AthenaSummary Universiteit van Amsterdam Faculteit der Rechtsgeleerdheid – Bachelorjaar 3 Rechtsfilosofie en rechtstheorie Samenvatting van de stof - Teksten uit de reader Inhoudsopgave WEEK 1: RECHTSPOSITIVISME EN NATUURRECHT .................................................2 INLEIDING .................................................................................................2 INDIVIDUELE TEKST ........................................................................................4 L. Fuller, ‘The Case of the Speluncean Explorers’ ............................................4 In ons streven naar perfectie zetten wij alles op alles om een volledige samenvatting beschikbaar te stellen. Mochten wij onverhoopt toch punten over het hoofd hebben gezien of verkeerd hebben genoteerd, schroom dan niet om dat meteen te melden. Dit geldt voor alle op- en aanmerkingen. Onze klachtenlijn is te vinden op www.athenasummary.nl Dit is een product van AthenaSummary. JFAS is hier op geen enkele wijze aansprakelijk voor. De samenvatting van de reader zal rond 2 mei beschikbaar zijn bij de JFAS. Week 1: Rechtspositivisme en natuurrecht Inleiding Normatieve en descriptieve theorieën. Rechtsfilosofie houdt zich bezig met vragen als: wat is recht? Rechtsfilosofische theorieën zijn te onderscheiden in normatieve en descriptieve theorieën. • Descriptieve theorieën. Deze doen uitspraken over het recht zoals het feitelijk is en in de praktijk wordt toegepast. Dergelijke theorieën proberen bijvoorbeeld antwoord te geven op de vraag wat wij gewoonlijk onder recht verstaan, welke procedures we hanteren om vast te stellen hoe het recht luidt, en wat de verschillende doelstellingen en functies zijn van het recht. Zulke theorieën maken doorgaans een onderscheid tussen recht en rechtvaardigheden, in die zin dat het recht niet rechtvaardig behoeft te zijn om als recht te kunnen gelden. Deze theorieën proberen alleen te beschrijven wat kenmerkend is voor het feitelijk bestaande recht, ongeacht de vraag of dit recht moreel of rechtvaardig is. • Normatieve theorieën. Deze hebben geen betrekking op het recht zoals het is, maar zoals het behoort te zijn. Deze theorieën richten zich op de vraag hoe het recht er idealiter uitziet, wat het recht wel en niet zou moeten reguleren, en welke kenmerken het recht in elk geval moet hebben om rechtvaardig te zijn. Normatieve theorieën kunnen gepaard gaan met de constatering dat het recht zoals het feitelijk is en in de praktijk wordt toegepast niet voldoet aan de eisen van rechtvaardigheid. In dat geval wordt de theorie als maatstaf genomen: het recht wordt slechts als geldend erkend voor zover het overeenstemt met een bepaalde conceptie van rechtvaardigheid. De twee meest invloedrijke rechtsfilosofische theorieën zijn: 1. Het natuurrecht 2. Het rechtspositivisme Van beide theorieën bestaan zowel een normatieve als descriptieve varianten. Deze week concentreren we ons op de normatieve rechtsfilosofische theorieën. Normatief natuurrecht Het natuurrecht staat voor een verzameling van rechtsfilosofische theorieën die stellen dat het recht is gebaseerd op fundamentele normen en beginselen die samenhangen met de menselijke natuur. Prominente natuurrechtdenkers: • Hugo de Groot. Hugo de Groot wijst erop dat de mens van nature een sociaal dier is dat ernaar streeft om in een gemeenschap met anderen te leven. Nu is een menselijke gemeenschap volgens De Groot rationeel beschouwd alleen mogelijk als bepaalde fundamentele normen in acht worden genomen, bijvoorbeeld dat afspraken worden nagekomen en dat men afblijft van hetgeen een ander toebehoort (pacta sunt servanda). • John Locke De Engels filosoof John Locke brengt het natuurrecht in verband met een theorie over het sociale contract die dient om het bestaan en de legitimiteit van overheidsgezag te verklaren. Zo meent Locke dat de mensen zich oorspronkelijk in een “natuurtoestand bevinden”: een situatie waarin er nog geen overheid is die gezag over hen uitoefent. In deze natuurtoestand beschikt ieder individu volgens Locke over drie fundamentele rechten: 1. Het recht op leven. 