Handleiding blok 3 week 1

advertisement
1
Basisstof
structuur van de getallen
t/m 600
Getallen
Herhalen
1
Lesdoelen
De kinderen:
• kunnen getallen op een
getallenlijn plaatsen;
• kunnen getallenreeksen
tot 600 afmaken;
• kunnen getallen in
woorden omzetten in
cijfers;
• kunnen ‘de helft’ en ‘het
dubbele’ uitrekenen van
getallen;
• kunnen getallen verdelen
in honderdtallen, tientallen
en eenheden.
Materialen
Klassikaal:
• getallenlijn van 0 t/m 600
• MAB-materiaal
Per kind:
• leerwerkboek 5b, blz. 2-4
ICT-componenten
• Dr. Digi
• leerling-ICT: deze week
staat optellen en aftrekken
over het honderdtal tot
600 centraal
Klassikale instructie
• Introductie getallenlijn t/m 600.
0
Blok 3 • Week 1
Nieuw
600
• Bespreek de betekenis van de lange en korte streepjes op de
getallenlijn: de korte streepjes staan voor de 10-tallen, de lange
streepjes staan voor de 50- en 100-tallen.
• Wijs afwisselend honderdtallen aan op de getallenlijn.
Welk getal wijs ik aan?
Herhaal deze werkwijze met de 50-tallen en tot slot met de
10-tallen.
• Wijs een tiental aan op de getallenlijn.
Welk getal is dit?
Tel vanaf dit getal verder of terug met sprongen van 10.
2
3
Doel: getallen plaatsen op getallenlijn
De kinderen vullen een getal tussen 0-600 in op de lege
getalkaartjes.
Doel: doortellen en terugtellen
De kinderen maken de getallenrijen af door steeds sprongen van
10 te maken. De getallen gaan tot 600.
Vooruitblik zelfstandig werken
Neem de opdrachten kort met de kinderen door. U kunt hierbij
gebruikmaken van onderstaande instructies:
• Wijs op de teksten van de hulpfiguren. Het dubbele uitrekenen is
hetzelfde als een getal keer twee doen. Leg bij het halveren het
verband met delen door 2.
• Verdelen van getallen: schrijf als voorbeeld het getal 436 op het
bord. Laat de kinderen dat getal verdelen in honderdtallen,
tientallen en eenheden.
• U kunt van iedere opdracht naast het voorbeeld nog een som
maken.
4
100
Doel: doortellen en terugtellen
De kinderen herhalen doortellen en terugtellen met 1 vanuit een
opgegeven getal. De getallen zijn boven de 100 en gaan tot 600.
Doel: getallen in cijfers schrijven
De uitgeschreven getallen zijn tussen de 100 en 600.
Tip: geef kinderen als tip dat ze hardop het getal uitspreken en
dan opschrijven: honderdvijfenzestig, eerst de 1 van honderd,
dan de 6 van zestig en dan de 5: 165. Wijs de kinderen erop dat
in het boek er witruimte staat tussen ‘honderd’ en ‘vijfenzestig’;
dat is om de getallen makkelijker te kunnen lezen. Normaal
gesproken staat die witruimte er niet.
1
Getallen
/1
5
6
Vul in.
Doel: het dubbele uitrekenen
De kinderen rekenen het dubbele uit van getallen tot 300.
Doel: de helft uitrekenen
De kinderen rekenen de helft uit van ronde getallen tot 600.
/2
Tel verder of tel terug.
215
216
217
218
219
220
329
330
331
332
333
334
437
438
439
440
441
442
498
499
500
501
502
503
506
507
508
509
510
511
Zet het goede getal op de kaartjes.
0
7
8
9
Doel: getallen verdelen en samenvoegen
De kinderen voegen de getallen samen tot 1 getal en
verdelen getallen in honderdtallen, tientallen en eenheden.
De getallen gaan tot 650.
30
200
3
4
300
400
500
430
310
160
90
550
10
20
30
40
50
60
70
80
90
100
210
220
230
240
250
260
270
280
290
300
310
320
330
340
350
360
370
380
390
400
410
420
430
440
450
460
470
480
490
500
510
520
530
540
550
560
570
580
590
600
Schrijf in cijfers.
Boek WB 5B blok 3 en 4.indb 2
tweehonderd veertig
24-03-10 14:37
driehonderd tachtig
380
vijfhonderd vijfenvijftig
555
honderd vierenveertig
144
vijfhonderd elf
511
237
Speltip
driehonderd achtentachtig
388
5
6
Schrijf het dubbele op.
15
30
19
38
125
250
18
36
26
30
60
45
52
235
470
90
250
50
100
75
500
150
300
600
Het dubbele van een getal krijg je
door het getal × 2 te doen.
Schrijf steeds de helft op.
De helft van een getal krijg je
door te delen door 2.
Verlengde instructie
Werk aan de instructietafel de sommen stap voor stap door.
