Evaluatie experimenten bevolkingsdaling tweede ronde

advertisement
Ondernemerskracht
in krimpregio’s
Evaluatie experimenten
bevolkingsdaling tweede ronde
cover
inhoud
1. Inleiding
2. Resultaten
3. Conclusie
Projectbeschrijvingen
Inhoud
Deel 1: Algemene evaluatie
3
Samenvatting 3
1.
1.1 1.2 1.3 Inleiding 5
Aanleiding experimentenprogramma 5
Context 6
Evaluatiemethodiek 6
2.
2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 Resultaten 7
Wonen en leefomgeving 7
Voorzieningen en zorg 11
Economische vitaliteit 17
Van onderop 21
Verdienmodellen 22
3. Conclusie en aanbevelingen 24
3.1 Conclusies: ondernemerskracht van bewoners en bedrijven 24
3.2 Aanbevelingen 25
Ondernemerskracht in krimpregio’s / Inhoud
Deel 2: Projectbeschrijvingen
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
27
Project Duurzaam wonen Leveroy 28
Tweelingproject coöperaties Friesland: Lioessens-Morra 32
Tweelingproject coöperaties Friesland: Wûns 36
Project Hoogbouwflats Parkstad 41
Project Upgrade 48
Project 0-euro aanpak 52
Project Financiële en juridische instrumenten tegen leegstand 56
Project Waddenland 62
Project De Achterhoek zorgt voor morgen 66
Project SAAM& 71
Project GoudOud in Warffum 76
Project Duurzaam dorpshuis Noordwelle 82
Project Hoeksche waardevolle voorzieningen 88
Project St. Jan/Kloosterburen 93
Bijlage: Evaluatievragen 97
2
cover
inhoud
1. Inleiding
2. Resultaten
3. Conclusie
Projectbeschrijvingen
Deel 1: Algemene evaluatie
Samenvatting
Tussen 2013 en 2016 hebben lokale en regionale partijen geëxperimenteerd
met aanpakken voor bevolkingskrimp. De vraag en aanbod van wonen en
voorzieningen in overeenstemming brengen is belangrijk in krimp- en anticipeerregio’s voor de leefbaarheid. Daarnaast is het van belang dat een regio
economisch vitaal blijft. Drie jaar experimenteren leverde veel nieuwe ervaring en inzichten op. In de evaluatie van de veertien experimenten is niet
alleen stil gestaan bij de resultaten op verschillende terreinen, maar is ook
gekeken naar de grotere rol van burger- en ondernemersinitiatieven. En de
vraag hoe krimp- en anticipeerregio’s de financiering kunnen regelen van alle
maatregelen.
Goed wonen is een basisvoorwaarde. In tegenstelling tot andere delen van het
land, is het voor leefbare krimp- en anticipeerregio’s een uitdaging om de
woningvoorraad zo goed mogelijk in overeenstemming te brengen met de
vraag. Maar wie betaalt de prijs voor sloop of renovatie? En hoe zwaar wegen
de emotionele aspecten? In krimpregio’s staan al jaren relatief veel particuliere woningen te koop, veelal omdat jonge mensen er wegtrekken. Tegelijkertijd vergrijzen deze gebieden en blijven veel ouderen met een koopwoning
langer thuis wonen. De experimenten richtten zich onder meer op bewustwording en aanpassingen in de woning voor ouderen die thuis oud moeten en
willen worden.
Ondernemerskracht in krimpregio’s / Samenvatting
Mede door een overschot van de particuliere woningvoorraad wordt sociale
huursector in krimpregio’s kleiner. De vraag is: accepteren we dat in bepaalde
dorpen in de toekomst geen sociale huur meer is of zijn er alternatieve
mogelijkheden? Sommige bewoners anticiperen op deze krimpende sociale
huurmarkt door een wooncoöperatie op te richten. Tot slot werd geëxperimenteerd met creatieve oplossingen om op termijn koopwoningen te kunnen
slopen. Door koopwoningen aan te kopen, tijdelijk te verhuren en op termijn
te slopen, is het in theorie mogelijk om kostenneutraal te gaan slopen.
Voorzieningen zijn belangrijk voor de leefbaarheid en vitaliteit in krimp- en
anticipeerregio’s. Het sluiten van winkels, scholen en zorgdiensten grijpt in op
het dagelijks leven. Vooral veranderingen in de langdurige zorg en WMO
hebben impact op voorzieningen. Van mensen met lichte behoefte aan zorg
en ondersteuning wordt verwacht dat ze eerst in hun directe omgeving hulp
zoeken. Juist in deze regio’s groeit de urgentie om nieuwe arrangementen en
sturingsmechanismen te vinden. Dat blijkt nog niet zo eenvoudig. Thema als
welzijn, zorg en voorzieningen zijn namelijk breed en veelomvattend. En loopt
van strategische beleidsvorming tot inzet van domotica en behoud van
bepaalde functies in een dorp. Bovendien spelen die thema’s op alle schaalniveaus. Veel experimentvoorstellen concentreren zich daarom op het in
kaart brengen van de lokale behoeften en op afstemming tussen partijen.
3
cover
Desondanks wordt de stap naar uitvoering vanuit de instituties rondom
wonen, zorg en welzijn nog weinig gemaakt. Daar is vooral de moeizame
samenwerking tussen partijen en lokale overheden debet aan. De experimenten laten zien dat de noodzaak en wens voor partnerschap in de praktijk
niet automatisch leidt tot gedeeld commitment en gezamenlijk handelen. De
meeste energie ontstaat in de projecten waar burgers aan de knoppen zitten.
Er ontstaan bijvoorbeeld nieuwe functies die aansluiten bij de dynamiek van
de krimpende en vergrijzende bevolking. Het grotere vraagstuk van ouderen
die langer thuis wonen met zorg en dienstverlening in krimpgebieden, blijkt
voor veel bewoners echter (nog) te abstract. Hun behoeften en perspectieven
liggen vooral bij ontmoetingsfuncties en lichte ondersteuning in de buurt,
niet bij de organisatie van zwaardere zorg.
De vraag hoe krimpregio’s economisch vitaal kunnen blijven of weer worden,
is vooral bekeken vanuit nieuwe juridische en financiële instrumenten in de
strijd tegen leegstand en verpaupering, het aanjagen van ondernemersinitiatieven op bedrijventerreinen tegen minimaal overheidsbudget en de ontwikkeling van een economisch rendabel en duurzame
gezondheidsarrangementen. Met name op het eerste terrein, instrumenten
inzetten tegen de bestrijding van leegstand, leverde concreet resultaat op:
minder leegstand en meer samenwerking tussen ondernemers.
Doordat burgers mondiger en zelfstandiger zijn dan voorheen, werkt generieke aansturing niet meer. In deze context zochten de experimentpartners
naar oplossingen die van onderop ontstaan en daardoor een breed draagvlak
nodig hebben. Inmiddels schieten de bewonersinitiatieven als paddenstoelen
uit de grond. Hoewel initiatieven van onderop toekomst hebben, mag het niet
zo zijn dat alleen nog wordt ingezet op een veelheid van lokale projecten.
Zowel de leefwereld van bewoners als de systeemwereld van instituties zijn
nodig om krimpvraagstukken fundamenteel aan te pakken. Er is behoefte aan
focus en het maken van strategische keuzes op hoger schaalniveau. De experimenten laten zien dat met name overheden, maar ook maatschappelijke
partners en bedrijven, grote moeite hebben om tot afstemming en sturing te
Ondernemerskracht in krimpregio’s / Samenvatting
inhoud
1. Inleiding
2. Resultaten
3. Conclusie
Projectbeschrijvingen
komen, vooral in regionaal verband. Vernieuwende instrumenten om hen
daarbij te helpen stranden op terughoudendheid binnen de eigen organisatie.
Bewonersinitiatieven zijn geen alternatief voor dit proces. Het is juist aan instituties om op regionaal niveau daadkracht te tonen in de lange termijn
opgaven.
Tot slot: wie betaalt de rekening van krimp? Vanuit de experimenten zochten
we naar een alternatief (maatschappelijk) verdienmodel gedifferentieerd
naar regio’s. Een belangrijke voorwaarde voor de aanpak van projecten en
processen in krimp- en anticipeerregio’s is dat de nieuw op te zetten aanpakken en projecten in elk geval financieel gezond zijn. Dit betekent een
rendabele business case met voldoende kasstromen en financiers die in het
project geloven en het positief beoordelen. Het vraagt meer creativiteit en
aanwenden van alternatieve financiers om deze businesscases rond te krijgen
In krimp- en anticipeerregio’s. En dan blijkt dat een puur economische bril niet
altijd te werken. Het maatschappelijk rendement van sommige ingrepen is zo
groot, dat dit een zeer beperkt financieel rendement rechtvaardigt.
Experimenten tussen 2013 en 2016 hebben laten zien dat met name die initiatieven en dorpen of wijken met veel ondernemerskracht –zowel bij bewoners als bij bedrijven- leiden tot resultaat. Deze ondernemende initiatieven
kunnen echter niet zonder een regionale inbedding, zodat vraag en aanbod
daadwerkelijk op elkaar wordt afgestemd per regio.
4
cover
inhoud
1. Inleiding
2. Resultaten
3. Conclusie
5
Projectbeschrijvingen
1. Inleiding
1.1 Aanleiding experimentenprogramma
Experimenten bevolkingsdaling
Experimenten
Experimenten
bevolkingsdaling
bevolkingsdaling
Lauwersmeer
Lauwersmeer Lauwersmeer
Lioessens
In het kader van het Interbestuurlijk Actieplan Bevolkingsdaling begeleidt
Anticipeer
gebieden
Platform31 in opdracht van het ministerie van BZK sinds 2008 experimenten Anticipeer Anticipeer
gebieden
gebieden
in krimp- en anticipeergebieden. In de experimenten gaat Platform31 lokaal
Krimp
op zoek naar vernieuwingen die bijdragen aan de beleidsdoelstellingen van de Krimp
gebieden
Krimp
gebieden
gebieden
overheid:
1. Wonen en leefomgeving: herstructureren van de woningvoorraad, het
aanpassen van de ruimtelijke ordening aan bevolkingsdaling en de gewijzigde bevolkingssamenstelling
2. Voorzieningen en zorg: aanpassen van publieke voorzieningen aan bevolBurgerinitiatief
BurgerinitiatiefBurgerinitiatief
kingsdaling en de gewijzigde bevolkingssamenstelling
3. Economische vitaliteit
Wonen
In 2013 startte een tweede ronde1 met veertien experimenten, lopend tot 31
december 2015. Een selectiecommissie met vertegenwoordiging van diverse
ministeries, VNG en Platform31 selecteerde uit deze veertien projecten uit 36
aanmeldingen. Inzet van burgerparticipatie, innovatief karakter, oplossingen
voor ‘witte’ vlekken in de krimpaanpak waren onder meer selectiecriteria.
Economie
Wonen
Wonen
Economie
Economie
WÛns
St Jan Kloosterburen
Lioessens
St Jan Kloosterburen
LioessensSt Jan Kloosterburen
Warffum
Warffum
Warffum
Winschoten
Winschoten
Winschoten
WÛns
WÛns
Noord-Holland-Noord
Noord-Holland-Noord
Noord-Holland-Noord
Hoeksche waard
Hoeksche waard
Hoeksche waard
Achterhoek
Noordwelle
Noordwelle
Noordwelle
Leveroy
Aardenburg
Aardenburg Aardenburg
Zeeuws Vlaanderen
Zeeuws Vlaanderen
Zeeuws Vlaanderen
Leveroy
Leveroy
Parkstad Limburg
Parkstad Limburg
Parkstad Limburg
Zorg en
voorzieningen
Zorg en
Zorg en
voorzieningen voorzieningen
De experimenten zijn enerzijds bedoeld om praktijkervaring op te doen met
het borgen van leefbaarheid in gebieden met bevolkingsdaling. Anderzijds
beogen ze methoden of arrangementen op te leveren die herhaalbaar en
opschaalbaar zijn. Elk project kon een beroep doen op 10.000 euro voor
onderzoeks- kennis- en procesdoeleinden.
1. Vervolg op eerste ronde krimpexperimenten 2009-2013, voor evaluatie zie Zeelenberg, S e.a.
(2013), Evaluatie krimpexperimenten, experimenteren met wonen, ruimte en voorzieningen.
Uitgave: Platform31.
Ondernemerskracht in krimpregio’s / 1. Inleiding
Halverwege het experimentenprogramma stelde Platform31 een tussenrapportage2 op. In het hele proces is de evaluatie een belangrijke laatste stap. In
deze publicatie trekken we conclusies over de uitkomsten van de experimenten en dragen we de lessen over.
2. R. Dorenbos e.a. (2014), Tweede ronde experimenten bevolkingsdaling, een tussenstand.
Uitgave: Platform31
Achterhoek
Achterhoek
cover
1.2 Context
In 2013, tijdens de economische crisis, startten de experimenten. Die crisis
kwam in de krimp- en anticipeerregio’s harder aan dan in andere delen van
het land. Door een beperkte schaal is het probleem eerder zichtbaar. Daarnaast kreeg Nederland na een jarenlange beperkte asielinstroom te maken
met een verdubbeling van de vluchtelingeninstroom, waarvan een groot deel
een verblijfsvergunning kreeg. Deze instroom zorgde in een aantal krimp- en
anticipeerregio’s, zoals de Achterhoek en Limburg, voor het afremmen van de
bevolkingsdaling.
Zowel de eerste ronde krimpexperimenten (2008-2012) als de tweede ronde
(2013-2015) maakt onderdeel uit van het Interbestuurlijk Actieplan Bevolkingsdaling. Eind 2014 maakte een team onder voorzitterschap van Paulien
Krikke een tussenbalans op over de uitvoering van het Interbestuurlijk Actieplan. Dit leidde tot het rapport Grenzen aan de krimp. In 2016 is er een nieuw
Actieplan gekomen, dat het bevorderen van de leefbaarheid in gebieden tot
doel heeft. Ongeacht die gebieden nu of in de nabije toekomst te maken
hebben met substantiële en structurele bevolkingsdaling en andere demografische veranderingen. Samen met partners (overheden, maatschappelijke
organisaties, ondernemers en bewoners) wordt ingezet op concrete activiteiten bij drie pijlers: wonen, voorzieningen en economische vitaliteit.
1.3 Evaluatiemethodiek
De evaluatie is uitgevoerd op basis van desk research, locatiebezoek en input
van wetenschappers. Op basis van desk research zijn ook de projectbeschrijvingen opgesteld. Vervolgens keken we op locatie naar de resultaten en
spraken we met meerdere betrokken bij het experiment. Op 3 maart 2016
vond een bijeenkomst plaats, waarbij de betrokken experimentpartijen
aanwezig waren om de tussenresultaten te bespreken en te toetsen. En gaven
wetenschappers met kennis over krimpvraagstukken hun reflectie op het
gevoerde onderzoek en de uitkomsten daarvan.
Ondernemerskracht in krimpregio’s / 1. Inleiding
inhoud
1. Inleiding
2. Resultaten
3. Conclusie
Projectbeschrijvingen
6
cover
inhoud
1. Inleiding
2. Resultaten
3. Conclusie
Projectbeschrijvingen
2. Resultaten
Drie jaar lang experimenteren op veertien locaties in Nederland leverde resultaten op, zowel procesmatig als op het vlak van daadwerkelijke verandering in
dorpen en krimpende steden. In dit hoofdstuk beschrijven we de resultaten
van de experimenten. Alle experimenten zijn ondergebracht bij een van de
drie thema’s: wonen en leefomgeving, voorzieningen en zorg en economische vitaliteit en in samenhang geanalyseerd. Daarnaast maakten we een
analyse van twee grote vraagstukken binnen de krimpaanpak: de trend om de
aanpak meer van onderop uit te voeren en de zoektocht naar verdienmodellen. Dit laatste is een buitengewoon lastig vraagstuk in regio’s waar het
aanbod van wonen, voorzieningen en werkgelegenheid vaak groter is dan de
vraag.
2.1 Wonen en leefomgeving
Goed wonen is een basisvoorwaarde voor leefbare krimp- en anticipeerregio’s. De belangrijkste uitdaging -die anders is dan in andere delen van het
land - is om de woningvoorraad zo goed mogelijk in overeenstemming te
brengen met de vraag. Dat kan slopen betekenen, maar ook ertoe leiden dat
beeldbepalende panden een opknapbeurt krijgen. Een groot verschil met
overdrukregio’s3 is dat de financiering een stuk lastiger is. Want wie betaalt de
prijs voor sloop en het inzaaien van gras? Dit staat nog los van de emotionele
aspecten die deze ingrepen met zich meebrengen.
In 2008 begon SEV, een van de rechtsvoorgangers van Platform31, met
experimenten die het onontgonnen terrein van woningaanpak in regio’s
verkennen. Parallel daaraan maakten initiatiefnemers (provincies,
3. Overdrukregio’s zijn regio’s waar veel vraag is naar huur- en/of koopwoningen op de regionale
woningmarkt.
Ondernemerskracht in krimpregio’s / 2. Resultaten
gemeenten, corporaties) lokale/regionale afspraken om vraag en aanbod
meer in evenwicht te krijgen.
In veel regio’s namen corporaties het voortouw bij de aanpak van de sociale
huur. Dat zorgde voor kwaliteitsimpulsen van deze voorraad, met recent als
hoogtepunt de aardbevingsbestendige Nul op de Meter- woningen in
Loppersum. Ook sloop van een overaanbod aan sociale huurwoningen is een
beproefd concept. In sommige regio’s, zoals Parkstad Limburg, is de sloop
dermate voortvarend opgepakt dat ze inmiddels tot de conclusie zijn
gekomen dat er misschien te snel is gesloopt.
Daarnaast werd ervaring opgedaan met de verkoop van huurwoningen. Vaak
ging dat – mede door de economische crisis - minder snel dan gedacht. En in
sommige dorpen was het verzet en de teleurstelling groot. De corporatie liet
als laatste investeerder ook deze bewoners alleen achter, was het beeld.
Ook werd ervaring opgedaan in de koopsector. Het verbeteren van de kwaliteit door de rotte-kiezenaanpak (veelal gericht op koopwoningen) stond op de
agenda. Met wortel (geld en gesprek) of stok (handhaving) gingen gemeenten
aan de slag met deze panden en hun eigenaren. Dit leidde tot kwaliteitsverbetering van woningen. Het samenvoegen van veelal koopwoningen was een
beproefd experiment om naast sloop tot minder woningen te komen.
Vijf experimenten in de huur en koopmarkt
Bij de start van de tweede ronde van het experimentenprogramma onderscheidden we drie grote maatschappelijke vraagstukken gebaseerd op de
koopmarkt en huursector.
7
cover
KOOPMARKT:
1. Hoe zorgen we ervoor dat het overschot–woningen die vaak jaren te
koop staan – van de particuliere woningvoorraad in krimpregio’s
worden gesloopt? Is het mogelijk tot rendabele business cases te
komen voor dit vraagstuk? Experimenten Upgrade in Zeeuws-Vlaanderen
en Hoogbouwflat Parkstad Limburg gingen op zoek naar modellen waarbij
overtollig particulier vastgoed wordt gesloopt. In Zeeuws-Vlaanderen is
een publiek–private stichting opgericht die aankoopt en sloopt. In Limburg
werden goedkope koopwoningen tijdelijk aangekocht en verhuurd, om als
er voldoende kasstromen zijn tot sloop over te gaan. Zo is er een rendabele
business case te realiseren voor sloop van overtallig vastgoed.
2. Hoe faciliteren we dat in krimpregio’s ouderen langer thuis blijven
wonen? Experiment Duurzaam Wonen Leveroy richtte zich op het langer
zelfstandig wonen van ouderen in hun koopwoning. Niet de overheid of
andere maatschappelijke instanties maakten bewoners bewust van dit
vraagstuk, maar de medebewoners. In dit experiment werd niet alleen
ingezet op bewustwording, maar ook op aanpassingen in de woning,
gericht op zorgvriendelijke woningen en op het onderhoud van de bijbehorende grote tuinen.
HUURSECTOR:
3. Accepteren we dat in bepaalde dorpen in de toekomst geen sociale
huur meer is of zijn er alternatieve mogelijkheden? Experimenten in het
Friese Wûns en Morra - Lioessens richtten zich op bewonersinitiatieven die
aan de slag gingen met de vraag hoe een dorp leefbaar blijft als de corporatie op de lange termijn geen sociale huur meer aanbiedt in het dorp. In
Wûns is geëxperimenteerd met het overnemen van huurwoningen en
bouwgrond voor sociale huur door een wooncoöperatie. In Morra - Lioessens is geëxperimenteerd met bewonerswerkgroepen die gezamenlijk
wonen, zorg en duurzaamheid regelen.
Ondernemerskracht in krimpregio’s / 2. Resultaten
inhoud
1. Inleiding
2. Resultaten
3. Conclusie
Projectbeschrijvingen
8
cover
Zowel in de huur- als in de koopsector gaat de overheid er van uit dat bewoners steeds meer zelf kunnen doen (de participatiesamenleving deed haar
intrede met de Troonrede 2013) en dat die bewoners niet door een sectorale
bril naar de samenleving kijken, maar zich laten leiden door behoeften in het
dagelijks leven: zelf beslissingen nemen over het wonen, zelf energie (laten)
opwekken of zelf de zorg in het dorp regelen.
Resultaten en leerpunten
Van de vijf experimenten leverden er drie daadwerkelijk resultaten op. De experimenten gericht op de sloop van koopwoningen waren het meest lastig te
realiseren. In Limburg zijn grote (proces-) stappen gezet. In Zeeland is het
experiment voortijdig beëindigd.
Kwaliteit verbeteren kunnen bewoners zelf
Het verbeteren van de kwaliteit van woning en woonomgeving komt steeds
vaker vanuit de bewoners zelf. Zoals in Leveroy, waar bewoners zelf hun
mede-huiseigenaren aansporen maatregelen te treffen, waardoor mensen
langer thuis kunnen wonen. Of in Noordwelle, waar een oud buurthuis een
energiecoöperatie werd, gerund door vrijwilligers. Niet zelden was het de
bewoner die vrijwillig deze kwaliteitsslag trekt, aanvullend op de overheid die
het achterstallig onderhoud voor haar rekening neemt.
Kwantiteit verminderen is lastig in de koopsector
Het sloopvraagstuk van koopwoningen ligt lastiger. Het zwaard van Damocles
hangt boven het hoofd van degene die de rekening van de sloopkosten betaalt.
In theorie hebben huiseigenaren er baat bij dat er minder woningaanbod komt
en het kwalitatief slechte aanbod verdwijnt. In Denemarken is het proces van
bevolkingskrimp inmiddels zover dat huiseigenaren ook daadwerkelijk bereid
zijn om te betalen voor de sloop van de woning van de buurman. In Nederland
worden er constructies van bovenaf bedacht. Zoals de aanpak van de hoogbouwflat in Limburg. Daar ziet de constructie er als volgt uit: de aankoop van
koopwoningen door de gemeenten, verhuur door de corporatie en na twintig
Ondernemerskracht in krimpregio’s / 2. Resultaten
inhoud
1. Inleiding
2. Resultaten
3. Conclusie
Projectbeschrijvingen
jaar kostenneutraal slopen. -Vlaanderen, een nieuwe organisatie, bundelt
kennis en geld, zodat markt en overheid het sloopvraagstuk kunnen
aanpakken. In beide experimenten draait het om grote aantallen te slopen
woningen. De praktijk is echter weerbarstig. In Limburg was de verhuurderheffing uiteindelijk de bottle neck. In de Zeeuwse casus bestonden er onder
juristen twijfels over de vraag of de aanpak als een vorm van (ongeoorloofde)
staatsteun beschouwd kon worden (mag de overheid geld steken in de
aankoop van particuliere woningen?). Die twijfel kon niet worden weggenomen, waardoor uiteindelijk onder de initiatiefnemers het geloof in het
project verdween.
Van sociale huur naar wooncoöperatie
In meerdere Friese dorpen waren bewoners boos en teleurgesteld dat corporaties zich terugtrokken uit het dorp door hun sociale huurwoningenbestand
te verkopen. In Wûns leidde dit tot de oprichting van een wooncoöperatie,
met als doel zelf woningen in het goedkopere segment te gaan verhuren. In
Morra- Lioessens leidde het ook tot een zoektocht naar alternatieven, waarbij
een investeerder bereid was nieuwbouw te realiseren. Met name in Wûns was
dit experimenteren pur sang. Er waren geen voorbeelden elders in het land.
De bewoners staken veel vrije tijd in het realiseren van hun ideaal. Met resultaat! Mienskip Wûns werd opgericht, een andere vorm van besluitvorming
deed haar intrede (sociocratie) en na veel onderzoek en zoektochten langs
financiers, had ook hier een private investeerder interesse.
Het ontstaan van nieuwe netwerken
Bewoners zijn meer het voortouw gaan nemen in de veranderprocessen dan
een aantal jaar geleden. Meestal met succes en resultaat, zoals in Wûns en
Leveroy. Omdat bewoners weten wat er in het dorp speelt en hoe de
netwerken in elkaar zitten, bracht dit verandering teweeg. Veel experimenten
hebben hele nieuwe netwerken opgeleverd. De vuistregel ‘hoe eenvoudiger
het experiment, des te groter en sneller het succes’ is zeker op de woonexperimenten van toepassing. Een kwetsbaar punt is de vrijwillige bijdrage van
9
cover
bewoners. Hoe duurzaam een experiment in de toekomst blijft, is lastig te
voorspellen. Een procesbegeleider was vaak nodig om het proces te blijven
(bij)sturen en energie te geven op het moment dat het einde niet meer in
zicht was, zeker in de eerste twee experimenteerjaren.
Voor veel instituties, zoals gemeenten en corporaties, was deze experimentperiode een overgangsfase van het werken voor de burger naar het werken
met/naast de burger. Dit betekende een zoektocht van professionals naar
hun nieuwe rol. Dit werd door een aantal bewonersgroepen als een ‘lastige’
fase ervaren.
Bij de grotere projecten namen instituties (lagere overheden en soms corporaties of marktpartijen) het initiatief. Bij het overaanbod van de particuliere
voorraad speelde het Rijk nauwelijks een rol, evenmin de grote banken. Wel
kwam een nieuwe groep lokale investeerders op.
inhoud
1. Inleiding
2. Resultaten
3. Conclusie
Projectbeschrijvingen
op marktwaarde overdragen. Waar voorheen projecten met een historische
kostprijs (vaak afgeschreven panden) of bedrijfswaarde financieel wel rond te
krijgen waren, maakt de marktwaarde dit extra lastig. Ondanks het voordeel
ten opzichte van overdrukregio’s van de lage marktwaarde lukt het niet altijd
om de business case op nul te krijgen. In het experiment in Wûns zit corporatie Elkien met een onrendabele top op de verkoop van huurwoningen. Vaak
zien we in deze projecten dat het onrendabele gat wordt gevuld met de
fysieke inzet van vrijwilligers. Dat is een mooie manier om een tekort op te
lossen, maar wel riskant.
In bijna alle provincies zijn subsidies (Zeeland, Groningen) of leningen (Friesland) dan wel fondsengeld beschikbaar. Limburg combineert meerdere
opties. Ze zijn allemaal gericht op het oplossen van knelpunten op de woningmarkt.
Woonexperiment groeit uit tot meer
Financiering blijft een groot knelpunt
Een groot knelpunt is de financiering, zowel bij aanpak van koopwoningen
(met name bij sloop) als bij het opzetten van nieuwe verhuurorganisaties. In
bijna alle gevallen is het lastig om de business case sluitend te krijgen. In de
hoogbouwflat in Limburg oefende de verhuurdersheffing hier een negatief
effect op uit. Na vele pogingen voor dit experiment een uitzonderingspositie
te krijgen, ging de Tweede Kamer in februari 2016 akkoord met de motie Van
Vliet, waarin extra aangekochte leegstaande panden in krimpgebieden vrijgesteld werden van een verhuurdersheffing. De motie kreeg een ruime Kamermeerderheid. Minister Blok heeft aangegeven dat hij de behandeling van de
motie meeneemt in de evaluatie van de verhuurdersheffing op uiterlijk
1januari 2017.
Ook het rondkrijgen van de business case van een wooncoöperatie is nog niet
eenvoudig. Met de komst van de nieuwe Woningwet op 1 juli 2015 moeten
corporaties hun bezit op marktwaarde waarderen en de verkoop naar derden
Ondernemerskracht in krimpregio’s / 2. Resultaten
Wat vaak begon als een woonexperiment, groeide gedurende het traject uit
tot een brede inzet van activiteiten en middelen. Het regelen van zorg en
energievoorzieningen in het eigen zijn gelieerde thema’s die bewoners raken.
(voorbeelden in Morra- Lioessens, Warffum, Noordwelle, St Jan Kloosterburen).
Risico’s verschuiven op de huur- en koopmarkt
We zien twee verschuivingen van risico’s. Op de koopmarkt is in principe de
huiseigenaar verantwoordelijk voor de risico’s, dus bij waardevermindering of
bij onverkoopbaar bezit is het zijn eigen probleem. Bij situaties die de leefbaarheid in een dorp of wijk echt aantasten, verschuift dit risico naar de lokale
en provinciale overheid en niet naar bijvoorbeeld de banken. Waar minister
Blok geen rol voor het Rijk ziet in dergelijk dossier, springen gemeenten en
provincies er wel steeds vaker op in.
10
cover
Een tweede verschuiving van het risico is van corporaties naar bewoners.
Corporaties zien in sommige dorpen geen toekomst meer voor sociale
verhuur. Bewoners kijken daar anders naar en willen dat in hun dorp wel
sociale huur mogelijk is. Zij nemen het risico van mogelijke leegstand in de
toekomst voor hun rekening als zij bijvoorbeeld een wooncoöperatie
oprichten. De corporatie creëert daarmee weliswaar haar eigen potentiële
concurrent, maar aangezien het opzetten van een wooncoöperatie nog heel
wat vergt van bewoners, is dit risico in de meeste krimpregio’s relatief klein.
inhoud
1. Inleiding
2. Resultaten
3. Conclusie
Projectbeschrijvingen
Hoewel er een constructie werd bedacht waarbij staatssteun kon worden
omzeild, bleken mogelijke juridische haken en ogen rondom verkoop van
maatschappelijk vastgoed dermate hardnekkig te zijn, dat uiteindelijk werd
besloten het experiment te stoppen.
2.2 Voorzieningen en zorg
Achtergrond
Knellende regels
De woonexperimenten kregen te maken met drie knellende landelijke regels.
De verhuurderheffing bij de aankoop van slecht onderhouden particuliere
woningen. Net na het aflopen van de experimentperiode is deze nadrukkelijk
wens, geen verhuurderheffing bij toekomstig te slopen panden, besproken in
de Tweede Kamer, februari 2016), met de toezegging van minister Blok om dit
onderwerp mee te nemen in de evaluatie van de verhuurdersheffing in 2017.
Halverwege de experimenteerperiode (1 juli 2015) veranderden de spelregels
voor corporaties. Corporaties konden tot 1 juli 2015 kiezen uit drie methoden
van waarderen van vastgoed: historische kostprijs (afschrijven van het vastgoed), bedrijfswaarde (kasstromen gedurende verhuurperiode netto contant
maken) of marktwaarde (wat levert het pand op als het op de markt wordt
verkocht?) Door de herziene Woningwet zijn corporaties verplicht op te waarderen op marktwaarde. Dit is een knelpunt bij meerdere experimenten, zoals
in Wûns en Noordwelle. Waar onderlinge transacties in vastgoed op basis van
bijvoorbeeld historische kostprijs eerder waren toegestaan en het project
rendabel maakte, zijn de business cases veranderd. Dit leidt tot boekhoudkundige interventies (zoals de verschuiving van panden van DAEB naar nietDAEB) om projecten tot uitvoering te krijgen, waarvan nu ook nog onduidelijk
is of dit Woningwet-proof is.
Onduidelijkheid over de vraag of het idee achter UPGRADE als een vorm van
staatssteun kon worden gezien, werd dit experiment uiteindelijk fataal.
Ondernemerskracht in krimpregio’s / 2. Resultaten
Voorzieningen zijn belangrijk voor de leefbaarheid en vitaliteit van lokale
kernen in krimp- en anticipeerregio’s. Krimp als geheel is weliswaar niet te
bestrijden, maar van het verdwijnen van voorzieningen wordt dikwijls een
versterkend effect verondersteld. In elk geval heeft het grote impact op bewoners. Waar bevolkingsdaling een abstract begrip is, merken bewoners dit zelf
aan den lijve als winkels, scholen en zorgdiensten sluiten. Hiermee wordt
krimp voor hen concreet en leidt dit meer dan op de domeinen Wonen en
Economie tot de behoefte iets te doen.
In de eerste ronde van het experimentenprogramma stond in enkele
projecten het behoud van lokale functies centraal. Daarnaast probeerden
verschillende overheden te komen tot strategische beleidskaders en planningsmethodieken om op hoger schaalniveau te sturen op de beschikbaarheid van voorzieningen. Uitkomsten waren gedegen onderzoek naar
mogelijke ingrepen, plannen of beleidsnota’s en in sommige gevallen
procesafspraken tussen partijen. Hoewel er op deze manier beweging
ontstond, hebben de experimenten op voorzieningen destijds tot weinig
concrete resultaten geleid. Het meest vernieuwend, en relatief succesvol, was
de ontwikkeling van een dorpshuis nieuwe stijl in Noordoost Friesland.
Opgezet als een fysiek gemeenschapscentrum met een breed scala aan faciliteiten gekoppeld aan een digitaal dienstennetwerk, liep dit project destijds
voorop. Bovendien was het experiment duurzaam, in 2016 draaide het
dorpsportaal nog volop.
11
cover
Bij de start van de tweede ronde krimpexperimenten bleek het thema voorzieningen met stip gestegen op de lijst van kernopgaven binnen de regio’s. In
de tussentijd was het sociale domein dan ook sterk in beweging gekomen.
Beleid werd versoberd en gemeenten bereidden zich voor op het overnemen
van taken die aanvankelijk bij de landelijke overheid lagen (de 3D-operaties in
het sociale domein). Dit bracht wel mee dat gemeenten andere en scherpere
keuzes moesten maken in sociaal-culturele functies. De veranderingen in de
langdurige zorg en WMO hebben de grootste impact op voorzieningen.
Toegang tot professionele diensten en arrangementen wordt beperkt. Van
mensen met lichte behoefte aan zorg en ondersteuning wordt verwacht dat
ze eerst in hun directe omgeving hulp zoeken. Ouderen moeten zo lang
mogelijk thuis wonen: een plek in een verzorgings- of verpleeghuis is er eigenlijk alleen nog voor mensen met intensieve zorgbehoeften.
De ontwikkeling van de verzorgingsstaat naar een participatiesamenleving is
overal in Nederland aan de orde. Het vinden van nieuwe arrangementen en
sturingsmechanismen is daarom niet een specifiek vraagstuk voor krimpregio’s. Wel verschilt de context en urgentie van het vraagstuk in krimpgebieden
duidelijk van die in stedelijk gebied. Meer nog dan feitelijke huishoudensdaling speelt in krimp- en anticipeerregio’s vergrijzing en ontgroening. Het
aandeel ouderen stijgt en omdat ze steeds langer leven neemt ook hun aantal
toe. Juist zij doen een groeiend beroep op voorzieningen in de directe nabijheid. De beleidsgedachte dat professionele zorg kan verminderen als mensen
in de eerste plaats terugvallen op lichte ondersteunende arrangementen in
‘de buurt’, stelt krimpgebieden voor grote uitdagingen. Door bevolkingsafname en bezuinigingen staan de toch al schaarse voorzieningen onder toenemende druk. Nieuwe partijen springen bovendien minder makkelijk in het gat,
dan elders in Nederland, omdat ze een investering in krimpgebieden risicovol
vinden.
De noodzaak om op deze situatie in te spelen, spreekt uit vele experimentvoorstellen aan het begin van de tweede ronde. Nog sterker dan bij de start
Ondernemerskracht in krimpregio’s / 2. Resultaten
inhoud
1. Inleiding
2. Resultaten
3. Conclusie
Projectbeschrijvingen
12
cover
van het actieprogramma bevolkingsdaling in 2009, leeft het besef dat voorzieningen cruciaal zijn om krimp- en anticipeergebieden leefbaar te houden.
