toevoegen. Dit kan professioneel, zoals de slager doet. De metselaar etc. Maar ook onbewust. Door uw
huis op te knappen en in stand te laten. En die dingen worden weer geruild aan consumenten of aan producenten
of aan beiden. En dit gaat allemaal via waardering tegen ruilmiddelen en de verkopen gaan via de markten
(arbeidsmarkt, geldmarkt, goederenmarkt, …). Het wordt dan allemaal minder gemakkelijk te volgen. Maar steeds
moet we besteffen dat de fundamenten onze zichtbare wereld betreffen. Een ongelijke verdeling van het gewone
vermogen betekent uiteindelijk ook een ongelijke verdeling van de materie. Of een onevenredige opoffering van
menselijke diensten. Iemand met veel vermogen kan een ander hard laten werken.
Hoe zit het met die ongelijkheid, die ons in een benarde positie kan brengen?
Een belangrijke oorzaak voor de ongelijkheid is het streven van de mensen naar maximalisatie van winst. Of van
de aandelenwaarde. Zowel de bedrijfseconomie als de commerciële economie zijn daar op gericht. Maar dit is
slechts een onderdeel van een achterliggend menselijk streven.
Zeer veel handelingen die men doet passen in een ruimer kader. Dat is de maximalisatie van vermogen123.
Men kiest een vaak studie waarmee men “iets kan bereiken”. Is er een ruzie bij de verdeling van een erfenis? Men
wilt een zo groot mogelijke portie van het vermogen. Maar ook de drang om de mensen (bijna) te bedonderen.
Het aanbieden van financiële producten die rooskleuriger worden voorgeschoteld als ze zijn. Het steeds opnieuw
oprichten van plofvennootschappen om de zoveelste faillissementsfraude te plegen. Onenigheid tussen landen
over de eigendom van natuurlijke rijkdommen. Ordinaire dingen als corruptie, diefstal en verduistering. Ga zo
maar door. Zelfs moord wordt niet geschroomd in het streven naar meer vermogen.
Men kan beter spreken van maximalisatie van het vermogen in plaats van maximalisatie van de winst.
Maximalisatie van vermogen is de algemene norm. En men streeft daar naar met zo min mogelijk opoffering aan
eigen energie. Dagelijks staan er meerdere, al dan niet legitieme, stukken in de krant die hier in de kern mee te
maken hebben.
En opnieuw, indien men streeft naar maximalisatie van vermogen streeft men naar maximalisatie van materie en
energie. Met het ruilmiddel geld kan men andermans diensten inkopen. Of materie aanschaffen.
Maximalisatie van de winst door de exploitatie van een bedrijf is slechts onderdeel van de wil tot maximalisatie
van het vermogen. Het hebben van een bedrijf is dus maar een stuk gereedschap, een van de vele, om een zo
groot mogelijke vermogen te krijgen.
Verder zijn alle fiscale constructies – legitieme en niet legitieme acties – gericht om grotere vermogensvorming te
hebben.
123
Dat vermogen klinkt dan weer door in het kunnen benutten van andermans menselijke dienst of het verkrijgen van goederen
(opgebouwd uit natuur en andermans menselijke dienst). En die goederen worden in de tijd verbruikt. Indien het ruilmiddel vermogen
wordt aangehouden zal het wellicht later worden omgezet in menselijke diensten of goederen.
Door: drs. H.J. Willemsen (©) Stichting WTS, worldtaxsystem.com
83
Principieel hebben we met beide aspecten, de natuurlijke drang naar maximalisatie van vermogen en het bestaan
van individueel eigendom geen moeite. Zolang met maar rechtvaardig en beheerst blijft. Dat geldt op micro nivo.
Het gedrag tussen de directe naasten. Het geldt ook als norm voor het bestuur van een land124.
Geheel los van de oorzaken blijft het zaak het vermogen, het generieke, te beheersen.
De gevaren – newtoniaans beschouwd - van de ongelijke verdeling
Hiervoor zijn in het kort enige belangrijkste oorzaken van de ongelijke verdeling van vermogen weergegeven. Er
moet er een belangrijke aan worden toegevoegd. Wat zijn de gevolgen? We kunnen het newtoniaanse
benaderen. Opnieuw door het podium, de menselijke diensten en de materie daarop samen met de tijd in
ebschouwing te nemen.