2. Het recht op vrijheid. 2 3. Het recht op goederen. Bij ontstentenis van een overheid die op naleving van deze rechten toeziet, heeft ieder individu recht om zijn natuurlijke rechten zelf te handhaven. Gevaar: partijdige toepassing van het natuurrecht, omdat ieder individu in feite rechter is in eigen zaak. Vandaar dat de mensen er volgens Locke voor kiezen om de natuurtoestand te verlaten en hun recht op eigenrichting op te geven. Zij gaan dan een sociaal contract aan, waarbij zij een ‘politieke samenleving’ in het leven roepen. Het sociaal contract komt erop neer dat een overheid wordt opgericht en de contractanten zich vrijwillig aan het gezag van deze overheid onderwerpen. Zou de overheid echter de natuurlijke rechten van burgers op systematische wijze schenden, dan hebben de burgers een recht van verzet. Dit betekent dat de grondslag aan het sociale contract komt te ontvallen en de natuurtoestand en het oorspronkelijke recht van eigenrichting herleven. Deze theorieën hebben bepaalde normatieve implicaties voor het recht. Zo is de functie van het recht volgens natuurrechtdenkers als Grotius en Locke vooral om juridische garanties van het natuurrecht te geven. 1. Indien het positieve recht in strijd komt met de beginselen van het natuurrecht dan verliest het zijn bindende kracht. 2. Het positieve recht dient te worden uitgelegd in het licht van de natuurrechtelijke beginselen. Dit betekent dat door het natuurrecht beïnvloede juristen zich niet blindstaren op de letter van de wet, maar bereid zijn om van de tekst af te wijken als dat nodig is om haar in overeenstemming te brengen met natuurrechtelijke beginselen. Doel van het positieve recht is dus het garanderen van eenieders natuurlijke rechten; het positieve recht dient met het oog op dit hogere doel te worden uitgelegd (teleologische interpretatie). Normatief rechtspositivisme en wetspositivisme Rechtspositivisten bekritiseren het natuurrecht, omdat het juristen teveel speelruimte gaf om van de letter van de wet af te wijken en zo de rechtszekerheid ondermijnde. Rechtspositivisten stelden zich op het standpunt dat het recht zeker moest zijn en onverkort diende te worden toegepast, ook als dat leidde tot onbillijke gevolgen. Volgens de rechtspositivisten bestaat het recht niet uit vage natuurrechtelijke beginselen, maar uit gedragsvoorschriften die door de bevoegde wetgevende en rechtsprekende autoriteiten zijn vastgesteld. Het rechtspositivisme gaat gepaard met een rechtsbronnenleer, die aanvankelijk, in de 19e eeuw, tamelijk strikt werd geïnterpreteerd: alleen de op een formeel juiste wijze tot stand gekomen wet werd erkend als bron van geldend recht. Deze beperkte variant staat bekend als het wetspositivisme. Wetspositivisten erkennen geen andere bron van recht dan de wet. Dit betekent dat de rechter strikt aan de wet is gebonden. Het is hem niet toegestaan om naar andere rechtsbronnen te verwijzen, zoals rechtersrecht, gewoonterecht, of niet gecodificeerde beginselen. De wet dient duidelijk en volledig te zijn. Interpretatiemethoden wetspositivisme • • • De rechter dient de wet bij voorkeur letterlijk, dat wil zeggen volgens de gangbare, grammaticale betekenis van de tekst, uit te leggen (grammaticale interpretatie). Indien er twijfel bestaat, passen zij de wetshistorische interpretatie toe. Het is de rechter niet toegestaan om de wet uit te leggen in het licht van haar functie of doel (teleologische interpretatie), omdat daarover uiteenlopende opvattingen kunnen bestaan en dit kan leiden tot rechtsonzekerheid. 