Niet alleen bij overheden, maar ook steeds meer bij burgers zelf. Ze zien daadwerkelijk functies wegtrekken uit hun omgeving en maken zich zorgen over
de toekomst van hun woongebied. De nadruk ligt op de vraag hoe ouderen
kunnen blijven wonen in een krimpgebied. Kernvraag in de meeste experimenten is welke arrangementen, processen en structuren bij het langer thuis
wonen in een dunbevolkt gebied of een kleine kern horen. Aandacht voor
sociaal-culturele voorzieningen is er wat minder dan in de eerste ronde, al
leggen verschillende projecten hier wel een relatie mee.
Zes experimenten welzijn, zorg en voorzieningen
Het vraagstuk is duidelijk en urgent en leent zich bij uitstek voor praktijkexperimenten. Het bedenken van mogelijk innovatieve oplossingen blijkt echter
niet eenvoudig. Een thema als welzijn, zorg en voorzieningen is namelijk
breed en veelomvattend. En loopt van strategische beleidsvorming tot inzet
van domotica en behoud van bepaalde functies in een dorp. Het speelt bovendien op alle schaalniveaus en heeft verbinding met een groot aantal stakeholders die ieder hun eigen werkwijzen en belang hebben. Veel
experimentvoorstellen concentreren zich daarom op het in kaart brengen van
de lokale behoeften en op afstemming tussen partijen. Governance is een
belangrijk subthema van vrijwel alle plannen, nog meer dan het uiteindelijk
beoogde effect op leefbaarheid.
Ook in de zes experimenten in de tweede ronde staan betere verhoudingen
tussen partijen centraal. Alle experimenten beogen aan te sluiten bij de
wensen en behoeften van burgers en beogen nieuwe oplossingen in werkwijzen, diensten en voorzieningen. Het ideaalbeeld dat uit de projecten naar
voren komt is het dorp als groot verzorgingshuis, met de lokale gemeenschap
als drijvende kracht. Ze organiseren zelf netwerken, functies en voorzieningen die de leefbaarheid in stand houden. Daaromheen staat een kring van
professionals en overheden die ondersteunen en faciliteren. In de projecten
Ondernemerskracht in krimpregio’s / 2. Resultaten
inhoud
1. Inleiding
2. Resultaten
3. Conclusie
Projectbeschrijvingen
Hoeksche Waardevolle Voorzieningen, De Achterhoek Zorgt voor Morgen en
SAAM& in Zeeland lag de nadruk op de samenwerking tussen instituties. Om
zo stappen te kunnen maken in dit proces. Ze experimenteerden met nieuwe
beleidsinstrumenten, startten lokale pilots en brachten op verschillende
manieren de leefwerelden van bewoners in beeld. Bij de projecten Sint Jan
Kloosterburen, GoudOud in Warffum en Duurzaam dorpshuis Noordwelle, drie
van de zes experimenten op dit thema, zaten de burgers zelf aan het stuur. Dit
was een groot verschil met de eerste ronde, waarin bewonersinitiatieven in
welzijn, zorg en voorzieningen vrijwel ontbraken. In de tweede ronde namen
bewoners in de drie dorpen de voorzieningen in eigen beheer en ontwikkelden daar organisatiestructuren en verdienmodellen bij die zelfstandig
functioneren mogelijk maken.
De resultaten
Alle zes experimenten boekten voortgang in de experimentperiode en zijn
- op De Hoeksche Waard na - nog steeds actief. Ze leverden allemaal nieuwe
kennis en inzichten op over het sturen op voorzieningen in krimpgebieden. En
laten zien dat lokale kracht veel kan bijdragen aan het vraagstuk en dat instituties die hierop willen aansluiten fundamenteel anders moeten gaan werken
dan ze gewend zijn. Vooral dat laatste gaat vaak niet vanzelf, ondanks goede
intenties. De hoge ambities van veel experimenten om in drie jaar tijd een
werkend systeem te hebben, zijn dan ook niet gehaald. In alle projecten zijn er
wel duidelijke stappen gezet in betere samenwerking en inrichting van
nieuwe lokale functies. Zeker in de Achterhoek en Zeeuws-Vlaanderen waren
de experimenten een katalysator voor processen die tot dan toe regionaal
weinig draagvlak en aandacht genoten. In Groningen en Schouwen-Duiveland
is het lopende proces van onderop versneld.
Vergeleken met de eerste ronde leverden vooral de experimenten vanuit
bewoners concrete resultaten op. Zo is in Warffum een actief vrijwilligersnetwerk met coördinatie in het dorp ontstaan, werd een nieuwe fysieke ontmoetingsplek geopend, sloten de bewoners een overeenkomst met professionele
13
cover
zorgverleners en richtten ze een dorpscoöperatie op waarvan het ledenaantal
gestaag groeide. In Sint Jan Kloosterburen volgden de trekkers een soortgelijk
traject. Ze namen verschillende welzijnsvoorzieningen in eigen hand en
werkten aan de oprichting van een dorpscoöperatie waarmee ze een betere
positie verwachtten te krijgen richting instituties. Zoals beoogd, is het
dorpshuis in Noordwelle gerenoveerd en energiezuinig gemaakt. Dit biedt de
basis voor een gezond exploitatie- en organisatiemodel met zelfbeheer vanuit
de dorpsvereniging. Het gebouw draagt door een oplaadpunt voor een elektrische auto ook bij aan de mobiliteit van de (oudere) bewoners.
De experimenten vanuit overheden en lokale stakeholders in wonen, zorg en
welzijn hebben net als in de eerste ronde veel bijgedragen aan het proces. In
de Achterhoek zette het project het vraagstuk op de regionale agenda, wat
resulteerde in verschillende onderzoeken, een regionale woonvisie en twee
lokale pilots. Wat als een top-down-proces startte, draaide uiteindelijk uit op
een veelheid aan initiatieven met bewoners. Doordat het geheel onderdeel
was van een breder traject, krijgt de oogst van het experiment voortgang in
andere regionale programma’s. In het project SAAM& gingen de gemeente
Sluis, zorginstellingen en de woningcorporatie de uitdaging aan een nieuwe
manier van samenwerken te vinden. Dit resulteerde in beschrijving van
wensen en behoeften van burgers in de kern Aardenburg, waaruit handvatten
zijn afgeleid die gestalte gaan geven aan co-creatie. Hoewel het proces gedurende het experiment soms moeizaam verliep, is er na drie jaar zoveel betrokkenheid gecreëerd dat het experiment doorgang krijgt binnen het grotere
project van de Zeeuwse Huiskamer. De regio Hoeksche Waard zette waardevolle stappen in het ontwikkelen van een nieuw beleidsinstrument voor het
maken van keuzes in voorzieningen. Er werden drie zogeheten ‘persona’
opgesteld, gebaseerd op de waarden van mensen in het gebied. Die daagden
bestuurders en beleidsmakers uit anders te denken over de opgave. Tot een
feitelijk beleidstraject kwam het uiteindelijk niet en bij gebrek aan zowel financiële middelen als draagvlak, krijgt het experiment geen vervolg.
Ondernemerskracht in krimpregio’s / 2. Resultaten
inhoud
1. Inleiding
2. Resultaten
3. Conclusie
Projectbeschrijvingen
Instituties komen tot meer samenwerking
Het vraagstuk van welzijn, zorg en voorzieningen is breed en complex, vooral
voor lokale en regionale overheden. Via deelname aan de experimenten
zoeken ze daarom mandaat en aanknopingspunten waarmee ze kunnen
ingrijpen. Vaak willen de experimentpartners geen concrete ingreep, maar
willen ze met het project handelingsperspectief ontwikkelen. De experimenten in de Achterhoek, Zeeuws-Vlaanderen en de Hoeksche Waard zetten
daarom vooral in op onderzoek en het opstellen van beleidskaders. Dit blijkt
vrijwel altijd meer tijd en moeite te kosten dan bij aanvang werd verwacht,
zeker als het proces op regionaal niveau moet plaatsvinden.
De experimenten boekten in dit traject vooruitgang, maar net als in de eerste
experimentronde wordt de stap naar uitvoering vanuit de instituties rondom
wonen, zorg en welzijn nog weinig gemaakt. Reden ligt vooral in de moeizame
samenwerking tussen partijen en lokale overheden onderling. De experimenten laten zien dat erkenning van de noodzaak en wens voor partnerschap
in de praktijk niet automatisch leiden tot gedeeld commitment en gezamenlijk handelen. Zeker bij de start van de experimenten was sprake van traditioneel, top-down-denken, wat uiteindelijk leidde tot een botsing tussen de
systeemwereld van overheden en bewoners. Ook hadden de projecten in
meer of mindere mate te maken met gebrek aan draagvlak en inbedding in
een breder geheel. In de Achterhoek is dit bewust opgepakt, waardoor het
proces wel veel tijd in beslag nam. In de Hoeksche Waard bleef het experiment
op zichzelf staan, mede door de aansturing van een externe projectleider. Ook
SAAM& had dit probleem, maar hier waren de betrokkenen wel in staat het
experiment op de agenda te houden. Ondanks dat de interne organisatieprocessen van de gemeente, corporatie en zorginstellingen voor vertraging
zorgden.
Mandaat om daadwerkelijk stappen te ondernemen, blijft cruciaal in experimenteren vanuit instituties. Er is nog steeds terughoudendheid om echt
vernieuwende projecten op te pakken en fundamenteel andere oplossingen
14
cover
inhoud
1. Inleiding
2. Resultaten
3. Conclusie
Projectbeschrijvingen
te kiezen. Dit speelt in heel Nederland rondom het vraagstuk van welzijn, zorg
en voorzieningen, maar in krimpgebieden lijkt het proces ondanks de hoge
druk nog trager te verlopen. Dit heeft te maken met de dimensie van verlies,
dat ook duidelijk gevoeld wordt door bestuurders en beleidsmedewerkers.
Het denken in kansen door krimp, in termen van ‘meer met minder’, is bij
overheden in krimpgebieden nog beperkt als het gaat over welzijn, zorg en
voorzieningen. Maatschappelijke partners zijn hier al verder in, maar doen dit
nog vaak los van elkaar. Burgers vormen steeds meer de verbindende schakel.
Zij laten zich niet weerhouden door vigerend beleid of schotten tussen instituties.
Bewonersinitiatieven: concrete visie en missie en gepassioneerde
trekkers
De meeste energie rondom welzijn, zorg en voorzieningen zit duidelijk in de
projecten waar burgers aan de knoppen zitten. De experimenten in Noordwelle, Warffum en Kloosterburen leverden in drie jaar tijd nieuwe organisatiestructuren en voorzieningen op die inspelen op de toekomst van deze
dorpen. Ze laten zien dat burgers in krimpgebieden krachtige spelers
(kunnen) zijn. De experimenten vanuit de instituties hadden ook het doel te
werken vanuit de behoeften en wensen van bewoners, maar slaagden hier
beperkt in omdat ze niet aansloten bij bestaande initiatieven in de kernen. In
Noordwelle, Warffum en Kloosterburen was al enige tijd een beweging aan de
gang, waardoor het proces van verkenning en planvorming al achter de rug
was. Alle drie de experimenten startten daardoor met een redelijk concrete
visie en missie, en - belangrijker nog - gepassioneerde trekkers.
Dankzij inzet, inventiviteit en doorzettingsvermogen wisten bewoners in de
drie experimenten veel voor elkaar te krijgen. In Noordwelle vroegen ze subsidies aan en stak een groot aantal dorpelingen de handen uit de mouwen bij de
renovatie van het dorpshuis. In zowel Warffum als Kloosterburen voerde een
klein team van trekkers vele gesprekken met externe partijen en verzamelden
ze via koppeling met hogeschool en universiteit noodzakelijke kennis.
Ondernemerskracht in krimpregio’s / 2. Resultaten
15
cover
Enkele bestaande voorzieningen, die met sluiting werden bedreigd, bleven
met behulp van bewonersinitiatieven bleven , behouden. Ook ontstonden er
nieuwe functies die aansluiten bij de dynamiek van de krimpende en vergrijzende bevolking. Het grotere vraagstuk van ouderen die langer thuis wonen
met zorg en dienstverlening in krimpgebieden, blijkt voor veel bewoners
echter (nog) te abstract. Hun behoeften en perspectieven liggen vooral bij
ontmoetingsfuncties en lichte ondersteuning in de buurt, niet bij de organisatie van zwaardere zorg. In de pilots ligt de meeste nadruk met bewoners op
leefbaarheid en welzijn: de experimenten dragen vooral bij aan het revitaliseren van de sociale infrastructuur. In Warffum en Kloosterburen hebben
bewoners wel ideeën over hoe de zorgverlening kan verbeteren. Daar worden
kleine stappen in die richting gemaakt. Maar een echt zorgaanbod met
burgers aan het stuur was in de afgelopen drie jaar nog een brug te ver.
Een ander knelpunt waar de drie bewonersinitiatieven tegenaan liepen op het
gebied van welzijn, zorg en voorzieningen, is het overnemen en exploiteren
van gebouwen. Of het nu om een dorpshuis, voormalige zorginstelling of seniorenwoningen gaat, komt er vastgoed in het spel, dan gelden er strenge
normen en regels waarin economische kaders leidend zijn. De initiatieven
hanteren een meer maatschappelijke business case. De experimenten in
Noordwelle en Warffum waren specifiek gericht op het dichten van het financiële gat, maar verkoop van vastgoed op marktwaarde en toegang tot financiering blijven problematisch. Dergelijke functies in handen geven van
bewoners lijkt alleen mogelijk als andere partijen een deel van de kosten
(blijven) dragen. Net als bij de aanpak van de woningvoorraad in krimpgebieden, kan er rondom zorg, welzijn en voorzieningen alleen ruimte komen
voor nieuwe groei als de huidige instituties verlies willen inboeken en/of
onrendabele investeringen doen. Uitsluitend van bewoners kan het niet
komen.
Ondernemerskracht in krimpregio’s / 2. Resultaten
inhoud
1. Inleiding
2. Resultaten
3. Conclusie
Projectbeschrijvingen
Innovatie in co-creatie en toegankelijkheid
De experimenten hebben zichtbaar bijgedragen aan beter partnerschap
tussen stakeholders op institutioneel niveau en het aanboren van de lokale
kracht onder bewoners. Als gevolg hiervan komen systeem- en leefwereld
langzaam bij elkaar en is de levendigheid in enkele dorpen toegenomen
doordat burgers verantwoordelijkheid nemen voor voorzieningen. Dit biedt
samen een voedingsbodem voor vervolgstappen in de meer fundamentele
vraagstukken op gebied van zorg en welzijn. Echte oplossingen voor de
professionele dienstverlening zijn nog niet gevonden. De experimenten laten
zien dat bewoners hier maar beperkt toe in staat zijn. Bovendien vergt het ook
enige sturing van de instituties. Bij het maken van een volgende slag is het
belangrijk dat private spelers meer het voortouw nemen en tot vernieuwende
samenwerking komen. In de projecten lag de nadruk sterk op de relatie overheid-burger, terwijl alle beleidsveranderingen juist meer inzetten op de markt.
In de meeste experimenten was dergelijke co-creatie wel het doel, maar de
ervaringen in Warffum en Kloosterburen laten zien dat burgers door de
professionals in zorg en welzijn nog nauwelijks als gelijkwaardige partners
worden gezien.
Tot slot is er in de experimenten nauwelijks ingegaan op de toegankelijkheid
van voorzieningen, terwijl onderzoek inmiddels laat zien dat dit meer bepalend voor leefbaarheid is dan de nabijheid. Duidelijk is dat het vraagstuk van
langer thuis wonen in krimpgebieden niet alleen wordt opgelost door functies
in het dorp te behouden of samen te voegen. SAAM& en Warffum wilden het
wegvallen van lokale arrangementen opvangen met behulp van ICT of betere
bereikbaarheid. Ze zijn hierin echter niet verder gekomen, omdat dit kostbaar
bleek en de noodzakelijke partnerschappen tussen partijen niet van de grond
kwamen. In Noordwelle rijdt een elektrische auto op basis van de overproductie van het energiezuinige dorpshuis. Het achterliggende idee is dat
oudere bewoners hiervan gebruik kunnen maken om zich te verplaatsen op
het eiland, een onvoorziene bijvangst voor het dorp. Een volgende ronde
experimenten zou hier nadrukkelijker aandacht aan kunnen geven.
16
cover
2.3 Economische vitaliteit
Drie experimenten
Hoe kunnen krimpregio’s economisch vitaal blijven of weer worden? Dit is,
in enge zin, de centrale vraag in de volgende drie experimenten:
–– De zoektocht naar nieuwe juridische en financiële instrumenten in de strijd
tegen leegstand en verpaupering in de binnenstad van Winschoten
(gemeente Oldambt);
–– Het aanjagen van ondernemersinitiatieven op bedrijventerreinen tegen
minimaal overheidsbudget, de zogeheten 0-euro aanpak (regio NoordHolland Noord);
–– De ontwikkeling van een economisch rendabel en duurzaam gezondheidsarrangement (Lauwersmeergebied).
De drie experimenten richtten zich elk op een ander thema die binnen elke
krimpregio van belang is. In het eerste experiment is gezocht naar juridische
en financiële instrumenten die de winkelleegstand tegengaan en de binnenstad leefbaar houden. Een volwaardige en levendige binnenstad is een noodzakelijke voorwaarde om als stad een concurrerende positie in te nemen. De
binnenstad vormt immers één van de belangrijke redenen voor burgers,
bedrijven en instellingen om in een stad te blijven en zich er te vestigen.
Het tweede experiment richtte zich op het stimuleren, faciliteren en inspireren van ondernemers waarmee ze vastgoedkansen kunnen pakken en
waardeverhogende investeringen kunnen doen op bedrijventerreinen. Vitale
bedrijventerreinen zijn van groot belang, niet alleen vanuit economisch
perspectief. Zij verschaffen de inwoners werkgelegenheid, inkomen en
sociale participatie en zij sponsoren vaak het verenigingsleven. Kortom,
bedrijventerreinen zijn essentieel voor behoud van voorzieningen, leefbaarheid en welzijn in gemeenten.
Ondernemerskracht in krimpregio’s / 2. Resultaten
inhoud
1. Inleiding
2. Resultaten
3. Conclusie
Projectbeschrijvingen
In het derde experiment staat de ontwikkeling van een nieuwe economische
activiteit centraal: zorgarrangementen die gebruik maken van de unique
selling points van het noordelijke platteland, zoals rust, ruimte en natuur.
Voorheen was de bevolkingsgroei een belangrijke aanjager voor economische
groei. Omdat die groei ontbreekt in krimpregio’s, waaronder het gebied rond
het Lauwersmeer, wordt gezocht naar (nieuwe) economische dragers. Daarvoor is slim en creatief ondernemerschap noodzakelijk.
Vernieuwend ondernemerschap als rode draad
De rode draad in de drie experimenten is nieuw (of vernieuwend) ondernemerschap. Voorheen keek iedereen bij problemen als winkelleegstand, verouderde bedrijventerreinen en een achterblijvende economie automatisch naar
de overheid. Hoewel de overheid nog steeds een belangrijke actor blijft,
neemt zij een andere rol aan dan voorheen. Overheden hebben de laatste
jaren fors moeten bezuinigen. Waar zij voorheen in de buidel te tastten zodra
zich problemen aandienden, reageren zij nu steeds meer faciliterend. Er wordt
daarmee een groter beroep gedaan op burgerkracht en ondernemerskracht.
Van ondernemers wordt verwacht dat zij zelf het voortouw nemen. Doen zij
dat niet, dan is het zaak hen zo aan te moedigen en faciliteren dat zij dat wel
kunnen. Dat valt niet mee, onder andere omdat veel ondernemers fors
geleden hebben onder de economische en financiële crisis. Tegelijkertijd
leidde de crisis ertoe dat er een toenemend beroep is gedaan op de innovativiteit en creativiteit van ondernemers. Wat de ondernemer (altijd) al deed is
niet meer genoeg om dezelfde (of meer) omzet en winst te creëren. Daarvoor
moeten ze nieuwe paden bewandelen.
Resultaten
We onderscheiden de resultaten van de experimenten in formele- en informele resultaten. De zoektocht naar nieuwe juridische en financiële instrumenten in de strijd tegen leegstand en verpaupering in de binnenstad (in de
gemeente Oldambt) resulteerde onder andere in de ontwikkeling en toepassing van een leegstandverordening. Het belangrijkste doel hiervan was om in
17
cover
gesprek te komen met eigenaren van leegstaande panden. Uit een praktijksimulatie van de leegstandverordening bleek dat de pandeigenaren (en winkeliers) blij zijn met de actieve(re) rol van de gemeente om gezamenlijk een
structurele oplossing voor de leegstand te vinden. Het experiment in Oldambt
leidde ook tot de intentie van binnenstadondernemers om tot gezamenlijke
inkoop van zaken als energie, schoonmaak, beveiliging, afvalverwerking over
te gaan. Een duidelijk informeel resultaat is dat binnenstadondernemers in
Winschoten actief zijn gaan meedenken, meewerken en meebetalen aan het
verbeteren van hun eigen werkgebied. Een belangrijke trigger daarvoor was
dat gemeente en provincie aan de ondernemers duidelijk maakten dat het
werken aan een sterke binnenstad een gedeeld belang is. De invoering van vrij
parkeren door de gemeente is daarvan een duidelijk voorbeeld. Inspanningen
om tot een sterkere binnenstad te komen, lijken resultaat op te leveren: in het
afgelopen anderhalf jaar is de leegstand in het centrum van Winschoten met
ongeveer 40 procent teruggelopen. Ook het vertrouwen van de ondernemers
in de binnenstad nam sterk toe.
De totstandkoming van een zorgarrangement (weekendarrangement) dat
specifiek is ontwikkeld voor diabetici en mensen die willen afvallen is het
belangrijkste formele resultaat van het experiment in Lauwersmeer is .
Kortom: voor mensen die hun gezondheid en lifestyle willen
aanscherpen. Daarbij is ingespeeld op de groeiende aandacht voor gezondheid en gezond leven en het inzicht dat er een relatie is tussen natuur en
gezondheid. In maart 2016 is het eerste weekendarrangement uitgevoerd.
Hieruit bleek dat er inhoudelijk een goed programma ligt die aansloot bij de
wensen en verwachtingen van de deelnemers . Ook de kwaliteit en persoonlijke benadering door de begeleiders werd door de deelnemers als prettig en
professioneel ervaren. Zij gaven aan dat ze nuttige adviezen en ervaringen
hebben meegekregen waarmee ze ook in de dagelijkse praktijk met hun
gezondheid stappen kunnen maken. Een belangrijk informeel resultaat is dat
twee ondernemende lokale zorgaanbieders de handen ineen hebben
geslagen met natuurorganisatie IVN in Groningen. Zo ontstond er lokaal en
Ondernemerskracht in krimpregio’s / 2. Resultaten
inhoud
1. Inleiding
2. Resultaten
3. Conclusie
Projectbeschrijvingen
regionaal veel energie waardoor ook andere deskundigen aansloten, zoals
een kok die gespecialiseerd is in gezond koken en een lifestyleadviseur.
In het experiment in Noord-Holland Noord is voor elk van de vijf geselecteerde bedrijventerreinen relevante informatie in kaart gebracht, waaronder
ligging, omvang, typering, vestigingen en werkgelegenheid. Ook is ingegaan
op de toekomstwaarde van deze bedrijventerreinen in termen van economische en ruimtelijke kwaliteit en functionaliteit. Ten behoeve van de
gemeenten is een notitie opgesteld, waarin de kunst van het verleiden op
bedrijventerreinen centraal staat. Wat kunnen gemeenten doen om private
investeringen op bedrijventerreinen te stimuleren en hoe kunnen private
partijen zo optimaal mogelijk worden gefaciliteerd? Met een checklist konden
gemeenten nagaan in hoeverre zij al verleidelijk zijn richting ondernemers/
eigenaren. Gaat de gemeente bijvoorbeeld flexibel om met bestemmingsplannen? Werkt ze met marktconforme en gedifferentieerde grondprijzen?
Besteedt ze veel aandacht aan de kwaliteit van de bedrijventerreinen? Zo
krijgt de gemeente inzicht in haar eigen handelen en wordt duidelijk wat ze
nog meer kan doen om ondernemers/eigenaren te triggeren om te investeren in hun pand en terrein. Hoewel het gewenste resultaat niet is behaald,
heeft de 0-euro aanpak wel geleid tot vergroting van het bewustwordingsproces naar een meer vraaggerichte, ondernemingsgerichte aanpak, zowel
wat betreft ondernemers die actief zijn op bedrijventerreinen als daarbuiten
(economiebreed). Als ondernemersloket voor de regio is het nu ook onderdeel van de werkwijze van het ontwikkelingsbedrijf Noord Holland Noord.
Leerpunten
1. De essentie van het experiment moet hoog op de lokale en
regionale agenda staan
Toenemende leegstand in binnensteden, verloedering van bedrijventerreinen
en afnemende bedrijvigheid zijn ontegenzeggelijk maatschappelijke
problemen die in vele krimpgebieden spelen. Tegelijkertijd betekent dat niet
18
cover
inhoud
1. Inleiding
2. Resultaten
3. Conclusie
Projectbeschrijvingen
altijd dat deze problemen ook hoog op de lokale (politieke) agenda staan.
Verloedering van bedrijventerreinen is bijvoorbeeld wat minder prioritair in de
gemeenten in Noord-Holland Noord, reden waarom ook het experiment
minder op het netvlies van de gemeenten stond. Mede daardoor is de 0-euro
aanpak bij de betrokken ambtenaren niet echt gaan leven. De toenemende
winkelleegstand in de binnenstad van Winschoten (gemeente Oldambt) was al
een belangrijk aandachtspunt binnen het ‘Actieprogramma Versterking
Binnenstad Winschoten’. Het onderwerp stond al hoog op de lokale agenda
toen het idee opkwam voor een experiment naar juridische- en financiële
instrumenten om die leegstand tegen te gaan. Die positie zorgde ook voor
extra energie binnen het ambtelijke- en bestuurlijke apparaat dat verder ging
dan alleen de direct betrokkenen. Dat heeft er mede toe bijgedragen dat dit
experiment succesvol werd.
vlak van subsidiëring. Inhoudelijk was er weinig ondersteuning maar ze wilde
wel graag op de hoogte worden gehouden. Tijdens het experiment in
Winschoten was de rol van de gemeente het meest uitgebreid en intensief. De
gemeente investeerde, dacht mee, werkte samen en faciliteerde. De intensive
samenwerking had ook deels te maken met de aard van het nieuwe instrument dat werd ingezet. De kern van de leegstandverordening is namelijk dat
gemeente en ondernemers samen op zoek gaan naar een structurele oplossing voor het bestaande probleem en daartoe in gesprek komen met eigenaren van leegstaande panden. Uit de uitgevoerde praktijksimulatie blijkt
bovendien dat pandeigenaren en winkeliers de verordening als een nuttig
instrument voor de aanpak van leegstand zien. Zij zijn blij met de actieve(re)
rol van de gemeente om samen met de pandeigenaren een structurele oplossing voor de leegstand te vinden.
2. Een actieve gemeente vergroot de kans op succes
Overigens is er ook lef bij de gemeente nodig om nieuwe instrumenten die
verder gaan dan het gebruikelijke instrumentarium daadwerkelijk in de
praktijk te gebruiken. Over de leegstandverordening wordt al jaren door
gemeenten gesproken, maar minder dan tien gemeenten in Nederland
hebben zo’n verordening terwijl minder dan vijf de verordening toepassen in
de praktijk. Dat de gemeente Oldambt het desondanks gaat gebruiken,
getuigt van lef en heeft tot positieve resultaten geleid.
Een terugtrekkende overheid betekent niet dat de overheid volledig uit beeld
is. Integendeel, de rol van de gemeente in de experimenten is vaak belangrijk.
In algemene zin helpt het zeer als een gemeente duidelijk laat zien dat zij de
uitdagingen rond krimp serieus neemt en ervoor kiest daarop te anticiperen.
Een belangrijke taak voor gemeenten is ervoor te zorgen dat mensen zich
betrokken voelen bij de gemeenschap. Wetenschappelijk onderzoek laat zien
dat dat een zeer belangrijke motivator voor potentiële en bestaande ondernemers is. De gemeenten moeten geen afwachtende houding innemen, maar
juist tijdig keuzes maken die ertoe leiden dat de binnenstad, het bedrijventerrein en het dorp vitaal en leefbaar blijven.
De rol van de gemeente verschilt per experiment. Bij de 0-euro aanpak was de
belangrijkste rol van de gemeenten om ondernemers op bedrijventerreinen
zo te faciliteren (qua regelgeving, bestemmingsplannen, voorlichting, kennisdeling) dat het resulteert in maximale private acties en ondernemingsinitiatieven op bedrijventerreinen. Gedurende het experiment in het Lauwersmeergebied lag de rol van de gemeente (en van de provincie) overwegend op het
Ondernemerskracht in krimpregio’s / 2. Resultaten
3. Voor toepassing van het nieuwe instrument is er behoefte aan
kennis
Voordat een experiment start, moet het voor iedereen duidelijk zijn waarom
actie nodig is, wat de voordelen zijn en hoe de business case eruit ziet. Het is
zaak ondernemers in kennis, bewustzijn en houding continu ervan te overtuigen dat zij zelf het meest zullen profiteren van hun eigen investeringen.
Investeren in een eigen bedrijfspand bijvoorbeeld, heeft een positieve invloed
op de toekomstwaarde en toekomstige functionaliteit van het pand, het kavel
en de locatie. En daarmee op het hele bedrijventerrein en de omgeving. Vaak
is gedegen onderzoek en een onafhankelijke en deskundige blik van buiten
19
cover
nodig om ondernemers te overtuigen. Zo is er bijvoorbeeld een onderzoek
verricht naar de voor- en nadelen van het door binnenstadondernemers gezamenlijk inkopen van allerlei diensten, zoals nutsvoorzieningen en veiligheid.
Het onderzoek toonde aan dat gezamenlijke inkoop grote kostenvoordelen
kan opleveren. Dit inzicht resulteerde in een intentieverklaring van binnenstadondernemers om tot gezamenlijke inkoop over te gaan.
De initiatiefnemers van het experiment in het Lauwersmeergebied hadden als
kennisbehoeften het bereiken van de doelgroep: het bereiken van geïnteresseerde diabeticipatiënten en personen die willen afvallen met het zorgarrangement. Achteraf bezien biedt het onderzoek daarvoor onvoldoende
handvatten. Er is weliswaar een website ontwikkeld, folders gemaakt en ook
zijn er contacten gelegd met patiëntenverenigingen, toch wordt het daadwerkelijk bereiken van de doelgroep als een knelpunt ervaren.4
4. Het belang van een oliemannetje of -vrouwtje
Er is veel geduld en overredingskracht nodig om ondernemers in de
binnenstad en op bedrijventerreinen enthousiast en actief te krijgen.
Regelmatig kijken ondernemers niet verder dan de eigen dagelijkse
activiteiten in hun bedrijf. Zij staan te weinig stil bij marktkansen die vaak voor
het grijpen liggen. Meestal willen ondernemers niet in dergelijke nieuwe
arrangementen stappen, omdat die tijd kosten terwijl de voordelen pas op
termijn zichtbaar zijn. Het hebben van een oliemannetje of -vrouwtje biedt
uitkomst. Dat is iemand die de gemeentelijke en/of provinciale taal spreekt en
de taal van ondernemers. Die beide werelden nader tot elkaar brengen en
ondernemers tot het inzicht laten komen dat actief meedenken, meewerken
en meebetalen aan het verbeteren van hun werkgebied tot omzetgroei van
het eigen bedrijf leidt of tot waardestijging van het eigen pand.
4. Eén van de bevindingen van het experimentenprogramma is dat er vaak nog veel vragen blijven
liggen. Veel van die vragen lenen zich uitstekend voor onderzoek door studenten aan Hogescholen en Universiteiten, vanzelfsprekend onder leiding van een universitair (gepromoveerde)
medewerker. Onderzoekstechnisch zou het bijvoorbeeld heel interessant zijn vragen na te gaan
als: ‘wanneer is beleid relevant, hoe creëer je draagvlak, hoe meet je het effect, hoe kan je beter
vooraf inschatten of het gekozen beleid daadwerkelijk nut heeft? etc. Maar ook, op welk niveau
zou je een vraagstuk moeten oppakken? Denk daarbij aan lokaal, regionaal etc. Wat verstaan we
eigenlijk onder succesvol beleid en hoe zit het met het langetermijneffect?
Ondernemerskracht in krimpregio’s / 2. Resultaten
inhoud
1. Inleiding
2. Resultaten
3. Conclusie
Projectbeschrijvingen
20
cover
5. Een verkeerde naamgeving kan het experiment in de knop doen
breken
Een goede naamgeving voor het experiment is relevant. Voorkom dat de naam
tot een misverstand leid. De term 0-euro aanpak bleek achteraf ongelukkig,
gekozen omdat deze de rekening qua naamgeving al meteen bij het bedrijfsleven legt. Dit was tegenstrijdig aan de wens van de gemeente om het bedrijfsleven maximaal te faciliteren bij investeringen voor de versterking van de
economie en het behoud van de lokale en regionale vitaliteit. In het ondernemersloket Noord-Holland Noord wordt de naam dan ook niet meer actief
gebruikt.
2.4 Van onderop
Zes van de veertien experimenten waren een direct initiatief van bewoners en
in nog eens drie andere waren de lokale behoeften en wensen nadrukkelijk
uitgangspunt. De participatiesamenleving deed duidelijk haar intrede in de
krimpgebieden. Dat heeft verschillende achtergronden: instituties doen uit
financiële en beleidsmatige overwegingen een stap terug, burgers zijn
mondiger en zelfstandiger dan voorheen en maatschappelijke ontwikkelingen lijken zo dynamisch dat generieke aansturing niet meer werkt. In deze
context is gezocht naar oplossingen die in de praktijk van onderop ontstaan
en daardoor een breed draagvlak nodig hebben.
Waar dit idee aan het begin van de tweede ronde nog in de kinderschoenen
stond, is het inmiddels gemeengoed. In alle regio’s schieten bewonersinitiatieven als paddenstoelen uit de grond en nemen ze zelfs het voortouw in het
nadenken over krimpvraagstukken. De experimenten laten zien dat dit wisselend succes heeft. Bewonersinitiatieven spelen een cruciale rol in het
aanboren van lokale energie en revitaliseren van de sociale infrastructuur,
zoals Warffum, Kloosterburen en Leveroy aantonen. De experimenten met
burgers aan het stuur hebben relatief veel resultaat geboekt, in het bijzonder
op het gebied van wonen, welzijn en voorzieningen. Dit sluit aan bij weten-
Ondernemerskracht in krimpregio’s / 2. Resultaten
inhoud
1. Inleiding
2. Resultaten
3. Conclusie
Projectbeschrijvingen
schappelijk onderzoek naar de vitaliteit en leefbaarheid van krimpregio’s.
Bewoners kunnen echter niet alles en zeker niet alleen ‘van onderop’. Sterke
bewonersinitiatieven staan of vallen bij trekkers met de juiste capaciteiten en
competenties. Deze zijn niet in alle dorpen voorhanden, wat volgens deskundigen zou kunnen leiden tot ongelijkheid. Daarnaast blijven het altijd collectieven van burgers die, ook al verenigen ze zich in een coöperatie, niet op
gelijke voet kunnen staan met grote instituties, zo tonen de experimenten
ook aan. Hier eindigt vrijwillige inzet en begint (maatschappelijk) ondernemerschap. Het verdient aanbeveling om al te hoge verwachtingen wat te
temperen over bewoners die volledig de rol van andere partijen op gebied van
wonen, zorg, voorzieningen en economie overnemen.
De meest duurzame resultaten worden geboekt wanneer burgers en instituties een partnerschap aangaan en gelijkwaardig samenwerken aan een
concreet project. In Noordwelle en Wûns ontstond dit samenspel tussen
enkele actieve bewoners, de woningcorporatie, gemeenten, financiers en
bouwers. Bijvoorbeeld in het overnemen van een gebouw in eigen beheer van
het dorp.
Andersom blijkt uit enkele experimenten dat de werkwijze van de instituties
nog vaak belemmerend werkt voor bewonersinitiatieven. Cruciaal blijkt
daarom de rol van deskundige en onafhankelijke ondersteuning door een
procesbegeleider. Ze spreken de taal van alle partijen en kunnen zo de smeerolie tussen burgers en professionals vormen. Inzet van een dergelijke partij is
ook behulpzaam om het proces boven de lokale kennis en praktijk uit te tillen.