• Laat de kinderen bij het halveren of verdubbelen MABmateriaal gebruiken:
– verdubbelen: leg het aantal nog een keer.
Hoeveel heb je nu samen?
– halveren: verdeel de vierkanten, staafjes en blokjes eerlijk
over 2 groepen. Wijs de kinderen erop dat je alleen even
getallen kunt halveren.
2
240
honderd vijfenzeventig
175
tweehonderd zevenendertig
Laat de kinderen tweetallen vormen. Geef hierna de volgende
opdrachten:
Verdubbel je groepje (4 kinderen).
Verdubbel je groepje (8 kinderen).
Halveer je groepje (4 kinderen).
Enzovoort.
Bespreek de begrippen ‘halveren’ (de helft) en ‘verdubbelen’
(het dubbele) door uit te leggen dat je hiervoor deelt door 2 en
vermenigvuldigt met 2.
U kunt de opdracht herhalen met andere startpunten: groepje
van 5, groepje van 3, enzovoort.
590
480
370
240
600
Tel verder of tel terug.
Doel: doortellen en terugtellen (T)
De kinderen maken de getallenrijen af door steeds
sprongen te maken van 10, 20, 25 en 50. De getallen gaan
tot 1000.
Doel: verdelen van 1000 (N)
De kinderen ontdekken de structuur van een getallenreeks
tot 1000 met sprongen van 50.
100
7
/9
50
50
25
300
150
200
100
80
40
350
175
400
200
60
30
500
250
600
300
150
75
550
275
H
T
E
3
Vul in.
Boek WB 5B blok 3 en 4.indb 3
/8
100
H
T
E
3
6
0
360
650
6
5
0
4
0
4
404
409
4
0
9
0
9
9
99
579
5
7
9
1
0
1
101
30
0
3
0
H = honderdtal
T = tiental
E = eenheid
24-03-10 14:37
Tel door of tel terug.
300
310
320
330
340
350
360
370
380
390
400
420
440
460
480
500
520
540
560
580
600
600
625
650
675
700
725
750
775
800
825
850
400
450
500
550
600
650
700
750
800
850
900
400
Reken uit en vul in.
Hidde telt tot 1000. Na elke 50 tellen zet hij een streepje.
Hoeveel streepjes heeft hij gezet als hij bij 1000 is? 20
Hoeveel streepjes heeft hij gezet als hij bij 350 is? 7
Hoeveel streepjes heeft hij gezet als hij bij 751 is? 15
4
101
©N
Noordhoff
dh ff Uitgevers
Uit
b
bv
2
Basisstof
• tafels en deeltafels van
2 t/m 5
• tafel van 50
Tafels en deeltafels
Herhalen
1
Lesdoelen
De kinderen:
• kunnen de tafels van 2 t/m
5 toepassen;
• kunnen de deeltafels van
2 t/m 5 toepassen;
• kunnen de tafel van 50
toepassen.
Materialen
Klassikaal:
• flitskaarten (tafels van
1 t/m 5)
• getallenlijn van 0 t/m 50
• MAB-materiaal
Per kind:
• leerwerkboek 5b, blz. 5-7
ICT-componenten
• Dr. Digi
• leerling-ICT: deze week
staat optellen en aftrekken
over het honderdtal tot
600 centraal
2
Doel: doortellen en terugtellen
De kinderen maken de getallenrijen af door steeds sprongen van
5 te maken. De getallen gaan tot 600.
Doel: introductie tafel van 50
De kinderen maken sommen met de tafels van 5 en 50.
Tip: wijs de kinderen op het verband tussen de tafel van 5 en de
tafel van 50: er komt een nul achter het antwoord.
Klassikale instructie
Nieuw
• Neem opdracht 1 en 2 met de kinderen door.
• Introductie delen door 5.
Haal 10 kinderen voor de klas en verdeel ze eerlijk over 5 groepjes.
Hoe groot zijn de groepjes?
• Spreek de som op het bord hardop uit.
10 : 5 = 2
Herhaal bovenstaande werkwijze met andere getallen. Deel steeds
door 5. Laat de kinderen ook met MAB-materiaal deelsommen
maken.
• Laat de kinderen de kinderen de sommen met MAB-materiaal
leggen.
15 : 5 =
5:5=
25 : 5 =
30 : 5 =
Wat is de uitkomst? Laat de kinderen steeds verwoorden hoe ze
de deelsommen hebben uitgerekend: als je 15 blokjes eerlijk
verdeeld over 5 groepjes dan zitten er in ieder groepje 3 blokjes.
• Laat de kinderen het verband zien tussen de deeltafel van 5 en de
tafel van 5: 15 : 5 = 3 en 3 × 5 = 15. Laat de kinderen de
tafelsommen opnoemen die horen bij de sommen op het bord.
3
4
Doel: introductie delen door 5
De kinderen maken groepjes van 5 en schrijven de som op.