3 Door het arrest Lindenbaum-Cohen werd naast de wet ook andere bronnen van recht erkend, in het bijzonder de rechtspraak zelf. Dit betekende dat de rechter, naast de wetgever, een rechtsvormende taak kreeg. De invloed van het wetspositivisme nam af. Dit liet onverlet dat de rechtspositivisten vasthielden aan hun uitgangspunt dat de gelding van het recht niet zozeer afhankelijk was van zijn inhoud, maar van bepaalde formele kenmerken. Het rechtspositivisme legt de nadruk op het onderscheid tussen recht en moraliteit. Het oordeel over de wenselijkheid van het recht dient primair aan de wetgever worden overgelaten omdat deze, anders dan de rechter, democratisch is gelegitimeerd. Het rechtspositivisme presenteert zich als een descriptieve, waardevrije theorie, maar geeft in veel gevallen wel degelijk uitdrukking aan bepaalde normatieve idealen. Zo zijn sommige positivisten geneigd om de waarde van rechtszekerheid te benadrukken. Rechtszekerheid en democratie zijn de belangrijkste waarden die aan het rechtspositivisme ten grondslag liggen. Zo beschouwd is het rechtspositivisme in veel gevallen op te vatten als een normatieve theorie, een theorie over hoe het recht idealiter behoort te zijn. Normatieve rechtsfilosofische theorieën: ‘The Case of the Speluncean Explorers’ Lon Fuller begon zijn colleges met The Case of the Speluncean Explorers, oftewel: de casus van de speleologen. Speleologen zijn onderzoekers van grotten. Toen een groep speleologen was komen vast te zitten in een grot, kregen zij te horen dat ze langer zouden overleven als ze een van hen zouden opeten, dus dat deden ze. Dit is een fictieve casus. Sommige rechters vonden dat ze moesten worden vrijgesproken, en anderen vonden dat ze voor moord veroordeeld moesten worden. Er liggen verschillende normatieve rechtsfilosofische theorieën in de standpunten van de rechters besloten. Het zijn normatieve theorieën omdat er argumenten worden gegeven op grond waarvan de rechters hun standpunt kunnen bepalen → hoe behoort het recht te worden uitgelegd. In de argumenten van de rechters kan je ook rechtsfilosofische theorieën herkennen → natuurrechtelijke en rechtspositivistische argumenten. Individuele tekst L. Fuller, ‘The Case of the Speluncean Explorers’ De situatie van The Speluncean Explorers is analoog aan het arrest Commonwealth vs. Parry. The Case of the Speluncean Explorers is een artikel van rechtsfilosoof Lon L. Fuller, dat werd gepubliceerd in een 1949 nummer van de Harvard Law Review. Het artikel presenteert een rechtsfilosofische puzzel aan de lezer, het biedt vijf mogelijke oplossingen aan in de vorm van gerechtelijke adviezen die worden toegeschreven aan de rechters van het fictieve "Supreme Court of Newgarth" in het jaar 4300. De zaak gaat over vijf speleologen die zijn ingestort na een aardverschuiving. Ze horen via de radio dat ze waarschijnlijk verhongeren voordat ze kunnen worden gered. Ze besluiten daarom dat iemand moet worden gedood en opgegeten, zodat de anderen kunnen overleven. Ze beslissen wie moet worden gedood door het gooien van een paar dobbelstenen. Nadat de vier overlevenden worden gered, worden ze opgesloten en schuldig bevonden aan de moord op de vijfde ontdekkingsreiziger. Als hun beroep bij het Hooggerechtshof van Newgarth mislukt, worden ze geconfronteerd met een verplichte doodstraf . Hoewel de tekst van het statuut duidelijk en ondubbelzinnig is, is er intense publieke steun voor de mannen om de doodstraf te voorkomen. Het artikel biedt vijf mogelijke gerechtelijke reacties. De gerechtelijke reacties verschillen in hun redenering en op de vraag of de overlevenden schuldig moeten worden gevonden aan het overtreden van de wet. Twee rechters bevestigen de veroordeling, met de nadruk op het belang van de scheiding der machten en letterlijke benadering van wettelijke interpretatie . 