Actieve burgers gaan vaak alleen op hun persoonlijke ervaring af. Dit is nodig
om zichzelf eigenaar te voelen in de ontwikkelingen, maar het betekent ook
dat bewonersinitiatieven steeds opnieuw het wiel uitvinden in de lokale
context. Professionals kunnen informatie van buiten naar binnen halen en zelf
kennis delen, iets waar vrijwilligers in hun drukke werkzaamheden vaak geen
tijd en aandacht voor hebben. Kortom: de systeem- en leefwereld allebei
bedienen.
21
cover
Overheden zijn in dit nieuwe samenspel nog op zoek naar en passende rol, zo
laten de experimenten zien. Het is vaak wel de intentie om de burger centraal
te stellen, maar niet voordat een top-down gestuurd proces is doorlopen.
Institutioneel overleg is weliswaar noodzakelijk en cruciaal om tot mandaat en
goede samenwerking tussen institutionele spelers te komen, maar een
beleidscyclus biedt niet noodzakelijkerwijs een zachte landingsbaan voor
lokale pilots met burgers. Uit de experimenten in bijvoorbeeld De Achterhoek,
Hoeksche Waard en Zeeuws-Vlaanderen trekken de overheden de conclusie
dat ze in het vervolg directer moeten aansluiten bij lopende ontwikkelingen
en initiatieven. Loslaten, luisteren en faciliteren zijn kernwoorden in de lessen
die zij trekken. Dit is in lijn met wat onderzoekers naar burgerparticipatie al
jaren roepen.
Van onderop heeft toekomst, maar het mag niet zo zijn dat voortaan alleen
nog wordt ingezet op een veelheid van lokale projecten. Zowel de leefwereld
van bewoners als die van instituties zijn nodig om krimpvraagstukken fundamenteel aan te pakken. Er is behoefte aan focus en het maken van strategische keuzes op hoger schaalniveau. De experimenten laten zien dat
overheden, maatschappelijke partners en bedrijven, grote moeite hebben om
tot afstemming en sturing te komen, vooral in regionaal verband. Vernieuwende instrumenten om hen daarbij te helpen stranden op terughoudendheid binnen de eigen organisatie. Bewonersinitiatieven zijn geen alternatief
voor dit proces. Hoewel het belangrijk is burgers erbij te betrekken, nemen ze
dit niet zelf ter hand. Hun doelen liggen vaak op de kortere termijn en overstijgen zelden de grenzen van het dorp. Het is juist aan instituties om daadkracht te tonen in de langeretermijn opgaven op regionaal niveau. In een
volgende ronde experimenten zou de wisselwerking tussen lokale kracht en
bovenlokale regie meer centraal kunnen staan.
inhoud
1. Inleiding
2. Resultaten
3. Conclusie
Projectbeschrijvingen
2.5 Verdienmodellen
Een belangrijke voorwaarde voor de aanpak van projecten en processen in
krimp- en anticipeerregio’s is dat nieuwe aanpakken en projecten financieel
gezond zijn. Dat betekent een rendabele business case op korte en lange
termijn. Met voldoende kasstromen en middelen om een project op te starten
- zonder bij de start een overbelasting van vrijwilligers te krijgen - en
voldoende financiers die in het project geloven en het positief beoordelen. In
2014 onderzocht de Stec groep5 de financiële arrangementen op de woningmarkt in Zuid-Limburg en gaf aan dat gezonde projecten en denken in
kasstromen leidende principes zijn bij de aanpak in krimpregio’s.
Het realiseren van een rendabele business case is in krimp- en anticipeerregio’s lastiger dan in overdrukregio’s. Daar hebben business cases doorgaans
meer marges om minder rendabele planonderdelen te verevenen met
winsten op andere planonderdelen. Het realiseren van een rendabele business case in krimp- en anticipeerregio’s vraagt juist veel schaven en een
behoorlijke dosis creativiteit. Denk aan het realiseren van extra kasstromen
om op termijn tot sloop over te gaan. Door zelf energie op te wekken, vervalt
de energierekening en de mobiliteitsrekening van het elektrisch vervoer.
Onder meer dankzij de inzet van eigen (recyclede) materialen en vrijwilligersuren. Ook het regelen van voorfinanciering voor de eerste plankosten en het
regelen van de financiering zelf is makkelijker in overdrukregio’s. In de overdrukregio’s en bij grotere gemeenten zijn in de regel meer ‘potjes’ aanwezig
om deze startkosten voor te schieten. De partij die deze rol overneemt in
krimp- en anticipeerregio’s is de provincie. Bijna elke provincie heeft wel een
transitiefonds. Ook financiers zijn andere partijen dan in de overdrukregio’s.
Institutionele beleggers, grotere ontwikkelaars en buitenlandse beleggers
investeren nauwelijks tot niet in krimp- en anticipeerregio’s. Projecten zijn
aangewezen op de corporaties - voor zover zij mogen investeren -, lokale
financiers, marktpartijen, aannemers en andere partijen die genoegen nemen
met minder rendement.
5. De Stec groep (2014), Financiële arrangementen transitie woningmarkt Zuid-Limburg.
Uitgave provincie Limburg, Parkstad Limburg en ministerie BZK
Ondernemerskracht in krimpregio’s / 2. Resultaten
22
cover
Projecten stranden relatief vaker vanwege gebrek aan financiers of het niet
rond krijgen van de business case. Ook de gewijzigde regels vanuit de overheid (onder andere door de nieuwe Woningwet per 2015) zorgen voor knelpunten in de business case. Een voorbeeld is de verplichting om vastgoed te
waarderen op marktwaarde in plaats van waardering op bedrijfs- of historische
kostprijs. Business cases in Noordwelle, Parkstad Limburg en Wûns vallen
hierdoor opeens negatief uit. Ook het feit dat het niet langer mogelijk is om
beheer uit te voeren voor/door derden (om koopwoningen in beheer te
nemen en na voldoende kasstroom te slopen) leidt tot een extra knelpunt in
de business case.
Ondernemerskracht in krimpregio’s / 2. Resultaten
inhoud
1. Inleiding
2. Resultaten
3. Conclusie
Projectbeschrijvingen
Naast knelpunten in vastgoedfinanciering, is de financiering van ICT-infrastructuur, bijvoorbeeld bij de zorginfrastructuur zodat er meer zorg via ICT
geregeld kan worden, een knelpunt. In tegenstelling tot overdrukregio’s waar
vaak een concentratie van zorgbehoevenden en de nieuwste internetverbindingen beschikbaar zijn, is dat niet of minder het geval in krimp- en anticipeerregio’s. Ook hier lopen business cases vast op de bijzondere kenmerken in
deze regio’s: minder mensen per vierkante meter en het niet voorhanden zijn
van de laatste mogelijkheden van de digitale infrastructuur.
Een aantal experimenten laat echter zien dat met fondsvorming, het
oprichten van coöperaties voor zorg, energie en wonen en de inbreng van
eigen menskracht, middelen (zowel bij bewoners als bij bedrijven) en materialen wel degelijk een sluitende business case mogelijk is. Ook blijkt een
beperkte groep lokale en regionale financiers dan bereid om te investeren in
een project met een beperkt rendement. Hoe meer ondernemerskracht in
een dorp of regio voor handen, des te groter de kans op een rendabel verdienmodel. Een puur economische bril gericht op enkel rendement (zoals grotere
beleggers en institutionele partijen doen) is hier nauwelijks mogelijk. Naast
het financiële rendement gaat het in krimp- en anticipeerregio’s veel meer om
het maatschappelijke rendement. Niet investeren leidt tot verslechtering van
de leefbaarheid of de toename van bijvoorbeeld zorgkosten. Kosten en baten
liggen vaak niet bij dezelfde partij. Het daadwerkelijke verbinden van meerdere geldstromen gebeurt in de praktijk nog (te) weinig.
23
cover
inhoud
1. Inleiding
2. Resultaten
3. Conclusie
Projectbeschrijvingen
3. Conclusie en aanbevelingen
3.1 Conclusies: ondernemerskracht van bewoners en
bedrijven
Sinds 2009 is Nederland bezig met de aanpak van bevolkingsdaling in krimpgebieden en later in anticipeerregio’s. Toch is deze aanpak niet nieuw. Ook in
de jaren zeventig bekommerden we ons om de ontwikkelingen in bepaalde
regio’s, grotendeels dezelfde als de krimp- en anticipeerregio’s van nu. De
verschillen met omringende regio’s waar overdruk is, zijn sindsdien groter
geworden. Nederland wordt een land van verschillende dynamieken. Zeven
jaar experimenteren leert ons dat krimp begeleiden en bestrijden mogelijk is.
De tweede ronde krimpexperimenten laat zien dat ‘van onderop’ de toekomst
heeft. Bewoners en bedrijven boeken eerder beter resultaat, al is er focus
nodig om tot daadwerkelijk resultaat te komen. Een van de achterliggende
redenen is dat ook de ondernemerskracht van bewoners en bedrijven nodig
is, omdat er bijna geen andere investeerders meer over zijn in deze gebieden.
Tot slot constateren wij een enige behoudendheid en soms gebrek aan kennis
(uit andere krimpregio’s of uit het buitenland) bij lokale overheden en partijen
om dit vraagstuk adequaat aan te pakken.
Vier vraagstukken blijven nog onbeantwoord
1. Wie betaalt de rekening van krimp bij bijvoorbeeld sloop van overtollig of
leegstaand vastgoed, of bij zorg aan huis in afgelegen krimpregio’s? Het
bevorderen van leefbaarheid is gedeeltelijk mogelijk dankzij de ondernemerskracht en vrijwillige inzet , maar zal deels ook door derden gefinancierd moeten worden. De zoektocht naar alternatieve (maatschappelijk)
verdienmodellen blijft nodig. Met enkel een financiële blik blijft het vraagstuk voor krimpregio’s naar verwachting onbeantwoord. Een bredere blik
gericht op maatschappelijk kosten en baten is gewenst, alsmede een
Ondernemerskracht in krimpregio’s / 3. Conclusie en aanbevelingen
aanpak waarbij differentiatie mogelijk is per regio. De ene krimpregio heeft
meer perspectief op de lange duur dan de andere. En dat betekent nog
meer dan nu differentiëren tussen overdruk in groeiregio’s en onderdruk in
krimpregio’s.
2. Er zitten grenzen aan de inzet van vrijwilligers/bewoners. Overal in
Nederland verwachten we veel van de participatiesamenleving, maar dit
vraagt om een hernieuwde zoektocht naar evenwicht tussen bewonersinitiatieven met vrijwillige inzet en de bijdrage van professionele instituties.
3. Moeten we structureel naar een ander schaalniveau van aanpak: de
regio? Van onderop heeft de toekomst, maar dat wil niet zeggen dat we
ook op dat schaalniveau de vraagstukken moetenaanpakken. Op dit
moment is de gemeente vaak nog het schaalniveau waarop geëxperimenteerd wordt, hoewel sommige regio’s, zoals de Achterhoek, al stappen
zetten naar een regionale aanpak.
4. Krimpregio’s vanuit Europees perspectief en in stad-platteland-perspectief bekijken. Wat bieden de randen van Nederland aan de steden en
aan gebieden in Duitsland en België? En wat kunnen kwaliteiten als ruimte
voor rust, natuur en duurzaamheidsontwikkelingen de steeds grotere druk
op onze steden bieden?
24
cover
3.2 Aanbevelingen
Aanbevelingen voor het Rijk
1. Blijf aanwezig en zichtbaar in krimp- en anticipeerregio’s. Experimenteren is vallen en opstaan. Het gaat hierbij niet alleen om inbreng van
kennis en ervaring, maar ook om politieke en morele steun. Wees als Rijk
zichtbaar bij experimenten: experimentpartners vinden directe korte lijnen
naar de verschillende ministeries belangrijk. Toon belangstelling en wees
het oliemannetje op rijksniveau tussen de verschillende departementen en
directies.
2. Ondersteun de regio’s met bruikbare kennis en praktische handreikingen bij complexe onderwerpen, zoals het in evenwicht brengen van
vraag en aanbod op de vastgoedmarkt. Vanuit het besef dat de financiële
rendementen en dus de marges, klein zijn is alle technische, juridische en
fiscale hulp bruikbaar.
3. Heb oog voor regionale verschillen en maak meer onderscheidend
situationeel beleid mogelijk. De regionale verschillen tussen krimp- en
anticipeerregio’s zijn groot. Elke regio heeft een andere geschiedenis, een
andere economie, bouwcultuur, ’volkscultuur’ en een ander stemgedrag.
4. Zet bij een derde ronde krimpexperimenten in op procesondersteuning én het wegnemen van belemmerende wet- en regelgeving. In de
tweede ronde experimenten kon het Rijk weinig betekenen op dit gebied.
Verzoeken vanuit de regio, zoals de motie Van Vliet6, beantwoorden niet
aan de gevraagde snelheid van actie en handelen die vereist zijn in krimpen anticipeerregio’s.
6. Motie Van Vliet (8 oktober 2015, 4 februari 2016) verzoekt de regering, experimenten in
krimpgebieden mogelijk te maken door tijdelijke verhuur van extra aangekochte leegstaande
panden vrij te stellen van verhuurderheffing.
Ondernemerskracht in krimpregio’s / 3. Conclusie en aanbevelingen
inhoud
1. Inleiding
2. Resultaten
3. Conclusie
Projectbeschrijvingen
Aanbevelingen lokaal en regionaal
1. Zorg dat de gemeentelijke organisatie is ingericht op het faciliteren
van initiatieven van onderop. Realiseer een andere inrichting van de
gemeentelijke organisatie en creëer een daadwerkelijke cultuuromslag in
het ambtelijk en bestuurlijk handelen. Geef, zolang die omslag nog niet is
gemaakt, helder de verwachtingen weer richting initiatiefnemers. Dit betekent af en toe ook dat de gemeente buiten de aanpak moet handelen en
denken die ze jarenlang heeft gevolgd.
2. Zorg dat de aanpak van het experiment hoog op de ambtelijke en
bestuurlijke agenda staat. Een actieve gemeente kan echt het verschil
maken in de realisatie van het experiment.
3. Werk alleen mee aan experimenten als die goed zijn ingebed in een
gecoördineerde regionale aanpak. De aanpak van demografische verandering vraagt eerst om een regionale afstemming en visie, vervolgens om
een invulling van onderop.
Witte vlekken in de krimpaanpak
Is in de tweede ronde veel nieuwe ervaring opgedaan met burger- en ondernemersinitiatieven, nieuw was de aandacht voor de economische vitaliteit.
Halverwege 2016 start de derde ronde krimpexperimenten. Er zijn voor een
derde ronde nog enkele witte vlekken:
Mobiliteit: in de toekomst maakt mobiliteit enorme veranderingen door
vanwege technologie (deelapps, zelfrijdende auto’s, elektrisch vervoer). Krimpregio’s die nu nog met beperkt openbaar vervoer kampen, kunnen met zelfrijdende auto’s andere mogelijkheden voor bereikbaarheid benutten.
25
cover
Jongeren: tot nu toe is deze groep nog onderbelicht op het platteland. Door
de sterke vergrijzing is de aandacht primair uitgegaan naar ouderen. Vooral
jongeren tussen 15 en 30 jaar verlaten het platteland, onder meer omdat voor
jongeren met MBO 2- en 3-niveau weinig werkgelegenheid is in krimpregio’s.
Hoe houden we deze jongeren toch vast in de regio? Is dat mogelijk en wenselijk?
Relatie stad-platteland: deze onderlinge relatie is nog zeer beperkt via experimenten uitgewerkt. Activiteiten zijn of op de stad, of op het platteland
gericht. Een wederzijdse afhankelijkheid is er nog nauwelijks. Welke mogelijkheden bieden stad en platteland elkaar? Welke financiering en/of wederzijdse
betrokkenheid en afhankelijkheid bieden deze bredere aanpak?
Relatie burgerinitiatief-regionale aanpak: tot nu toe zijn de experimenten
gericht op burgerinitiatieven of de institutionele regionale aanpak. Een
verbinding tussen beide schaalniveaus vindt nog onvoldoende plaats. De
aanpak van onderop heeft de toekomst, maar kan niet zonder een goede
inbedding in de regionale aanpak.
Verder zijn binnen de bestaande pijlers wonen, voorzieningen en economische vitaliteit nog niet alle oplossingen voorhanden. Bij wonen is het vraagstuk van het overschot van goedkope koopwoningen nog steeds niet
opgelost. Het blijft een probleem van de eigenaar (vanuit financieel oogpunt)
en van de gemeente (vanuit leefbaarheid). Bij voorzieningen en zorg is het
vraagstuk van het leveren van voldoende kwaliteit bij de zwaardere en meer
gespecialiseerde zorg in kleine krimpdorpen nog onvoldoende beantwoord.
Zorgpartijen zijn nog te weinig ingericht op een andere manier van zorg
verlenen in krimpregio’s, terwijl bewoners maar beperkt zijn toegerust om dit
zelf te doen. Bij economische vitaliteit hebben we nog onvoldoende zicht op
de nieuwe economieën op het platteland.
Ondernemerskracht in krimpregio’s / 3. Conclusie en aanbevelingen
inhoud
1. Inleiding
2. Resultaten
3. Conclusie
Projectbeschrijvingen
26
cover
inhoud
1. Inleiding
2. Resultaten
3. Conclusie
27
Projectbeschrijvingen
Deel 2: Projectbeschrijvingen
Experimenten bevolkingsdaling
Experimenten bevolkingsdaling
Lauwersmeer
St Jan Kloosterburen
Lauwersmeer
Lioessens
Lioessens
Dit hoofdstuk bevat de projectbeschrijvingen van alle veertien
experimenten.
Anticipeer
gebieden
De projectbeschrijvingen bevatten negen aspecten: de tijdlijn
met de belangrijkste gebeurtenissen, context/aanleiding, procesorganisatie, het doel van het
experiment, interventies, resultaten, effecten, een reflectie Krimp
en de conclusie
gebieden
(inclusief succes- en faalfactoren).
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
Project Duurzaam wonen Leveroy 28
Tweelingproject coöperaties Friesland: Lioessens-Morra 32
Tweelingproject coöperaties Friesland: Wûns 36
Project Hoogbouwflats Parkstad 41
Burgerinitiatief
Project Upgrade 48
Project 0-euro aanpak 52
Project Financiële en juridische instrumenten tegen leegstand 56
Wonen
Project Waddenland 62
Project De Achterhoek zorgt voor morgen 66
Project SAAM& 71
Economie
Project GoudOud in Warffum 76
Project Duurzaam dorpshuis Noordwelle 82
Project Hoeksche waardevolle voorzieningen 88
Project St. Jan/Kloosterburen 93
Zorg en
St Jan Kloosterburen
WÛns
Warffum
Noord-Holland-Noord
Winschoten
Winschoten
Noord-Holland-Noord
Hoeksche waard
Hoeksche waard
Achterhoek
Noordwelle
Achterhoek
Aardenburg
Noordwelle
Leveroy
Leveroy
Aardenburg
Zeeuws Vlaanderen
Zeeuws Vlaanderen
Parkstad Limburg
Parkstad Limburg
voorzieningen
Anticipeer
gebieden
Ondernemerskracht in krimpregio’s / Projectbeschrijvingen
WÛns
Krimp
gebieden
Burgerinitiatief
Wonen
Economie
Zorg en
voorzieningen
cover
inhoud
1. Inleiding
2. Resultaten
3. Conclusie
Projectbeschrijvingen
1. Project Duurzaam wonen Leveroy
Tijdlijn met belangrijkste gebeurtenissen
Wanneer
Wat
Toelichting
2013
Start project
Gemeente start met project
2013-11
Gemeentelijke informatieavond in Leveroy.
Gemeente informeert over de toekomst van het
gemeenschapshuis, een verzorgingstehuis dat niet
gebouwd gaat worden door veranderende regelgeving. Daardoor ontstaat voor ouderen de noodzaak
om zelf hun woning levensloopbestendig te maken.
bevolking in een economische crisis, moeten ouderen langer zelfstandig in hun
eigen woning en dorp kunnen blijven wonen. Daarbij is het belangrijk dat het
pand courant is en blijft, gelet op het zorgvriendelijke karakter, maar ook qua
onderhoud en eventuele duurzaamheidsmaatregelen. In een krimpregio is het
van nog groter belang dat het pand courant is bij verkoop, mits ouderen naar
een verzorgingstehuis moeten gaan. Vanuit de inwoners van het dorp Leveroy
ontstond het initiatief om een voorlichtings- en bewustwordingsproject te
starten voor alle 50-plussers in het dorp met een eigen woning.
Leveroy gekozen als dorp.
2014-4
Informatieavond voor
huiseigenaren (50-plussers) Leveroy.
Circa zeventig huiseigenaren zijn uitgenodigd, circa
vijftig bewoners zijn aanwezig en krijgen een
quickscan mee naar huis.
2014-5
Enquête onder huiseigenaren.
Vijftien ingevulde quickscans komen retour.
2014-10
Advies over aanpassing
huis.
Ouderenconsulent geeft tien huiseigenaren een
advies voor aanpassing van de woning.
2014-10
/ 2015-7
Aanpassingen in huis.
Vier huiseigenaren passen hun woning aan.
Aanpak tuinen.
Huiseigenaren geven signaal dat het onderhoud van
tuinen lastig is.
Keuze tweede dorp.
Nederweert Eind heeft interesse in vergelijkbare
aanpak.
2016 1
Procesorganisatie
De werkgroep Duurzaam Wonen Leveroy, die onderdeel uit maakt van de
Gemeenschapsraad Leveroy, trekt het project. Deze bewonerswerkgroep
bestaat uit betrokken bewoners uit het dorp en wordt ondersteund door de
welzijnsorganisatie Vorkmeer. De gemeente Nederweert faciliteert de werkgroep door financiering van het project (via gelden van Platform31). Platform31
is als adviseur betrokken bij het project. Verder heeft een aantal partijen op
bepaalde tijdstippen meegedaan aan het traject: Rabobank Weerterland en
Kranendonk, Zorginstelling Land van Horne, Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederland, VAC Weert
Doel experiment
Context/aanleiding
De kern Leveroy in de gemeente Nederweert telt circa duizend inwoners. Een
groot deel daarvan zijn ouderen, die in de meeste gevallen een eigen woning
bezitten. Door de scheiding van wonen en zorg in de wet en de afname van de
Ondernemerskracht in krimpregio’s / Projectbeschrijvingen / 1. Project Duurzaam wonen Leveroy
Bij aanvang van het project was de kern Leveroy nog niet gekozen door de
gemeente Nederweert. De gemeente heeft vier algemene doelen geformuleerd:
1. Bewustwording vergroten over ‘Hoe courant is uw pand?’ bij een van de
kernen in Nederweert.
28
cover
2. Trainingen en rondetafelgesprekken die eigenaren en bewoners tools
geven voor het vergroten van de courantheid. Wat kunnen ze zelf doen, wat
kunnen ze samen doen?
3. Doorvertaling naar gemeente en banken: hoe kan de gemeente via verleidingsplanologie en ‘passende bankarrangementen’ bewoners/eigenaren
stimuleren om goed te investeren?
4. Uitrolbare handreiking andere kernen in Nederweert en andere kernen in
krimp- en anticipeergebieden.
Na het toekennen van het project in Leveroy is het projectdoel concreter geformuleerd door de bewoners: de inwoners van vijftig jaar en ouder met eigen
woningbezit doordringen van het belang om tijdig na te denken en maatregelen te treffen om de woning zo veel mogelijk levensloopbestendig en duurzaam te maken.
De belangrijkste uitdagingen die de gemeente bij de start formuleerde:
–– Houding wijzigen bij bewoners/eigenaren. De ‘Sense of urgency’ vergroten
dat bewoners/eigenaren invloed hebben. Afnemen ‘angstdenken’ in krimpgebieden.
–– Uitgebreide tools ontwikkelen om eigenaren/bewoners te verleiden en te
trainen, en het gesprek goed met ze aangaan.
–– De gemeente een nieuwe rol geven: anderen verleiden dingen mogelijk te
maken (verleidings- of triggerplanologie).
Interventies
De gemeente Nederweert heeft tevoren een aantal uitkomsten van het experiment geformuleerd:
–– Bewustzijn onder eigenaren/bewoners vergroten.
–– Zakelijkheid onder eigenaren/bewoners van woningen vergroten;
–– Angst verminderen. Risico’s in de lokale woningmarkt verminderen;
–– Matige investeringen vermijden. Goede investeringen bevorderen;
–– De relatie tussen bewoners, hun straat en de kern optimaliseren;
Ondernemerskracht in krimpregio’s / Projectbeschrijvingen / 1. Project Duurzaam wonen Leveroy
inhoud
1. Inleiding
2. Resultaten
3. Conclusie
Projectbeschrijvingen
–– De relatie tussen investeringen van eigenaren/bewoners en hun omgeving
(gemeente, zorginstellingen, banken) verbeteren;
–– Een bijdrage leveren aan actief burgerschap en burgervitaliteit.
Het project vond plaats in vier fasen.
Fase 1: Trainingen en rondetafelgesprekken ontwikkelen, gericht op particulieren. Bewustwording, marketing, enthousiasmering en aankondiging onder
particulieren.
De werkgroep Duurzaam wonen Leveroy heeft een informatieavond georganiseerd om huiseigenaren van vijftig jaar en ouder te informeren. De werkgroep
heeft steeds externe deskundigen uitgenodigd om bewustwording te creëren.
Bijvoorbeeld zorginstelling Land van Horne, die aangaf dat de wetgeving
rondom zorg veranderd is. Of een bank, die de financiële mogelijkheden voor
ouderen liet zien. En een ouderenconsulent gaf advies over aanpassingen in
huis om langer zelfstandig thuis te kunnen blijven wonen.
Fase 2: Trainingsmodules en keukentafelgesprekken voeren in de kern.
De werkgroep heeft een seniorenadviseur opdracht gegeven om quickscans te
laten uitvoeren en een adviesrapport op te stellen. Tien huiseigenaren hebben
dit advies laten opstellen. De seniorenadviseur kwam ter plekke langs met
concrete adviezen voor in en om het huis.
Fase 3: Vertaling naar ruimtelijk beleid (verleidingsplanologie, acties gemeente,
training gemeentemedewerkers) en andere acties, waaronder die van banken
en zorginstellingen.
Tegelijkertijd heeft de werkgroep verkend of andere instanties bewoners
zouden kunnen ondersteunen. De Rabobank en de SVN hebben bijvoorbeeld
meegedacht over mogelijkheden om de waarde van de woning nu al te verzil-
29
cover
veren, waardoor aanpassingen gefinancierd zouden kunnen worden. De Rabobank bleek hiertoe geen nieuwe mogelijkheden te hebben. SVN heeft wel een
blijverslening opgesteld. Alle huiseigenaren bleken in staat de aanpassingen uit
eigen middelen te financieren. Ook bleken er geen andere ruimtelijke aanpassingen nodig te zijn vanuit de kant van de gemeente. Zes woningen zijn aangepast. Ook is er een plan gekomen voor het onderhoud van de grote tuinen.
Fase 4: Evalueren en conclusies trekken met kern, bewoners en partijen als
gemeente en bank. Inclusief korte handreiking/leaflet over bevindingen.
De uitkomsten zijn geëvalueerd met de gemeente Nederweert, de werkgroep
en Platform31. De bewoners waren zeer tevreden. Niet alleen is de doelstelling
bewustwording bereikt, maar huiseigenaren hebben ook aanpassingen in de
woningen laten doen.
Resultaten
Op de informatieavond in april 2014 waren ongeveer vijftig ouderen (dertig
huishoudens) aanwezig. Daarvan hebben vijftien een quickscan laten uitvoeren.
Tien huiseigenaren kregen een woonverbeteradvies van de ouderenconsulent.
Vier huiseigenaren hebben op basis van het advies hun woning aangepast. De
andere zes hebben gezien hun leeftijd en gezondheidssituatie besloten de
aanpassingen nog even niet te laten uitvoeren. Zij zijn nu goed op de hoogte
van de mogelijkheden en noodzakelijke aanpassingen. Een aandachtspunt
hierbij is dat ouderen vaak te laat de daadwerkelijke aanpassingen uitvoeren.
Hierbij gaat het om zorgvriendelijke aanpassingen in de badkamer, bij de trap,
de kelder.
In Leveroy zijn zeventig huiseigenaren ouder dan vijftig jaar. De werkgroep
Duurzaam Wonen Leveroy is via allerlei sociale netwerken goed verbonden met
de inwoners van het dorp en heeft niet het idee dat er ouderen buiten de boot
vallen.
Ondernemerskracht in krimpregio’s / Projectbeschrijvingen / 1. Project Duurzaam wonen Leveroy
inhoud
1. Inleiding
2. Resultaten
3. Conclusie
Projectbeschrijvingen
Effecten
Het experiment was gericht op bewustwording en het treffen van noodzakelijke
maatregelen. Die doelstelling is behaald. Een bijkomend effect was dat er een
ander probleem aan het licht kwam: de grote tuinen (en daarmee het onderhoud) in Leveroy. Bewoners bleken meer zelf te kunnen dan aanvankelijk
gedacht. In het gemeenschapshuis is onder meer een inloopcafe opgezet en
een klusjesteam samengesteld.
Voor de institutionele partijen is er mogelijk nog meer veranderd. Niet alleen de
gemeente, maar ook bedrijven als SVN en de provincie Limburg kwamen met
financieel ondersteunende maatregelen. In Leveroy kwam SVN vrijwel voor het
eerst in aanraking met een afname van het aantal inwoners, de effecten van de
scheiding van wonen en zorg en de noodzaak voor ouderen om langer thuis te
blijven wonen. Dit project heeft de SVN mede geïnspireerd om een aantal
projecten in kaart te brengen1 en de wens van gemeenten om hierbij te ondersteunen door middel van een lening. Op verzoek van het aanjaagteam Langer
zelfstandig thuis introduceerde de SVN in 2015 de blijverslening, die het
ouderen mogelijk maakt om langer zelfstandig te blijven wonen in de eigen
koopwoning. Uiteindelijk heeft geen van de bewoners gebruik gemaakt van
deze blijverslening, omdat allen de beperkte aanpassingen zelf konden financieren. Ook de provincie Limburg zag het probleem van de particuliere woningvoorraad en richtte een ‘Transitiefonds’ op. Dit Transitiefonds is onderverdeeld
in drie compartimenten:
–– compartiment 1a: Borgstelling en leningen voor kwantitatieve én kwalitatieve transitieopgave;
–– compartiment 1b: Subsidies voor kwantitatieve én kwalitatieve transitieopgave;
–– compartiment 2: Sloopfonds (subsidie).
1. Triest. N & E. Schellekens (2014), Langer thuis, Toekomstbestendig wonen begint vandaag.
Uitgave: Platform31
30
cover
Het dorp Leveroy heeft, voor zover bekend, ook geen gebruik gemaakt van dit
fonds. De beperkte aanpassingen zijn door de bewoners zelf gefinancierd. Kanttekening is dat beide constructies niet op elkaar aansluiten en andere voorwaarden kennen.
Reflectie
Een bijkomend effect van dit experiment was de discussie over de inzet van
vrijwilligerswerk versus betaald werk. De bewoners vonden dat er veel van hen
verwacht werd en dat de inspanning niet altijd in verhouding stond met de
betaalde krachten die hen ondersteunde. Tegelijkertijd laat het experiment zien
dat de kracht van bewoners groot is en dat als het uit henzelf komt (intrinsieke
motivatie), bewoners veel zelf kunnen doen. Binnen deze werkgroep was een
goed team werkzaam. De bewoners vulden elkaar goed aan qua expertise, vaardigheden en contacten in het dorp.
De gemeente koos in het verkiezingsprogramma voor een omslag naar de
kernenaanpak, waarbij de wens van de burger centraal staat. De gemeente
zocht in het begin naar de juiste rol die ze in dit proces moet spelen. Het was
lastig om de gemeente los te weken van de normale patronen, waarbij de overheid graag topdown de zaken regelt. Binnen de gemeente was een discrepantie
in de wijze waarop dit proces gestalte moest krijgen: topdown vanuit de invalshoek ‘wonen’ (de harde sector), en bottum-up vanuit de welzijnskant (de zachte
sector), die veel meer de positie en rollen van de inwoners zelf wenste te benadrukken. Dit leidde intern tot discussie en herbezinning op de rol van de ambtenaar als ondersteuner van een proces dat bewoners zelf trekken. Uiteindelijk
heeft dit geleid tot een omslag in denken en doen bij vele andere projecten die
nadien zijn gestart. Er is meer aandacht gekomen voor co-creatie bij zaken die
voorheen te zeer ‘vanuit het gemeentehuis werden gedirigeerd’.
Ondernemerskracht in krimpregio’s / Projectbeschrijvingen / 1. Project Duurzaam wonen Leveroy
inhoud
1. Inleiding
2. Resultaten
3. Conclusie
Projectbeschrijvingen
Conclusie (inclusief succes- en faalfactoren)
Het werken vanuit de vraag van een bewonersgroep kostte de meeste leertijd.
Vanuit het welzijnswerk, de bewoners zelf en de gemeente zijn er conclusies te
trekken:
–– Het welzijnswerk werkt vanuit de eigen kracht van de burger. Dat is een
aanvaard uitgangspunt. Maar in dit nieuwe proces in Leveroy was wellicht
een meer actieve en sturende houding (op momenten) wenselijk geweest.
Vorkmeer nam op een bepaald moment meer de lead dan eigenlijk zou
moeten, maar dit was nodig om het project vlot te trekken.
–– De vrijwilligers willen (bewust) veel zaken zelf doen, en dat is zeer lovenswaardig. Maar het is ook een valkuil, omdat de kritiek kan rijzen dat de vrijwilligers zonder vergoeding het meeste werk verrichten, terwijl de betaalde
professionals aan de zijlijn meekijken.
–– Het project in Leveroy heeft er mede voor gezorgd dat de gemeente meer
aandacht heeft gekregen voor de bottum-up benadering en voor de
actieve rol die de burgers kunnen vervullen in lokale en wijkgebonden
projecten/processen. Co-creatie is geïntroduceerd en gemeengoed
geworden. Samen Doen maakt onderdeel uit van de slogan van de
gemeente Nederweert.
De eindconclusie is dat met relatief weinig middelen, en met inzet van vrijwilligers met een goed bestaand netwerk, daadwerkelijk aanpassingen in woningen
zijn uitgevoerd om ouderen langer thuis te laten wonen. Hiermee is het
geslaagd experiment.
31
cover
inhoud
1. Inleiding
2. Resultaten
3. Conclusie
Projectbeschrijvingen
2. Tweelingproject coöperaties Friesland:
Lioessens-Morra
Tijdlijn met belangrijkste gebeurtenissen
Wanneer
2013-8
2014-3
Wat
Toelichting
Wanneer
Wat
Terugtrekstrategie Thús
wonen bekend
Thús wonen maakt bekend dat in een aantal Friese
dorpen op termijn geen huurwoningen meer verhuurd worden, waaronder in Lioessens en Morra.
2015
Methodiek ‘bewoners op
eigen kracht’ ontwikkeld
door professionele initiatiefnemers.
Partoer, Urban Image en TWA architecten ontwikkelen methodiek waarmee dorpen op eigen kracht
zonder sociale verhuurder verder kunnen gaan.
Initiatiefnemers maken
gebruik van reeds ontwikkelde kennis en het netwerk van initiatiefnemers
en gaan van start.
2015-4
Zoektocht naar een dorp:
passief.
Via lokale en sociale media en via gemeenten oproep naar dorpen. Respons van dorpen is miniem.
Maatschappelijke organisaties geven wel aan dat zij
openstaan voor financiering van een dorp-coöperatie.
Drie bewonerswerkgroepen (wonen, zorg, duurzaamheid) onderzoeken
mogelijkheden in beide
dorpen.
2016
Werkgroep wonen doet
eigen onderzoek naar
woon-, zorg- en energiewensen in het dorp.
Zoektocht naar een dorp:
semi-actief,
2014-8
Presentaties in potentieel geschikte dorpen door
initiatiefnemers en dorpen-coördinator. Bijeenkomsten zijn zeer nuttig voor professionals: zo ontstond
brede bekendheid met het initiatief.
Toelichting
KAW voert uit.
Twee dorpen in beeld,
maar die haken toch af.
Context/aanleiding
Topdown zoeken wordt
bijna gestaakt.