Verdrukken door opeisen podium
Men moet zich goed voor ogen houden dat de groep mensen met veel vermogen andere mensen kunnen, en vaak
ook zullen, verdrukken door relatief hoge uitgaven. Men legt een onevenredig groot beslag op de materie in de
wereld. Anderen komen daardoor tekort. Een voorbeeld is het gebruiken van voedingstoffen (maïs ed) in de
biobrandstof. Enerzijds verdrukt het de levende materie, de natuur, door het verbruik en het opeisen van ruimte.
Het gaat om het groene en blauwe podium. Anderzijds verdrukt het andere mensen zodat die bijvoorbeeld
moeilijker aan behuizing kunnen komen wat weer nodig is om bijvoorbeeld een gezin te starten.
Duidelijker is de directe manier van verdrukken. Het hebben van een groot kostbaar perceel verdrukt anderen.
Andere mensen worden als het ware verdrukt. De rest moet “opschuiven”. En zal bovendien harder moeten
werken voor zijn plaats in de gemeenschap. De prijs van grond zal immers ook verhogen.
Verbruik
Dit is het bekende schaarsteprobleem. We kennen het ten aanzien van brandstoffen, mineralen en ertsen,
voedingsstoffen…. We moeten leren te matigen. Te veel verbruik drukt de prijs van de (grond-) stoffen en ons
podium omhoog door schaarste. Dit zorgt er weer voor dat de andere groep harder en langer moet werken om
rond te komen.
De verhouding moet – theoretisch - zo zijn dat iedereen, nu en later voldoende heeft. Door vermogen te verdelen
en de prijs van goederen omhoog te brengen zullen:
o meer mensen voldoende eerste levensbehoeften hebben en dat ook sneller (zelf) kunnen realiseren
o minder verspillingen ontstaan
Een belangrijke reden is dat vermogen verdelen nodig is om te kunnen veranderen. Minder schadelijke goederen
verbruiken dus. Veel goederen en hulpstoffen zullen nog duurder worden dan ze nu al zijn. Er moeten dan
veranderingen gebeuren. Twee vervuilende auto’s moeten worden vernietigd en er wordt een nieuwe zuinige
gekocht. Een HR verwarmingsketel, isolatie, zonnepanelen installeren, een warmteboiler, … Over het algemeen
moet worden omgeschakeld naar goederen die minder verbruiken. We verwijzen naar figuur … hiervoor.
Dat zijn allemaal investeringen in verbeteringen en daar moet men vermogen voor hebben.
Socrates: “...Vinden we het allebei niet zeer vanzelfsprekend dat in ieder van ons dezelfde aanleg en dezelfde gewoonten
aanwezig zijn als in de gemeenschap? Waar kunnen eigenschappen van een gemeenschap anders vandaan komen? Het zou
belachelijk zijn te veronderstellen dat een gemeenschap woest is als de afzonderlijke leden dat niet zijn...”
124
Uit dialoog inzake De Staat (Politeia), (Plato, [ongeveer 4e eeuw V. Chr.], 1991, 228)
en
Socrates: “...Een stad heeft geen muren, galeien of scheepswerven nodig om tot bloei te komen, Alcibiades, een ook een grote
bevolking of veel grond baat niet, wanneer er geen innerlijke kracht is...”
(Plato, Alcibiades, [ongeveer 4e eeuw V. Chr.], 1991, 228)
Door: drs. H.J. Willemsen (©) Stichting WTS, worldtaxsystem.com
84
Opeisen arbeid
Indien men eenmaal zeer vermogend is, is het een koud kunstje anderen voor je te laten werken in het
eigenbelang. De tuin moet periodiek onderhouden worden, het huis geschilderd, etc. Dit is gewoon zichtbaar en
zijn reeds lang geaccepteerd. We zijn er vaak gewoon blij mee.
In combinatie met de tijd en een inkomstenbelasting kan men begrijpen dat het lang duurt eer een positie in de
maatschappij is verwezenlijkt. Als we niet oppassen worden door bijvoorbeeld een vlaktaks grote groepen van de
bevolking veroordeeld tot moderne slavernij.
De enige effectieve methode om het vermogen te verdelen zijn de belastingen op arbeid, onze menselijke
diensten, af te schaffen. De verbindingen tussen mensen – de uitwisseling van elkaar diensten – worden
aangemoedigd. U kunt dit inbeelden door een web van mensen die elkaar diensten uitwisselen.