4 Twee andere rechters verwerpen de veroordelingen; men richt zich op "gezond verstand" en de volkswil, terwijl de andere rechter gebruik maakt van argumenten ontleend aan de natuurlijke wettraditie, met nadruk op de doelgerichte aanpak . Een vijfde rechter, die niet in staat is om een conclusie te komen, trekt zichzelf terug. Rechter Opperrechte r eerlijke persoon Kernpunten • • R e c h t e r Foster • • • R e c h t e r Tatting • • • • Beslissing Het statuut is ondubbelzinnig en moet door rechters, ondanks persoonlijke opvattingen, worden toegepast. Clementie is een zaak van de uitvoerende macht, niet van de rechterlijke macht. Bevestigt de veroordelingen , maar raadt clementie aan Verdachten waren in een “staat van de natuur”, Vernietigt de zodat de normale wetten van Newgarth’s niet op veroordelingen hen van toepassing zijn; de wetten van de natuur . zouden hen in staat stellen in te stemmen met het opofferen van iemands leven om zo de andere vier te redden. Als de wetten van Newgarth niet van toepassing zijn, dan moet gekeken worden naar het doel van het statuut. Rechters kunnen impliciet een uitzondering op de wet vinden. Dit was eerder gedaan bij zelfverdediging. Het hoofddoel van het strafrecht – afschrikking – zou niet worden bevorderd door veroordeling van de verdachten. Heeft kritiek op Fosters’ aanpak. De natuurlijke wet geponeerd onder de “toestand van leven” geeft voorrang aan de contractuele vrijheid boven het recht op leven. Doelgerichte aanpak van de wettelijke interpretatie is moeilijk als er meerdere doeleinden zijn (hier: vergelding en rehabilitatie). Kan dit geval niet beslissen vanwege concurrerende juridische beweegredenen en emoties. Trekt zich terug uit de zaak en maakt geen beslissing. Bevestigt de veroordelingen . R e c h t e r Keen • • Bekritiseert de opperrechter. Morele overwegingen zijn niet relevant bij de toepassing van het statuut. R e c h t e r Handy • De rechter moet rekening houden met de Vernietigt de publieke opinie en het “gezonde verstand”. veroordelingen Is zich ervan bewust dat 90% van het publiek wil . dat de mannen niet gestraft worden. • Justice Foster Foster hanteert de law of nature: “menselijk samen(over)leven”. In normale omstandigheden wordt dit door positief recht bevorderd. De onderzoekers bevonden zich echter niet onder normale omstandigheden, maar in een state of nature. Dat is een uitzonderlijke situatie. De onderzoekers waren derhalve genoodzaakt om een nieuw sociaal contract te sluiten. In dat nieuwe sociale contract stemde Whetmore in met het idee om één van de onderzoekers op te eten, dat contract dien je op grond van het natuurrecht dan ook na te komen. 5 Foster is van mening dat de onderzoekers onschuldig zijn aan de moord van Whetmore. De veroordeling moet vernietigd worden omdat: 1. De onderzoekers zich in een natuurtoestand bevonden toen zij overgingen tot het doden van Whetmore en niet in een staat van samenleving. Daardoor is de wet niet van toepassing, maar de regels die passen bij hun situatie. Die regels hebben zij zelf opgesteld. Whetmore was daarvan zelfs de initiatiefnemer. 2. Er is één duidelijk doel van de regeling ! preventie. 3. Foster accepteert de wettelijke regeling van art. 12A, maar er is sprake van een schulduitsluitingsgrond (net zoiets als het recht op zelfverdediging). In dat geval kan de regeling zijn doel niet realiseren. Dreigen met straf heeft geen zin voor iemand die zijn eigen leven moet verdedigen. De onderzoekers zijn alleen over gegaan tot het doden van Whetmore omdat zij hun eigen leven er mee konden redden, daarom was er sprake van een noodtoestand. Foster ontleent zijn argumenten aan de filosofische theorie normatief natuurrecht. Volgens Locke beschikt ieder individu over drie fundamentele rechten waaronder het recht op leven. De overheid kon zich niet bemoeien met recht, daardoor is het sociale contract komen te vervallen. De onderzoekers hebben het recht op leven zelf gehandhaafd. Het gaat in casu om het recht op zelfbehoud. Indien het positieve recht (art. 12A) in strijd komt met de beginselen van het natuurrecht dan verliest het positieve recht zijn verbindende kracht. Doordat het artikel in strijd komt met het recht op leven, vervalt het artikel. Foster maakt gebruik van de teleologische interpretatie om artikel 12A uit te leggen: zij staren zich niet blind op de letter van de wet, maar zijn bereid om er vanaf te wijken en kijken naar het doel van de