In Noordoost Friesland trekt de woningbouwcorporatie Thús Wonen zich terug
uit de kleine kernen. Dit doet de corporatie door woningen op de markt aan te
bieden zodra deze vrij komen, of als een huurder daar om vraagt. De woningmarkt stagneert echter meer en meer. In dit experiment wordt samen met een
dorp gewerkt aan oplossingen van dit probleem. Is het mogelijk dat een dorp de
woningen overneemt en zelf gaat verhuren? Hoe moet dat? Welke risico’s zijn
eraan verbonden en hoe los je deze risico’s op?
Bij toeval meldt dorp
Lioessens zich bij initiatiefnemers, die zelf al aan de
slag zijn gegaan.
Ondernemerskracht in krimpregio’s / Projectbeschrijvingen / 2. Tweelingproject coöperaties Friesland: Lioessens-Morra
32
cover
inhoud
1. Inleiding
2. Resultaten
3. Conclusie
Projectbeschrijvingen
Procesorganisatie
Interventies
Initiatiefnemers zijn TWA architecten, UrbanImage, Thús Wonen en Partoer.
Sparringpartners/co-financiers zijn Platform31 en Provincie Friesland.
Dorpen worden eerst passief benaderd (via lokale en sociale media en via
gesprekken met gemeenten) en later meer semi-actief (via presentaties door
initiatiefnemers en de dorpen-coördinator aan potentieel geïnteresseerde
dorpen). Uiteindelijk worden bij toeval (een contact van een van de initiatiefnemers) twee dorpen gevonden die mee willen doen aan het experiment: Lioessens en later ook Morra. De dorpen gaat een uitbreide verkenningsfase in,
waarin zij beroep doen op financiële ondersteuning van onder meer It nije
doarp.
Doel experiment
Bewoners verleiden om zich in een dorp-coöperatie te verenigingen, om zo op
termijn het niet beschikbaar zijn van sociale huurwoningen in bepaalde dorpen
op te lossen. En mogelijk ook andere vraagstukken op te lossen die spelen in
een krimpdorp (zoals leefbaarheid en vergrijzing). Op basis van een door vier
initiatiefnemers ontwikkelde procesaanpak een dorp vinden, dat zelf draagvlak
regelt en de uitvoering op zich neemt.
Criteria voor de zoektocht naar dorpen:
–– Een dorp waar Thús Wonen huurwoningen bezit en dat zij heeft aangeduid
als een dorp waar zij zich op termijn uit gaat terugtrekken;
–– Een maximaal aantal huurwoningen van negen, om zo geen verhuurdersheffing te hoeven betalen;
–– Een dorp waarbij de initiatiefnemers het gevoel hebben dat het dorp zelf
het initiatief in het proces over wil en kan nemen.
Om soepel van start te kunnen gaan hebben de initiatiefnemers een aantal
zaken van te voren geregeld:
–– Financiering van de geplande begeleiding van het dorp;.
–– De mogelijk betrokken gemeenten (Kollumerland, Dongeradeel, Dantumadeel) op de hoogte brengen van het experiment; .
–– De provincie Friesland op de hoogte brengen;
–– Een projectplan uitwerken met daarin een stappenplan voor het opstarten
van het proces in het dorp.
Ondernemerskracht in krimpregio’s / Projectbeschrijvingen / 2. Tweelingproject coöperaties Friesland: Lioessens-Morra
De belangrijke vragen in het dorp zijn voor wie er in de toekomst gebouwd
moet en kan worden, welke woningen (huur en koop) levensloopbestendig zijn
en welke mogelijkheden modulair en tijdelijk bouwen biedt voor deze dorpen
(zodat uitbreiding en inkrimping mogelijk is). Ook is het dorp geïnteresseerd in
de ruimtelijke kwaliteit van de woningen en woonomgeving. Extra nadruk ligt in
de verkenning op de juridische en financiële aspecten van het exploiteren van
huurwoningen. Ook is ingezoomd op vraagstukken omtrent zorg en voorzieningen (huidig aanbod, gewenst aanbod gezien de krimp, en reële mogelijkheden voor vrijwillige, informele en formele zorg). Tot slot staat de vraag
centraal wat bewoners individueel en als collectief kunnen doen op weg naar
een zelfvoorzienend, energieneutraal dorp.
Resultaten
Na vijf maanden zijn twee dorpen gevonden. In Lioessens wonen 380 inwoners,
in Morra circa 180. Beide dorpen liggen in de gemeente Dongeradeel en liggen
op korte afstand van elkaar. Thús wonen heeft in Lioessens vierentwintig huurwoningen en in Morra zeven uit de periode 1975-1990. De leden van beide
dorpsbelangen zien kansen in het bezitten, beheren en exploiteren van huurwoningen. Een ondernemer in Lioessens is bereid om op eigen initiatief twee
huurwoningen te realiseren die al gepland waren door Thús wonen. De verschillende werkgroepen (wonen, duurzaamheid en zorg) werken intensief samen
33
cover
met Thús Wonen. Bewonerswerkgroepen brengen de informele/vrijwillige zorgdiensten in beeld. Dit resulteerde in samenwerking met Het Bolwerk een
welzijnsorganisatie. Zij faciliteren de organisatie van het vrijwilligerswerk, zodat
vraag en aanbod bij elkaar komt. Circa tien bewoners hebben hier gebruikt van
gemaakt (onder meer financiële ondersteuning, zorgondersteuning, tuinonderhoud en klusjes in huis). Een andere werkgroep heeft nagedacht over het genereren van structurele inkomsten door collectieve inkoop en het zelf opwekken
en gebruiken van duurzame energie. Vijfentwintig mensen zijn inmiddels overgestapt naar energiecoöperatie Us kooperaasje Fryslan. Deze energiecoöperatie is aangesloten bij NLB, dat door de drie noordelijke provincies is opgericht
en duurzame energie inkoopt. Ook de dorpshuizen worden door zonnepanelen
energiezuinig gemaakt. Tot slot onderzoeken de dorpen de woonwensen en
gaat een private partij in gesprek met Thús wonen om op de grond van Thús
Wonen drie woningen te realiseren.
De dorpen hebben contact gezocht met het Friese dorp Wûns, dat al een aantal
stappen verder is met het opzetten van een coöperatieve vereniging voor huurwoningen. De eerste indruk bij de bewoners was dat dit model te veel tijd en te
veel risico met zich mee brengt. In de gemeente Dongeradeel is in de eerste
ronde krimpexperimenten in vier andere dorpen geëxperimenteerd met Dorp
Ontwikkelings Maatschappijen (DOM). Daarbij verdelen bewoners zelf subsidies
van de gemeente voor verbetering van de woningen en/of woonomgeving,
onder de inwoners. Ook deze dorpen hebben tevoren brede analyses gemaakt
van de toekomstmogelijkheden van het dorp.
De zoektocht heeft de professionele partijen veel geleerd over het vergroten
van kennis over de aanpak van krimp en over het creëren van bewustwording.
Effecten
Wat startte als een experiment gericht op het verdwijnen van sociale huur in
Friese dorpen in de toekomst, mondde uit in een brede verkenning naar alle
Ondernemerskracht in krimpregio’s / Projectbeschrijvingen / 2. Tweelingproject coöperaties Friesland: Lioessens-Morra
inhoud
1. Inleiding
2. Resultaten
3. Conclusie
Projectbeschrijvingen
activiteiten in twee dorpen en de effecten van demografische verandering in
die twee dorpen. Een beweging die veel krimpdorpen meemaken. Bewoners
kijken niet sectoraal en kijken verder dan de stenen. Ook de fysieke en sociale
omgeving van de huurwoningen wordt bekeken, inclusief zorg en energie. Door
een wisseling in de directie van Thús Wonen, is er een andere wind gaan waaien.
Deze is minder gericht op de verstrekstrategie en meer op het ondersteunen
van bewoners die zichzelf niet redden op de woningmarkt. Thús wonen heeft
ook in deze periode een aantal huurwoningen opgeknapt. Door deze methodiek is er beweging in het dorp gekomen. Ook de landelijke aandacht vanuit het
ministerie van BZK en Platform31 gaf de bewoners energie om aan de slag te
gaan.
Reflectie
Het proces dat Lioessens en Morra doormaken is nieuw voor deze dorpen, maar
vele andere krimpdorpen maken deze fases door. Dorpen zijn nog zeer beperkt
in staat van elkaar te leren en maken vaak hun eigen proces door. Een van de
redenen hiervoor is dat sommige wijzen van aanpak (bijvoorbeeld het opzetten
van een coöperatie voor huurwoningen) niet eenvoudig te doorgronden zijn.
Daardoor haken bewoners sneller af. In Lioessens en Morra werken bewoners
samen met professionals, maar behouden zij de regie. Het voordeel van de
betrokkenheid van professionals was dat het dorp makkelijk gebruik kon maken
van de professionele contacten en financiën. Uit de eerste ronde krimpexperimenten weten we dat als er geen intrinsieke motivatie is van dorpen/bewoners, bijna geen enkele aanpak van professionals kans van slagen heeft. Nadeel
is dat de zoektocht van professionals tijd en geld kost en de vraag dient zich
aan of die kosten opwegen tegen de uiteindelijke baten. Na een paar jaar is er
wel een goed proces en energie in de dorpen, maar is er feitelijk nog weinig
veranderd.
Verder werden bij de start van de zoektocht drie criteria gesteld voor de zoektocht. In retroperspectief kan men zich afvragen of de randvoorwaarde van
34
cover
maximaal negen huurwoningen per dorp, niet overbodig is gebleken. Uiteindelijk heeft Lioessens met meer dan negen huurwoningen toch meegedaan.
Daarnaast blijkt de kwaliteit van de bewoners van groot belang, net als bij
andere bewonersinitiatieven. Ook in deze dorpen treffen we bewoners die in de
dagelijkse werkpraktijk veel ervaring hebben met de gemeente (bijvoorbeeld
als gemeentesecretaris) of de provincie (als statenlid), ervaring hebben met het
geven van leiding aan processen of zelf als ondernemer actief zijn in een dorp.
Dat zorgt voor een goed basisnetwerk waarmee een dorp aan de slag kan gaan.
Conclusie (inclusief succes- en faalfactoren)
–– De zoektocht duurde langer dan verwacht, maar de betrokkenen constateren achteraf dat het noodzakelijk is geweest om het op de beschreven
wijze te doen: het dorp heeft de initiatiefnemers gevonden en niet
andersom.
–– Hoewel de verkenning in het dorp relatief lang duurde, intensief en uitgebreid was, constateren de initiatiefnemers dat het noodzakelijk is geweest
om het op deze manier te doen. Het leverde de juiste informatie op om te
kunnen beslissen of het zinvol was om door te gaan. Bovendien heeft dit
het proces bij de start van het experiment versneld, omdat professionals
zaken hadden uitgezocht en geregeld.
–– De begeleiding van de externe professionals wordt gewaardeerd door
bewoners en moet in de volgende fase worden voortgezet. Proces en
inhoud zijn maatwerk en moeten passen bij de cultuur en behoeften van
het dorp. De professionele projectgroep had vooraf bepaalde verwachtingen, die samen met het dorp (de projecteigenaar) zijn bijgesteld. Bijvoorbeeld niet meteen inzetten op het oprichten van een wooncoöperatie.
–– Gebruik maken van de kwaliteiten van de inwoners is van groot belang.
Dorpsbelang heeft bij het samenstellen van de werkgroep bewust gezocht
naar dorpsgenoten met specifieke kennis en vaardigheden. Dit zorgt voor
verschillende inzichten en brede netwerken.
Ondernemerskracht in krimpregio’s / Projectbeschrijvingen / 2. Tweelingproject coöperaties Friesland: Lioessens-Morra
inhoud
1. Inleiding
2. Resultaten
3. Conclusie
Projectbeschrijvingen
35
cover
inhoud
1. Inleiding
2. Resultaten
3. Conclusie
Projectbeschrijvingen
3. Tweelingproject coöperaties Friesland: Wûns
Tijdlijn met belangrijkste gebeurtenissen
Wanneer
Wat
Toelichting
2011
Elkien geeft aan zich terug
te willen trekken als sociaal verhuurder uit het dorp
Wûns. Elkien annuleert de
bouw van twee nieuwe
huurwoningen.
2012-5
Elkien biedt het dorp
maatwerktraject aan.
2012-10
Presentatie visie Wûns.
Dorpsbelang Wûns presenteert de (woon) visie aan
de inwoners, de bestuurder van wooncorporatie
Elkien, de wethouder van de gemeente Súdwest
Fryslân en de gedeputeerde van de provincie Fryslân. Huurwoningen moeten in Wûns mogelijk blijven
in de toekomst.
2013-4
Deskundigenbijeenkomst
verhuurorganisatie Wûns.
Vereniging dorpsbelang Wûns laat experts reflecteren op hun idee voor het zelf opzetten van een
verhuurorganisatie.
2013-5
Uitwerking verhuurorganisatie.
Twee procesbegeleiders helpen het dorp met het
opzetten van het traject. Business Model Canvas en
sociocratie worden ingezet als leidende principes
voor de opzet van bedrijfsmodel en als bestuursmodel.
2013 -9
Besluit oprichting coöperatie op Algemene Ledenvergadering van Dorpsraad
Wûns.
2014-5
Oprichting coöperatieve
vereniging Mienskip Wûns.
Ondernemerskracht in krimpregio’s / Projectbeschrijvingen / 3. Tweelingproject coöperaties Friesland: Wûns
Wanneer
Wat
Toelichting
2014-
Uitwerking plannen voor
aankoop van zes huurwoningen en nieuwbouw van
twee huurwoningen (modulair systeem).
Mienskip Wuns gaat verder met onderzoek naar
overname van vrijkomende grond na sloop van vier
huurwoningen van Elkien t.b.v. de realisatie van twee
huurwoningen en nieuwbouw van maximaal zes
woningen.
2015
Zoektocht naar financiers.
Banken willen hypotheken verstrekken voor maximaal twintig jaar en willen dat er een eigen vermogen aanwezig is. Reguliere financiers bieden onvoldoende mogelijkheden.
2015
Steevast Ontwikkeling wil
nieuwbouw realiseren.
Steevast Ontwikkeling maakt een herberekening
van het plan en stelt een aantal posten naar beneden bij. Modulair bouwen blijkt te duur.
36
cover
inhoud
1. Inleiding
2. Resultaten
3. Conclusie
Projectbeschrijvingen
Context/aanleiding
Interventies
Wooncorporaties in Friesland maken rond 2010 op basis van financiële, economische en demografische ontwikkelingen, keuzes in hun strategisch voorraadbeleid. Gezien de verkleining van de doelgroep door regelgeving, de wijziging
van de samenstelling van de doelgroep en urbanisatie, is Elkien van mening dat
het voor hun voorraad in de nabije toekomst niet wenselijk is om in elk dorp
sociale huurwoningen te verhuren. Woningcorporatie Elkien kiest ervoor in de
kleinere dorpen hun huurvoorraad af te stoten (circa 2.000 woningen tot 2025),
meestal door verkoop.
Inzetten van een maatwerkmethodiek waarbij het dorp zelf op zoek gaat naar
een eventueel alternatief voor het wegvallen van aanbod van sociale huurwoningen. De bewoners hebben dit gedaan door eerst een algemene (woon)visie
te maken voor Wûns. Een van de conclusies daarin was dat er sociale huur moest
blijven in het dorp. Vervolgens zijn bewoners zelf gaan verkennen of het mogelijk was een coöperatieve vereniging op te richten. Zij besloten al snel om sociocratie te gaan gebruiken voor besluitvorming en het Business Model Canvas
(eenvoudig bedrijfsmodel met negen elementen) voor de opzet van het bedrijf.
De sociocratie gaat uit van het consentbeginsel: een besluit kan alleen
genomen worden wanneer alle aanwezigen geen overwegend beargumenteerd
bezwaar hebben tegen het nemen van dat besluit. Bewoners zijn hierin getraind.
Deze boodschap is in meerdere dorpen toegelicht. Elkien biedt deze dorpen de
Maatwerkmethode aan. De dorpen zoeken een manier om de nieuwe werkelijkheid in hun dorp vorm te geven, ondersteund door externe partijen en met hulp
van de woningcorporatie. Een eigen zoektocht vanuit de kracht van het dorp. In
Wûns (ongeveer driehonderd inwoners) was interesse in deze maatwerkmethode.
Procesorganisatie
Mienskip Wûns is de trekker van het experiment. Zij wordt ondersteund door
Eelke Nutma, zelfstandig adviseur en door Klaas Wiersma van Kriich. Doarpswurk ondersteunt de bewoners en helpt bij het maken van een methodiekbeschrijving. Platform31 en de provincie Friesland adviseren op afstand mee.
Verder hebben in het proces een financieel deskundige, een bouwkundige, een
accountant en een juridisch deskundige (onder andere een notaris) meegedaan.
Doel van het experiment
De oprichting van een (dorps) beheersorganisatie voor de exploitatie (bezit,
beheer en verhuur) van (de) huurwoningen in Wûns en ondersteunende diensten voor onder andere zorg en leefbaarheid.
Ondernemerskracht in krimpregio’s / Projectbeschrijvingen / 3. Tweelingproject coöperaties Friesland: Wûns
Resultaten
De maatwerkmethode die Elkien aanbood, leidde ertoe dat bewoners na het
opstellen van een visie een coöperatieve vereniging (www.mienskipwuns.nl)
37
cover
hebben opgericht om in de toekomst huurwoningen aan te bieden. Inmiddels
zijn zestig bewoners lid van de vereniging. Mienskip Wûns heeft diverse varianten voor de oprichting van verhuur van sociale huurwoningen bouwtechnisch en financieel verkend. Vanaf het begin was het doel om in ieder geval de
twee nieuwe huurwoningen te bouwen. Overname van de zes bestaande huurwoningen bleek niet haalbaar. Het complex met vier woningen is bouwtechnisch zo slecht, dat renoveren niet verantwoord is. Ook Elkien kwam tot dat
besluit. Dit besluit geeft Mienskip Wûns ruimte om te kijken naar het realiseren
van maximaal zes levensloopbestendige woningen (in een hofje). De overige
twee huurwoningen worden niet overgenomen en blijven bij Elkien in bezit.
Deze twee woningen zijn erg geschikt voor opplussen door een particulier en
zullen bij mutatie te koop worden aangeboden. Het aanvankelijke idee om
flexibel en verplaatsbaar te bouwen, bleek te duur. Na een lange financiële
zoektocht is een private partij, Steevast Ontwikkeling, bereid gevonden om als
financier en bouwer op te treden. Deze partij heeft nog verder gesneden in de
kosten. Mienskip Wûns heeft ervoor gekozen om de kosten omlaag te brengen
door bestuurswerkzaamheden en administratiewerkzaamheden vrijwillig uit te
voeren (inclusief inschrijving, toewijzing, innen van de huurpenning en inzet op
eventuele achterstanden).
De verkoop van woningen valt onder de nieuwe woningwet (1 juli 2015), waardoor overdracht op basis van honderd procent marktwaarde moet plaatsvinden. De grond die overgedragen wordt is echter onbebouwd en kan via de
niet-DAEB tak aan Mienskip Wuns worden overgedragen. Dat kan onder voorwaarde van een anti-speculatiebeding, waarin wordt vastgelegd dat bij verkoop
binnen een periode van vijf of tien jaar de winst gedeeld wordt. De gemeente
heeft toegezegd dat zij deels de kosten draagt voor nieuw aan te leggen infrastructuur. De grond waarop nu de vier huurwoningen staan, gaat voor een
sociale prijs over naar Mienskip Wûns. De sloopkosten zijn voor rekening van
Elkien. De grond wordt bouwrijp opgeleverd.
Ondernemerskracht in krimpregio’s / Projectbeschrijvingen / 2. Tweelingproject coöperaties Friesland: Wûns
inhoud
1. Inleiding
2. Resultaten
3. Conclusie
Projectbeschrijvingen
In theorie had Elkien drie opties in Wûns: de woningen in Wûns als kluswoning
verkopen, wetende dat de kwaliteit heel slecht is, in eigen ontwikkeling sloop
en nieuwbouw realiseren, of de grond - na sloop van de oude woningen verkopen aan Mienskip Wûns. In het tweede en derde scenario moet er maatschappelijk geld bij dit project. Omwille van het experiment en de wens vanuit
het dorp om zelf sociale huur aan te bieden in het dorp, heeft Elkien voor de
laatste optie gekozen. Op dit moment is nog niet duidelijk hoe groot de maatschappelijke bijdrage van Elkien hiervoor is.
Parallel zijn statuten en een huishoudelijk reglement vastgesteld, en een
oprichtingsbestuur aangesteld. In de statuten staan drie doelen:
–– Het bouwen en verwerven van woningen in Wûns die voor verhuur in
aanmerking komen;
–– Deze woningen verhuren op een wijze die de leefbaarheid van het dorp
bevordert en versterkt;
–– Andere voorkomende activiteiten, mits en voor zover deze een nauwe
relatie hebben met wonen, woningen en leefbaarheid in Wûns.
Mienskip Wûns heeft keuzes gemaakt rond aansprakelijkheid (uitgesloten
aansprakelijkheid) en zich verdiept in fiscale aspecten. Ook zijn voorbereidingen getroffen voor financieel-administratieve processen, zoals een
verhuuradministratie. Men heeft ook een toewijzingsmethodiek gemaakt. Geïnteresseerde huurders kunnen een aanmeldformulier insturen met informatie
over eventuele schrijnende omstandigheden, inkomen, sociale of maatschappelijke binding, persoonlijke situatie en verenigingsleven. Potentiële huurders
die bereid zijn om veel aan het dorp bij te dragen in het maatschappelijk leven
of via vrijwilligerswerk of mensen met beperkingen hebben een streepje voor.
Ook mensen die om reden van werk naar Wûns komen en (potentiële) gezinnen
met kleine kinderen zijn meer dan welkom. Tot slot hebben twintig bewoners
deelgenomen aan een cursus sociocratische besluitvorming. In reguliere vergaderingen heeft men de methodiek toegepast.
38
cover
Effecten
Elkien neemt afscheid van een dorp waarin zij in de nabije toekomst geen
sociale huur meer aanbiedt. De bewoners geloven wel in de toekomst van het
dorp en gaan zelf huurwoningen aanbieden. De aanvankelijke woede van bewoners leidde tot de energie om zelf een verhuurorganisatie op te richten. De
vraag dient zich aan of de corporatie met de coöperatieve vereniging Mienskip
Wûns er geen concurrent bij krijgt. Elkien is immers uitgegaan van minder vraag
naar sociale huur. Als een derde partij nu juist wel extra sociale huur gaat
aanbieden, zou dit in theorie betekenen dat Elkien elders nog meer woningen
moet verkopen of slopen.
Het effect van de eigen kracht is in dit experiment zeer goed zichtbaar. Bewoners hebben zeer veel eigen tijd gestoken in het opzetten van een wooncorporatie (goed bijgestaan door twee ervaren procesbegeleiders). Zij zijn niet alleen
bereid om lid te worden van een coöperatieve vereniging en zich te verdiepen
in alles wat komt kijken bij het verhuren van woningen, maar ook om zich te
verdiepen in bijvoorbeeld een andere manier van besluitvorming (sociocratie).
Omdat Mienskip Wûns een van de eerste in Nederland is, heeft de vereniging
veel zelf moeten ontdekken. Dit project heeft zowel in Friesland als daarbuiten
veel belangstelling gekregen. Later heeft Platform31 een geheel nieuw experimentenprogramma opgericht voor wooncoöporaties. Parellel raakten ook
andere dorpen, zoals Jirnsum, Morra en Lioessens, geïnspireerd.
Reflectie
Wûns is een experiment pur sang. Op een nieuw terrein veel nieuwe kennis
ontwikkelen, zoals op het juridische vlak (statuten, aansprakelijkheid) en het
financiële vlak (businessmodel opzetten). Maar ook over draagvlak onder bewoners creëren en financiers verleiden om te investeren in een nieuwe woonvorm.
Kijkt men naar alle tijd die er professioneel en niet-professioneel is ingestoken,
dan kan men zich afvragen of een dergelijk kleine wooncoöperatie dit rechtvaardigt. Tegelijkertijd is dit een van de experimenten die de meeste daadwer-
Ondernemerskracht in krimpregio’s / Projectbeschrijvingen / 3. Tweelingproject coöperaties Friesland: Wûns
inhoud
1. Inleiding
2. Resultaten
3. Conclusie
Projectbeschrijvingen
kelijke resultaten heeft geboekt en een geheel nieuw kennisterrein heeft
ontgonnen.
Een tweede reflectie gaat over de herhaalbaarheid van dit experiment en de
betekenis voor (potentiële) huurders, het dorp, de corporatie, de gemeente en
de regio. De vraag is of bewoners en corporatie dit opnieuw en/of in een
tweede dorp nogmaals zouden doen? Voor bewoners is er gedurende de experimentperiode veel kennis ontwikkeld door andere partijen. Dat heeft het
opzetten een stuk makkelijker gemaakt. (Potentiële) huurders hebben zo de
mogelijkheid gekregen om toch in Wûns te blijven of er in de toekomst betaalbaar te kunnen huren.
Een corporatie kan zowel maatschappelijk als zakelijk naar het experiment
kijken. Maatschappelijk gezien is het dorp goed begeleid in de overgang naar
op eigen kracht verder gaan. Zakelijk gezien heeft het project veel geld gekost
en is het in deze vorm niet herhaalbaar. Vanuit het dorp gezien is het probleem
maatschappelijk gezien (er blijft sociale huur) en ruimtelijk (de slechte
woningen worden gesloopt en er komt nieuwbouw) goed opgelost. Voor de
regio betekent dit een versterking van het dorp Wûns, maar voor de regio kan
dit ook betekenen dat elders de vraag afneemt. Omdat het om kleine aantallen
gaat, zal het in de praktijk nagenoeg geen effect hebben.
Conclusie (inclusief succes- en faalfactoren)
Succesfactoren:
–– Onder de inwoners van Wûns heerst een sterke ‘sense of place’ en ‘sense of
ownership’: de bewoners voelen zich erg betrokken bij en verantwoordelijk
voor het dorp en de leefbaarheid in dat dorp;
–– De deskundigheid en grote inzet van de externe procesbegeleiders;
–– Woningcorporatie Elkien heeft steeds opnieuw ruimte gelaten voor het
proces in het dorp en dat waar mogelijk ook gefaciliteerd;
39
cover
–– Er was sprake van een intrinsieke motivatie en urgentie (‘sense of urgency’)
om zelf in actie te komen: door het afblazen van de nieuwbouwplannen
door Elkien ontstond woede en frustratie bij de bewoners, die zij constructief hebben ingezet door te denken in oplossingen;
–– Ook bij Elkien is er veel kennis en ervaring opgedaan. Deze ‘harde’ beslissing heeft meer inzicht gegeven in mogelijke manieren van afstoten en
bewustwording van de complexe processen en benodigde tijd,. Maar zeker
ook over het benodigde ‘maatschappelijk rendement’ (alles is niet zomaar
te verkopen, is verkoop een toekomstbestendige oplossing voor het dorp,
welk effect heeft het afstoten op eigen en ander bezit nu en in de
toekomst).
Faalfactoren:
–– Omdat Mienskip Wûns een van de allereerste experimenten was met het
opzetten van een wooncorporatie, heeft het heel veel tijd en moeite gekost
en was het niet mogelijk om te leren van experimenten elders. Het
opzetten van een eigen coöperatie vergt niet alleen veel tijd, maar ook veel
kennis. Die was gelukkig ruimschoots aanwezig bij de bewoners en experts.
Toch waren er gedurende het proces ook grote tegenslagen (zoals het
afhaken van reguliere financiers).
Ondernemerskracht in krimpregio’s / Projectbeschrijvingen / 3. Tweelingproject coöperaties Friesland: Wûns
inhoud
1. Inleiding
2. Resultaten
3. Conclusie
Projectbeschrijvingen
40
cover
inhoud
1. Inleiding
2. Resultaten
3. Conclusie
Projectbeschrijvingen
4. Project Hoogbouwflats Parkstad
Tijdlijn met belangrijkste gebeurtenissen
Wanneer
Wat
Toelichting
Wanneer
Wat
Toelichting
Medio
2012
Provincie Limburg, Stadsregio Parkstad Limburg en
het Rijksvastgoedbedrijf
starten met het project
‘financieringsconstructies
voor de vastgoedvoorraad’.
In toptransitieregio Parkstad Limburg onderzoeken
Parkstad Limburg, Provincie Limburg en het Rijk
nieuwe arrangementen om de vastgoedvoorraad
rendabel te transformeren. Deze worden getoetst in
vijf transitiepilots.
April
2014
Tussenstand onderzoek,
presentatie van resultaten.
Bijeenkomst met onder meer de wethouders en de
Provincie Limburg. Helder wordt dat er naar een
beheerder moet worden gezocht.
April
2014
Er wordt een woningcorporatie geselecteerd.
In opdracht van Stadsregio
Parkstad Limburg wordt
door bureau Finance Ideas
de financiële haalbaarheid
van de casus Hoogbouw
onderzocht.
Er wordt concludeert dat met een financiering in
een revolverend fonds de casus haalbaar is onder
een aantal voorwaarden (zoals een sloopsubsidie
van 7500 euro per woning).
Zoektocht naar een mogelijke beheerder (woningcorporatie) waarmee de
gemeente een concessieovereenkomst kan afgesluiten voor de exploitatie
van de hoogbouwflat.
Juni
2014
PROVADA
Tijdens de PROVADA presenteert Gedeputeerde
Provincie Limburg Erik Koppe het instrument als
een rendabele businesscase voor de aanpak van
particulier bezit.
Zomer
2014
Stuurgroep bijeenkomst
(afronding onderzoek
Arcadis).
De Stuurgroep stelt de businesscase vast maar dat
betekent niet dat de uitvoering van start zal gaan.
De Provincie Limburg en gemeente beslissen een
alternatief scenario te onderzoeken, waarbij de
woningcorporatie beheer én eigendom krijgt, maar
waarbij de gemeente en provincie wel een rol houden in de uitvoering van de businesscase.
September 2014
Conferentie Transformatie
Limburgse Woningmarkt.
Het instrument wordt getoetst bij diverse stakeholders. De casus wordt voorgelegd aan minister Blok,
waarop deze aangeeft dat woningcorporaties in
principe bestaande woningen mogen aankopen en
toezegt mee te willen denken in de casus.
Najaar
2014
Platform31 brengt het
punt van de verhuurdersheffing (wederom) onder
de aandacht van de politiek.
Verzocht wordt de mogelijkheid te creëren waarbij
in gevallen van een bijdrage aan de sloopopgave of
een bijdrage aan de voortzetting van sociale huur in
privaat initiatief, er van geen of vermindering van de
verhuurdersheffing sprake zal zijn (met als tegenprestatie een bijdrage aan de sloopopgave of de
verhuuropgave).
Begin
2013
Medio
2013
Start experiment Platform
31.
Eind
2013
Opdrachtomschrijving
business case Hoogbouwflats Parkstad.
Offerte-uitvraag, de gunningscriteria en de weging
van de criteria, het stellen van een maximumbedrag,
planning, mogelijk uit te nodigen bureaus/partijen
en dergelijke.
Eind
2013
Punt van verhuurdersheffing: in de kasstroom is
men genoodzaakt de
verhuurheffing mee te
nemen. Dit maakt de
business case ongunstiger,
waardoor meer subsidie
nodig is.
Bespreken met BZK: de verhuurdersheffing uitzonderen in experimenten? Dit blijkt politiek niet haalbaar.
Bespreken met Albert de Vries (Tweede Kamerlid
PvdA) om het ook politiek onder de aandacht te
brengen.
Presentaties offertes.
Arcadis wordt gekozen als bureau dat onderzoek
gaat uitvoeren (in samenwerking met Paulussen
advocaten).
November 2013
Ondernemerskracht in krimpregio’s / Projectbeschrijvingen / 4. Project Hoogbouwflats Parkstad
41
cover
inhoud
1. Inleiding
2. Resultaten
3. Conclusie
Projectbeschrijvingen
Wanneer
Wat
Toelichting
Wanneer
Wat
Toelichting
Najaar
2014
Het instrument wordt
gepresenteerd aan Gedeputeerde Staten (GS)
Limburg.
De business case wordt door GS goed ontvangen.
Voor eventueel groen licht voor daadwerkelijke
uitvoering in een eerste casus is meer tijd nodig.
Oktober
2015
Motie Van Vliet wordt
aangenomen bij de begrotingsbehandeling van
Wonen en Rijksdienst.
Begin
2015
Stuurgroepbijeenkomst
(eerste resultaat onderzoek nieuwe opzet).
Onder de voorwaarden van CFV, WsW en RcV van de
woningcorporatie is de businesscase financieel nog
niet rond. Er zijn diverse scenario’s te verkennen
waarmee de businesscase wel haalbaar kan worden.
Een meerderheid in de Tweede Kamer is ervoor om
experimenten in krimpgebieden mogelijk te maken
door tijdelijke verhuur van extra aangekochte leegstaande panden vrij te stellen van verhuurdersheffing.
December 2015
Minister Blok geeft per
brief aan de motie Van
Vliet (nu) niet te willen
uitvoeren.
De minister biedt wél meer ruimte aan corporaties
om beheer van particulier bezit voor de verhuur aan
statushouders mogelijk te maken.
Najaar
2015
In diverse gemeenten
(binnen en buiten Parkstad
Limburg) bestaat serieuze
interesse voor de business
case.
De wethouders in Parkstad Limburg besluiten om
een regionaal programma uit te werken voor particulier bezit, waaronder veel van deze businesscases.
Februari
2016
Na aanleiding van een
Algemeen Overleg over
bevolkingsdaling neemt
de Tweede Kamer een
nieuwe motie Van Vliet
aan.
Een meerderheid in de Tweede Kamer roept de
regering op om de Motie Van Vliet (van oktober
2015) uit te voeren.
Voorjaar
2016
De politiek is aan zet om
wel of niet niet in experimenten de verhuurdersheffing uit te zonderen.
Minister Blok heeft beloofd de pilot mee te nemen
in de evaluatie van de verhuurdersheffing.
Voorjaar
2016
De resultaten zullen worden gepresenteerd aan de
VvE van het betreffende
complex.
Draagvlak voor de business case onder bewoners
kan mogelijk een doorstart van de casus teweeg
brengen.
Bureau Montesquieu doet een ‘second opinion’ van
het onderzoek van Arcadis.
Gedurende
2015
Lobby
Bij de behandeling van de Woningwet in de Tweede
Kamer hebben de initiatiefnemers (stadsregio
Parkstad Limburg, gemeente, provincie) actief
gelobbyd voor een uitzondering op de verhuurdersheffing. Dit wordt nog niet opgepakt door politieke
partijen. Er wordt onder andere een motie aangenomen voor meer ruimte voor woningcorporaties in
de aanpak van particulier bezit.
In kader van de Hoorzitting en het AO Bevolkingsdaling in maart/april/mei wordt weer gelobbyd op dit
punt. Diverse politieke partijen pakken dit op en
vragen Blok om een uitzondering.
Voorjaar
2015
Er wordt besloten (voorlopig) niet tot uitvoering van
de business case over te
gaan.
De netto contante waarde is nog steeds negatief
(circa 80 procent oftewel 800.000 euro netto contante waarde wordt veroorzaakt door verhuurdersheffing). Er wordt ingeschat dat het daardoor lastig
is om Provinciale Staten te vragen een subsidie van
1,3 miljoen euro ter beschikking te stellen.
Medio
2015
Brochure Hoogbouwflats
wordt verspreid.
Door de gevoeligheid van het experiment (de mogelijke consequenties voor de bewoners) wordt besloten niet de Arcadis-rapportage naar buiten te brengen maar een brochure met vooral inhoudelijke
informatie.
Ondernemerskracht in krimpregio’s / Projectbeschrijvingen / 4. Project Hoogbouwflats Parkstad
Context/aanleiding
In de regio Parkstad ontstaan steeds meer overschotten in de particuliere
woningvoorraad. Deze overschotten bestaan onder andere uit een groot aantal
hoogbouwflats met product-marktcombinaties die steeds minder gewenst zijn.
In een aantal gevallen zijn deze hoogbouwflats in het verleden uitgepond door
woningcorporaties.