Er zijn dus drie grote redenen om het vermogen te verdelen. Elkaar op het podium niet verdrukken, om het
verbruik van goederen te kunnen verminderen en tegelijkertijd de dienstensectoren te laten stijgen om tenslotte
onze naasten niet tot halve slaven te veroordelen.
Er zijn nog meer redenen om het vermogen te verdelen. Er zijn ook humane die we in de volgende darwinistische
paragraaf behandelen. Heel in het kort levert een tekort aan vermogen stress op. Een teveel aan vermogen levert
angst op. Dit geeft in een gemeenschap eveneens de nodige problemen125.
125
Socrates:
“- Toen we een goed functionerende gemeenschap vergeleken met een lichaam dat reageert op pijn en genoegens van een van de
ledematen, kwamen we tot de conclusie dat juist die eenheid het grootste goed is voor de gemeenschap.
…
- Wanneer zij eensgezind zijn, bestaat er geen gevaar dat de niet-wachters ooit tegen hen in opstand komen of onder elkaar ruzie maken.
- Vast niet.
- Ik wil het niet eens hebben over de kleine kwaaltjes waar de gemeenschap dan van wordt verlost, want daar gaat het niet om. Ik bedoel de
vriendjespolitiek van de rijken, de onmacht en de ellende van de armen die hun kinderen moeten opvoeden en geld nodig hebben om hun
gezin te onderhouden, en de leningen die ze al dan niet kunnen sluiten. Arme mensen zetten alles op alles, doen vrouwen en andere
familieleden bij anderen in de kost en hebben heel wat te verduren, mijn beste. Dat is vernederend en we moeten het er maar niet over
hebben.
- Ja, die misstanden ziet zelfs een blinde, zei hij.”
(Plato [ongeveer 4e eeuw voor Chr.]. 1991, De Staat 279)
Door: drs. H.J. Willemsen (©) Stichting WTS, worldtaxsystem.com
85
Koppeling gewone economie en de newtoniaanse werkelijkheid
Als we nu tot op het kleinste nivo van de financiële administratie gaan kijk dan zien we daar de newtoniaanse
werkelijkheid. 1 bonnetje voor een knipbeurt afgerekend op tijdstip … betekent dus voor een periode van
bijvoorbeeld 0.5 uur menselijke diensten verricht. In de financiële administratie worden al die dingen opgeteld en
komt er uiteindelijk getallen uit waarin men niet meer de newtoniaanse werkelijkheid terugziet. Maar ook hier is
dus, bij een reductionistische beschouwing, een detailanalyse van de achterliggen de posten, de newtoniaanse
werkelijkheid te ontdekken. We redeneren dan de andere kant uit. Van winstcijfers weer terug naar de details.
De kapper was eenvoudig. Hetzelfde geldt echter ook voor de fabriek. Kijk in de jaarrekening, kijk naar de
brugstaat, bezie de kolommenbalans en de kostenposten, kijk naar de grootboeken, zoek de facturen,
loonjournaalposten, zoek de factuurregels en de urenstaten… daar vindt u uiteindelijk de waarden en de
kwantiteiten van de newtoniaanse werkelijkheid. U vindt de goederen en de menselijke diensten. Het is dus de
financiële administratie die de link met de newtoniaanse werkelijkheid maakt126. En het is het “huishoudboekje” of
elektronische versie wat de link voor de particulier maakt. Bij de financiële markten geldt hetzelfde. Een aandeel
bijvoorbeeld betekent mede-eigenaar zijn van een bedrijf. De moderne waarderingsmethoden hebben ook steeds
een newtoniaanse grondslag. Zijn bijvoorbeeld de verdisconteerde cashflows iets anders dan de in de toekomst
geruilde tegenwaarde van menselijke diensten en/of goederen?
126
En een natuurkundige, scheikundige, of een bioloog wellicht een arts gaat vervolgens veel dieper kijken. Waaruit zijn die dingen
opgebouwd, hoe zit de mens in elkaar? Wij zijn vooralsnog gestopt bij de hoofdgroepen. Menselijke dienst ten opzichte van de mens en de
menselijke dienst ten opzichte van de goederen. Ook de goederen hebben we gezien. Hoe zijn ze ontstaan en hoe verhouden ze zich tot
ons.