wet. Justice Tatting Tatting weigert om recht te spreken. Tatting is het niet helemaal eens met de manier van denken van Foster. Hij heeft commentaar op de stelling van Foster dat de verdachten zich in een natuurtoestand bevonden. Tatting vraagt zich bijvoorbeeld af wanneer die natuurtoestand dan intreedt. Tattting vindt dat de gedachte van Foster alleen maar voor meer moeilijkheden zorgt. Daarnaast vindt Tatting dat je niet kan tolereren dat een contract onderling meer waarde heeft dan een wet om niet te doden. Tatting plaatst ook kanttekeningen bij de teleologische interpretatie → wat doen we als er meerdere doelen zijn, of als een doel wordt betwist? Justice Keen Rechter Keen is van mening dat de wetgever de wet heeft gemaakt. De rechter mag de wet alleen maar toepassen ! Trias Politica. De letter van de wet moet worden gevolgd. Bovendien is er volgens Keen geen analogie aan het arrest Commonwealth vs. Parry, omdat er geen sprake was van een aanval. Rechter Keen houdt zich niet rigide vast aan het wetspositivisme, omdat hij ook de selfdefence als rechtsfiguur erkent. Keen bevestigt de veroordelingen, omdat: • Indien er wordt gekeken naar het artikel waarin wordt uitgelegd wanneer er sprake is van moord, voldoen de onderzoekers aan de voorwaarden, vandaar dat zij schuldig zijn. Er moet niet worden gekeken naar het eigen morele oordeel. Er moet een strikte scheiding zijn tussen de morele en juridische oordelen. • Keen geeft aan dat het niet mogelijk is om een doel vast te stellen bij art. 12a. Keen gaat uit van het rechtspositivisme, omdat er niet afgeweken kan worden van 6 • de wet, zelfs niet nu er onbillijke gevolgen uit voort komen. (Bij rechtspositivisme kijk je naar de wet en jurisprudentie en bij wetspositivisme alleen naar de wet.) Keen kijkt naar de grammaticale interpretatie, namelijk naar wat er precies in artikel 12A staat: “Degene die willens en wetens een ander van het leven berooft, wordt gestraft met de doodstraf”. De onderzoekers hebben willens en wetens Whetmore van het leven beroofd en de straf die daar volgens het artikel bij hoort is de doodstraf. Keen zegt wel dat hij de veroordeling van de verdachten, op grond van artikel 12A zelf niet ‘juist’ vindt, maar hij respecteert de wet en zet zijn eigen voorkeuren opzij. Rechter Keen heeft ook commentaar op rechter Foster. Hij zegt dat Foster niet van statuten houdt en dat Foster statuten met meer ‘gaten’ erin veel prettiger vindt. Keen betwijfelt ook of artikel 12A überhaupt wel een doel heeft. En als we niet weten wat het doel is van artikel 12A hoe kunnen we dan zeggen dat er een ‘gat’ in dat artikel te vinden is. Keen zegt dat hij en Foster niet kunnen weten wat het doel is van artikel 12A. Maar wat volgens Keen nog veel belangrijker is dan het debat of er een doel is, is de vraag wat de reikwijdte zou zijn van de mogelijke uitzonderingen. Justice Handy Handy vindt dat de verdachten onschuldig zijn. In tegenstelling tot de andere rechters, geef rechter Handig de voorkeur aan een "pragmatische, common-sense benadering", in plaats van abstracte juridische theorieën te gebruiken om de zaak op te lossen. Hij heeft kritiek op zijn collega's ''verduisterend gordijn van legalisme" wanneer de zaak de toepassing van de "praktische wijsheid" van de "menselijke realiteit" vereist. Hij benadrukt de noodzaak voor de rechter om het publieke vertrouwen te behouden. En Handy vindt het ook merkwaardig dat de rechters hun gezonde verstand niet gebruiken bij problemen met de wet en/of met de regering. Daarnaast vindt Handy dat je het recht als instrument moet gebruiken om een bepaald doel te bereiken. Op basis van de publieke opinie was 90% van de bevolking tegen een veroordeling, maar volgens Handy zouden we dit ook al kunnen weten zonder gebruik te maken van de publieke opinie, namelijk door gewoon je gezonde verstand te gebruiken (common sense). Handy zegt ook dat de andere rechters zijn suggestie, om de publieke opinie te gebruiken, zullen afkeuren. 7