Doel: deelsommen oefenen
De kinderen passen de uitleg toe door getallen te delen door 5.
Vooruitblik zelfstandig werken
Neem de opdrachten kort met de kinderen door. U kunt hierbij
gebruikmaken van onderstaande instructies:
• Ga in op het delen met hogere getallen dan die in een bepaalde
tafel voorkomen, bijvoorbeeld:
Hoe reken je 39 : 3 uit?
Je kunt de som verdelen in twee sommen:
102
Blok 3 • Week 1
×
×
2
Tafels en deeltafels
/1
30 : 3 = 10
9:3=3
/2
Vul in. Reken met stappen van 5.
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
255
260
265
270
275
280
285
290
295
300
375
380
385
390
395
400
405
410
415
420
460
465
470
475
480
485
490
495
500
505
Reken uit.
35
7× 5=
Tel nu de beide antwoorden bij elkaar op.
• Wijs op de samenhang tussen de tafels van de eenheden en
de tafels van de tientallen: 3 × 5 ➔ 3 × 50. Er komt een 0
achter.
25
5 × 50 = 250
10
2× 5=
6 × 50 = 300
3
5× 5=
4 × 50 = 200
30
6× 5=
20
4× 5=
7 × 50 = 350
3× 5=
2 × 50 = 100
15
3 × 50 = 150
Maak groepjes van 5 en schrijf de som op.
➔ 10 : 5 = 2
5
6
7
8
9
Doel: deelsommen oefenen
De kinderen rekenen sommen met de deeltafels van 2 tot
en met 4 uit.
Let op: de uitkomsten zijn vaak 10 of hoger.
➔ 20 : 5 = 4
➔ 30 : 5 = 6
5
Doel: tafel van 50 oefenen
De kinderen schrijven de tafel van 50 op.
4
Doel: tafels en deelsommen oefenen
De kinderen maken sommen met de tafels en deeltafels
van 2 tot en met 5 en 20 tot en met 50 door elkaar.
5
Doel: deelsommen en tafels oefenen (T)
De kinderen passen de deeltafels van 2 tot en met 6 en
tafels van 2 tot en met 12 toe in een rekentabel.
Tip: leg uit hoe de rekentabel werkt. Begin altijd met het
getal in de eerste kolom.
Doel: tafels van 3, 6 en 9 automatiseren (N)
De kinderen maken meerdere tafelsommen van een getal.
Tip: laat de kinderen de tafels helemaal opschrijven en dan
de gezamenlijke antwoorden eruit halen.
6
7
50 : 5 = 10
35 : 5 = 7
5:5= 1
40 : 5 = 8
10 : 5 = 2
25 : 5 = 5
55 : 5 = 11
45 : 5 = 9
30 : 5 = 6
20 : 5 = 4
60 : 5 = 12
28 : 4 = 7
30 : 3 = 10
20 : 2 = 10
22 : 2 = 11
40 : 4 = 10
33 : 3 = 11
44 : 4 = 11
24 : 2 = 12
36 : 3 = 12
36 : 4 = 9
26 : 2 = 13
39 : 3 = 13
24-03-10 14:37
Reken uit.
Schrijf de tafel van 50 op.
50
Reken slim.
1×5=5
10 × 5 = 50
6 × 50 = 300
2 × 50 = 100
7 × 50 = 350
3 × 50 = 150
8 × 50 = 400
4 × 50 = 200
9 × 50 = 450
5 × 50 = 250
10 × 50 = 500
Maak de sommen af.
3 × 50 = 150
9 : 3 = 3
8 × 4 = 32
5 × 40 = 200
90 : 3 = 30
9 × 3 = 27
7 × 30 = 210
32 : 4 = 8
5 × 5 = 25
9 × 50 = 450
60 : 2 = 30
9 × 2 = 18
9 × 30 = 270
35 : 5 = 7
9 × 5 = 45
6
/8
Boek WB 5B blok 3 en 4.indb 6
Verlengde instructie
Werk aan de instructietafel en neem de sommen stap voor
stap door.
• Laat de kinderen de deelsommen leggen met MABmateriaal.
Door welk getal ga je delen?
Over hoeveel groepjes moet je de blokjes eerlijk verdelen?
• Oefen de tafels tot en met 10 met de flitskaarten met
kinderen waarbij de tafels nog niet voldoende zijn
geautomatiseerd.
15 : 5 = 3
1 × 50 =
Speltip
Laat de kinderen tweetallen vormen. Het ene kind zegt een
som uit de tafels van 2 tot en met 5, bijvoorbeeld 7 x 4 = 28.
Het andere kind maakt hiervan een deeltafel, 28 : 4 = 7. Beiden
schrijven de som in het schrift. Na twee minuten geeft u een
stopteken. Welk duo heeft de meeste sommen opgeschreven?