Door: drs. H.J. Willemsen (©) Stichting WTS, worldtaxsystem.com
86
Koppeling monetaire economie en de newtoniaanse werkelijkheid
Hiervoor hebben we het veelvuldig gehad over de vrijheid van de mens en de menselijke dienst die inherent is aan
de mens. De menselijke dienst is – in de tijd – onderdeel van ons leven. We moeten die diensten als sociale
wezens kunnen uitwisselen met elkaar.
We hebben voor het ruilen het geld verzonnen. We hoeven onze diensten niet 1 op 1 met elkaar uit te wisselen.
En we kunnen de dienst daardoor ook later inzetten. We kunnen het geld dus als buffer voor later gebruiken. Of
we gebruiken het als ruil met een ander persoon. Of eerst onze dienst ruilen om er later een product mee te
kopen. In de tijd en tussen andere subjecten en objecten dus. Verder hebben we geld als waarderingsmaatstaf.
Geld is als het ware onze joker besloten we.
Op micronivo kunnen we allemaal wel een idee vormen wat de koppeling met de newtoniaanse werkelijkheid is.
Een weekloner met 200 op uitbetalingdag op zak kan stellen dat hij die heeft verdiend met bijvoorbeeld 40 uur
(tijd) arbeid (menselijke diensten). Hetzelfde geldt als die weekloner via een veilingsite iets verkoopt. Het goed
heeft bijvoorbeeld 100 opgebracht. Op micronivo vertegenwoordigde het geld dus 100 materie en 200 menselijke
diensten. De 300 werd dus voor 1/3 opgebouwd uit goederen en voor 2/3 uit menselijke diensten. Niet zo bar
interessant zou u zeggen. Op macronivo wordt dat wel interessant.
Laten we de kwantiteitstheorie van Fisher eens kort beschouwen. Die luidt M*V = P*T. De geldhoeveelheid in een
economie dient zo groot te zijn dat de transacties kunnen worden gefinancierd. Wanneer we het volume van de
in een periode verhandelde goederen en diensten T noemen en het prijspeil P dan volgt hieruit dat P*T gelijk is
aan de totale omzet van de goederen en diensten in die periode. (Ierland et al, 1993 215). Deze hoeveelheid moet
afgedekt zijn met geldmiddelen (M) die een aantal keren omlopen (V).
Zonder nu te gaan beginnen met moeilijke uiteenzettingen zoals inflatie, rente en bestedingen en de verschillende
vormen van monetaire beschouwingen127 willen we wijzen op de link met onze (newtoniaanse) wereld.
T staat dus voor transacties goeden en diensten. T kunnen we splitsen.
T menselijke diensten
T goederen, waarbij we – we hebben dat gezien - de goederen ook weer verder kunnen opsplitsen in uiteindelijk
natuur en menselijke diensten
We gaan de slechte goederen treffen met belastingheffing en de menselijke diensten gaan we niet treffen. De
slechte goederen zullen steeds meer worden verdrukt terwijl de menselijke diensten en de minder slechte
goederen zullen winnen. De heffing werkt in eerste instantie op de prijs (P) Maar dus ook op de T. De heffing
werkt in negatieve zin wat de kwantiteit betreft van de schadelijke goederen. En in positieve zin wat de kwantiteit
van de betere goederen betreft. De menselijke diensten zullen echter absoluut winnaar zijn.
Wat zegt de voorgaande Fisher-variant – met de splitsing van T en de druk op P – ons nu eigenlijk?
Bij de newtoniaanse benadering hebben we gezien dat de gemanifesteerde wereld slechts uit een aantal
optredende hoofdverschijnselen bestaat. De industriële vooruitgang, de opkomende markten, de stijgende
wereldbevolking leggen een steeds grotere druk op de natuur maar ook de samenleving. De gevolgen zijn
iedereen zichtbaar en vaak ook al voelbaar.
We zochten de objecten die we later met belastingheffing zullen treffen. De objecten zijn dode materie (de
dingen) onderdeel van ons vermogen. Dode materie – goederen, en het verbruik ervan - tegenover mens en
natuur levert de gevaren op waar we nu mee te maken hebben. Materie verdrukt bovendien letterlijk het leven op
de aarde. Door het onttrekken van natuurlijke rijkdommen en verwoesten van ecosystemen. Maar ook omdat
127
Daarover meer in het laatste hoofdstuk.
Door: drs. H.J. Willemsen (©) Stichting WTS, worldtaxsystem.com
87
materie ruimte inneemt. Nutteloze ruimte/materie in de samenleving moet worden belast. Die ruimten belasten
zorgt er voor dat ze weer ten behoeve van anderen worden ingezet of dat ze worden teruggegeven aan de natuur.