42
cover
inhoud
1. Inleiding
2. Resultaten
3. Conclusie
Projectbeschrijvingen
Procesorganisatie
De projectleiding is in handen van de Stadsregio Parkstad Limburg. De Provincie
Limburg is partner. Binnen de Stadsregio Parkstad Limburg was Johan de Niet
eerste aanspreekpunt. Sinds 1 maart 2016 heeft hij een andere baan, daarom is
nu Suzanne Lipsch het eerste aanspreekpunt.
Doel experiment
In het experiment wordt onderzocht of het door de lage marktwaarde van het
complex mogelijk is om alle woningen in eigendom te verwerven, tijdelijk te
verhuren en op termijn te slopen zonder grootschalige inzet van overheidsgeld.
Achterliggend doel is om bijdrage te leveren aan de sloopopgave, de druk op de
goedkope huurmarkt te verminderen en daarmee ook een aantal sociale
problemen (onder andere overlast van onderhuurders) te verminderen.2
In het appartementencomplex - waar het experiment betrekking op heeft staat sinds 2012 een substantieel aantal appartementen te koop. Daarvan
hebben inmiddels ook executieverkopen plaatsgevonden. Er is sprake van
achterstallig onderhoud en een slecht functionerende vereniging van eigenaren. Het grote aantal koopflats met appartementen past op termijn ook niet
meer bij de woningbehoefte in de Parkstadregio. Op korte termijn is er echter
wel vraag naar meer huurwoningen.
Deze ontwikkelingen op de woningmarkt leiden tot diverse (leefbaarheids)
problemen, die vervolgens weer gevolgen hebben voor de (economische)
aantrekkelijkheid en de vitaliteit van (woon)gebieden.
Bovendien is er sprake van een kwalitatieve mismatch in de woningmarkt. Dat
leidt ertoe dat er behalve een kwantitatieve transformatieopgave een kwalitatieve transformatie noodzakelijk is om de woon- en leefkwaliteit op peil te
houden én te versterken.
Ondernemerskracht in krimpregio’s / Projectbeschrijvingen / 4. Project Hoogbouwflats Parkstad
De crux van het financieringsmodel - dat bovenstaand doel mogelijk moet
maken - is dat de appartementen in de hoogbouwflat in fases worden opgekocht en vervolgens gedurende een periode van maximaal twintig jaar worden
verhuurd. Met de huurstroom wordt een groot deel van de investering terugverdiend. Als de investering is terugverdiend, worden de woningen gesloopt. De
aankoop wordt gefinancierd met een lening tegen een lage rente. Een subsidie
voor sloop wordt bij de aankoop uitgekeerd. In dit model wordt ervan uitgegaan
dat het ‘blote’ eigendom van de appartementen komt te liggen bij de
gemeente. De exploitatie (verhuur, mutatie, onderhoud en beheer) zal verzorgd
worden door een externe beheerder.
2 In de periode 2012-2020 zullen circa 3.750 woningen in de krimpregio Parkstadregio (acht
gemeenten) aan de woningmarkt moeten worden onttrokken om vraag en aanbod weer in
balans te krijgen; de sloop van woningen is hiervan een direct gevolg. Mede door demografische
en marktontwikkelingen is de balans tussen de koopwoningen (veel aanbod) en huurwoningen
(weinig aanbod) scheef komen te liggen; de doorstroming raakt volledig geblokkeerd.
43
cover
Het experiment moet ook bestuurders en corporaties ervan overtuigen dat
op een innovatieve wijze en een slimme manier vastgoed van de markt kan
worden gehaald waar geen toekomst meer voor is.
Het experiment moet verder aantonen dat:
–– sturing van de woningmarkt in een krimpregio, bij gebrek aan voldoende
middelen, alleen succesvol kan zijn door bundeling van krachten, een zakelijke aanpak en temporisering van doelen;
–– we door optimaal gebruik te maken van bestaande kennis en ervaring in
netwerken, eventuele hindernissen (regelgeving) kunnen opheffen;
–– een zorgvuldige afweging bij het selecteren van sleutelfiguren (waaronder
aankopers en exploitatiemaatschappij) en het creëren van draagvlak
(communicatie) onder bewoners en bestuurders cruciaal is voor de uitvoering;
–– we kunnen voorzien in de (elementaire) behoefte van huisvesting van doelgroepen, wat nu een knelpunt is.
Interventies
–– Onderzoek door bureau Finance Ideas naar de financiële haalbaarheid
casus Hoogbouw (begin 2013);
–– Offertetraject (gevolgd door onderzoek door Arcadis) waarin een communicatieplan, een aankoopstrategie, een exploitatieplan en een beheerplan
worden ontwikkeld en de juridische aspecten (zoals mogelijke staatssteun
en aanbestedingsrecht) worden onderzocht;
–– Meerdere overleggen met alle experimentenpartners;
–– Offertetraject plus gunning aan beheerder (woningcorporatie) in het geval
het experiment praktijk wordt. De gemeente kan dan met de gekozen
woningcorporatie een concessieovereenkomst afsluiten voor de exploitatie van de hoogbouwflat. De keuze voor een corporatie vloeide voort uit
de context van de casus (met als kenmerkend gegeven sociale woningbouw) en het logischerwijs hanteren van de afspraken met de overheid
Ondernemerskracht in krimpregio’s / Projectbeschrijvingen / 4. Project Hoogbouwflats Parkstad
inhoud
1. Inleiding
2. Resultaten
3. Conclusie
Projectbeschrijvingen
(vastgelegd in de Besluit Toegelaten Instellingen Volkshuisvesting) als
norm dan wel ondergrens. Deze woningcorporatie heeft aangegeven ook
open te staan naar een onderzoek of het beheer ook gevoerd kan worden
door een consortium van woningcorporaties (om risico’s te spreiden);
–– Verschillende pogingen om met het ministerie van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties het punt van de verhuurheffing onder de aandacht te
brengen (en om voor het experiment een uitzonderingspositie te krijgen).
Resultaten
Het experiment ging begin september 2013 van start. Stadsregio Parkstad
Limburg had in een voortraject al een haalbaarheidsonderzoek laten uitvoeren,
waarin de mogelijkheden werden verkend particulier woningbezit aan te kopen
en voor een bepaalde tijd te verhuren, alvorens het aan de woningmarkt te
onttrekken. Bureau Finance Ideas (Universiteit Maastricht) voerde het onderzoek uit en concludeerde dat de aanpak financieel haalbaar is. De experimentpartners (Stadsregio Parkstad Limburg, Provincie Limburg en Platform31)
waren het er snel over eens dat de aanpak verder uitgewerkt moest worden.
Zes bureaus zijn uitgenodigd een offerte in te dienen voor een business case
met als doel een exploitatieplan, juridische structurering, beheerplan, aankoopstrategie, communicatieplan en risicoanalyse. Het onderzoek is uiteindelijk aan
Arcadis/Paulussen Advocaten gegund. Medio 2014 is de business case afgerond. Ook is er een mogelijke beheerder gevonden die de exploitatie zou
kunnen uitvoeren. Belangrijke inzichten uit de businesscase zijn:
–– Er zijn een aantal juridische valkuilen waar rekening mee moet worden
gehouden. Zo moet in de aankoopfase worden gewaarborgd dat de
aankoop van appartementen door ondernemingen gebeurt tegen marktconforme voorwaarden. Voorkomen moet worden dat aan een of meer
ondernemingen (dus geen particulieren) een niet-marktconform voordeel
wordt verstrekt omdat deze partijen een hogere prijs dan de marktwaarde
betalen voor de verwerving van een of meer appartementsrechten. Als dat
44
cover
––
––
––
––
toch het geval is, kan er mogelijk sprake zijn van het verlenen van (onverenigbare) staatssteun.
Na verwerving van appartementsrechten moet de verhuur van de appartementsrechten op zodanige wijze plaatsvinden dat beëindiging van de huurovereenkomst na de voorziene periode van twintig jaar (of korter) mogelijk
is zonder dat een huurder zich met succes op huurbescherming kan
beroepen.
In de business case kan worden gekozen voor een situatie waarbij het
eigendom van de appartementen bij de gemeente komt te liggen en de
exploitatie wordt uitbesteed aan een beheerder. Om dit te bewerkstelligen
is het aan te bevelen een concessieovereenkomst te sluiten tussen de
gemeente en een beheerder. Wordt de opdracht niet als concessie in de
markt gezet, dan moet vanwege de financiële omvang van de opdracht
immers een Europese aanbestedingsprocedure gevolgd worden.
Ligt de marktwaarde van het appartement lager dan de gemiddelde hypotheekhoogte, dan kan de situatie zich voordoen dat de eigenaar niet wil
overgaan tot verkoop. Daarom is het aan te raden flankerend beleid te
ontwikkelen, zodat er samen met de eigenaar naar oplossingen gezocht
kan worden voor de potentiële restschuld (bijvoorbeeld herfinanciering van
bestaande hypotheken of begeleiding bij het zoeken naar een andere huurof koopwoning).
De slagingskans van de businesscase hangt voor een belangrijk deel af van
het communicatieplan. Er kan weerstand of maatschappelijke onrust
ontstaan, die via de publieke opinie invloed kan hebben op het besluitvormingsproces. Lastig is dat er verschillende groepen eigenaren zijn die naar
verwachting verschillend zullen reageren op de businesscase. Er zijn
bijvoorbeeld eigenaren die geen financiële problemen hebben en graag
tegen marktwaarde willen verkopen en verhuizen maar er zijn ook eigenaren die (nu) niet of nooit (tegen de huidige marktwaarde) willen
verkopen. Ook zijn er andere belanghebbenden die een rol spelen (denk
aan de vereniging van eigenaren, bewonerscommissie(s), wijkcommissie(s),
omwonenden, beheerder, pers, gemeenteraad, college, provincie, minis-
Ondernemerskracht in krimpregio’s / Projectbeschrijvingen / 4. Project Hoogbouwflats Parkstad
inhoud
1. Inleiding
2. Resultaten
3. Conclusie
Projectbeschrijvingen
terie, banken, NHG en/of makelaars). In de communicatiestrategie staan
drie onderdelen centraal:
- Boodschap (eerlijk, open, duidelijk, eenvoudig);
- Vorm (alle vragen worden serieus genomen en waar nodig op maat beantwoord, communicatie zo veel mogelijk proactief);
- Algemeen (regie communicatie ligt bij gemeente, in een zo vroeg mogelijk
stadium beginnen met communiceren, voorkomen van weerstand is
makkelijker dan het ombuigen van weerstand).
Eind 2014 stelde de stuurgroep (begeleidingscommissie) de business case
vast (de business case/het onderzoek is daarmee afgerond). Vanwege de
gevoeligheid van de onderzoeksrapportage van Arcadis (de gemeente en de
flat worden in de rapportage benoemd) is besloten de rapportage niet naar
buiten te brengen. In plaats daarvan is door Arcadis in samenwerking met
Platform31 en Stadsregio Parkstad Limburg een brochure gemaakt met de
belangrijkste conclusie per onderdeel (exploitatieplan, de juridische structurering, beheerplan, aankoopstrategie, communicatieplan en risicoanalyse).
Deze brochure is uiteindelijk medio 2015 verspreid.
Tot nu toe is de betreffende gemeente niet overgegaan tot uitvoering van de
business case. Waarom niet? De businesscase heeft op dit complex een tekort
van circa een miljoen euro netto contante waarde. Deze wordt voor tachtig
procent veroorzaakt door de verhuurdersheffing (circa 800.000 euro netto
contante waarde). Recent is echter de motie van Vliet aangenomen, waardoor
het mogelijk is korting op de verhuurdersheffing te krijgen bij aankoop van
particulier bezit in krimpregio’s. Een andere reden waarom de business case
nog niet is uitgevoerd waren de gemeenteraadsverkiezingen (in maart 2014)
en de provinciale verkiezingen (maart 2015) en de politieke wisselingen die
daaruit voortkwamen. Ook lokaal en regionaal zijn er nieuwe bestuurders.
45
cover
inhoud
1. Inleiding
2. Resultaten
3. Conclusie
Projectbeschrijvingen
Effecten
Conclusies (inclusief succes- en faalfactoren)
–– Een verschuiving in denken: is er vraag is naar huurwoningen, dan betekent
dit niet meteen nieuwbouw, maar wellicht éérst gebruik maken van
bestaande (leegstaande) woningen. Dit is in lijn met de Ladder van Duurzame Verstedelijking.
–– Het amoveren van vastgoed kan goedkoper door gebruik te maken van een
tijdelijke kasstroom.
–– Er is serieuze belangstelling vanuit andere (naburige) gemeenten voor de
business case. Op diverse plaatsen in Parkstad wordt het instrument nu
gebruikt om tot een haalbare casus te komen. De verhuurdersheffing
maakt dit wel lastig.
–– Tegen de business case wordt positief aangekeken, bijvoorbeeld in Aedes
Magazine3 en in Position Paper Aedes4:
–– De pilot is ook genoemd in het nieuwe provinciale coalitieakkoord
(provincie Limburg).
–– Politieke aandacht: de pilot is in het AO Bevolkingsdaling van de Tweede
Kamer aan de orde geweest. Minister Blok heeft toen beloofd de pilot mee
te nemen in de evaluatie van de verhuurdersheffing. Ook lijkt er groot politiek draagvlak om voor deze pilot een uitzondering te maken (SP, CDA, PVV
en zelfs PvdA bleven schemeren met deze pilot, terwijl Kamerlid Van Vliet
(van de parlementaire enquête) vond dat dit juist iets was wat woningcorporaties wel moeten doen.
Het ontwikkelde instrument is rendabel. Er kan een haalbare businesscase
worden ontwikkeld mét een provinciale subsidie van 1,3 miljoen/7.500 euro
per woning. De uitwerking van de businesscase door Arcadis (gemeente heeft
bloot eigendom, corporatie is beheerder/verhuurder) laat dat zien. De verhuurdersheffing zet de casus wel onder druk én zorgt er indirect voor dat er zo’n een
miljoen euro uit de businesscase naar de staatskas gaat. Dit staat gelijk aan
circa twee jaar langer exploiteren, maar ook aan vrijwel de gehele provinciale
subsidie. Daarnaast zijn we door de tijd ingehaald: de nieuwe woningwet en het
BTIV laten deze constructie niet meer toe (een woningcorporatie mag niet
exploiteren voor derden).
3. Aedes Magazine http://www.parkstad-limburg.nl/index.cfm/parkstad-limburg/actueel/
nieuwsberichten/nieuwsartikel/leegstand-in-particuliere-woningvoorraad
4. Position Paper Aedes (bijdrage aan het rondetafelgesprek over bevolkingsdaling en krimp, 26
maart 2015
Ondernemerskracht in krimpregio’s / Projectbeschrijvingen / 4. Project Hoogbouwflats Parkstad
In de ontwikkeling van het experiment (een investering van ongeveer dertien
miljoen euro voor aankoop en sloop) is gedurende het traject gekozen om
zowel het eigendom als de exploitatie onder te brengen bij de woningcorporatie. Hiervoor zijn diverse redenen, maar de belangrijkste is dat een gemeente
geen ervaring heeft met het toewijzen, verhuren en beheren van woningen.
Een woningcorporatie heeft dat wel, en kan daardoor risico’s veel makkelijker
managen. Nadeel is dat er heel veel normen en beleidsregels gelden voor
woningcorporaties, zoals WSW-normen, maar ook regels vanuit het eigen beleid
van een woningcorporatie (zoals asbestsaneringsbeleid).
De woningcorporatie heeft de businesscase ingerekend ten opzichte van deze
wettelijke en bovenwettelijke normen en dan blijkt er een tekort op te treden
op deze casus. Er moet dus méér subsidie in, of er zou minder geld uit de business case moeten lekken (door de verhuurdersheffing, door aankopen onder
de marktwaarde of door het verkleinen van de onderhoudsnormen). Dit heeft
te maken met de parameters die een woningcorporatie hanteert en moet
hanteren.
De Stadsregio Parkstad Limburg had vanaf het begin een duidelijke doelstelling.
Ze opereerden proactief, snel en beschikten over goede contacten. Dat de pilot
46
cover
tot nu toe niet in de praktijk is toegepast ligt zeker niet aan Stadsregio Parkstad
Limburg. Het kan grotendeels worden toegeschreven aan de verhuurdersheffing. In de kasstroom is men immers nu genoodzaakt de verhuurdersheffing
mee te nemen. Dit maakt de business case ongunstiger, waardoor de looptijd
van de exploitatie moet worden opgerekt of er meer overheidsgeld (van de
provincie) nodig is. Stadsregio Parkstad Limburg heeft in samenwerking met
woningcorporatie en Provincie Limburg, verschillende pogingen ondernomen
om expliciete toestemming van het Rijk te krijgen om flexibel met de verhuurdersheffing (korting) om te kunnen gaan. Recent is de Motie Van Vliet aangenomen, waardoor het in de toekomst wellicht mogelijk wordt een vrijstelling op
de verhuurdersheffing te krijgen bij aankoop van particulier bezit in krimpregio’s. De Provincie Limburg kon of wilde de pilot niet doordrukken. Waarschijnlijk had dat te maken met de provinciale verkiezingen die er toen aankwamen.
Maar zij hadden het ook onverklaarbaar gevonden om subsidie te verstrekken
in een project, dat via de verhuurdersheffing in de schatkist van het Rijk zou
belanden.
Naast het feit dat de business case financieel nog niet rond is, zal voor de daadwerkelijke uitvoer van de casus ook draagvlak van bewoners nodig zijn. Hiervoor moet wellicht flankerend beleid worden gemaakt.
Ondernemerskracht in krimpregio’s / Projectbeschrijvingen / 4. Project Hoogbouwflats Parkstad
inhoud
1. Inleiding
2. Resultaten
3. Conclusie
Projectbeschrijvingen
47
cover
inhoud
1. Inleiding
2. Resultaten
3. Conclusie
Projectbeschrijvingen
5. Project UPGRADE
Tijdlijn met belangrijkste gebeurtenissen
Wanneer
Wat
Toelichting
Medio
2013
Experiment van start
Eind
2013
UPGRADE: UPGRADE
opgericht om als onafhankelijke organisatie mogelijkheden te onderzoeken
en snel te kunnen handelen.
Daarvoor is een intentieverklaring opgesteld die de
volgende partijen hebben ondertekend: Gemeenten
Sluis, Terneuzen, Hulst, regionale Rabobanken,
provincie Zeeland, AM Wonen Zeeland, Aannemersbedrijf van der Poel, Clavis, Woongoed
Zeeuws-Vlaanderen en Woonstichting Hulst, Bouwend Zeeland, Zorgsaam en BZW.
Medio
2014
Weinig schot in de zaak.
Platform31 op bezoek bij
UPGRADE.
Bevindingen: de provincie Zeeland blijkt wat terughoudend en wil eerst weten of er sprake is van
staatssteun en zo ja, of dit juridisch wel is geoorloofd. Andere
vraag is of de WOZ-waarde wel op een juiste manier
is berekend voor krimpgebied Zeeuws Vlaanderen?
Medio
2014
Er wordt besloten te onderzoeken of het idee
achter UPGRADE als een
vorm van staatssteun kan
worden gezien.
Voorlopige conclusie is dat een constructie zoals
bedacht voor UPGRADE niet zou kunnen in verband
met staatssteun. Daarom wordt gedacht aan een
constructie waarbij de overheid eigenaren direct
steunt in de vorm van een subsidie en dat het bureau UPGRADE enkel als facilitator/bemiddelaar
optreedt, en daar een soort fee voor ontvangt voor
de dekking van de bureaukosten.
Medio
– eind
2014
Experiment raakt enigszins
in het slop.
De meeste marktpartijen hebben zich gaandeweg
teruggetrokken (actief of passief). Begin september
is ook duidelijk geworden dat de Gemeente Hulst
niet meer meedoet.
Medio
2015
Geconcludeerd wordt dat
het experiment niet wordt
voortgezet.
Er zijn wel plannen (onafhankelijk van het experimentenprogramma tweede ronde bevolkingsdaling)
voor een nieuw experiment UPGRADE 2.0.
Ondernemerskracht in krimpregio’s / Projectbeschrijvingen / 5. Project UPGRADE
Context/aanleiding
Zeeuws-Vlaanderen is een krimpregio. In 2010 woonden er nog ongeveer
108.000 inwoners, verdeeld over de drie gemeenten Terneuzen, Hulst en
Sluis. In 2030 zullen er naar verwachting zo’n tienduizend inwoners minder
zijn. Ook het aantal huishoudens daalt in deze periode, althans in de
gemeenten Terneuzen en Sluis. Minder huishoudens betekent ook minder
behoefte aan woningen. Er zijn onderzoeken uitgevoerd door onder andere
SCOOP en het EIB, waaruit onder meer blijkt dat in 2012 zes procent van de
woningen in Zeeuws-Vlaanderen leegstaat. Dat is aanzienlijk meer dan het
Nederlands gemiddelde en ook meer dan wat doorgaans als gezonde frictieleegstand wordt gezien.
Een kwantitatief overschot wil niet zeggen dat er geen kwalitatieve tekorten
kunnen zijn. Er zijn daarom op verschillende locaties nog nieuwbouwplannen,
bijvoorbeeld voor seniorenappartementen in de grotere kernen. De woningvoorraad zal daardoor nog verder groeien en het aantal structureel leegstaande woningen wordt daardoor eerder groter dan kleiner. Veel van die
woningen staan op zichtbare plekken in dorpen en steden en langs wegen. Ze
simpelweg laten verkrotten lijkt voor niemand de preferente optie. Het lijkt
evident dat er woningen moeten worden onttrokken aan de voorraad, met
andere woorden: er moeten woningen worden gesloopt. Rekening houdend
met de geplande nieuwbouw becijferen genoemde onderzoeken een
sloopopgave van 3.800 - 6.200 woningen tot 2040. Sloop van oude woningen
is geen nieuw fenomeen, en wordt bijvoorbeeld veel toegepast in de stadsvernieuwing. Maar dat betrof overwegend huurwoningen van één of enkele
corporaties, en nog belangrijker: er was ook steeds sprake van vervangende
nieuwbouw. Met de opbrengsten van die nieuwbouw werd de sloop doorgaans gefinancierd. In Zeeuws-Vlaanderen zou het echter gaan om sloop
48
cover
zonder meer, en bovendien om een groot aandeel particuliere koopwoningen.
In aantallen te slopen woningen bedraagt het aandeel koop ongeveer 25
procent, maar het aandeel in de totale kosten is veel hoger. De kosten voor de
sloop van de 6.200 woningen zijn geraamd op 176 miljoen euro, waarvan 143
miljoen euro voor de koopwoningen; ruim tachtig procent van het totaal.
inhoud
1. Inleiding
2. Resultaten
3. Conclusie
Projectbeschrijvingen
Procesorganisatie
UPGRADE is een onafhankelijke organisatie waarin oorspronkelijk participeerden: Gemeenten Sluis, Terneuzen, Hulst, regionale Rabobanken, provincie
Zeeland, AM Wonen Zeeland, Aannemersbedrijf van der Poel, Clavis, Woongoed
Zeeuws-Vlaanderen en Woonstichting Hulst, Bouwend Zeeland, Zorgsaam en
BZW. Het basisidee was dat er een revolverend fonds zou worden opgetuigd,
van waaruit woningen werden aangekocht, tijdelijk verhuurd en vervolgens
gesloopt. Vanaf het begin gaven Sluis en Terneuzen aan dit fonds van enig
basiskapitaal te willen voorzien.
Doel experiment
Hoe kun je overtollige koopwoningen uit de markt halen? Zijn er maatregelen
of financiële constructies denkbaar om eigenaar/bewoners of andere investeerders te bewegen om te investeren in het onttrekken van woningen? Of
moet daartoe een nieuwe organisatie in het leven geroepen worden? Vooral die
laatste vraag lag ten grondslag aan dit experiment. Om dit te onderzoeken en
uit te voeren is UPGRADE opgericht.
Interventies
–– Er is een vooronderzoek gedaan naar de haalbaarheid onder partijen, een
intentieovereenkomst gesloten tussen alle relevante Zeeuws-Vlaamse
partijen en een ondernemingsplan opgesteld. Van overheidswege is dit
initiatief altijd ondersteund, omdat het een vernieuwende aanpak van de
problematiek op de woningmarkt kan betekenen, juist doordat de markt
het stuur in handen heeft.
–– Aanvankelijke contactpersoon was Marco van Dorst (ingehuurde projectleider). Later zou het project worden overgedragen aan Evert-Jan van Exter
(gepensioneerd corporatiedirecteur en beoogd voorzitter van Stichting
UPGRADE), maar dat is nooit formeel gebeurd.
–– Het voorgestelde principe is complex en duur. Vermoedelijk mede daar-
Ondernemerskracht in krimpregio’s / Projectbeschrijvingen / 5. Project UPGRADE
49
cover
door heeft het traject om UPGRADE organisorisch op te tuigen meer tijd
gekost dan vooraf gedacht. Van de oorspronkelijke partijen waren in eerste
instantie alleen de gemeenten Sluis en Terneuzen en de Provincie Zeeland
nog over.
–– In het project was er een probleem rond (vermeende) staatssteun. De initiatiefnemers dachten dat te kunnen oplossen door UPGRADE zo om te
bouwen (naar een soort UPGRADE 2.0), dat het in plaats van zelf te
beslissen over een project, de subsidiërende overheid adviseert om voor
dat project en op basis van een financiële doorrekening, een bepaald subsidiebedrag uit te keren (als aan de projectvoorwaarden is voldaan). Zo blijft
UPGRADE financieel buiten beeld, en wordt aan de eigenaar van het
project/pand rechtstreeks een subsidie uitgekeerd. ‘Staatssteunprobleem’
wordt daarmee opgelost, dacht men.5
Resultaten
De oorspronkelijke constructie was in verband met staatssteun niet mogelijk.
Adviesbureau CMS uit Utrecht kwam op basis van studie tot de volgende
conclusie:
–– Het volledige project UPGRADE is in juridisch opzicht alleen mogelijk als er
een zogenaamde melding bij de Europese Commissie wordt gedaan. Een
melding duurt drie maanden tot anderhalf jaar.
–– Wanneer alleen panden worden gekocht en gesloopt, is een melding niet
nodig.
–– Verhuur onder de sociale huurgrens zou kunnen na een zogenaamde
DAEB-aanwijzing op basis van de Tijdelijke regeling DAEB voor toegelaten
instellingen (woningcorporaties). Het is risicovol om er vanuit te gaan dat
een stichting UPGRADE geaccepteerd wordt als toegelaten instelling.
5. In Upgrade 2.0 (door de ambtenaren van Provincie en Gemeente bedacht) zou dat echter ook zo
gaan gebeuren, met dien verstande, dat de rol van Upgrade vervangen wordt door ambtenaren. Weg initiatief van uit het veld en of het oorspronkelijke brede maatschappelijk draagvlak er op
deze manier nog is, moet afgewacht worden.
Ondernemerskracht in krimpregio’s / Projectbeschrijvingen / 5. Project UPGRADE
inhoud
1. Inleiding
2. Resultaten
3. Conclusie
Projectbeschrijvingen
Op grond van deze conclusies werd een alternatief overwogen: de overheid
steunt eigenaren direct in de vorm van subsidie en de Stichting UPGRADE
treedt op als facilitator en procesmanager, en krijgt daarvoor een vergoeding.
Voorgesteld werd om een pilotproject UPGRADE 2.0 op te zetten voor de duur
van drie jaar in de gemeenten Sluis en Terneuzen.
–– Hierbij zouden de gemeenten Terneuzen, Sluis en de Provincie Zeeland
één fonds of per gemeente een fonds inzetten om met het beschikbare
budget zoveel mogelijk particuliere woningen te onttrekken van de
woningmarkt. De aankoop en de sloop van panden worden uit dit fonds
betaald. Opbrengsten uit de verkoop van grond of huur worden teruggestort in dit fonds.
–– De overheden zouden gezamenlijk iemand of een organisatie de opdracht
geven om te gaan ‘krottenjagen’, oftewel zoeken naar kansen om
woningen van de markt te halen. De ‘krottenjager’ (een extern bureau of
makelaar) onderzoekt de mogelijkheden en voorwaarden om een woning
te onttrekken. Dit kan door sloop, samenvoeging of functieverandering.
Kosten en opbrengsten worden daarbij in beeld gebracht en voorgelegd
aan de projectgroep UPGRADE. De kosten komen voor rekening van de
gezamenlijke overheden. Een andere mogelijkheid zou zijn het inzetten
van de capaciteit van een of meerdere ex-DLG’ers die voor de Provincie
Zeeland werken. Belangrijk is de kennis van de (woning)markt, bouwkundige kennis en kennis van exploitaties.
–– In de projectgroep UPGRADE zijn de overheden vertegenwoordigd. Deze
komen regelmatig bij elkaar (bijvoorbeeld eenmaal per zes weken) om de
cases en voorwaarden te bespreken. Als positief zou worden besloten, kan
de gemeente de betreffende woning aankopen. Het geld hiervoor wordt
onttrokken aan het eerder genoemde fonds.
50
cover
Effecten
Niet van toepassing.
Reflectie/conclusies
Eind 2014 werd geconcludeerd dat het project erg vertraagd was: al zes
maanden was er geen voortgang te bespeuren. De belangrijkste redenen daarvoor waren onder meer:
–– steeds meer deelnemende partijen besloten zich terug te trekken. Uiteindelijk bleven alleen de gemeenten Terneuzen en Sluis en de provincie
Zeeland over;
–– staatssteun: UPGRADE lijkt geen marktpartij te mogen zijn die geld van de
overheid krijgt om woningen op te kopen. Een stichting die alleen op
fee-basis werkt, lijkt het wel te kunnen;
–– de provincie lijkt niet te willen, maar trekt ook niet de stekker eruit. Juristen
lijken met het onderwerp aan de haal te zijn gegaan.
Medio 2015 moest de conclusie worden getrokken dat het experiment
‘mislukt’ is. Volgens sommige betrokkenen is het UPGRADE-initiatief door de
juristen (schijn)dood geadviseerd. “Omdat het aan het werk zetten van een
vehikel of entiteit (‘robotmaaier’) tot allerlei juridische problemen en beperkingen leid, dient het initiatief onder gebracht te worden bij de overheid”.
Kortom, er werd besloten tot een andere opzet: UPGRADE 2.0. De provincie
Zeeland en de gemeenten Sluis en Terneuzen spreken (daarom) nog van een
UPGRADE 2.0, maar dat is dus UPGRADE geheel onder regie en uitvoering van
ambtenaren. Op dit moment is UPGRADE 2.0 (nog) niet van start gegaan.
Ondernemerskracht in krimpregio’s / Projectbeschrijvingen / 5. Project UPGRADE
inhoud
1. Inleiding
2. Resultaten
3. Conclusie
Projectbeschrijvingen
51
cover
inhoud
1. Inleiding
2. Resultaten
3. Conclusie
Projectbeschrijvingen
6. Project 0 euro-aanpak
Tijdlijn met belangrijkste gebeurtenissen
Wanneer
Wat
Toelichting
Wanneer
Wat
Toelichting
Medio
2013
Start experiment.
Begin
2015
Offerteverzoek wordt opgesteld.
In de rapportages wordt onder andere ingegaan op
ligging, omvang en typering, maar ook op de verdeling vestigingen en arbeidsplaatsen naar sector.
Tevens wordt ingegaan op de toekomstwaarde van
elk van de bedrijventerreinen.
Om meer grip te krijgen op
de oorzaken van de achterblijvende inspanningen
van gemeenten en ondernemers is besloten een
deel van het experimenteergeld (samen met een
subsidie van de provincie
Noord-Holland) in te zetten voor een korte evaluatie van de ‘0 euro-aanpak’.
Eind
2013
Zoektocht naar zes bedrijventerreinen.
Zoektocht verloopt moeizaam. Uiteindelijk
zijn zes terreinen geselecteerd: Krabbersplaat in
Enkhuizen, Haven Den Oever in Hollands Kroon,
Hoorn80 in Hoorn, Kolksluis I&II in Schagen, Wezenland in Texel en CNB in Stede Broec.
Eind
2013/
begin
2014
STEC stelt voor elk van
deze bedrijventerreinen
een economische effectrapportage op.
Medio
2015
Vertegenwoordigers (gemeenten en ondernemers)
van de vijf geselecteerde bedrijventerreinen komen
bij elkaar.
Besloten wordt dat Buck
Consultants het onderzoek gaat uitvoeren.
Maart
2014
Bijeenkomst (in Alkmaar)
Eind
2015
Onderzoek wordt afgerond.
Medio
2014
0-euro aanpak wordt
verder uitgewerkt
Medio
2014
Brochure STEC: ‘de kunst
van het verleiden op bedrijventerreinen’.
In de brochure wordt onder andere ingegaan op vier
onderdelen (communicatief, organisatorisch, financieel-economisch en juridisch-planologisch). Ook is
er een tien punten-checklist (meetlat) opgesteld
waarmee gemeenten na kunnen gaan in hoeverre
men al ‘verleidelijk’ is voor onder meer eigenaren/
ondernemers/ontwikkelaar zodat zij de stap nemen
om te investeren op bestaande bedrijventerreinen.
Ondernemerskracht in krimpregio’s / Projectbeschrijvingen / 6. Project 0 euro-aanpak
Belangrijkste conclusie: met de 0-euro aanpak is
een goede start gemaakt met een nieuwe benadering van de bedrijventerreinenproblematiek. Uitdaging is deze start een goed vervolg te geven. De
ontwikkeling van een brede ondernemersgerichte
benadering in de regio is hierbij een goede stap.
Context/aanleiding
Bedrijventerreinen zijn de motor van de economie en samenleving in Nederland, zeker ook in Noord-Holland. Meer dan dertig procent van de directe
werkgelegenheid bevindt zich op de terreinen en meer dan de helft van de
totale economie hangt ermee samen. Bedrijven op de terreinen spelen een
rol bij sponsoring van het verenigingsleven, maar verschaffen bovenal de
inwoners werkgelegenheid, inkomen en sociale participatie. Kortom, bedrij-
52
cover
inhoud
1. Inleiding
2. Resultaten
3. Conclusie
Projectbeschrijvingen
venterreinen zijn cruciaal voor behoud van voorzieningen, leefbaarheid en
welzijn. Belangrijk is wel dat de terreinen goed blijven functioneren en economisch courant blijven. In de regio Noord-Holland Noord speelde de overheid
(provincie, regio en gemeenten) daarin altijd een belangrijke rol. Geld is echter
schaars, waardoor de bal nu (nog) meer ligt bij de ondernemers. Ondernemers moeten nog meer dan voorheen verantwoordelijk zijn, en worden
gemaakt, voor de ontwikkeling van de kwaliteit en waarde van hun pand en
kavel.
Procesorganisatie
Ontwikkelingsbedrijf Noord-Holland Noord voert de projectleiding. Experimentpartners zijn adviesbureau STEC, provincie Noord-Holland, de vijf/zes
gemeenten waar de geselecteerde bedrijventerreinen zich bevinden en de
ondernemers.
Doel experiment
Het idee achter de 0-euro aanpak is het aanjagen van ondernemersinitiatief
op bedrijventerreinen, tegen minimaal overheidsbudget. De 0-euro aanpak is
een nieuwe manier van werken bij (bestaande) bedrijventerreinen. Tot op
heden was het vooral de overheid die in de buidel tastte voor de bedrijventerreinen. Bijvoorbeeld bij upgrading van de openbare ruimte en bij het
verwerven en uitplaatsen van bedrijven. Gemeenten hebben nu minder geld
en herstructurering en bedrijventerreinen staan minder hoog op de (politieke) agenda. Daardoor ligt de bal meer bij de ondernemers. De essentie van
de 0-euro aanpak is: de gemeente investeert geen of nauwelijks geld, maar
doet verder wel alles wat nodig en mogelijk is om private partijen op bedrijventerreinen in positie te zetten om te investeren in panden, kavels en de
locatie als geheel. Vitale bedrijventerreinen, waar ondernemers/eigenaren
investeren en willen doorgroeien, zijn immers van groot belang voor de regio
Noord-Holland Noord. Zeker tegen de achtergrond van mogelijke (partiële)
Ondernemerskracht in krimpregio’s / Projectbeschrijvingen / 6. Project 0 euro-aanpak
bevolkingsdaling. Zo blijft immers werkgelegenheid behouden, hoeven
mensen niet elders een baan te zoeken en verloederen de bedrijventerreinen
niet. Kortom, hoofddoel van het experiment is te komen tot maximale private
investeringen in bestaande bedrijventerreinen tegen minimaal overheidsbudget.