Laat nieuwe duo’s vormen en herhaal de opdracht enkele
malen.
Maak de deelsommen.
Boek WB 5B blok 3 en 4.indb 5
/9
a
24-03-10 14:37
Vul in.
:
6
4
3
2
:
12
2
24
4
3
4
6
6
8 12
36
6
9 12 18
6
4
3
2
3
18 12 9
6
6
36 24 18 12
9
54 36 27 18
60 10 15 20 30
11 66 44 33 22
96 16 24 32 48
12 72 48 36 24
Kleur in.
Kleur groen: de getallen die in de tafel van 3 en ook in de tafel
van 9 zitten.
72
15
3
12
24
63
54
21
45
27
6
30
90
18
81
9
36
b
Kleur rood: de getallen die in de tafels van 3, 6 én 9 zitten.
3
81
6
30
9
72
63
42
7
27
12
24
48
90
18
36
60
21
54
103
©N
Noordhoff
dh ff Uitgevers
Uit
b
bv
3
Basisstof
optellen en aftrekken over
het honderdtal
Optellen en aftrekken
Herhalen
1
Lesdoelen
De kinderen:
• kunnen optellen en
aftrekken over het
honderdtal zonder
tussenstap tot 600;
• kunnen optellen binnen
het honderdtal tot 600;
• kunnen aftrekken binnen
het honderdtal tot 600;
• kunnen optellen met hele
tientallen over het
honderdtal tot 600;
• kunnen aftrekken met hele
tientallen over het
honderdtal tot 600;
• kunnen getallen in
woorden omzetten in
cijfers;
• kunnen getallen verdelen
in honderdtallen, tientallen
en eenheden.
Per kind:
• leerwerkboek 5b, blz. 8-10
• schrift
• tekenblad
ICT-componenten
• Dr. Digi
• leerling-ICT: deze week
staat optellen en aftrekken
over het honderdtal tot
600 centraal
104
Blok 3 • Week 1
Nieuw
Klassikale instructie
• Introductie optellen en aftrekken over het honderdtal.
Deze les is een vervolg op les 13 van blok 2 waar met ronde
getallen over het tiental werd gerekend. In deze les rekenen de
kinderen sommen over het hondertal uit waarvan een van beide
termen een rond getal is.
300 + 20 =
200 + 70 =
520 + 20 =
263 + 30 =
420 + 47 =
350 + 33 =
Leg met MAB-materiaal het optellen en aftrekken uit. Doe hele
staafjes erbij en eraf of losse blokjes erbij of eraf.
• Oefen het verdelen van getallen in honderdtallen, tientallen en
eenheden.
233 is 2 vierkanten van 100 en 3 staafjes en 3 losse blokjes.
• Oefen het samenvoegen van honderdtallen, tientallen en eenheden
tot een getal.
2 vierkanten van 100 en 4 staafjes en 6 losse blokjes is 246.
2
Materialen
Klassikaal:
• MAB-materiaal
• getallenlijn van 400 t/m
500
• 100-veld
Doel: optellen en aftrekken over het honderdtal
De kinderen tellen op en trekken af over het honderdtal. Eén van
de getallen is altijd een heel tiental.
3
Doel: verdelen en samenvoegen
De kinderen voegen de getallen samen tot 1 getal en verdelen
getallen in honderdtallen, tientallen en eenheden. De getallen
gaan tot 500.
Doel: getal aflezen van MAB-materiaal
De kinderen lezen uit afgebeeld MAB-materiaal getallen af boven
de 100.
Vooruitblik zelfstandig werken
Neem de opdrachten kort met de kinderen door. U kunt hierbij
gebruikmaken van onderstaande instructies:
• Bij opdracht 4: geef kinderen als tip dat ze hardop het getal
uitspreken en dan opschrijven: honderd vijfenzestig, eerst de 1 van
honderd, dan de 6 van zestig en dan de 5: 165. Wijs de kinderen
erop dat in het boek er witruimte staat tussen ‘honderd’ en
‘vijfenzestig’; dat is om het extra duidelijk leesbaar te maken.
Normaal gesproken worden cijfers uitgeschreven zonder witruimte.
• Bij opdracht 5 en 6 blijven we bij het optellen en aftrekken binnen
het honderdtal.
Denk eerst het honderdtal weg of bedek het honderdtal.
Reken dan het sommetje uit.
Maak daarna het honderdtal weer zichtbaar.
Wat is nu het antwoord?
• U kunt van iedere opdracht naast het voorbeeld nog een som
samen maken.
3
Optellen en aftrekken
/1
4
5
6
7
Doel: getallen in cijfers schrijven
De getallen liggen tussen de 100 en 1000.
2
Tel op of trek af.