En als een object – een goed – toch tot stand is gekomen moet bevorderd worden dat het wordt gedeeld met
anderen. Daarom moet de verhuur etc. niet worden belast maar moet juist het onbenut gelaten object zwaarder
worden getroffen. Het onbenutte object moet juist worden benut of verantwoord worden afgebroken. Dan zal de
eerder onbenutte ruimte weer dienstig worden aan de personen van de gemeenschap of de ecologie.
Bij de menselijke dienst hebben we de drie hoofdfuncties bekeken. De menselijke dienst tegenover de mens en de
menselijke dienst tegenover de goederen en de menselijke dienst tegenover de natuur. In beide gevallen maakten
we de conclusie dat die functie zeer nuttig en fundamenteel voor het leven en de verdeling van welvaart en
welzijn is. We kunnen elkaars specialismen uitwisselen door de mens zijn wezen –zijn handeling – vrij te laten.
Bij de goederen kwamen we tot de conclusie dat ze een gevaar vormen voor de mensheid. Hoe meer productie
hoe meer dode materie het leven verdrukt. Het schip, de auto, de gebouwen, … Dat hebben we meermalen gezien
en u kunt het zelf constateren door de ogen open te doen.
De huidige tendens is de volgende. Men laat dan de goederen (dode materie) oprukken ten koste van de
menselijke dienst (die men belast) en de ecologie, de levende materie. Bij een groeiende wereldbevolking en
opkomende industrieën ziet men het volgende gebeuren.
Men probeert dit “te verkopen” door te stellen dat dat nu eenmaal veel werkgelegenheid oplevert. Iemand die
maar een beetje verstand heeft van techniek heeft weet dat dat niet waar is. Zoals we hebben laten zien kan de
levensduur van nagenoeg ieder goed worden verlengd door het opnieuw toevoegen van een menselijke dienst en
wellicht een klein onderdeel. Ook kunnen we het verbeteren aan nieuwe behoeften. Of kunnen we gewoon
duurzame goederen produceren met een lange garantietermijn en een goede service. Dit geldt voor heel veel
goederen. Uw huis, het schip, de vaatwasser, de straat, de frutsels in uw vensterbank, de auto, de fiets, het
tuinstel, het tuinhuis, …de stoel waar u nu op zit en het schoeisel dat u nu aan uw voeten heeft. Ons scheppend
vermogen van de dingen kunnen we steeds toepassen, ook in een later stadium als het ding dreigt te vervallen.
We gaan de toevoer – groen -> blauw - naar het blauwe systeem belasten. En de afvoer van het systeem blauw ->
groen zullen we ook belasten. Het blauwe systeem gaat in de eigen staart bijten en wordt zelfverslindend.
We moeten dus de tegenpool van het levende, het dode belasten. En het teveel bezit aan vermogen tenzij het
vroegtijdig wordt ingezet ten gunste van menselijke diensten of vermogen waar de gemeenschap iets aan heeft.
Anders worden anderen verdrukt.
Door: drs. H.J. Willemsen (©) Stichting WTS, worldtaxsystem.com
88
Het hebben van teveel vermogen zorgt er voor dat teveel macht ontstaat. Het teveel is uiteraard maar relatief
naar tijd en plaats maar ook relatief op de totalen. Een teveel aan vermogen wijst er op dat personen een
onevenredig deel van de wereld hebben verkregen. Economisch vermogen heeft immers weerslag op onze
newtoniaanse wereld. Het kan anderen verdrukken en teveel ontrekken aan de ecologie. Ze kunnen er bovendien
letterlijk voor zorgen dat anderen onnodig worden ingezet voor handelingen. En het vermogen kan een
onevenredig beslag op ruimte leggen. Zoals een schaap in een grote weide en een heleboel in een te kleine weide.
De menselijke diensten moeten niet worden belast. Menselijke diensten moeten fiscaal worden aangemoedigd
om te verrichten. Het vrijlaten daarvan zorgt er voor dat we kunnen profiteren van elkaars specialismen. Maar ook
moet men die verrichten zodat de dingen langer meegaan. Of dat er, in het algemeen, eerder voor een menselijke
dienst wordt gekozen dan voor een ding. Het is de menselijke dienst die we samen met de natuur moeten
koesteren. De menselijke dienst raakt het wezen van de mens. Net als de natuur. Oude beschavingen snapten dit
maar al te goed128.