Interventies
De eerste stap in het experiment was het selecteren van zes bedrijventerreinen met doorbraakpotentieel, met andere woorden met potentieel om via
de 0-euro aanpak maximale private investeringen los te weken. De zes geselecteerde terreinen zijn Krabbersplaat in Enkhuizen, Haven Den Oever in
Hollands Kroon, Hoorn80 in Hoorn, Kolksluis I&II in Schagen, Wezenland in
Den Burg (Texel) en CNB in Stede Broec. Voor elk van deze bedrijventerreinen
heeft STEC een economische effectrapportage opgesteld. Deze gaat in op
53
cover
ligging, omvang en typering maar ook op de verdeling van vestigingen en
arbeidsplaatsen naar sector. Tevens wordt ingegaan op de toekomstwaarde
van elk van de bedrijventerreinen. Aansluitend is de 0-euro aanpak verder
uitgewerkt met een notitie waarin ‘de kunst van het verleiden op bedrijventerreinen’ centraal staat. Wat kunnen gemeenten doen om private investeringen
op bedrijventerreinen te stimuleren? Hoe kunnen private partijen zo optimaal
mogelijk worden gefaciliteerd? Daarbij wordt ingegaan op een viertal onderdelen (communicatief, organisatorisch, financieel-economisch en juridisch-planologisch). Ook is er een tien punten-checklist (meetlat) opgesteld
waarmee gemeenten na kunnen gaan in hoeverre men al ‘verleidelijk’ is voor
eigenaren, ondernemers en/of ontwikkelaars, zodat deze de stap nemen om
te investeren op bestaande bedrijventerreinen. Enkele punten op de checklist: gaat de gemeente flexibel om met bestemmingsplannen? Wordt er met
marktconforme en gedifferentieerde grondprijzen gewerkt? Wordt er veel
aandacht besteed aan de kwaliteit van de bedrijventerreinen? Zo krijgt de
gemeente inzicht in haar eigen handelen en wordt duidelijk wat men kan
doen om ondernemers/eigenaren te triggeren.
Om meer grip te krijgen op de oorzaken van de achterblijvende inspanningen
van gemeenten en ondernemers, is besloten een deel van het experimenteergeld (samen met een subsidie van de provincie Noord-Holland) in te zetten
voor een korte evaluatie van de 0-euro aanpak. Het door Buck Consultants
uitgevoerde onderzoek bevat onder andere een beschrijving van toepassing
en ervaringen (tot nu toe), inzicht in rolverdeling gemeenten, Ontwikkelingsbedrijf en provincie, lessen uit de zes casussen en inzicht in de vraag: hoe
komen we tot een meer ondernemersgericht accountmanagement in de
regio.
Ondernemerskracht in krimpregio’s / Projectbeschrijvingen / 6. Project 0 euro-aanpak
inhoud
1. Inleiding
2. Resultaten
3. Conclusie
Projectbeschrijvingen
Resultaten/effecten
–– De checklist 0-euro aanpak geeft een goed eerste beeld van de huidige
inspanningen die gemeenten in regionaal verband verrichten voor het
meer ondernemersgericht aanpakken van de herstructureringsopgave. De
checklist zou verbeterd kunnen worden door inspanningen meer te onderscheiden op schaalniveaus die met elkaar samenhangen: regio, gemeente,
locatie.
–– De bevindingen/rapportages per terrein worden waardevol gevonden en
geven een goede momentopname van de waarde van ieder terrein en de
stand van zaken van de private initiatieven. De daaruit volgende adviezen
zijn echter nog generiek.
–– De hoeveelheid energie per deelproject (bedrijventerrein) verschilt. Voor
een aantal bedrijventerreinen blijft het lastig gemeenten aan te sporen tot
actie (in het bijzonder faciliterende taken), maar dat geldt ook voor de
ondernemers.
–– De pilot sluit goed aan op de tendensen in het land. Op meer plekken wordt
nu gekeken naar een meer ondernemersgerichte benadering van de
herstructurering, waarbij vooral het faciliteren van private investeringen
centraal staat. De geselecteerde casussen in de 0-euro aanpak zijn ook
goede praktijkcasussen van hoe je samen met ondernemers tot een
gewenste ruimtelijke economische ontwikkeling en of investering komt.
–– Hoewel het niet als een resultaat kan worden gezien dat direct voortvloeit
uit het experiment, werd het voor Ontwikkelingsbedrijf Noord-Holland
Noord steeds duidelijker dat ondernemers helder moet gemaakt waar zij
terecht kunnen met hun vragen waarbij de overheid een rol speelt of kan
spelen. Ondernemers zouden één aanspreekpunt moeten hebben. Daarom
is een ondernemersloket in het leven geroepen met meerdere ‘ingangen’,
en die als een netwerk fungeert.
54
cover
Reflectie/conclusies
Hoewel het gewenste resultaat niet is behaald, heeft de 0-euro aanpak wel
geleid tot bewustwording over een meer vraaggerichte, ondernemingsgerichte
aanpak (voor ondernemers die actief zijn op bedrijventerreinen maar ook daarbuiten, dus economiebreed). De aanpak is nu onderdeel van de werkwijze van
het Ontwikkelingsbedrijf Noord Holland Noord als ondernemersloket voor de
regio. Met de 0 euro-aanpak zijn de lopende herstructureringsinitiatieven
opnieuw aangezwengeld. De hierbij opgedane kennis en ervaring is meegenomen, en heeft bijgedragen aan, de ontwikkeling van een brede ondernemersgerichte benadering in de regio.
Daarnaast moet ook vastgesteld worden dat de 0-euro aanpak niet duidelijk op
het netvlies van de gemeenten stond. Gemeenten waren niet altijd ‘bij de les’
en de energie bij betrokken ondernemers was ook niet altijd even sterk. De
0-euro aanpak is binnen dit project niet echt gaan leven. Dit hangt ook samen
met het feit dat er weinig nazorg/follow up heeft plaatsgevonden. De aanpak
kon zo niet volledig landen. Ook speelde mee dat verloedering van bedrijventerreinen wat minder hoog op de lokale (politieke) agenda staat in de
gemeenten in Noord-Holland Noord.
Ook kan worden geconcludeerd dat de term 0 euro-aanpak ietwat ongelukkig
is: deze legt de rekening als het ware direct bij het bedrijfsleven. Dit is tegenstrijdig aan de wens van de gemeente om het bedrijfsleven maximaal te faciliteren in het doen van investeringen voor de versterking van de economie en
behoud van de (lokale) vitaliteit. In de uitwerking van het ondernemersloket
Noord-Holland Noord is de term om deze reden ook niet meer actief gebruikt.
Ondernemerskracht in krimpregio’s / Projectbeschrijvingen / 6. Project 0 euro-aanpak
inhoud
1. Inleiding
2. Resultaten
3. Conclusie
Projectbeschrijvingen
55
cover
inhoud
1. Inleiding
2. Resultaten
3. Conclusie
Projectbeschrijvingen
7. Project Financiële en juridische instrumenten
tegen leegstand
Tijdlijn met belangrijkste gebeurtenissen
Wanneer
Wat
Medio
2013
Start experiment.
September 2013
Eerste startbijeenkomst
met verschillende werkgroepen.
Toelichting
Drie werkgroepen (investeringen met een business
case, financiering organiseren, juridische instrumenten), ongeveer dertig deelnemers (gemeente,
ondernemers, provincie Groningen, experts).
Medio
2014
Experimenteergeld (ministerie van BZK) zal gaan
naar onderzoek leegstandverordening.
Onderzoek is gegund aan B@S Consultantsǀ
Brood@Spelen samen met HYS Legal.
Begin
2015
Experimenteergeld (provincie Groningen) naar
onderzoek gezamenlijke
inkoop.
Onderzoek is gegund aan Facility Portal in samenwerking met Gert Walhoff advies.
Februari
2015
Praktijksimulatie leegstandverordening afgerond.
September 2015
Afronding onderzoek naar
gezamenlijke inkoop.
Maart
2014
Leegstandverordening
ingevoerd.
Januari
2015
Invoering gratis parkeren.
Besparingspotentieel van 200.000 euro per jaar.
Gratis parkeren bleek uit onderzoek in 2014 de
belangrijkste wens van de centrumondernemers.
Ondernemerskracht in krimpregio’s / Projectbeschrijvingen / 7. Project Financiële en juridische instrumenten tegen leegstand
Wanneer
Wat
Toelichting
Juli 2015
Bijdrage centrumondernemers stadsvernieuwing
vastgesteld (150.000
euro/2015-2019) en reclamebelasting ingevoerd.
Januari
2016
Afsluitend congres.
Honderd deelnemers. Maatregelen leiden tot meetbaar positief effect op ondernemersklimaat.
Maart
2016
Evaluatie toont succes
leegstandverordening.
Publicatie in blad Binnenlands Bestuur.
April
2016
(verwachting)
Definitieve afspraak met
supermarkten over bijdrage aan stadsvernieuwing
en vrij parkeren van
75.000 euro per jaar gedurende 2015-2019.
Context/aanleiding
De binnenstadondernemers van Winschoten, de ‘tweede koopstad van
Groningen’ zoeken een oplossing voor de problematiek die veel kernen in
krimpgebieden treft: leegstand. De leegstand van winkelpanden in het centrum
bedroeg in 2012 meer dan twintig procent en in sommige straten in de ring
rond de binnenstad zelfs meer dan veertig procent. Bevolkingsdaling is één van
de oorzaken. Tussen 2000 en 2015 nam de bevolking in Oldambt, waar
Winschoten is gelegen, met circa vierenhalf procent af. Verwacht wordt dat over
56
cover
inhoud
1. Inleiding
2. Resultaten
3. Conclusie
Projectbeschrijvingen
tien jaar de gemeente Oldambt 6,1 procent minder inwoners zal hebben dan
nu. Ontgroening en vergrijzing leiden tot een afname van het relatieve aandeel
van de beroepsbevolking en dat betekent minder koopkracht. Ook de trends in
de detailhandel werken de verkeerde kant op. Internetwinkelen groeit met vijftien tot twintig procent per jaar, terwijl fysieke winkels na jaren met dalende
omzetten voorlopig nog op de nullijn staan. Schaalvergroting en clustering van
voorzieningen doen ook hun duit in het zakje. Het gevolg: de leegstand van
winkeloppervlak in ‘hoofdkernen’ in krimpgebieden in de provincie Groningen,
was in 2013 tweeënhalf keer zo groot als in 2007.
Door de leegstand wordt de verblijfskwaliteit van het stadscentrum op
sommige punten onevenwichtig. Winschoten is als geheel nog steeds een
gezellig stadje met een historische binnenstad. Plaatsen waar de leegstand de
overhand krijgt worden echter ongezellig. Soms zijn zelfs echte problemen
zichtbaar. De belangrijkste uitdaging voor Winschoten is om de gehele binnenstad in samenhang aantrekkelijk en gezellig te houden en om te voorkomen
dat de leegstand het kernwinkelgebied insluipt. Het inzetten op een kleiner en
compacter kernwinkelgebied is een belangrijke stap naar het tegengaan van
leegstand. Ook is het van groot belang om in het centrum een aantrekkelijk en
divers aanbod te creëren van commerciële en niet-commerciële voorzieningen
en reuring (activiteiten en evenementen). Zo wordt getracht meer bewoners uit
de regio en over de Duitse grens naar Winschoten te trekken.
Procesorganisatie
De projectleiding is in handen van de gemeente Oldambt. Programmapartners
zijn de ondernemersorganisaties Handel&Nijverheid (Winschoten) en Koninklijke Horeca Nederland (afdeling Oldambt) en de provincie Groningen. Deze
organisaties treden op als cofinancier (ondernemersorganisaties met een
bijdrage in natura, de provincie met een subsidie). Vanzelfsprekend is de
gemeente een belangrijke projectpartner. Experimentpartners (deelnemers op
pilotniveau) zijn ondernemers.
Ondernemerskracht in krimpregio’s / Projectbeschrijvingen / 7. Project Financiële en juridische instrumenten tegen leegstand
Doel experiment
Het doel van het experiment is tweeledig. In overleg met en samenwerking
tussen gemeente, ondernemers en deskundigen wordt het volgende geambieerd:
–– de juiste juridische instrumenten vinden en inzetten om de functie en
uitstraling van panden en percelen in het winkelgebied (centrum en schil)
te versterken;
–– een nieuwe financieringsvormen ontwikkelen en inzetten om het winkelgebied/het centrum te versterken.
Het uiteindelijke doel is om de ondernemers te prikkelen om te investeren cq.
een actieve bijdrage te leveren aan het winkelgebied in het centrum van
Winschoten. Het experiment moet aantonen dat:
57
cover
1. de innovatieve juridische instrumenten daadwerkelijk toepasbaar zijn en
een bijdrage kunnen leveren aan bestrijding van leegstand in het kernwinkelgebied en in de schil rond het kernwinkelgebied;
2. investeringen in de binnenstad een positieve business case kunnen
opleveren voor ondernemers en eigenaren van bedrijfspanden in de
binnenstad;
3. een methode kan worden gevonden om financiering te verwerven om de
investeringen te bekostigen, zodanig dat (vrijwel) alle ondernemers en
eigenaren hieraan mee (kunnen) doen en inzicht ontstaat in de stappen die
nodig zijn om de methode van financiering uitvoerbaar te maken.
4. aan ondernemers en eigenaren inzicht kan worden gegeven in de manier
waarop meer financieringsmogelijkheden gecreëerd kunnen worden voor
investeringen in de binnenstad.
In de binnenstad van Winschoten wordt een omvangrijk actieprogramma uitgevoerd. Het experiment is dus niet de enige activiteit die een bijdrage levert aan
het versterken van de binnenstad.
Interventies
Onderzoek 1: De gemeente Oldambt beschikt over een leegstandverordening.
De leegstandverordening is een in Nederlandse gemeenten nog weinig
gebruikt juridisch instrument en de daadwerkelijke toepassing ervan is een nog
zeldzamer verschijnsel. Minder dan tien gemeenten hebben deze verordening
en passen deze toe. Daarom is het idee om de praktische inzetbaarheid en
impact van de leegstandverordening in beeld te krijgen.
Onderzoek 2: Ondernemers en eigenaren in het centrum van Winschoten zijn
geïnteresseerd in het oprichten van een gezamenlijke inkooporganisatie. Dat
moet een inkooporganisatie worden (van bijvoorbeeld nutsvoorzieningen en
veiligheid) voor en door ondernemers in het centrumwinkelgebied. Het is de
bedoeling dat een deel van dit inkoopkostenvoordeel zal worden gebruikt om
Ondernemerskracht in krimpregio’s / Projectbeschrijvingen / 7. Project Financiële en juridische instrumenten tegen leegstand
inhoud
1. Inleiding
2. Resultaten
3. Conclusie
Projectbeschrijvingen
gezamenlijke initiatieven van de ondernemers te bekostigen. Met behulp van
het experimenteergeld en middelen vanuit de gemeenten Oldambt, Stadskanaal en Delfzijl, zal onderzoek worden gedaan naar de mogelijkheden om via
inkoopsamenwerking tussen de Centrumondernemers in Delfzijl, Winschoten
en Stadskanaal, een concurrentievoordeel (individueel en collectief) te behalen.
De mogelijkheden moeten worden bezien vanuit de voordelen (opbrengsten),
kosten, risico’s, benodigde inspanningen voor implementatie en randvoorwaarden.
Resultaten
De realisatie van een leegstandverordening
De doelen van de leegstandverordening die de gemeente Oldambt voor de
binnenstad van Winschoten heeft ingevoerd zijn:
1. een gedeelde verantwoordelijkheid van pandeigenaren en gemeente voor
de leegstand tot stand brengen;
2. een gesprek tot stand brengen tussen de gemeente en de pandeigenaren;
3. de (on)mogelijkheden voor de invulling van leegstand grondig verkennen;
4. de pandeigenaar zoveel mogelijk de helpende hand bieden.
Wie niet wil overleggen, krijgt als stok achter de deur te maken met sancties.
De gemeente gaat zeer terughoudend om met het opleggen van sancties.
Alleen ‘serial offenders’ die ook na herhaalde verzoeken niet meewerken,
krijgen te maken met een sanctie.
Om de praktische inzetbaarheid en impact van de leegstandverordening in
beeld te krijgen, is er binnen het kader van het experimentenprogramma een
praktijksimulatie ontwikkeld en uitgevoerd. Uit deze praktijksimulatie komt
naar voren dat pandeigenaren en winkeliers de verordening als een nuttig
instrument zien voor de aanpak van leegstand. Zij zijn ook blij met de actieve(re) insteek van de gemeente om samen met de pandeigenaren een struc-
58
cover
turele oplossing voor de leegstand te vinden. In een evaluatie uit 2016
noemen de pandeigenaren als belangrijkste voordeel de rol van de gemeente
om partijen met elkaar in contact te brengen en continu aandacht te vragen
voor de leegstand, waardoor eerder actie ontstaat. Dit vraagt om een relatief
betrokken en op overleg ingestelde gemeente.
Ook ten aanzien van het overleg is een sanctie aanwezig als stok achter de
deur. Leidt het overleg tussen pandeigenaar en gemeente niet tot een oplossing, dan kan een leegstandbeschikking worden vastgesteld. Ook deze
sanctie ziet de gemeente als een uiterste middel, dat alleen wordt toegepast
als alle andere wegen hebben gefaald. De praktijksimulatie maakt duidelijk dat
eigenaren van mening zijn dat de overheid hen niet kan dwingen een
gebruiker te aanvaarden. Op grond van de verordening kan dat dus wel, mits
het betreffende gebruik conform de bestemming is. Overigens bleek dat eigenaren de leegstandbeschikking eventueel wel ingezet willen hebben voor die
eigenaren die hun leegstaande pand laten verloederen, waardoor er ook een
negatieve uitstraling voor de omliggende panden en naaste omgeving
ontstaat. Maar alle partijen zijn het erover eens dat men het niet op een leegstandbeschikking moet laten aankomen: overleg staat voorop. Het uiteindelijke doel van de leegstandverordening is om bij te dragen aan een
verhuisbeweging naar het kernwinkelgebied en de verpaupering in de schil te
bestrijden door functieverandering.
De gemeente Oldambt heeft ook een zogenaamd leegstandloket. Een dergelijk loket registreert alle leegstaande panden in de binnenstad. De eigenaren
van leegstaande panden zijn verplicht om de leegstand te melden. Ook in dit
geval op straffe van een sanctie, die uitsluitend wordt toegepast in situaties
van uiterste noodzaak (de sanctie is in de periode 2014-2016 twee keer toegepast). De leegstandverordening is geëvalueerd in 2016 en de resultaten zijn
zeer positief. Sinds de gemeente met de leegstandverordening werkt (vanaf
maart 2014), blijkt het aantal leegstaande winkelpanden afgenomen van 91
naar 54. In het kernwinkelgebied staan nu nog 22 winkels leeg en in de
Ondernemerskracht in krimpregio’s / Projectbeschrijvingen / 7. Project Financiële en juridische instrumenten tegen leegstand
inhoud
1. Inleiding
2. Resultaten
3. Conclusie
Projectbeschrijvingen
aanloopstraten 30. In de aanloopstraten hebben veel winkels een andere
bestemming gekregen: die van kantoor of woning.
Gezamenlijke inkoop door centrumondernemers
Binnen het kader van het experiment is gekeken in hoeverre inkoopsamenwerking kan leiden tot kostenbesparing, en of een deel hiervan bestemd kan
worden voor gezamenlijke activiteiten. Ondernemers in Winschoten hebben
samen met hun collega’s in Delfzijl en Stadskanaal een onderzoek laten
uitvoeren naar de perspectieven van gezamenlijke inkoop. De resultaten van
het onderzoek laten onder meer zien dat ondernemers gemiddeld twintig
procent kunnen besparen op hun inkoop. Besparingsmogelijkheden zijn er bij
afvalverwerking, verzekeringen, telefonie en data, beveiliging, schoonmaak
en energie. In het onderzoek wordt gesteld dat het reëel is dat circa eenderde
van de centrumondernemers in Winschoten zal gaan deelnemen aan de
inkoopsamenwerking. Dit betekent voor de ondernemers in Winschoten
centrum een geraamde besparing op de inkoopkosten van circa 200.000 euro
per jaar. Het grootste deel komt terecht bij de ondernemers zelf, gemiddeld
2.000 euro per deelnemend bedrijf. Twaalf en een half procent van het voordeel, oftewel circa 25.000 euro per jaar, kan worden besteed aan gezamenlijke activiteiten. Dat betekent dat het budget voor activiteiten met dertig
procent omhoog kan.
De gezamenlijke inkoop vindt plaats in het kader van een bredere samenwerking tussen ondernemers en de gemeente om ondernemers in staat te
stellen om op basis van een business case te investeren in de stadsvernieuwing in het centrum van Winschoten. Deze samenwerking is gestart in 2013
en heeft er toe geleid dat de ondernemers op grond van een belastingmaatregel 150.000 euro per jaar meebetalen aan de stadsvernieuwing. Overleg
met drie supermarkten in het centrum over een bijdrage van 75.000 euro per
jaar, zijn in een afrondende fase (situatie maart 2016). Voor deze bijdragen
hebben de gemeente en de ondernemers samen een business case ontwikkeld.
59
cover
inhoud
1. Inleiding
2. Resultaten
3. Conclusie
Projectbeschrijvingen
Effecten
Reflectie/conclusie
De toenemende winkelleegstand in de binnenstad van Winschoten (gemeente
Oldambt) was al een belangrijk aandachtspunt binnen het ‘Actieprogramma
Versterking Binnenstad Winschoten’ toen het voorstel werd gedaan voor een
experiment waarin gezocht werd naar juridisch- en financieel instrumentarium
om die leegstand tegen te gaan. Het onderwerp stond daarmee al hoog op de
lokale agenda. Dat zorgde ook voor extra energie binnen het ambtelijke- en
bestuurlijke apparaat energie die oversloeg naar niet direct betrokkenen.
Het experiment kan ontegenzeggelijk als succesvol worden beschouwd. Daar
zijn verschillende redenen voor. Een aantal zijn hiervoor al aangegeven:
–– Vanwege het ‘Actieprogramma Versterking Binnenstad Winschoten’ stond
het onderwerp al hoog op de lokale agenda. Dat zorgde voor extra energie
binnen het ambtelijke- en bestuurlijke apparaat én bij niet direct betrokkenen. Er waren daardoor al goede verbindingen gelegd met de ondernemers in de binnenstad. Hierdoor werden ook de twee onderdelen van het
experiment (leegstandverordening, gezamenlijke inkoop) goed ontvangen.
–– In algemene zin is het belangrijk dat een gemeente duidelijk laat zien dat zij
de uitdagingen rond krimp serieus neemt en dat zij ervoor kiest daarop te
anticiperen. De gemeenten moeten geen afwachtende houding aannemen
maar er moeten juist tijdig keuzes gemaakt worden die ervoor zorgen dat
de binnenstad, het bedrijventerrein of het dorp vitaal en leefbaar blijven.
De gemeente Oldambt speelde een duidelijke, voortrekkende rol, was zeer
actief en legde goede verbindingen met de ondernemers. En liet ook zien
zelf te investeren in de binnenstad en in de samenwerking tussen de
gemeente, de ondernemers, instellingen en bewoners.
–– Om ondernemers in de binnenstad (of elders) enthousiast en actief te
krijgen, is veel geduld en overredingskracht nodig. Ondernemers en de
gemeente moeten zich aanleren verder te kijken dan hun dagelijkse activiteiten en samen verantwoordelijkheid te nemen voor de stad. Ondernemers willen meestal niet in zulke nieuwe arrangementen stappen omdat
die tijd kosten en omdat de voordelen pas op termijn zichtbaar worden. De
gemeente Oldambt heeft daarom binnen het experiment een ‘oliemannetje’ en ‘olievrouwtje’ ingezet, met andere woorden iemand die de
gemeentelijke en/of provinciale taal spreekt maar ook de taal van ondernemers. Dat bleek een schot in de roos te zijn. ‘Oliemannetjes’ en ‘olievrouwtjes’ kunnen beide werelden nader tot elkaar brengen. Ze zijn vooral in
staat de ondernemers tot het inzicht te laten komen dat actief meedenken,
Een duidelijk informeel resultaat is dat binnenstadsondernemers in Winschoten
actief zijn gaan meedenken, meewerken en meebetalen aan het verbeteren
van hun eigen werkgebied. Een belangrijke trigger daarvoor was dat de
gemeente en provincie aan de ondernemers duidelijk hebben gemaakt dat het
werken aan een sterke binnenstad een gedeeld belang is. Het in overleg
ontwikkelen van een business case met een positief resultaat was ook een
belangrijke voorwaarde voor zowel gemeente als ondernemers. De invoering
van vrij parkeren door de gemeente is een duidelijk voorbeeld van een maatregel die in dit kader is ingevoerd.
De inspanningen om tot een sterkere binnenstad te komen lijken resultaat op
te leveren: in het afgelopen anderhalf jaar is de leegstand in het centrum van
Winschoten met ongeveer veertig procent teruggelopen. Ook het vertrouwen
van de ondernemers in de binnenstad nam sterk toe: het aandeel ondernemers
met vertrouwen in de binnenstad steeg van zestig procent naar tachtig
procent. Circa tweederde deel van de binnenstadsondernemers rapporteerde
in de eerste maanden van 2015 gelijkblijvende of toenemende omzet. De
kledingbranche (die in Winschoten dominant is) liet elders in Nederland in
dezelfde periode omzetdalingen zien. Dat gold ook voor andere branches in de
detailhandel.
Ondernemerskracht in krimpregio’s / Projectbeschrijvingen / 7. Project Financiële en juridische instrumenten tegen leegstand
60
cover
meewerken en meebetalen aan het verbeteren van hun werkgebied, tot
omzetgroei van het eigen bedrijf of tot waardestijging van het eigen pand
kan leiden. Om het anders te formuleren: een gemeente die gericht is op
open samenwerking en die met een continue bezetting veel energie steekt
in de samenwerking met ondernemers en ondernemers die bereid zijn om
mee te denken en praten, past misschien wel de belangrijkste voorwaarden
voor succes toe.
–– De leegstandverordening is niet voldoende. Er moet ook voldoende flankerend beleid zijn. De gemeente heeft dit inmiddels opgepakt via een Taskforce Leegstand.
–– Ten aanzien van de innovatie van financiering zou de gemeente eenvoudiger instrumenten voor het innen van de bijdrage van de ondernemers, op
prijs stellen. De instrumenten die nu zijn gebruikt hebben relatief veel
moeite en aandacht gekost. De gemeente Oldambt wil hierover graag
meedenken.
Ondernemerskracht in krimpregio’s / Projectbeschrijvingen / 7. Project Financiële en juridische instrumenten tegen leegstand
inhoud
1. Inleiding
2. Resultaten
3. Conclusie
Projectbeschrijvingen
61
cover
inhoud
1. Inleiding
2. Resultaten
3. Conclusie
Projectbeschrijvingen
8. Project Waddenland
Tijdlijn met belangrijkste gebeurtenissen
Wanneer
Wat
Toelichting
Wanneer
Wat
Toelichting
Juli 2013
Startbijeenkomst.
Initiatiefnemer is Casteller. Daarnaast potentiële
deelnemers zoals IVN, zorghotel, fysiotherapeut,
Psychopraxis, buurtzorg, provincies Groningen en
Friesland, Open Universiteit en RuG.
Najaar
2014
Aanvraag behelst het ontwikkelen van meerdaagse
zorg- en leefstijl-arrangementen voor mensen met
(chronische) gezondheidsklachten.
2013
Vervolgbijeenkomst.
In principe aan de slag met drie arrangementen:
Biowalk Lauwersmeer (trekker: IVN Groningen),
Exclusief Krasse Knarren arrangement (trekker:
Psychopraxis), Zorghotelarrangementen (trekkers:
Boerenthuis Prikkebosk en Terraheerd).
IVN en experimentpartners
doen aanvraag voor subsidie bij krimpfonds provincie Groningen en gemeente De Marne.
Najaar
2014
Ingediend subsidieverzoek
bij Krimpfonds provincie
Groningen en gemeente
De Marne is goedgekeurd.
Eind
2013
Conflict tussen initiatiefnemer en een van de
experimentpartners (oorsprong van het conflict ligt
buiten het experiment).
Platform31, provincie Groningen, Gemeente De
Marne: in eerste instantie dient de initiatiefnemer
en experimentpartners hier zelf uit te komen.
Medio
2015
CMO Stamm rondt onderzoek af.
Eind
2015
Voorbereiding eerste
weekendarrangement.
Begin
2014
IVN Groningen trekt nu het
experiment.
Onder experimentpartners bestaat nog steeds
draagvlak voor de eerder voorgestelde arrangementen. Ook wordt besloten om een nieuwe subsidieaanvraag te doen bij het krimpfonds van de provincie Groningen.
Maart
2016
Eerste weekendarrangement met betalende
deelnemers.
Medio
2014
Procesorganisatie definitief.
IVN is trekker van het experiment. Stichting Terraheerd en Fysiotherapie Wijers de experimentpartners.
Medio
2014
Besloten wordt een onderzoek uit te zetten om na te
gaan naar welk type arrangementen (inclusief doelgroep en dergelijke) de
meeste vraag is.
Er wordt een offerteverzoek opgesteld.
Najaar
2014
Het onderzoek wordt
gegund aan CMO Stamm.
Ondernemerskracht in krimpregio’s / Projectbeschrijvingen / 8. Project Waddenland
Context/aanleiding
Waddenland (het Lauwersmeergebied in gemeente De Marne) ligt in een
krimpregio. In krimpgebieden daalt en verandert de samenstelling van de
bevolking. Er zijn minder geboorten en jonge gezinnen, jongeren en hoogopgeleiden vertrekken naar grotere steden. Dit leidt tot vergrijzing van de
samenleving: het aantal senioren groeit. Volgens het CBS daalt in de periode
van 2013 tot 2040 de bevolkingsomvang van de gemeente De Marne met
ruim zeventien procent. Deze ontwikkeling heeft sociaaleconomisch grote
gevolgen voor het wonen (minder woningen nodig en andere wensen ten
62
cover
aanzien van de woningen), het onderwijs (minder kinderen betekent minder
scholen), mobiliteit (minder mensen, meer senioren (dit vraagt om een ander
netwerk van openbaar vervoer), arbeidsmarkt (minder werkgelegenheid) en
voorzieningen (door bevolkingsdaling vervalt een belangrijke basis voor
sommige voorzieningen, dit vraagt om leefbaarheidsplannen met een grotere
rol voor bewoners).
In Waddenland is de relatief beperkte economische bedrijvigheid en het
wegvloeien van voorzieningen een probleem. Voor diverse lokale zorgaanbieders, natuurorganisaties en kennisinstellingen was het duidelijk dat het
Waddenland nog onderbenutte potentie heeft voor het aanbieden van leefstijlarrangementen op het snijvlak van natuur en gezondheid. Daarom hebben
deze partijen zich gebogen over de vraag hoe aan dit gebied, met gebruikmaking van haar unieke kwaliteiten, een nieuwe impuls kan worden geboden. De
gedachte was dat die unieke kwaliteiten (rust, ruimte, licht, water en schone
lucht) stuk voor stuk elementen zijn die ingezet kunnen worden om (nieuwe)
doelgroepen aan te trekken. Dat er van rust, ruimte en natuur een positieve
invloed op de gezondheid van mensen uitgaat, is al langer bekend. De vraag is
vooral: waarom wordt er met die in het oog springende kenmerken in het
Noorden van Nederland niet ‘iets’ gedaan? Is het ook niet zo dat juist de kleinere plattelandsgemeenten in Noord-Nederland wel wat ondernemerschap
en nieuwe economische activiteiten kunnen gebruiken? De uitdaging is de
verschillende ‘unique selling points’ van het Noordelijke platteland zo te
combineren dat meer mensen de weg naar het Noorden weten te vinden.
Procesorganisatie
Er zijn drie experimentpartners (Stichting Terraheerd, Fysiotherapie Wijers en
IVN Groningen). IVN Groningen treedt op als projectleider.
Ondernemerskracht in krimpregio’s / Projectbeschrijvingen / 8. Project Waddenland
inhoud
1. Inleiding
2. Resultaten
3. Conclusie
Projectbeschrijvingen
Doel experiment
Doel van het experiment is het ontwikkelen van nieuwe dienstverlening rond
gezondheid en leefstijl (door lokale zorgpartijen), dat inspeelt op de kracht
van de omgeving van de Wadden en het Nationaal Park Lauwersmeer: rust,
ruimte, licht, natuur, water en schone lucht. De doelstellingen voor de economische vitaliteit zijn de volgende: inkomsten- en omzetstijging van deelnemende lokale zorgaanbieders en in de arrangementen opgenomen derden
(zoals verblijfsaccommodaties, activiteitenaanbieders en horeca), stijging van
het aantal verblijfstoeristen, hogere bezettingsgraad bij een aantal (voor zorg
aangepaste) toeristische accommodaties, grotere bekendheid van Waddenland bij geselecteerde doelgroepen en positieve beeldvorming van Lauwersmeergebied bij geselecteerde doelgroepen.
Interventies
De initiatiefnemers hadden behoefte aan een verkenning van de haalbaarheid
van hun plannen, maar ook aan een onafhankelijke en deskundige blik van
buiten. Daarom stuurden zij een offerteverzoek naar verschillende partijen
met de vraag ondersteuning te bieden bij het verkennen van de markt voor
gezondheidsarrangementen in Waddenland. De onderzoeksopdracht - een
haalbaarheidsanalyse - werd uiteindelijk toevertrouwd aan CMO Stam, kenniscentrum en adviesbureau voor de sociale sector. De belangrijkste conclusie in
het eindrapport van CMO Stamm is dat de ontwikkeling van gezondheidsarrangementen, en een succesvolle introductie daarvan in de praktijk, haalbaar
is. Dankzij financiële ondersteuning vanuit Platform31 (BZK) kon dit onderzoek uitgevoerd worden.
IVN en de experimentpartners hebben ook een aanvraag gedaan voor
subsidie vanuit het Krimpfonds provincie Groningen en gemeente De Marne.
Die aanvraag is toegekend. Met deze middelen zijn de initiatiefnemers gestart
met het ontwikkelen van meerdaagse zorgarrangementen. In eerste instantie
voor de brede doelgroep diabetici en mensen met overgewicht. De initiatief-
63
cover
nemers hebben een aantrekkelijk inhoudelijk programma samengesteld, en
samenwerking gezocht en gevonden met lokale partijen. Er is een eigen
website ontwikkeld en een mooie folder verschenen die breed verspreid is
onder huisartsen en ziekenhuizen. In maart 2016 is het eerste weekend uitgevoerd, waarin duidelijk werd dat er inhoudelijk een goed programma ligt. De
opgave waar de initiatiefnemers nu voor staan, is voldoende betaalde klanten
vinden voor deze weekenden. Na de zomer van 2016 zullen minimaal nog
twee weekenden georganiseerd worden. De komende maanden (tot medio
inhoud
1. Inleiding
2. Resultaten
3. Conclusie
Projectbeschrijvingen
2016) zal er hard getrokken moeten worden aan public relations en klantenwerving.
Resultaten
Zoals aangegeven concludeert CMO Stamm dat de ontwikkeling van gezondheidsarrangementen, en een succesvolle introductie daarvan in de praktijk,
haalbaar is. Die conclusie is gebaseerd op een aantal resultaten van het onderzoek. Zowel de locatie (Waddenland) als de initiatiefnemers bezitten een
aantal unieke, sterke kwaliteiten. De kracht van het gebied Waddenland is het
royale aanbod van rust, ruimte, licht, natuur, water en schone lucht. Optimaal
gebruik maken van die sterke punten zorgt voor volop kansen voor het
ontwikkelen van arrangementen waarin bewegen, recreëren, herstellen (van
ziekte), een actieve leefstijl, nieuwe vaardigheden en ontspannen, centraal
staan. De kracht van de initiatiefnemers is onder andere dat hun expertise én
het bestaande aanbod goed op elkaar aansluiten. Creatieve en succesvolle
gezondheidsarrangementen maken een sterke kans als de initiatiefnemers
hun afzonderlijke expertise en krachten bundelen, de mogelijkheden van
rust, ruimte, licht, natuur, water en schone lucht benutten, en als ze inzetten
op werken aan gezondheid en een gezonde leefstijl in een ontspannen sfeer
met recreatie en verblijf, en afgestemd op specifieke doelgroepen.