70 + 37 = 107
120 – 21 =
99
50 + 55 = 105
140 – 42 =
98
20 + 83 = 103
160 – 63 =
97
79 + 70 = 149
60 + 44 = 104
130 – 34 =
96
200 – 97 = 103
3
Doel: optellen en aftrekken met 10, 50 en 100
De kinderen trekken eerst af en tellen daarna op bij een
getal tussen de 600 en 705. Deze sommen gaan over het
honderdtal.
Tip: laat de kinderen in het midden beginnen. Eerst naar
links om af te trekken, daarna naar rechts optellen.
53
Reken met honderdtallen, tientallen en eenheden en vul in.
Doel: optellen binnen het honderdtal
De kinderen tellen op binnen het honderdtal.
Doel: aftrekken binnen het honderdtal
De kinderen trekken af binnen het honderdtal.
57 + 80 = 137
150 – 97 =
H
T
E
H
+
T
+
E
111
1
1
1
333
=
300
+
30
+
3
222
2
2
2
217
=
200
+
10
+
7
333
3
3
3
205
=
200
+
0
+
5
440
4
4
0
250
=
200
+
50
+
0
500
5
0
0
275
=
200
+
70
+
5
Schrijf op welk getal er ligt.
8
223
Boek WB 5B blok 3 en 4.indb 8
8
9
Doel: optellen en aftrekken binnen het honderdtal
De kinderen maken optel- en aftreksommen binnen het
honderdtal.
Let op: de kinderen maken eerst de linkerkolom en
bovenste rij vol.
404
4
Schrijf in cijfers.
Doel: som uit een context halen (N)
De kinderen gaan in deze contextsom halveren en
aftrekken.
tweehonderd tweeëntwintig
driehonderd drieëndertig
333
zeshonderd negentig
690
vierhonderd vierenvijftig
454
vierhonderd dertien
413
vijfhonderd zevenenvijftig
557
driehonderd eenenveertig
341
5
6
Tel op.
400 + 30 = 430
420 + 30 = 450
410 + 37 = 447
500 + 70 = 570
530 + 60 = 590
530 + 66 = 596
300 + 40 = 340
310 + 80 = 390
310 + 83 = 393
200 + 60 = 260
254 + 40 = 294
250 + 45 = 295
560 – 40 = 520
567 – 40 = 527
166 – 20 = 146
350 – 10 = 340
353 – 10 = 343
266 – 30 = 236
470 – 30 = 440
471 – 30 = 441
377 – 40 = 337
470 – 20 = 450
475 – 20 = 455
488 – 50 = 438
7
+ 10
– 50
+ 50
– 100
590
600
610
550
600
650
500
600
700
685
695
705
645
695
745
595
695
795
690
700
710
650
700
750
600
700
800
695
705
715
655
705
755
605
705
805
+ 100
Reken uit en vul in.
+
42
33
14
57
242
284 275 256 299
341
383 374 355 398
525 567
558
539 582
616 658 649 630
/9
24-03-10 14:38
Vul in: eraf en erbij.
– 10
/8
9
Trek af.
Boek WB 5B blok 3 en 4.indb 9
Verlengde instructie
Werk aan de instructietafel de sommen stap voor stap door.
Laat de kinderen sommen binnen het honderdtal leggen met
MAB-materiaal. Laat in eerste instantie de honderdtallen
achterwege.
• Bij de som 655 – 40 leggen de kinderen 55 – 40 en daarna
voegen ze de honderdtallen er weer bij.
• Bij de som 330 + 66 leggen de kinderen 30 + 66 en voegen
dan de honderdtallen er weer bij.
222
honderd vijfentwintig
125
Speltip
Laat de kinderen een getal van 0 t/m 9 op het tekenblad
schrijven en hiermee door de klas lopen. Als u in de handen
klapt, vormen de kinderen drietallen. Ze leggen hun getallen
neer en vormen hiermee zoveel mogelijk verschillende
getallen. Deze schrijven ze in hun schrift. Onder het kleinste
getal zetten ze een streep en onder het grootste getal twee
strepen. Herhaal deze opdracht enkele malen. Wie heeft in de
klas uiteindelijk het hoogste getal gevormd? Welk getal is dat?
En het laagste?
24-03-10 14:38
673
–
53
86
67
72
95
42
9
28
23
180
127
200
147
110
57
94
113 108
114 133 128
24
43
38
Reken uit.
10
Moeder koopt 16 mandarijnen.
Carmen eet de helft op.
Eva eet er 2 op. Diana krijgt de rest.
Hoeveel mandarijnen krijgt Diana?
6 mandarijnen
105
©N
Noordhoff
dh ff Uitgevers
Uit
b
bv
4
Basisstof
• sommen vanuit een tekst,
een schema en een
afbeelding afleiden en
maken
• kilometertellers aflezen
Ontdek de som Op de fiets
Zelf beginnen
1
Lesdoelen
De kinderen:
• kunnen vanuit een tekst,
een schema en een
afbeelding de juiste som
kiezen en uitrekenen;
• kunnen kilometerstanden
aflezen en berekenen.