En dat de natuur moet worden beschermd spreekt voor zich. Ze telt niet mee als vermogen in de
vermogensmutatieheffing zodat eerder overtollig of niet nuttig vermogen wordt omgezet. Of dat er minder wordt
onttrokken aan de natuur en dat de natuur minder wordt belast met vervuiling tijdens productie en minder afval
na (jaren van) gebruik.
Heel in het kort kunnen we stellen dat we de levende materie (mens en natuur) niet moeten belasten en de dode
materie (de goederen) wel. En dat we verder het bezit van een te groot vermogen moeten treffen omdat het
anderen in gevaar brengt.
Een model is een vereenvoudigde weergave van de werkelijkheid. Het betrof tot dusver de bolletjes die u hiervoor
zag passeren. Het laatste newtoniaanse model liet de hoofdfundamenten zien en het verloop in de tijd, waar het
naar toe gaat. We moeten proberen dat proces zien om te buigen we dus zien om te vormen in een model wat het
voor ons leefbaar maakt.
Hoe we dat ombuigen gaan doen wordt in de rest van dit onderzoek behandeld.
128
De Kelten bijvoorbeeld vormden een verzameling van gemeenschappen. Iedere gemeenschap had zijn specifieke kenmerken. Het ene
volk dreef veel handel, andere meer veeteelt, weer anderen landbouw. Ook ambachtslieden waren wijdverbreid. En al die specialisten
ruilden met elkaar. Bovendien zochten ze harmonie met de natuur. (Wood 2004; 8-14).
Al die vaklieden vormen letterlijk het fundament van onze gemeenschap.
Socrates: “…want tegen u moet ik de waarheid spreken, dat ik ervaren heb dat zij die de grootste faam hadden, op mij de indruk maakten
bijna de minste wijsheid te bezitten…Uiteindelijk ging ik ook naar de ambachtslieden, want ik was mij er wel van bewust dat ik van
ambachten helemaal geen verstand heb, en ik besefte dat ik zou ontdekken dat zij veel weten wat waardevol is. En hierin werd ik niet
teleurgesteld, want zij wisten dingen die ik niet wist en in dat opzicht waren zij wijzer dan ik.” (Plato uit de Apologie, de verdediging van
Socrates)
Door: drs. H.J. Willemsen (©) Stichting WTS, worldtaxsystem.com
89
De economische/financiële en monetaire systemen betreffen onze alledaagse economie. De beheersing van de
gewone economie en het economische vermogen is zeer moeilijk. Het is troebel. Zo troebel - zeg maar dichte mist
- dat zelfs de grootse economische experts er geen vat op hebben.
Wij beginnen daarom “bottum up”, vanuit de werkelijke wereld die we newtoniaans benaderd hebben.
We hebben ook de meest basale koppelingen tussen de newtoniaanse werkelijkheid en de economische en
monetaire systemen anderzijds gezien. Het betrof de kleinste details van de financiële administratie en de T in de
verkeersvergelijking van Fisher.
Als u nu een geldstuk bekijkt vertegenwoordigt dat een stukje van de werkelijke wereld. Het is de bedoeling dat
“de geldstukken”, ons vermogen129, zoveel mogelijk menselijke diensten en natuur (leven) gaan
vertegenwoordigen en zo min mogelijk dode materie.
Tot zover het eerste deel van de “fiscale fysica”. We hebben de grootste onderdelen gezien van het op te bouwen
systeem. We zagen attributen die meer waarden kunnen hebben. In het volgende hoofdstuk gaan we die
onderdelen in elkaar voegen tot een werkend en samenhangend systeem. Pas dan gaan we meer vergelijken en
rekenen.
Volgt samenvatting van de newtoniaanse onderdelen met hun eigenschappen vrijheidsgraden, afkortingen..
Voordat we verder gaan met onze “fiscale fysica” moeten we de evolutietheorie beschouwen volgens het
universeel darwinisme. Verder moeten we de bijzonderheden van de mens kort behandelen. Niet alles –
integendeel – moet immers gaan om goederen, werken en rekenen.
129
In het laatste hoofdstuk wordt bij dit alles uitgebreider stilgestaan.
Door: drs. H.J. Willemsen (©) Stichting WTS, worldtaxsystem.com
90
Door: drs. H.J. Willemsen (©) Stichting WTS, worldtaxsystem.com
91
Download