Een ander belangrijk resultaat van het onderzoek is dat verschillende combinaties van thema en doelgroep mogelijk zijn. Bijvoorbeeld ‘multitaskers’ met
drukte en stress (loslaten), gezinnen met gezondheidsproblemen (beleven),
chronisch zieken (quality time). Opvallend was dat niet zo zeer de keuze voor
de doelgroep als belangrijkste element naar voren kwam, maar vooral de
opzet en invulling van het arrangement. Op basis van de werksessies met de
initiatiefnemers en de sessies met de focusgroepen heeft CMO STAMM
aanbevelingen geformuleerd voor het type zorgpakket (de invulling van het
arrangement):
Ondernemerskracht in krimpregio’s / Projectbeschrijvingen / 8. Project Waddenland
64
cover
–– Begin in ieder geval niet te groot: start met één arrangement (of een paar
arrangementen) op maat, voor één of een paar doelgroepen;
–– Ontwikkel een ‘basis ZORG’-pakket dat breed aangeboden kan worden. Het
basis ZORG-pakket zou kunnen bestaan uit persoonlijke aandacht, en
gebruik van zorghotel Terraheerd. Dit hotel biedt aangepaste slaapkamers
en sanitaire voorzieningen, en de mogelijkheid tot gebruik van de kookgelegenheid en professionele zorg;
–– Biedt klanten daarnaast de mogelijkheid te kiezen voor een zogenaamd
‘plus ZORG’- pakket. Dat zou kunnen bestaan uit 24-uurszorg, ‘full pension’,
fysiotherapie en Biowalking met natuurgids.
Effecten
Na voltooiing van het onderzoek zijn de initiatiefnemers hard aan het werk
gegaan om de plannen verder vorm te geven en uit te werken. De initiatiefnemers hebben uiteindelijk gekozen voor de volgende doelgroep, doelstellingen
en programma:
–– Doelgroep: diabetici/mensen met overgewicht (inclusief partner, vriend of
vriendin);
–– Doelstellingen: zorg, persoonlijke aandacht, bewegen en gezondheid staan
centraal. Het programma moet handvatten bieden voor leefstijlveranderingen (tips voor thuis) en nieuwe klanten/doelgroepen naar Waddenland
halen.
In maart 2016 vond het eerste weekendarrangement (met betalende deelnemers) plaats. Inhoudelijk en qua programma was dit weekend een groot
succes. Het programma sloot goed aan bij de wensen en verwachtingen van
de deelnemers. Ook de kwaliteit en persoonlijke benadering door de begeleiders werden door de deelnemers als prettig en professioneel ervaren. Alle
deelnemers gaven aan nuttige gezondheidsadviezen en ervaringen te
hebben meegekregen die ze in de dagelijkse praktijk toe kunnen passen.
Ondernemerskracht in krimpregio’s / Projectbeschrijvingen / 8. Project Waddenland
inhoud
1. Inleiding
2. Resultaten
3. Conclusie
Projectbeschrijvingen
Reflectie/Conclusie
Het experiment ging voortvarend van start. Onder leiding van de oorspronkelijke initiatiefnemer verbonden steeds meer organisaties zich aan het experiment. Alle neuzen leken dezelfde kant op te staan. Helaas ontstond er een
conflict tussen de oorspronkelijke initiatiefnemer en een van de experimentpartners, hoewel de oorsprong van het conflict buiten het experiment lag. Na
bezinning stonden drie partijen op die het experiment nieuw leven hebben
ingeblazen, onderandere met hulp van de provincie Groningen en de gemeente
De Marne. Uiteindelijk heeft het experiment geleid tot de totstandkoming van
een zorgarrangement (weekendarrangement) specifiek voor diabetici en
mensen die willen afvallen. Kortom, voor mensen die hun gezondheid en
levensstijl willen aanpassen. Daarbij is ingespeeld op de groeiende aandacht
voor gezondheid en gezond leven en het inzicht dat er een relatie is tussen
natuur en gezondheid.
Een belangrijk informeel resultaat van het experiment is het feit dat twee
ondernemende lokale zorgaanbieders zijn gaan samenwerken met een natuurorganisatie (IVN Groningen). Zo hebben ze lokaal en regionaal veel energie
gegenereerd, waardoor ook andere deskundigen zich hebben aangesloten,
zoals een kok gespecialiseerd in gezond koken en een lifestyle adviseur.
De initiatiefnemers van het experiment in het Lauwersmeergebied hadden
behoefte aan kennis over onder meer het bereiken van de doelgroep voor het
zorgarrangement (geïnteresseerde diabetici en personen die willen afvallen).
Achteraf bezien heeft het onderzoek daar niet voldoende handvatten voor
geboden. Er is een website ontwikkeld, er zijn folders gemaakt en er zijn er
contacten gelegd met patiëntenverenigingen, maar het daadwerkelijk bereiken
van de doelgroep wordt momenteel nog als een knelpunt ervaren.
65
cover
inhoud
1. Inleiding
2. Resultaten
3. Conclusie
Projectbeschrijvingen
9. Project De Achterhoek zorgt voor morgen
Tijdlijn met belangrijkste gebeurtenissen
Wanneer
Wat
Toelichting
2001111
Instelling Achterhoek
Agenda 2020 met vier
werkplaatsen.
Convenant van overheden, ondernemers en maatschappelijke organisaties. Werkplaats Vitale Leefomgeving voor afstemming rondom wonen en zorg.
2013
Oplevering Atlas van de
Achterhoek en Woonwensen en LeefbaarheidsOnderzoek.
Onderzoeken brengen de behoefte aan wonen en
zorg in de Achterhoek in beeld.
2013-3
Bijeenkomst Wonen en
Zorg.
Regionaal overleg van bestuurders, beleidsmedewerkers, zorginstellingen en corporaties over de
nieuwe opgave.
2013-11
Start Kernenfoto´s.
Project om alle aspecten van wonen in de Achterhoek te inventariseren.
2014-7
Uitvoeringsagenda Achterhoek 2020.
Nadere focus van de Agenda 2020 op drie thema´s
wonen, werken en bereikbaarheid.
2014-9
Herziening Stuurgroep
Achterhoek 2020.
Heroverweging activiteiten en aanstellen nieuwe
projectleider.
2015-3
Eindrapportage Kernenfoto´s en vaststelling Regionale Woonagenda 20152025.
Resultaten van onderzoeken vertaald in regionaal
beleid.
2015-3
Transformatietafel zorg.
Inventarisatie van lopende projecten rondom langdurige zorg in de regio.
2015-4
Start pilots Achterhoek
zorgt voor morgen.
Uitvoering van het experiment via pilots in Doetichem en Bronckhorst.
2016-2
Oplevering eindrapportage.
Voorlopige resultaten opgetekend voor afsluiting
experimentenprogramma.
Ondernemerskracht in krimpregio’s / Projectbeschrijvingen / 9. Project De Achterhoek zorgt voor morgen
Context/aanleiding
Wonen en zorg is een urgent vraagstuk voor de Achterhoek. Het verdient een
plaats binnen de Achterhoek Agenda 2020, een samenwerkingsverband van
overheden, ondernemers en maatschappelijke organisaties (‘3O’s’). De regio
heeft te maken met de combinatie van bevolkingskrimp en vergrijzing: bewoners worden ouder, de gemiddelde leeftijd neemt toe en het aandeel ouderen
onder de totale bevolking stijgt. Daarnaast ontwikkelt zich vanuit het beleid en
de samenleving zelf, een situatie van langer thuiswonen waarin ouderen ondersteund moeten worden met flexibele, lokale voorzieningen. De Achterhoek is
daarop nog onvoldoende voorbereid met haar hoge aandeel ruime eengezinswoningen in particulier bezit en veelal traditioneel georganiseerde zorginstellingen. Op basis van deze constatering nam de werkplaats Vitale Leefomgeving,
onderdeel van de Achterhoek Agenda 2020, zich in 2013 voor om wonen en
zorg als gezamenlijk thema op te pakken. Het streven: betere afstemming
tussen organisaties en aansluiten bij de (toekomstige) wensen en behoeften
van bewoners.
Procesorganisatie
De regie voor het experiment ligt bij de Stuurgroep Achterhoek2020,
bestaande uit lokale bestuurders (vanuit 3O’s). Zij fungeren als de formele
opdrachtgevers. De projectleder was in eerste instantie een procesmanager
van het regiobureau. Toen eind 2014 de opzet van Achterhoek2020 werd
herzien, kwam het experiment onder een ander project te vallen en verschoof
ook het projectleiderschap. De nieuwe projectleider haakte als regionaal coördinator volkshuisvesting vanaf het begin aan bij het experiment. Vanuit het
regiobureau werd er verder een procesmedewerker bij betrokken.
66
cover
De trekkers stemden de voortgang van het experiment regelmatig af met de
Stuurgroep. De eerste inhoudelijke voorstellen werden ook binnen de werkplaats Vitale Leefomgeving besproken. Bij start van de pilots werd een werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van gemeenten, de regio,
provincie Gelderland, corporaties en zorginstellingen. De projectleider, inmiddels Kennismakelaar Wonen voor de Achterhoek, stuurt de werkgroep samen
met de procesmedewerker van het regiobureau aan. In de uitvoering van de
pilots werden twee subwerkgroepen geformeerd:
–– Bronckhorst: Achterhoek2020/Regio Achterhoek, beleidsambtenaren
Zorg/Welzijn en Volkshuisvesting van de gemeente, wijkverpleegkundige
van Sensire (zorgpartij), dorpsorganisaties, welzijn ouderen, stichting De
Bongerd;
–– Doetichem: wijkregisseur en wijknetwerk, lokale Alzheimer afdeling,
kennisnetwerk Kwetsbare Ouderen West-Achterhoek, zorgorganisatie
Markenheem, buurtcoaches, buurtbewoners, ROC Graafschap College, Sité
Woondiensten en Zorgbelang Gelderland.
Doel experiment
Doel van het project ‘De Achterhoek zorgt voor morgen’ is om lokale en regionale kansen en mogelijkheden te benutten die bijdragen aan een adequaat
aanbod op het gebied van wonen, welzijn en zorg. Centraal staat de vraag wat
de randvoorwaarden zijn voor langer zelfstandig thuiswonen in de Achterhoek.
Hoe kunnen deze gerealiseerd worden, wat is het beste schaalniveau en wie
heeft welke rol en verantwoordelijkheid? Om deze vragen te beantwoorden zijn
vijf uitdagingen geformuleerd waaraan het project moet bijdragen:
–– bewustwording bij partijen over de gezamenlijke opgave;
–– transformatie van een deel van het bestaande zorgvastgoed;
–– het aanpassen van de bestaande woningvoorraad;
–– het organiseren van functies en voorzieningen op de juiste schaal;
–– het teweeg brengen van een cultuuromslag bij bewoners.
Ondernemerskracht in krimpregio’s / Projectbeschrijvingen / 9. Project De Achterhoek zorgt voor morgen
inhoud
1. Inleiding
2. Resultaten
3. Conclusie
Projectbeschrijvingen
Deze doelstellingen zijn breed en kunnen niet binnen het project gerealiseerd
worden. Het experiment richt zich daarom op drie speerpunten in proces en
praktijk:
–– de regionale opgaven rond wonen en zorg duidelijk in beeld brengen;
–– tot bovenlokale afstemming en samenwerking komen tussen (professionele) partijen;
–– lokale kansen en mogelijkheden benutten die bijdragen aan het langer
zelfstandig wonen en/of een adequaat aanbod van woon-zorgvoorzieningen realiseren;
Interventies
Bij het indienen van het experiment was de intentie het thema wonen en zorg
binnen de Achterhoek Agenda 2020 op te pakken. Men besefte dat het een
complex vraagstuk is, waarbij verschillende aspecten een rol spelen en met
elkaar samenhangen (zoals woningaanpassingen, domotica en transformatie
van intramuraal vastgoed). In de voorbereidende fase (na toekenning van de
experimentstatus) moest nog bepaald worden op welk aspect het experiment
zich specifiek zou gaan richten. Begin 2014 kwam men uiteindelijk tot een
focus en plan van aanpak, uitgewerkt in de experimentbeschrijving. Er werden
twee pilots benoemd om ervaringen in de praktijk op te doen. Deze pilots
kunnen echter pas starten nadat een proces van inventarisatie en afstemming
via diverse onderzoeken en beleidstrajecten, is afgerond. Zo is in de definitiefase van het experiment (eind 2013) het project Kernenfoto’s gestart om de
lokale situatie rondom wonen in beeld te brengen en input te bieden voor de
Regionale Woonagenda 2015-2025. Tevens heeft de Hogeschool Arnhem-Nijmegen de opdracht gekregen om onderzoek te doen naar de opvattingen over
langer thuiswonen onder bewoners. Daarnaast werd in 2014 onder leiding van
Liesbeth Spies de Uitvoeringsagenda Achterhoek2020 opgesteld. Dit leidde tot
enige herschikking van activiteiten en betrokkenen, waarbij het project ‘De
Achterhoek zorgt voor Morgen’ een zijtraject van de Kernenfoto’s werd.
67
cover
Begin 2015 werd de eindrapportage van de Kernenfoto’s opgeleverd en
verwerkt in de regionale woonvisie. Parallel hieraan startten gemeenten en
zorginstellingen het Transformatie-programma Achterhoek Gezond en Zelfredzaam, gericht op kwetsbare groepen. Samen met het onderzoek van de HAN
bood dit het kader voor de start van de twee pilots rond de zomer van 2015.
Pilot 1: Een leven lang wonen in Bronckhorst-West
Naar aanleiding van een vraag vanuit de dorpenbelangenorganisatie wilden
partijen de mogelijkheden verkennen een combinatie van intramurale voorzieningen (ouderenzorg, gehandicaptenzorg, GGZ) te realiseren. Na een eerste
bijeenkomst met betrokken partijen bleek echter dat de lokale behoeften van
bewoners meer liggen bij ontmoeting en welzijn. Dit leidde tot het benoemen
van verschillende thema’s, namelijk: gebouwen, talenten, bewustwording,
netwerk en groepswonen. Een groep van bewoners en vertegenwoordigers van
andere partijen ging met de thema’s aan de slag. Zo is er onder meer een plan
in ontwikkeling om een van de leegstaande basisscholen in het dorp Steenderen een nieuwe functie te geven. De bedoeling is om er in ieder geval
welzijnsfuncties onder te brengen, die nu nog in een woonzorgcentrum zijn
gehuisvest. Samen met een zorgorganisatie wordt verkend of de ruimte die dan
vrijkomt, benut kan worden voor een vorm van (kortdurende) 24-uurszorg. Voor
de verbouwing van de school wordt een Leader-subsidie aangevraagd. Daarnaast geven inwoners het idee van ‘groepswonen’ binnen hun dorp vorm met
behulp van een architect. Hij maakt een schets van het woonidee, gekoppeld
aan een specifiek (leegstaand) gebouw. Dit is bedoeld om enerzijds het gesprek
aan te gaan met de gemeente over de mogelijkheden en anderzijds om
mensen uit het dorp te enthousiasmeren. Tenslotte wordt in Bronckhorst-West
gewerkt aan de bewustwording van inwoners over deze thematiek, onder meer
door het plaatsen van artikelen in het plaatselijke krantje.
Pilot 2: Schöneveld seniorvriendelijk; een wijk voor iedereen
Op basis van een gezamenlijk programma werken de gemeente Doetichem en
een zorgorganisatie samen met andere partijen aan het realiseren van een
Ondernemerskracht in krimpregio’s / Projectbeschrijvingen / 9. Project De Achterhoek zorgt voor morgen
inhoud
1. Inleiding
2. Resultaten
3. Conclusie
Projectbeschrijvingen
dementievriendelijke wijk. In samenwerking met onder andere een woningcorporatie en verschillende bedrijven is een belevingswoning gerealiseerd. Vanaf 1
april 2016 kunnen mensen hier een volledig aangepaste woning zien en
beleven. Daarnaast staan de thema’s kennis en doorbreken van taboes,
meedoen en ontmoeting, toegankelijkheid en bewegen centraal. Men is
bijvoorbeeld in gesprek met de lokale supermarkt over het voorlichten van
medewerkers over omgaan met mensen met dementie. Ook wordt gewerkt
aan een voorlichtingscampagne die via social meda, jongeren, posters en het
bijeenkomsten taboes moet doorbreken en de zelfredzaamheid moet
vergroten. Daarnaast is contact gelegd met mensen van de speeltuin in de wijk
om te verkennen of hier ook een beweegtuin voor ouderen/dementerenden
gerealiseerd kan worden. In 2016 wordt verder uitvoering gegeven aan de
verschillende onderdelen uit het projectplan.
68
cover
Resultaten
De doelstellingen van het totale experiment zijn zowel praktisch als procesmatig. Kijkt men naar de opbrengsten van de afgelopen drie jaar, dan lijkt het in
beeld brengen van de lokale opgave het meest geslaagd en is vooral in de
laatste maanden concreet hiermee aan de slag gegaan. Zowel in diverse onderzoeken als in de pilots zijn gegevens verzameld over bevolkingstrends,
behoeften van bewoners en aanwezige structuren. Daarnaast zijn er initiatieven
gestart die wonen, zorg en welzijn concreet maken voor burgers en professionals in de praktijk. Zo is in de pilots aandacht voor het aanpassen van de eigen
woning en voor het vormgeven van nieuwe functies en voorzieningen op de
juiste schaal en locatie. Beiden dragen bij aan bewustwording en het vinden van
nieuwe oplossingen voor het vraagstuk van wonen en zorg.
Het experiment heeft nog niet tot een opschaalbare aanpak geleid. Er is ook
nog geen cultuuromslag zichtbaar bij bewoners, maar dit proces is duidelijk
ingezet. Het project heeft in ieder geval een aanzet gegeven tot het benutten
van lokale kansen en mogelijkheden, waarbij burgers nadrukkelijker aan het
stuur zitten. In Bronckhorst-West kwam nauwere samenwerking tussen bewoners tot stand en ook op andere plekken is energie aangeboord. Professionele
partijen (waaronder zorgorganisaties) zijn wakker geschud door deze daadkracht in de dorpen. Op langere termijn zal dit zich vertalen in een beter
aanbod van wonen, welzijn en zorg dat aansluit bij de behoefte van de inwoners.
Het experiment is onderdeel van een totaalprogramma Wonen in de Achterhoek, waarbinnen meer initiatieven en ontwikkelingen lopen. Hoewel er nog
geen regionale afspraken worden gemaakt over bijvoorbeeld transformatie van
zorgvastgoed, weten gemeenten, zorgorganisaties en woningcorporaties
elkaar door dit bredere geheel steeds beter te vinden. Op regionaal niveau vindt
steeds meer kennis- en informatieuitwisseling plaats en zijn gezamenlijke
programma’s opgesteld. Door op regionaal niveau zaken aan te kaarten en met
elkaar uit te wisselen, kunnen keuzes op lokaal niveau worden geoptimaliseerd.
Ondernemerskracht in krimpregio’s / Projectbeschrijvingen / 9. Project De Achterhoek zorgt voor morgen
inhoud
1. Inleiding
2. Resultaten
3. Conclusie
Projectbeschrijvingen
Dit leidt er onder andere toe dat er op verschillende plekken in de regio verouderd zorgvastgoed wordt getransformeerd.
Effecten
Het project heeft er aan bijgedragen dat het thema wonen, welzijn en zorg
binnen een context van krimp nadrukkelijker op de (politieke) agenda in de
Achterhoek staat. Ook zijn partijen in de regio zich meer bewust van de noodzaak tot actie. Een belangrijk effect van zowel het onderzoek van de HAN als de
pilots, is dat de behoeften en visies van bewoners beter in beeld zijn gekomen
en partijen daar beter op aan proberen te sluiten. Hiermee heeft het experiment vooral een verkennende en aanjagende functie gehad voor de regio zelf.
Ten opzichte van 2013 is er in 2016 meer duidelijkheid over het vraagstuk, de
aanpak en de rol van verschillende partijen. Op dit moment worden verder
stappen gezet op de ingeslagen weg en komt ook de aanpak in de praktijk meer
centraal te staan.
Reflectie
Hoewel het vinden van oplossingen voor wonen en zorg centraal stond in het
experiment, is een groot deel van de tijd en inzet besteed aan voorbereiding.
Er waren er nog geen kaders en stappen uitgedacht. Er was ook nog onvoldoende kennis over de lokale opgave. Dit proces startte in feite pas na de
indiening van het voorstel. Toen bleek dat het project weinig mandaat had en
eerst de gezamenlijke focus vastgesteld moest worden. Verbinding met de
Achterhoek2020 zorgde in eerste instantie voor een ingewikkeld bestuurlijk
proces, ook omdat de organisatiestructuur veranderde tijdens de experimentenperiode. Uiteindelijk werd een plek voor het project gevonden binnen al
lopende trajecten. Deze stappen kostten veel tijd, maar inbedding en borging
waren essentieel om het experiment kans van slagen te geven en een
follow-up te verzekeren na afronding.
69
cover
Hetzelfde open proces speelde bij de pilots. Deze startten met enkele algemene thema’s en ideeën, geformuleerd door de betrokken organisaties. Om
ruimte te bieden aan initiatieven uit de samenleving waren de kaders echter
niet dichtgetimmerd. Na een beleidsmatig traject kwam men er in de praktijk al
snel achter dat de bewoners heel andere wensen en perspectieven hebben dan
professionals. Dit leidde ertoe dat de pilots nu veel meer van onderop gestalte
krijgen, aansluiten op wat er al is en bewoners duidelijker aan het stuur zitten.
Ook dit proces heeft tijd gekost, waardoor de uitvoering pas recentelijk gestart
is. Zo maken de pilots duidelijk dat professionele partijen vooral moeten kijken
naar lokale behoeften en de kracht van de wijk. De les voor de overheid is om
de regierol los te laten en lokaal maatwerk te bieden, door waar nodig te initiëren of alleen te faciliteren
Conclusies (inclusief succes- en faalfactoren)
De meerwaarde van het experiment zit vooral in het proces dat op lokaal en
regionaal niveau teweeg is gebracht rondom wonen, zorg en welzijn. Het
project was daarvoor een katalysator. Door de inbedding in het experimentenprogramma bleef het project op de agenda staan en is het stappenplan doorlopen zoals bedoeld. Door dat alles heeft het project lessen opgeleverd voor de
organisaties (zowel de overheid als diverse zorgpartijen). In feite illustreert het
project de overgang van government naar governance, een proces dat in veel
andere gebieden al doorlopen is. De institutionele, top-down aanpak had haar
meerwaarde in het voortraject, maar in de daadwerkelijke uitvoeringsfase
moesten de partijen leren bewoners aan zet te laten. Dit proces bestond uit
verschillende stappen, die meer tijd vergden dan vooraf gedacht. Daardoor
heeft de uitvoering nog weinig concrete resultaten opgeleverd. Maar door het
traject van de afgelopen drie jaar ligt er wel een zeer vruchtbare voedingsbodem. Daarmee draagt het experiment op termijn bij aan een verbeterd
aanbod in wonen, zorg en welzijn in de Achterhoek. Een aanbod dat aansluit bij
de wensen en behoeften van inwoners zelf, en ook mede door hen tot stand
komt.
Ondernemerskracht in krimpregio’s / Projectbeschrijvingen / 9. Project De Achterhoek zorgt voor morgen
inhoud
1. Inleiding
2. Resultaten
3. Conclusie
Projectbeschrijvingen
De experimenten richtten zich vooral op lokale initiatieven (in de wijk Schöneveld en Bronckhorst-West). Van de gekozen aanpak kunnen ook andere partijen
leren. Naast de twee pilots zijn in de eindrapportage ook vier andere initiatieven
beschreven. Op basis van een vergelijking van de verschillende initiatieven/
aanpakken zijn succes- en faalfactoren gedestilleerd. Het rapport biedt niet
alleen lessen waar men ook op andere plekken van kan leren, maar ook inspiratie. Op regionaal niveau bleek er behoefte te zijn aan het delen van goede
voorbeelden. In de regionale werkgroep is het rapport dan ook met enthousiasme ontvangen en gedeeld. In 2016 wordt hier vervolg aan gegeven.
70
cover
inhoud
1. Inleiding
2. Resultaten
3. Conclusie
Projectbeschrijvingen
10. Project SAAM&
Tijdlijn met belangrijkste gebeurtenissen
Wanneer
Wat
Toelichting
2013
Alliantiefabriek.
Initiatief Provincie Zeeland om partijen rondom
wonen, zorg en welzijn bij elkaar te brengen.
2013
Verkenning locaties
SAAM&.
Inventarisatie van corporatie en zorginstelling om
aandachtsgebieden te identificeren.
2013 9
Start project buurtgericht
werken.
ZorgSaam begint in Aardenberg een pilot rondom
buurtcoaches en wijkteams
2013 9
Opzet projectorganisatie
SAAM&.
Instellen kernteam met voorzitter en opstellen van
vergaderschema.
2014 1
Start programma GoedLeven.
Uitvoering van experimenten en projecten rondom
zorg in Zeeland. SAAM& wordt genoemd in opzet
programma.
2014
Afronding en evaluatie
pilot buurtgericht werken.
Partijen besluiten het project vroegtijdig te beëindigen, maar willen blijven samenwerken.
2015 3
Aansluiting bij Zeeuwse
Huiskamer.
SAAM& gaat kennis genereren voor de methodiek
van de Zeeuwse Huiskamer.
2015 4
Inhuur Big Picture Lab
voor ondersteuning
SAAM&.
Opdracht voor beschrijving vijf casussen volgens de
Expertise Management Methode.
2016 2
Oplevering analyse drie
casussen en instemming
voorstel voor vervolg.
Gemeente Sluis stemt in met samenwerking in de
Zeeuwse Huiskamer op basis van de inzichten uit de
analyses van SAAM&.
Context/aanleiding
In Zeeland lopen verschillende afspraken en beleidstrajecten rondom wonen,
zorg en voorzieningen, zoals het Regioplan Goed Leven, NU2020 Masterplan
Ondernemerskracht in krimpregio’s / Projectbeschrijvingen / 10. Project SAAM&
Voorzieningen Zeeuws-Vlaanderen, het convenant Koersvast voor Zeeland en
de beleidsnota Leefbaarheid en Bevolkingsontwikkeling. Partijen zijn zich
bewust van de opgave in de provincie, waar sprake is van bevolkingskrimp,
vergrijzing en leegstand. De plannen moeten nader uitgewerkt worden in
concrete projecten, waarbij er ruimte is voor experimenten. Begin 2013 werd
in opdracht van de provincie een Alliantiefabriek opgestart om initiatieven
van verschillende partijen op elkaar te laten aansluiten. Naar aanleiding
hiervan besloten corporatie Woongoed Zeeuws-Vlaanderen en zorgorganisatie ZorgSaam Zeeuws-Vlaanderen de handen ineen te slaan. In deze
constellatie kwam SAAM& tot stand, een initiatief voor een co-creatieproces
van publieke en private partijen in een nader te benoemen Zeeuws dorp of
buurt. Op deze wijze willen de grootste spelers in wonen, zorg en welzijn
zoeken naar een nieuw aanbod dat voldoet aan de vraag van bewoners en
bijdraagt aan de leefbaarheid van kernen.
Procesorganisatie
Het experiment werd bij de start gedragen door twee bestuurders van Woongoed Zeeuws-Vlaanderen en ZorgSaam Zeeuws-Vlaanderen. Ze maakten
volgens het voorstel elk tijd en budget vrij in de organisatie. Een twintigtal
andere partijen, waaronder de provincie, de gemeenten Terneuzen, Hulst en
Sluis, zorg- en welzijnsinstellingen en verzekeringsmaatschappijen, hadden
eveneens de intentie uitgesproken tijd en middelen te investeren in het
project.
Nadat de keuze was gemaakt voor Aardenburg in de gemeente Sluis als specifieke locatie, werd een werkgroep opgericht met Woongoed Zeeuws-Vlaanderen en ZorgSaam. Een beleidsadviseur van de gemeente werd voorzitter. Hij
71
cover
inhoud
1. Inleiding
2. Resultaten
3. Conclusie
Projectbeschrijvingen
vormt samen met een bestuurder van zorgorganisatie Warmande en zzp-er
Petra de Braal van kasus.nu, het kernteam van SAAM&. Projectcommunicatie
richting Platform31 ligt bij de manager strategisch vastgoedbeleid van de
corporatie en Petra de Braal.
Doel experiment
De vraag hoe in een krimpgebied het langer thuiswonen van ouderen en
daarbij horende voorzieningen vormgegeven kan worden, staat centraal. Het
experiment heeft als doel vanuit de Zeeuwse situatie een visie en aanpak voor
wonen, zorg en welzijn te ontwikkelen. Het resultaat van dit traject moet de
leefbaarheid van kernen in stand houden. Men zet in op co-creatie met een
groot aantal publieke en private spelers. Het ontstaan van een duurzame
samenwerkingsvorm tussen bewoners, gemeente, corporatie en zorginstellingen, die financieel en beheersmatig haalbaar is, vormt een belangrijk doel
op zich. Met deze twee doelen wil het experiment een werkwijze opleveren
die ook in andere kernen van Zeeuws-Vlaanderen toegepast kan worden.
Interventies
Woongoed en ZorgSaam startten het project met een inventarisatie van
mogelijke locaties voor het experiment. Zowel de fysieke als sociale structuur
van kernen werd daarbij meegenomen. Op basis hiervan viel de keuze op
Aardenburg, een stadje met ruim 2.400 inwoners, in de gemeente Sluis aan
de zuidwestkant van Zeeuws-Vlaanderen. Een van de redenen om voor
Aardenburg te kiezen was dat in deze kern al een pilot wijk- en buurtgericht
werken liep waarbij zogenaamde buurtcoaches worden ingezet. Tevens werd
het wijkteam in Aardenburg ondersteund door een expertpool met deskundigen van de verschillende organisaties. Het idee was dat de individuele
casussen die hier binnenkomen, de input vormen voor SAAM&.
Ondernemerskracht in krimpregio’s / Projectbeschrijvingen / 10. Project SAAM&
Nadat het project in september 2013 formeel van start ging, volgden enkele
vergaderingen met de werkgroep. Ook werd in de experimentbeschrijving
vastgelegd dat SAAM& zich zou richten op vijf casussen in Aardenburg. Met
een casus wordt de situatie rond een zorgbehoevend persoon bedoeld. Het
streven was om vijf representatieve casussen kwalitatief en kwantitatief in
beeld te brengen met een door de Hogeschool Zeeland ontwikkelde methodiek. Daarbij werd de problematiek beschreven en de bestaande relaties met
formele en informele zorg. De volgende stap was om per casus te kijken wat
de bewoners nodig hebben, welke zaken ze zelf kunnen regelen in hun
netwerk en wat ondersteund dient te worden. Daarbij wilde het experiment
nadrukkelijk de mogelijkheden in ICT en apps meenemen.
De verwachting was dat uit de pilot wijk- en buurtgericht werken in de loop
van 2014 enkele casussen zouden voortkomen waarmee SAAM& aan de slag
kon gaan. Zogenaamde keukentafelgesprekken met de ‘helden van Aarden-
72
cover
burg’ moesten leiden tot een plan van aanpak. Begin dat jaar werd de pilot
echter vroegtijdig beëindigd. De buurtcoach die de spil was van het project
werd ziek en kon haar werk niet overgedragen. Ook bleek dat Woongoed en
ZorgSaam, in tegenstelling tot wat in de aanmelding voor werd beschreven,
geen middelen hebben gereserveerd om in het experiment te investeren.
Deze gang van zaken werd geëvalueerd vanuit de Zeeuwse Huiskamer, een
groot project waarin op verschillende plekken in de provincie gewerkt wordt
aan innovatie in wonen, zorg en welzijn. Petra de Braal is hier tevens de
projectmanager. Conclusie van de evaluatie, uitgevoerd door onderzoeks- en
adviesbureau Big Picture Lab, was dat het draagvlak voor de pilot wijk- en
buurtgericht werken ontbrak, de rollen onvoldoende gedefinieerd waren en
de gemeente, corporatie en zorginstelling verschillende opvattingen hadden
over regievoering. Partijen spraken niettemin de intentie uit verder te willen
met samenwerking.
Dit vormde de opmaat voor een doorstart van SAAM&. Besloten werd het
project aan te laten sluiten bij de Zeeuwse Huiskamer en de vijf casussen te
analyseren volgens de Expertise Management Methodologie, die ook gebruikt
was in de evaluatie. Via deze methode worden de kwaliteiten, belangen en
visies van personen en organisaties in relatie tot het bereiken van gezamenlijke doelen, in beeld gebracht. Deze informatie zou vastgelegd worden in een
online kennisbank (door de projectleiders een portofolio-wiki genoemd)
zodat stakeholders er ook toegang tot hebben. Nadat de gemeente Sluis van
deze aanpak overtuigd was en steun uitsprak, werd begin 2015 met dit proces
gestart. Big Picture Lab kreeg de opdracht vijf woon-zorg gerelateerde
casussen in Aardenburg te beschrijven op basis van interviews met betrokken
burgers en professionals. De afspraak was dat de gemeente deze casussen
aanleverde, in samenwerking met zorgorganisatie Porthos. Omdat de teamleider vanwege een interne reorganisatie vertrok, ontstond er veel discussie
over de casussen en de regie vanuit de gemeente. Men wilde eerst zelf
contact met de betrokkenen opnemen voor het team van SAAM& aan de slag
kon. Uiteindelijk kreeg Big Picture Lab toegang tot drie casussen en werden
Ondernemerskracht in krimpregio’s / Projectbeschrijvingen / 10. Project SAAM&
inhoud
1. Inleiding
2. Resultaten
3. Conclusie
Projectbeschrijvingen
interviews gehouden met de zorgbehoevenden zelf, hun persoonlijke
netwerk en met professionele hulpverleners. In februari 2016 werd de portofolio-wiki op basis van de drie casussen opgeleverd. De analyse laat zien waar
behoeften in wonen, zorg en welzijn binnen Aardenburg zitten en hoe ondersteuning daar nu omheen georganiseerd is. De resultaten worden bezien in
het kader van het gedachtegoed rond de participatiesamenleving, waarin
rollen en verantwoordelijkheden van overheden en burgers verschuiven. De
ontvangst was positief en het college van de gemeente Sluis ging akkoord
met het voorstel om vanuit SAAM& een jaar lang samen te werken in De
Zeeuwse Huiskamer. Zo moeten de resultaten van de drie casussen een
vervolg krijgen in de samenwerking tussen stakeholders.
73
cover
Resultaten
Het hoofddoel van het experiment was een effectieve werkwijze ontwikkelen
tussen verschillende stakeholders op gebied van wonen, zorg en welzijn in
Aardenburg. Een goed functionerend model is in de afgelopen drie jaar niet
tot stand gekomen. Toch zien de experimentpartners dat er langzaamaan
beter wordt samengewerkt tussen de gemeente, zorgorganisaties en woningcorporatie. De opgedane kennis en ervaring rondom SAAM& hebben daaraan
bijgedragen en leidden tot voortzetting in de context van de Zeeuwse Huiskamer.
Het concrete resultaat van SAAM& zijn de drie beschreven casussen en
analyse in overeenkomstige lijnen, thema’s en probleemgebieden. Het inzicht
is dat er in de gemeente Sluis nog weinig integraal en vanuit de zorgbehoevende persoon zelf gedacht wordt. De verschillende organisaties en hun
aanbod staan vaak centraal. Daarbij is sprake van wij-zij denken, in plaats van
samenwerking. Ook de inzet van informele zorg in dit kader verloopt niet altijd
soepel: ondersteuning voor vrijwilligers en mantelzorgers ontbreekt. Een
laatste aandachtspunt is de rol van omwonenden bij mensen met psychische
problematiek, waarvan het gedrag effect heeft op de buurt. Omwonenden
voelen zich nu vaak machteloos richting instanties en de bewoner zelf. Op
basis van deze bevindingen deed SAAM& een aantal aanbevelingen voor de
gemeente en samenwerkende instanties over het vormgeven van wonen,
zorg en dienstverlening op wijk- en buurtniveau. Belangrijkste advies is om de
burger en zijn of haar sociale verbanden veel meer centraal te stellen en daar
een nieuwe organisatiestructuur omheen te bouwen. Kortom: om tot daadwerkelijke participatie en co-creatie te komen, moet er bij de organisaties nog
een fundamentele omslag gemaakt worden.