Materialen
Klassikaal:
• optioneel: kilometerteller
(met of zonder fiets)
• plattegrond route,
leerwerkboek blz. 12,
opdracht 3
Per kind:
• leerwerkboek 5b,
blz. 11-13
• tekenblad
ICT-componenten
• Dr. Digi
• leerling-ICT: deze week
staat optellen en aftrekken
over het honderdtal tot
600 centraal
Klassikale instructie
Bespreek opdracht 1 na. Bekijk de tabel met kilometertellers.
Met welke getallen heb je gerekend?
Wat voor som heb je gemaakt?
Wat is het antwoord?
2
Neem de opdrachten kort met de kinderen door. Na deze toelichting
kunnen de kinderen aan het werk met de opdrachten.
3
al
ta
la
re
K
106
Blok 3 • Week 1
Doel: sommen uit een context halen
De kinderen beantwoorden vragen aan de hand van gegevens uit
de tekst. Daarbij passen ze de tafels toe.
Tip: maak opdracht a klassikaal. Lees de som door.
Met welke getallen ga je rekenen?
Wat voor som wordt het: optellen, aftrekken of vermenigvuldigen?
Welk som kun je nu maken?
Vooruitblik zelfstandig werken
4
Weten de kinderen wat
een kilometerteller is? Dat
is een klein apparaatje op
je fiets dat bijhoudt
hoeveel kilometer je fietst.
Het getal dat aangeeft
hoeveel kilometer je hebt
gefietst noem je de stand
of kilometerstand. En wat
betekent fietsen via Den
Bosch?
Doel: een tabel aflezen
De kinderen lezen in de linker tabel de kilometerstanden af en
rekenen uit hoeveel kilometer er elke week bijkomt. In de tweede
tabel tellen de kinderen de gefietste kilometers op bij de
kilometerstand op de teller van de vorige week.
Tip: de kinderen trekken af om het aantal gefietste kilometers uit
te rekenen.
Laat de kinderen de som in tweetallen maken.
5
Doel: een kaart aflezen
Kinderen berekenen kilometerstanden aan de hand van een route
op een kaart waarop afstanden staan aangegeven.
Let op: laat de kinderen de richting van de pijlen volgen: na
Hilvarenbeek komt Veghel en na Veghel komt Oss.
Doel: kilometerstanden berekenen (T)
De kinderen trekken kilometers af. De kinderen rekenen nu terug
vanaf de eindstand en gebruiken de afstanden uit opdracht 3 nog
een keer.
Tip: de getallen zijn groot, boven de 3000, maar het principe
werkt hetzelfde. De kinderen rekenen wel over het tiental en
honderdtal heen maar niet over het duizendtal.
Doel: kilometerstanden berekenen (N)
De kinderen vergelijken nu de kilometerstanden. De kinderen
gebruiken nogmaals de kaart uit opdracht 3 met de afstanden
tussen de plaatsen in kilometers.
Extra: wat is het verschil tussen de afstand die Jakob fietst en de
afstand die Valentijn fietst? Weten de kinderen nog wat ‘verschil’
betekent? Hoe reken je dat uit?
4
Ontdek de som Op de fiets
Speltip
Laat de kinderen op hun tekenblad de omtrek van een fictief
land tekenen. Hierna tekenen ze plaatsen, rivieren en wegen
op de kaart. Deze worden voorzien van namen. Ook worden
de afstanden bij de verbindingswegen tussen de plaatsen
geschreven. Onderaan de kaart schrijven de kinderen een
reisschema met plaatsen en afstanden. Deze worden bij elkaar
opgeteld. Als afsluiting bedenken de kinderen een naam voor
het land en kleuren de kaart in. Hang de tekeningen op in de
klas.
1
a
b
Kijk naar de gefietste kilometers van Emma. Vul bij haar de
kilometerstanden in.
kilometerteller Bart
kilometerteller Emma
kilometerstand
Verlengde instructie
Werk aan de instructietafel de sommen stap voor stap door.
Bij het lezen van een plattegrond behandelt u stapsgewijs elk
stapje van de routes. Laat de kinderen van elke stap de
kilometerstand noteren en bij de vorige stand optellen.
Reken uit en vul in.
Bart en Emma hebben ieder een nieuwe fiets met een
kilometerteller.
Kijk naar de kilometerstanden van Bart. Vul in hoeveel kilometer
hij iedere week heeft gefietst.
2
a
gefietste
kilometers
kilometerstand
gefietste
kilometers
na week 1
80 km
na week 1
0049
49 km
na week 2
40 km
na week 2
0075
26 km
na week 3
30 km
na week 3
0102
27 km
na week 4
40 km
na week 4
0151
49 km
11
Reken uit en vul in.
Jurre gaat naar school. Dat is 3 km fietsen.
Boek WB 5B blok 3 en 4.indb 11
24-03-10 14:38
Heen en terug is dat 2 × 3 km = 6 km.
Na 5 schooldagen heeft Jurre 5 × 6 km = 30 km gefietst.
b
Jurre moet 4 km fietsen naar het voetbalveld. Twee keer per week
c
In een week fietst Jurre in totaal 30 km + 20 km = 50 km.
op en neer is 4 × 4 km = 16 km.
3
Reken uit wat er op de kilometerteller staat.
Kijk op het kaartje voor de route.
Jamie en Ali zijn op fietsvakantie in Nederland geweest.
De tocht duurde 8 dagen. Ze zijn begonnen in Etten-Leur.
Bij de start staat hun kilometerteller op
Vul de stand van de kilometerteller in.
In Waalwijk:
8005
In Hilvarenbeek:
In Oss:
8029
In Veghel:
8087
In Den Bosch:
8068
/4
8105
In Hilvarenbeek:
8132
In Etten-Leur:
8185
Boek WB 5B blok 3 en 4.indb 12
12
24-03-10 14:38
Reken uit.
Een week later maken Rody en Jay dezelfde fietstocht.
Als ze terug zijn, staat op hun kilometerteller op 3439 km.
Rody heeft in iedere plaats de stand van hun kilometerteller op
een papier geschreven. Wat staat er op het papier van Rody?
/5
in Etten-Leur
3230 km
in Waalwijk
3259 km
in Hilvarenbeek
3283 km
in Veghel
3322 km
in Oss
3341 km
in Den Bosch
3359 km
in Hilvarenbeek
3386 km
in Waalwijk
3410 km
in Etten-Leur
3439 km
Reken uit.
Jakob en Valentijn gaan allebei op de fiets uit Etten-Leur naar
Oss. Valentijn fietst via Den Bosch. Jakob fietst via Veghel.
Wie legt de meeste kilometers af? Jakob
Hoeveel kilometer is dat? 111 km
Valentijn fietst 98 km, Jakob fietst 111 km.
13
107
©N
Noordhoff
dh ff Uitgevers
Uit
b
bv
5
Herhalen
• basisstof les 1 t/m 4
• meten: inhoud
Lesdoelen
De kinderen:
• kunnen getallen
samenvoegen;
• kunnen getallen aanvullen
tot 400;
• kunnen de deeltafels van
3 t/m 5 toepassen;
• kunnen meten met liters,
cl en dl;
• kunnen de tafels van 1 t/m
9 toepassen.
Materialen
Klassikaal:
• flitskaarten (tafels van 1
t/m 9, deeltafels 3, 4 en 5)
• inhoudsmaten van 1 liter,
1 cl, 1 dl
• optioneel: emmers,
flessen met etiket en
pakjes drinken met
opschrift
Per kind:
• leerwerkboek 5b,
blz. 14-15
• schrift
• vierkant vouwpapier
Herhalen
Rekendictee
We beginnen de les met een rekendictee. Ik zeg de sommen op. Het
antwoord schrijf je in je schrift.
1 450 + 30 = 480
2 950 – 50 = 900
3 5 × 40 = 200
4 24 : 4 = 6
5 Hoeveel mm zitten er
in 2 cm? 20 mm
Bespreek het rekendictee samen na en besteed hierbij aandacht aan
het vermenigvuldigen met tientallen: er komt een nul achter.
Vooruitblik zelfstandig werken
Neem de opdrachten kort met de kinderen door. U kunt van iedere
opdracht naast het voorbeeld nog een som samen maken.
1
2
3
ICT-componenten
• Dr. Digi
• leerling-ICT: deze week
staat optellen en aftrekken
over het honderdtal tot
600 centraal
4
5
6
108
Blok 3 • Week 1
6 7 euro en 50 cent + 2 euro en 50
cent = € 10,00
7 Hoeveel minuten zitten er in een
kwartier? 15 minuten
8 Schrijf in cijfers: 984. 984
9 Hoeveel liters gaan er in 5 emmers
van 6 liter? 30 liter
10 1 km – 100 m = 900 meter
Doel: samenvoegen van getallen
De kinderen maken van honderdtallen, tientallen en eenheden 1
getal.
Doel: getallen aanvullen tot 400
De kinderen rekenen het ontbrekende getal uit in een
taartdiagram. Ze tellen de gegeven getallen op en trekken dat af
van het antwoord.
Tip: leg uit hoe het taartdiagram werkt. De 3 getallen samen
opgeteld vormen het getal in het midden.
Doel: deelsommen automatiseren
De kinderen maken sommen met de deeltafels van 3, 4 en 5.
Doel: inhoudsmaten herkennen
De kinderen vullen hier cl, dl of liter in.
Tip: laat de kinderen goed naar de afbeeldingen kijken.
Doel: tafels van 1 t/m 9 memoriseren
De kinderen maken in een rekentabel sommen met de tafels van
4 tot en met 9.
Tip: leg uit hoe de rekentabel werkt. Vul eerst de bovenste rij in,
daarna de rest.
Doel: optellen, aftrekken, delen en vermenigvuldigen (T)
De kinderen maken 4 bewerkingen door het antwoord van de
vorige som te gebruiken in een volgende som.
5
Herhalen
/1
Vul in.
3 honderdtallen + 5 tientallen + 9 eenheden = 359
7
Doel: omtrek berekenen (N)
De kinderen berekenen van twee tuinen de lengte van de
omheining.
Tip: laat de kinderen met hun vinger langs de rand van hun
tafelblad gaan. Dat is de omtrek. Vierkant betekent dat alle
zijden (kanten) van het figuur even lang zijn.
Speltip
Vouw samen met de kinderen een ‘luizenvanger’. Een
‘luizenvanger’ wordt ook wel een vogelbekje, een happertje of
flipflap genoemd. Zoek op internet naar ‘cootie catcher’ of
‘paper fortune teller’. Er zijn ook instructievideo’s beschikbaar.
Op de flapjes schrijven de kinderen deelsommen van de
deeltafels 2 t/m 5. Aan de binnenzijde van deze flapjes
schrijven ze de antwoorden. Deze zijn dus niet direct zichtbaar.
Een ‘luizenvanger’ kan uitgroeien tot een heuse rage en
zodoende worden de deeltafels op een leuke manier
geautomatiseerd. Luizenvangers kunnen met allerlei
rekenbewerkingen worden gevuld.
/2
/3
/4
5 honderdtallen + 7 eenheden
= 507
5 tientallen + 9 eenheden
=
7 honderdtallen + 6 tientallen
= 760
59
Maak samen 400.
150
100
130
100
400
400
400
400
140
400
100 150
100 200
125 145
50 250
130 130
Maak de deelsommen.
15 : 5 = 3
24 : 4 = 6
30 : 3 = 10
35 : 5 = 7
32 : 4 = 8
24 : 3 = 8
20 : 5 = 4
36 : 4 = 9
15 : 3 = 5
45 : 5 = 9
8:4= 2
9:3= 3
Kies de juiste maat.
Kies uit: cl, dl, l.
l water.
In een maatbeker kan precies 1
De meeste emmers hebben een inhoud van 10
Een pak met 5 pakjes drinken is samen 1
In een blikje drinken zit 33
cl Drie blikjes zijn samen bijna 1 l
In een fles wijn zit meestal 75
/5
l
l In 1 pakje zit 2 dl
Vul in.
Eerst de bovenste rij
en dan de rest.
Boek WB 5B blok 3 en 4.indb 14
/6
×
9
8
6
4
7
5
2
18
16
12
8
14
10
4
36
32
24
16
28
20
6
54
48
36
24
42
30
5
45
40
30
20
35
25
9
81
72
54
36
63
45
Reken uit.
Volg de pijlen.
90 + 65 ➔ 155 – 89 ➔
66 : 6 ➔
11 × 10 = 110
89 + 45 ➔ 134 – 98 ➔
36 : 3 ➔
12 × 5 = 60
75 + 92 ➔ 167 – 77 ➔
24-03-10 14:38
Vul het antwoord
van de som bij de
volgende som in.
145 + 23 ➔ 168 – 68 ➔ 100 : 4 ➔
/7
14
cl In 4 flessen zit 300 cl = 3 l
90 : 3 ➔
25 × 4 = 100
30 × 5 = 150
Reken uit.
➔
Thijs en Merel hebben elk een vierkante tuin.
Ze bouwen allebei een hek om hun tuin.
Hoeveel meter heeft Thijs meer nodig dan Merel?
8 meter
➔
Thijs heeft 4 × 8 = 32 meter nodig.
Merel heeft 4 × 6 = 24 meter nodig.
➔
Thijs heeft dus 8 meter meer nodig.
6 meter
➔
Verlengde instructie
Werk aan de instructietafel de sommen stap voor stap door.
• Behandel het werken met een rekenwiel. Leg eerst een som
uit met getallen onder de 20. Bijvoorbeeld: 20 in het midden
en 5 en 10 er omheen.
Wat is nu het derde getal?
Het moet samen 20 zijn.
Zo doe je het ook met grotere getallen.
• Neem de rekentabel samen met de kinderen door. Vul
samen de ontbrekende getallen in de bovenste rij in.
Hoe reken je uit welk getal er komt te staan?
De som is 16 = 4 x ...
Je komt aan het antwoord door 16 : 4 uit te rekenen.
Het antwoord vul je in de bovenste rij in.
Nadat de ontbrekende getallen in de bovenste rij zijn
ingevuld maken de kinderen de tabel zelfstandig af.
15
Boek WB 5B blok 3 en 4.indb 15
24-03-10 14:38
© Noordhoff Uitgevers bv
109
Download