Effecten
SAAM& had de intentie een katalysator te zijn voor vernieuwend publiek-private partnerschap rondom wonen, zorg en welzijn in Zeeuws-Vlaanderen. Ten
Ondernemerskracht in krimpregio’s / Projectbeschrijvingen / 10. Project SAAM&
inhoud
1. Inleiding
2. Resultaten
3. Conclusie
Projectbeschrijvingen
opzichte van deze hoge ambitie is de impact van het experiment zeer beperkt
gebleven. Aan de gewenste co-creatie is SAAM& gedurende de periode nooit
toegekomen, omdat het proces bleef steken in de moeizame relaties met de
gemeente Sluis en tussen de gemeente, woningcorporatie en verschillende
betrokken zorgpartijen. Bewoners en andere maatschappelijke organisaties
zijn al die tijd niet aangehaakt bij het proces (behalve bij de interviews rondom
de casussen), terwijl dit nadrukkelijk de bedoeling was. Nu de informatie
vanuit de casussen beschikbaar is, kan de fase van gezamenlijke aanpak en
visievorming gestalte krijgen. Aansluiting bij de Zeeuwse Huiskamer biedt het
kader voor doorontwikkeling van het experiment zoals bedoeld bij de opzet in
2013. Gezien de ervaringen met samenwerking in de afgelopen drie jaar, zal
dat niet eenvoudig gaan. Een daadwerkelijk effect van het project op de leefbaarheid van kernen is daarmee nog ver weg. Maar de relaties tussen
verschuilende stakeholders is duidelijk verbeterd.
Reflectie
Hoewel de behoeften van bewoners en co-creatie voorop zouden staan, was
het experiment de afgelopen drie jaar vooral een top-down gestuurd proces.
Al snel bleek dat de samenwerking met en tussen de verschillende professionele partijen in de praktijk zeer moeizaam was, ondanks de goede intenties.
Dat had drie redenen:
–– Het feit dat SAAM& door een externe partij is opgezet en gecoördineerd
wordt, zorgde voor een kwetsbaar draagvlak.
–– De inbedding binnen de samenwerkende organisaties hing op specifieke
personen. Het gevoel van eigenaarschap ontbrak daardoor.
–– SAAM& haakte niet aan bij bestaande initiatieven of projecten, maar wild
deze juist bottom-up ontdekken en vormgeven. Hierdoor heeft SAAM&
geen autonome status maar is afhankelijk van andere lopende processen.
Het hele project heeft vanwege organisatorische veranderingen bij de partners meerdere keren vertraging opgelopen. Omdat het voorgestelde proces
74
cover
stokte en betrokkenen verdwenen, werd de uitvoering vanuit de betrokken
organisaties uiteindelijk stuurloos. Alleen dankzij de projectleider werden de
casussen, zoals afgesproken bij de start van het experiment, alsnog
beschreven en geanalyseerd. Het project werd daarbij ‘geframed’ in het
discours van overheidsparticipatie burgerkracht, zelfredzaamheid en eigen
verantwoordelijkheid. Deze thema’s stonden niet centraal in de opzet, maar
zijn met de decentralisatie van het sociale domein inmiddels zeer actueel
geworden voor de gemeente Sluis. De analyse leverde inzichten op over de
leefwereld van (zorgbehoeftige) burgers en rol van organisaties in deze
nieuwe context. Voor de lokale stakeholders zijn dit belangrijke lessen over
hun werkwijze. De lessen scheppen bovendien de mogelijkheid zowel burgerals overheidsparticipatie in samenhang vorm te geven, het uiteindelijke doel
van SAAM&.
Conclusie (inclusief succes- en faalfactoren)
SAAM& heeft geen feitelijke oplossingen opgeleverd voor wat nog altijd een
urgent vraagstuk is: een effectief systeem van wonen, zorg en welzijn in kleine
kernen van krimpgebieden. Dit bleek een brug te ver omdat de betrokken
instituties hun eigen organisatie niet op orde hebben en in de praktijk onvoldoende weten samen te werken. Co-creatie met burgers kan daarom niet
direct plaatsvinden. De in het project verzamelde casussen geven inzicht in
de randvoorwaarden die nodig zijn om tot betere werkwijzen te komen.
Meer nog dan een antwoord op de vraag hoe het langer thuiswonen van
ouderen in krimpgebieden kan worden vormgegeven, is het experiment een
les in het organiseren van het proces daaromheen met verschillende partijen.
De behoefte aan te sluiten bij de dynamiek van onderop en samenwerking te
zoeken langs de behoeften van burgers, is legitiem. Echter, zonder beschikbare cases of thema’s waar partijen direct op kunnen inspelen, is er in feite
geen project en wordt het lastig partijen te committeren. Kortom, het geheel
open laten van alle elementen in het proces blijkt niet de juiste insteek om
Ondernemerskracht in krimpregio’s / Projectbeschrijvingen / 10. Project SAAM&
inhoud
1. Inleiding
2. Resultaten
3. Conclusie
Projectbeschrijvingen
nieuwe oplossingen te vinden in wonen, zorg en welzijn. De Zeeuwse Huiskamer slaagt er met wat meer kaders beduidend beter in stappen te maken in
hetzelfde thema.
Het feit dat SAAM& na drie jaar nog bestaat, ligt deels aan de toekenning van
de experimentstatus in het programma bevolkingsdaling. Maar nog meer aan
de projectleider. Ze was betrokken bij het project waar het initiatief uit voort
kwam. Feitelijk is SAAM& haar idee, waarbij ze steeds weer andere partijen
heeft weten te betrekken. Dat het experiment in 2015 een doorstart wist te
maken door verbinding met de Zeeuwse Huiskamer, is ook te danken aan haar
coördinerende rol in dat laatste project. Om SAAM& een succes te maken met
blijvende meerwaarde voor de gemeente Sluis, zal de projectleider het op den
duur moeten loslaten. Het zoeken van partijen die de dragende rol op zich
willen nemen, vormt de grootste uitdaging voor de verdere uitwerking in de
Zeeuwse Huiskamer die begin 2016 met de gemeente Sluis overeengekomen
is. Het experiment leert dat bestuurlijke afspraken in de praktijk niet automatisch navolging krijgen.
75
cover
inhoud
1. Inleiding
2. Resultaten
3. Conclusie
Projectbeschrijvingen
11. Project GoudOud in Warffum
Tijdlijn met belangrijkste gebeurtenissen
Wanneer
Wat
Toelichting
Wanneer
Wat
Toelichting
2011
Bericht sluiting lokaal
verzorgingshuis in 2014.
Stichting de Hoven geeft aan de exploitatie van
verzorgingstehuis Warfheem af te bouwen.
2014 12
Intentieverklaring samenwerkingspartner.
Stakeholders vanuit wonen en zorg tekenen intentieverklaring voor realisatie GoudOud in Warffum.
Gezamenlijke visie op
wonen, zorg en voorzieningen in Warffum.
Na tevergeefs verzet van bewoners verkennen
partijen alternatieven.
2015
Aflopen ondersteuning
door KAW.
De procesbegeleiding van het bestuur stopt door
aflopen provinciale subsidie. Rizoem neemt taak
informeel over.
2012
Project GoudOud in Warffum van start.
Onder regie van bewoners uitwerken visie in haalbaarheidsonderzoek.
2015 10
Opening dorpshuiskamer.
2013 2
Eindrapport verkenning
GoudOud met plan van
aanpak.
Presentatie vernieuwend concept voor wonen, zorg
en welzijn in Warffum, met drie pijlers.
Een leegstaand pand wordt in bruikleen gegeven als
ontmoetingspunt en activiteitencentrum voor het
dorp.
2013 8
Sluiting Warfheem.
Vanwege oplopende leegstand maken de oudere
bewoners plaats voor studenten
2013 9
Oprichting Stichting GoudOud in Warffum.
Met steun van KAW neemt een bestuur van drie
dorpsbewoners de taak op zich op de drie pijlers te
realiseren.
2014 2
Start vrijwilligersorganisatie.
Het bestuur stelt twee coördinatoren aan om vraag
en aanbod te koppelen.
Businesscase bouw zorghofje en bod op Warfheem.
KAW stelt een businesscase op voor nieuwe zorgwoningen, op basis waarvan onderhandelingen worden
gestart met eigenaar Vestia en investeerders.
Start pilot SPAR.
Warffum sluit aan bij een pilotproject omtrent
buurtsupermarkten.
Breed overleg GoudOud
Warffum.
Wethouders en ambtenaren van de gemeente
Eemsmond, provincie Groningen, BZK en Platform31 bespreken voortgang project met het bestuur.
2014 10
Ondernemerskracht in krimpregio’s / Projectbeschrijvingen / 11. Project GoudOud in Warffum
Context/aanleiding
Warffum is een dorp binnen de Groningse gemeente Eemsmond met ruim
2.000 inwoners. Er zijn verschillende voorzieningen, zoals scholen en winkels,
die ook een functie hebben voor de omgeving. In 2011 kondigde zorginstelling
De Hoven aan de exploitatie van verzorgingshuis Wafheem af te bouwen omdat
deze niet meer rendabel was. Het dorp verzamelde 1.600 handtekeningen
tegen de sluiting en richtte een stichting op om dit kracht bij te zetten. Het
besluit van De Hoven bleek onherroepbaar. Eigenaar Vestia wees de kosten af
voor een ingrijpende verbouwing zoals die door architectenbureau KAW waren
geïnventariseerd. Bewoners, gemeente, zorginstellingen en woningcorporatie
vonden elkaar vervolgens in een gezamenlijke visie op de toekomst van
Warffum, waarin ouderen en mensen met een zorgvraag zo lang mogelijk zelfstandig moeten kunnen blijven wonen. Hoewel breed gedragen, werd de
uitwerking gelegd bij de bewonersorganisaties, Vereniging Dorpsbelangen
Warffum en de Stichting Zorg voor Warfheem. Onder de naam GoudOud in
76
cover
inhoud
1. Inleiding
2. Resultaten
3. Conclusie
Projectbeschrijvingen
Warffum startten ze een project om de visie handen en voeten te geven. Met
steun van KAW werd begin 2013 een haalbaarheidsonderzoek gepresenteerd
met drie pijlers:
–– virtueel verzorgingshuis: digitale infrastructuur met informatie over alle
bewoners, waar zowel professionele zorg als informele zorg gebruik van
kan maken (met de huisarts als centrale schakel);
–– vrijwilligersorganisatie: coördinatiepunt om de vraag naar ondersteuning
en het aanbod vanuit vrijwilligers aan elkaar te koppelen;
–– zorghofje: nieuw te bouwen complex op het terrein van het oude verzorgingstehuis met een ontmoetingsruimte, zorgpension en enkele zorggeschikte woningen.
Met deze opzet wilde GoudOud in Warffum aansluiten bij zowel de maatschappelijke ontwikkelingen rondom vergrijzing en bevolkingskrimp, als bij de
beleidsveranderingen in wonen, zorg en welzijn. Met financiële steun van de
Provincie Groningen en het experimentenprogramma bevolkingsdaling werden
de peilers nader verkend en ontwikkeld.
Procesorganisatie
De belangrijkste spelers zijn de voorzitters van de Vereniging Dorpsbelangen
Warffum en Stichting Zorg voor Warfheem. Ze zijn de trekkers achter de
projectgroep die de visie uitwerkte en vormen samen het bestuur van Stichting
GoudOud in Warffum. Beiden zijn geen oorspronkelijke bewoners, maar wonen
al geruime tijd in het dorp. Ook hebben ze een professionele achtergrond in
zorg en welzijn (onderwijs en verpleegkunde) en binding met de lokale politiek.
Een derde bestuurslid trok zich na ruim een jaar terug. Hij werd vervangen door
twee nieuwe leden (een jurist en een penningmeester), maar die treden niet op
de voorgrond.
Tot eind 2014 werd het project ondersteund door een procesbegeleider van
KAW, die veel ervaring heeft met burgerinitiatieven. Zij bracht in het begin de
Ondernemerskracht in krimpregio’s / Projectbeschrijvingen / 11. Project GoudOud in Warffum
partijen bijeen, zorgde voor samenwerking tussen de trekkers en was mede
verantwoordelijk voor verwerven van subsidies. In de tweede ring zijn er diverse
lokale stakeholders betrokken: de gemeente Eemsmond, zorgorganisatie De
Hoven, het gezondheidscentrum Warffum, woningcorporatie Vestia en zorgverzekeraar Menzis. Ze speelden een belangrijke rol bij de start van GoudOud in
Warffum door input te geven op de visie en een klankbordgroep te vormen bij
uitwerking van het haalbaarheidsonderzoek. In de verdere ontwikkelingen
namen ze geen verantwoordelijkheid. Ze zijn ze zijn vooral gesprekspartner
voor de stichting bij de uitvoering van hun plannen. In de derde ring zitten
verschillende partijen met wie GoudOud in Warffum samenwerkingsrelaties
aangaat, zoals Hanzehogeschool Groningen, provincie Groningen en het ministerie van BZK.
77
cover
Doel experiment
Het doel van het project is te komen tot een gecoördineerde inzet van professionals, mantelzorgers en vrijwilligers, zodat ouderen in krimpgebieden in hun
eigen omgeving kunnen blijven wonen (ook als ze behoefte aan zorg en ondersteuning krijgen). Hiertoe streeft de stichting GoudOud in Warffum naar lichte,
hybride en digitale voorzieningen waarover bewoners (grotendeels) de regie
voeren. Om dit te verankeren en duurzaam te exploiteren, wilde men ook een
nieuwe, flexibele organisatie met zelfstandig verdienmodel inrichten.
Interventies
Door de trekkers werden vanaf het begin talloze gesprekken gevoerd met
partijen om samenwerking aan te gaan op de uitvoering van een van de pijlers,
zoals zorgorganisaties, zorgverzekeraars, woningcorporaties en investeerders.
Daarnaast worden presentaties gegeven over GoudOud in Warffum op landelijke bijeenkomsten voor burgerinitiatieven in wonen, zorg en welzijn. Het
bestuur wist eind 2013 zelfs door te dringen tot de voorselectie van TedxBinnenhof. Via de eigen website, berichten in de plaatselijke krant en op lokale
bijeenkomsten werd het dorp regelmatig bijgepraat over de ontwikkelingen.
Virtueel verzorgingstehuis
Het virtueel verzorgingshuis was oorspronkelijk een initiatief van de huisarts.
Digitaal informatie delen en afstemmen kan het zorgsysteem rondom mensen
efficiënter maken, zo was zijn veronderstelling. Zorgverzekeraar Menzis gaf
aanvankelijk aan financieel te willen ondersteunen. De planning was om het
systeem in 2014 operationeel te hebben, maar de opzet van de ICT-infrastructuur bleek complexer dan verwacht. De diverse bestaande software pakketten
die worden verkend zijn kostbaar en arbeidsintensief. De huisarts trok zich
hierop terug uit het project. Het bestuur van GoudOud in Warffum probeerde
vervolgens samenwerking te zoeken met andere partijen, die het idee mede
kunnen oppakken.
Ondernemerskracht in krimpregio’s / Projectbeschrijvingen / 11. Project GoudOud in Warffum
inhoud
1. Inleiding
2. Resultaten
3. Conclusie
Projectbeschrijvingen
Vrijwilligersorganisatie
Via een van de bestuursleden is er een directe link met de Hanzehogeschool
Groningen. Studenten van de minor Gezondheidszorg en Samenleving kregen
de opdracht het coördinatiepunt vrijwilligers uit te werken. Daartoe deden de
studenten verder onderzoek naar de behoeften onder bewoners, het potentiele aanbod aan hulp en de bestaande vrijwilligersorganisaties in de regio. Deze
onderzoeken waren begin 2014 gereed. Parallel hieraan vroeg het bestuur aan
twee externe professionals om een scholingsaanbod voor de vrijwilligers te
ontwikkelen (met de steun van de experimentbijdrage). Tevens stelde het
bestuur begin 2014 twee coördinatoren aan om de organisatie op te zetten. Via
diverse bijeenkomsten in het dorp werden actieve bewoners geworven en
verbinding gelegd met andere clubs die zich voor Warffum inzetten. Animo
bleek er voldoende, alleen enige structurele middelen vormden een knelpunt.
Het idee dat GoudOud aanspraak kan maken op het WMO-budget van de
gemeente Eemsmond werd niet enthousiast ontvangen door de wethouders.
Hierop besloot het bestuur een verkenning te starten naar het oprichten van
een zorg- of dorpscoöperatie. Studenten van de hogeschool, ditmaal de minor
Healthy Ageing, kregen de opdracht hier onderzoek naar te doen. In 2015
wordt op basis van dit onderzoek gewerkt aan de feitelijke oprichting van de
dorpscoöperatie. Er werden leden geworven en statuten opgesteld. De formele
oprichting zal naar verwachting in 2016 plaatsvinden. In 2015 is ook de scholing van de huidige vrijwilligers afgerond. Het streven is dit met een nieuwe
groep voor te zetten.
Het hofje
KAW-architecten maakte in 2014 een ontwerp met bijbehorende businesscase
voor de nieuwbouw van het hofje. Het plan ging uit van zestien eenheden
onder de sociale huurgrens met een totale investering van ruim twee miljoen
euro, te dekken door een externe financier. Op basis hiervan ging GoudOud in
Warffum op zoek naar investeerders en startte onderhandelingen met eigenaar
Vestia. Het bestuur deed een bod op de grond, waarop de corporatie aangaf dat
ze sympathiek stond tegenover het initiatief, maar vooralsnog streefde naar
78
cover
inhoud
1. Inleiding
2. Resultaten
3. Conclusie
Projectbeschrijvingen
een marktconforme prijs. Vervolgens ondernam Vestia pogingen tot openbare
veiling en onderverhuur voor langere periode. Het bestuur trachtte in gesprek
te blijven om zo een opening te houden naar hun plan. Daarnaast probeerden
Platform31 en het ministerie van BZK bij te dragen via contacten met Vestia en
het Aanjaagteam Langer Zelfstandig Wonen. Echter zonder resultaat.
In december 2014 tekenden Buurtzorg Nederland, Woongroep Marenland, De
Pool (samenwerkende huisartsen van Warffum, Usquert, Eenrum en Kloosterburen) en projectadviesbureau Rizoem een intentieverklaring voor inzet ten
behoeve van GoudOud. De focus lag op het binnenhalen van investeerders voor
de realisatie van het hofje, met het digitaal verzorgingshuis en vrijwilligersnetwerk als onderlegger.
Hoewel nieuwbouw nog steeds de wens was, besloot het bestuur in 2015 zich
ook te richten op kansen in bestaande seniorencomplexen in Warffum en een
naburig dorp. Daarnaast zocht GoudOud in Warffum naar andere mogelijkheden om de behoefte aan een ontmoetingsplek in het dorp vorm te geven.
Samen met Dorpsbelangen en de Handelskring werd onderzocht of een leegstaand café hiervoor geschikt zou zijn. Bureau Rizoem deed, met subsidie van
het Loket Leefbaarheid van de NAM en de Dialoogtafel, een haalbaarheidsstudie. Het bestuur wachtte dat echter niet af en opende in oktober 2015 een
dorpshuiskamer in een naburig leegstaand pand. Dit pand kwam daarna in het
bezit van een lokaal bouwbedrijf, die zoekt naar een geschikte huurder. Afgesproken werd dat de stichting en op te richten dorpscoöperatie het pand in de
tussentijd belangeloos mogen gebruiken als dorpshuiskamer. Verschillende
bewoners en lokale bedrijven dragen bij aan de inrichting en vrijwilligers
houden het draaiende. Vanuit de dorpshuiskamer worden verschillende activiteiten georganiseerd zoals koffieochtenden, samen koken en eten en handwerken.
In 2014 sloot Warffum zich aan bij een pilot van het ministerie van BZK en SPAR
supermarkten om de leefbaarheid in krimpgebieden te stimuleren. De intentie
was om publieke en private partijen bijeen te brengen om voorzieningen in
Ondernemerskracht in krimpregio’s / Projectbeschrijvingen / 11. Project GoudOud in Warffum
stand te houden. Vanuit Warffum participeren de gemeente, Dorpsbelangen en
de stichting GoudOud. Door wisseling van de ondernemer lag de pilot in 2015
enige tijd stil, maar werd eind van dat jaar weer opgestart.
Resultaten
Na drie jaar is het belangrijkste resultaat van GoudOud in Warffum de vrijwilligersorganisatie die staat en draait. Het coördinatiepunt, bestaande uit twee
medewerkers, brengt de hulpvragen van ouderen/zorgbehoevenden in kaart
en deelt ze in naar categorie: groepsactiviteiten, sociale en huishoudelijke hulp,
mantelzorg en hulpverlening. Vervolgens maken ze een koppeling met vrijwilligers die in deze hulpvraag kunnen voorzien. Daarnaast ziet het coördinatiepunt
toe op de werving en organisatie van het vrijwilligersnetwerk. Op korte termijn
zal dit versterkt worden via een dorpscoöperatie. Met de dorpshuiskamer heeft
men ook de gewenste fysieke plek gekregen.
79
cover
Het virtuele verzorgingshuis is nog niet van de grond gekomen zoals bedoeld.
De benodigde ICT-infrastructuur ontbreekt. Wel is het gezondheidscentrum
een belangrijke partner. Bovendien heeft de stichting een convenant gesloten
met Buurtzorg voor de levering van professionele zorg en ondersteuning in het
dorp. Zo worden formele en informele zorg toch aan elkaar gekoppeld.
De ideeën over het hofje hebben concrete uitwerking gekregen in een ontwerp
en businesscase, maar dit plan is nog niet gerealiseerd omdat er geen overeenkomst is met eigenaar Vestia over aankoop van de grond tegen de gewenste
prijs. Ook ontbreekt financiering voor de investering in de nieuwbouw. Wel is
met de opening van de dorpshuiskamer de wens voor een ontmoetingsruimte
in het dorp in vervulling gegaan en worden in samenwerking met bestaande
seniorencomplexen zorggeschikte woningen aangeboden, zodat ouderen in
Warffum kunnen blijven wonen.
Effecten
Van een project gericht op langer thuiswonen van ouderen en mensen met een
ondersteuningsbehoefte, is GoudOud in Warffum uitgegroeid tot een revitalisering en herinrichting van de sociale infrastructuur in het dorp. Er is veel lokale
kracht losgekomen, die zorgt voor meer contacten tussen bewoners en levendigheid in het algemeen. De nadruk bij dit alles ligt vooral op het versterken van
de leefbaarheid van het dorp en welzijn van de bewoners, en minder op het
aanbieden van formele diensten op het gebied van wonen en zorg.
De werkwijze van GoudOud in Warffum draagt ook bij aan het kantelen van de
verhoudingen tussen bewoners en institutionele partijen. Burgers nemen het
voortouw en zitten daardoor meer als gelijkwaardige partners met professionals aan tafel. Dit proces verloopt nog wel wat stroef, veel instanties zijn niet
gewend hun activiteiten vraaggericht vorm te geven. Maar door de serieuze
opstelling, duidelijke visie en vasthoudendheid slaagt GoudOud in Warffum er
langzaam maar zeker in andere stakeholders mee te krijgen.
Ondernemerskracht in krimpregio’s / Projectbeschrijvingen / 11. Project GoudOud in Warffum
inhoud
1. Inleiding
2. Resultaten
3. Conclusie
Projectbeschrijvingen
Reflectie
De ambities van GoudOud waren hoog bij de start. Toch werden er snel stappen
gemaakt en toonden partijen zich alom geïnteresseerd in Warffum. Daardoor
ontstond er een sfeer van onoverwinnelijkheid. Het dorp stond aan de voorhoede van nieuwe oplossingen voor actuele maatschappelijke vraagstukken.
Na 2014 kregen de ontwikkelingen een ander tempo omdat men botste op de
medewerking van instituties. De stap van actief meedenken naar samenwerking in de uitvoering werd door de meeste partijen niet gemaakt en GoudOud
moest daarom op zoek naar andere partners. Hierdoor dreigden de eerste en
laatste pijler stil te vallen. In het dorp was niettemin iets losgekomen, waardoor
het proces toch doorging. De stichting toonde zich flexibel door alternatieven
en zijsporen te bewandelen die de beweging gaande hielden. Het sluiten van de
businesscase bleef de bottleneck voor de organisatie, die steeds meer op een
klein bedrijf ging lijken. Het feit dat Warffum in een krimpgebied ligt maakte het
lastiger.
Bij de start van het project wees hoogleraar samenlevingsopbouw Justus Uitermark (interview in NRC, 2013) al op de kansen en kwetsbaarheden van burgerinitiatieven in de zorg, zoals in Warffum. Bewoners kunnen krachtige aanjagers
zijn, maar voor structurele dienstverlening heb je institutionele partijen nodig
die mede verantwoordelijkheid nemen, zo stelt hij. Nu, bijna drie jaar later, lijkt
deze voorspelling grotendeels op te gaan voor Warffum. Het is de initiatiefnemers goed gelukt de lokale kracht aan te boren en om te zetten in acties. Maar
het lukt als burgercollectief nog onvoldoende om als een gelijkwaardige partij
te opereren in het domein van wonen, zorg en welzijn. Institutionele stakeholders blijven nodig voor een echt handelingsperspectief, zowel voor wat betreft
financiële middelen als positie in het veld. Het is sterk de vraag of de dorpscoöperatie hier verandering in zal brengen.
De trekkers waren in het begin huiverig dat de instituties het initiatief zouden
overnemen. Ze voerden gesprekken met partners die bereid waren in Warffum
te investeren, maar dan ook een stuk van de regie in handen wilden hebben.
80
cover
Daarom ging het bestuur daar niet mee in zee. Hierdoor bleef GoudOud in
Warffum onafhankelijk, met burgers aan het stuur en puur geënt op de leefwereld van lokale bewoners. Mogelijke kansen die partnerschap biedt in het realiseren van het digitale verzorgingshuis of het hofje, zijn daardoor ook blijven
liggen.
Conclusie (inclusief succes- en faalfactoren)
GoudOud in Warffum is een goed voorbeeld van wat je als collectief van burgers
in een krimpgebied kan realiseren op het gebied van wonen, welzijn en zorg. De
gewenste gecoördineerde inzet van professionals en burgers rondom zorgnetwerken van ouderen in Warffum, is door inzet van gepassioneerde trekkers
grotendeels van de grond gekomen. Het proces gaat langzamer dan bij de
energieke start verwacht werd. Het uiteindelijke doel van GoudOud is daarom in
drie jaar nog niet bereikt. Aan de lichte, hybride en digitale voorzieningen wordt
wel volop gewerkt, evenals aan de organisatiestructuur en financiering die dit
moeten borgen. Dé structuur waarmee burgers in krimpregio´s daadwerkelijk
professionele taken én voorzieningen overnemen is nog niet gevonden, mede
omdat institutionele steun daarvoor ontbreekt.
Succesfactoren
De kwaliteiten en doorzettingsvermogen van de twee trekkers. Ze besteden
veel van hun vrije tijd aan het initiatief, pakken zaken voortvarend aan en zetten
hun netwerk strategisch in. Zo blijven ze onafhankelijk en weten ze medestanders te werven. Door deze aanpak komt er veel energie vrij in het dorp en
worden er nieuwe informele voorzieningen opgezet. Daarnaast worden de trekkers ondersteund door enkele professionals met advies, expertise en ervaring.
Zo heeft de procesbegeleider een belangrijke rol gespeeld in het bestendigen
van het project na oplevering van de haalbaarheidsstudie. Op dit moment heeft
GoudOud in Warffum veel aan de samenwerking met een projectadviesbureau
in Groningen.
Ondernemerskracht in krimpregio’s / Projectbeschrijvingen / 11. Project GoudOud in Warffum
inhoud
1. Inleiding
2. Resultaten
3. Conclusie
Projectbeschrijvingen
Faalfactoren
Moeizame partnerschappen met instituties, ondanks bijdrage aan de visie.
Bewoners moeten overal heel hard aan trekken en kunnen uiteindelijk niet alles
zelf. Dit ligt deels aan het ontbreken van structurele financiële kaders. Maar ook
in de uitvoering van taken zijn professionele instanties nodig. Zonder gelijkwaardige samenwerking blijft het bij activiteiten rondom welzijn en leefbaarheid.
81
cover
inhoud
1. Inleiding
2. Resultaten
3. Conclusie
Projectbeschrijvingen
12. Project Duurzaam dorpshuis Noordwelle
Tijdlijn met belangrijkste gebeurtenissen
Wanneer
Wat
Toelichting
Wanneer
Wat
Toelichting
2007
Verkoop dorpshuizen door
gemeente en opzet beheerorganisatie.
De gemeente Schouwen-Duiveland draagt het bezit
over en sluit via stichting een langlopend huurcontract.
2015-1
Openstelling vernieuwde
dorpshuis.
Op de nieuwjaarsreceptie wordt het pand informeel
weer in gebruik genomen.
2015-4
2008
Het dorp neemt de exploitatie van het dorpshuis op
zich.
Vrijwilligers nemen de taak van de Stichting
Dorpshuizen voor beheer van het pand over.
Intentie-overeenkomst
overdracht bezit dorpshuis
bij formele opening.
De dorpsgemeenschap, corporatie en gemeente
scharen zich achter beweging naar eigenaarschap
bij het dorp.
2015-5
Plaatsing zonnepanelen.
2011-11
Gemeente publiceert
strategische toekomstvisie.
Door een aantal zonnepanelen op het dak wekt het
dorpshuis zelf energie op.
2015-11
Project Ruimte voor mobiliteit.
De overproductie van de zonnepanelen wordt benut
voor een elektrische auto, te gebruiken door oudere
dorpsbewoners.
2016-1
Presentatie definitief
overnameplan.
Persbijeenkomst over verkoop van dorpshuis per 1
juli 2016 voor een euro.
2012
Zeeuwland gaat in gesprek
met dorp over toekomst
dorpshuis na 2017.
De exploitatie van de dorpshuizen moet kostendekkend worden.
2013-1
Notitie over verduurzaming en overname
dorpshuis.
Bewoners ontwikkelen idee voor behoud dorpshuis
via energiemaatregelen.
2013-7
Aanstelling lokale procesbeleider.
Zeeuwland geeft Delta Change Management de
opdracht het experiment uit te werken en te ondersteunen.
2013-10
Presentatie plan van aanpak.
Het projectteam presenteert een routekaart voor de
verduurzaming van het dorpshuis.
2014
Haalbaarheidsonderzoek
verduurzaming en nieuwe
beheersvorm.
IDNA architecten verkent energie-besparende
maatregelen en constructies voor overname bezit.
2014-9
Start verbouwing
dorpshuis.
Vakkrachten en vrijwilligers werken samen aan de
renovatie van het pand.
2014-12
Keuzenotitie eigenaarschap.
Zeeuwland schets verschillende scenario´s voor
overname dorpshuis.
Ondernemerskracht in krimpregio’s / Projectbeschrijvingen / 12. Project Duurzaam dorpshuis Noordwelle
Context/aanleiding
In 2007 verkocht de gemeente Schouwen-Duiveland alle dorpshuizen op het
eiland aan corporatie Zeeuwland om deze via een langlopend contract weer
terug te huren. Het beheer werd vervolgens uitbesteed aan de Stichting
Dorps- en gemeenschapshuizen. In Noordwelle draaide een groep van ongeveer veertig vrijwilligers uit het dorp (met circa 360 inwoners), de locatie
echter geheel zelfstandig. Eind 2011 kondigde de gemeente met de notitie
‘Tij van de toekomst’ een beweging naar het subsidiëren van activiteiten in
plaats van stenen aan. Dit betekende dat de bijdrage aan de exploitatie van de
dorpshuizen, waarop in Noordwelle jaarlijks een tekort van zo’n 20.000 euro
is, onder druk kwam te staan. Eigenaar Zeeuwland was niet bereid het gat te
dekken omdat leefbaarheid inmiddels niet meer tot hun taken behoorde. De
82
cover
verhuur moest kostendekkend zijn, anders volgde verkoop. In 2012 ging de
corporatie met bewoners in gesprek over mogelijkheden om het dorpshuis te
behouden. Het streven was dat de lokale gemeenschap het gehele beheer en
eigendom over zou nemen. Daarvoor moest er een oplossing komen voor
zowel de slechte bouwtechnische staat als het exploitatietekort. Het idee
ontstond om via energiebesparende maatregelen het gebouw te renoveren
en de kosten te verlagen, zodat men zelfvoorzienend zou kunnen worden.
Zowel de gemeente als Zeeuwland stonden hiervoor open, maar gezien de
plannen voor afstoting, kon en wilde de corporatie niet voor de investering
opdraaien. Om tot een oplossing te komen en het dorp meer te betrekken,
werd het Duurzame dorpshuis Noordwelle als project aangemeld bij de experimenten bevolkingsdaling.
inhoud
1. Inleiding
2. Resultaten
3. Conclusie
Projectbeschrijvingen
Doel experiment
Behoud van het dorpshuis staat centraal. Zo verwacht men de leefbaarheid en
sociale cohesie van Noordwelle te versterken. Concreet moet het experiment
mogelijk maken dat de bewoners in 2017 het dorpshuis met een sluitende
exploitatie kunnen overnemen van de corporatie. Hiertoe wordt een renovatie uitgevoerd in combinatie met energiebesparende maatregelen, en een
organisatievorm opgezet. Deze is in staat om beheer en exploitatie in handen
van de bewoners te leggen en (financiële) zelfstandigheid duurzaam te waarborgen. In eerste instantie in Noordwelle en later mogelijk ook in andere
kleine kernen op Schouwen Duiveland. Het experiment is als het ware een
pilot om tot een werkzame aanpak te komen, zowel in concrete stappen als
voor wat betreft de rollen van verschillende partijen.
Procesorganisatie
Interventies
De manager Klant & Omgeving van Zeeuwland en een actieve bewoner
van Noordwelle met achtergrond in organisatieprocessen, zijn de bedenkers
en trekkers van het experiment. Na de eerste verkenning zochten ze samenwerking. Zo werd het project een partnerschap tussen vereniging Dorpsgemeenschap Noordwelle, woningcorporatie Zeeuwland, gemeente SchouwenDuiveland en de Stichting Dorps- en gemeenschapshuizen. Elk vaardigde een
bestuurder af naar de stuurgroep. De dagelijkse aansturing ligt bij het coördinatieteam, waar de manager van Zeeuwland, een strategisch beleidsmedewerker van de gemeente, de secretaris van de stichting en Platform31 deel
van uitmaken. De actieve bewoner van Noordwelle werd vanuit zijn eigen
bedrijf als procesbegeleider aangesteld. De uitvoering valt onder het operationeel experimentteam met een bestuurslid van de dorpsgemeenschap,
projectleider planmatig onderhoud van Zeeuwland, een ingehuurde architect
en twee lokale vrijwilligers.
In een vroeg stadium van het experiment werd gedacht aan een koppeling
tussen het dorpshuis en de basisschool. Het schoolbestuur en de gemeente
hadden echter nog geen beeld van wat met de school kon en zou moeten
gebeuren. Ook omdat de school in 2013 daadwerkelijk leeg kwam te staan, en
Noordwelle daarmee al haar publieke voorzieningen dreigde kwijt te raken,
werd de focus op het dorpshuis gelegd.
Ondernemerskracht in krimpregio’s / Projectbeschrijvingen / 12. Project Duurzaam dorpshuis Noordwelle
Met zijn kennis over transformatie en organisatieprocessen stelde de procesbegeleider een routekaart op met acht stappen naar een duurzaam
dorpshuis. Na de fase van idee- en partnervorming, volgde het werken aan
lokaal commitment en het onderzoeken van de mogelijkheden. Zo werden
het project en de voorgestelde aanpak eind 2013 aan het dorp gepresenteerd.
Daarnaast kreeg een architectuur- en energie-adviesbureau uit Zierikzee de
opdracht om met een concept voor verduurzaming van het dorpshuis en
bijbehorende organisatiestructuur te komen. Ook experts van de Energiesprong gaven via Platform31 hun input. Hieruit ontstond een plan voor
allereerst een verbouwing van het dorpshuis zelf. Het pand zou een nieuw dak
83
cover
inhoud
1. Inleiding
2. Resultaten
3. Conclusie
Projectbeschrijvingen
dorpshuis geopend. In deze periode werkten de partijen aan een scenario
voor de periode na 2017. De aangebrachte installaties gaan immers langer
mee dan de huidige afspraken over verhuur en beheer van het dorpshuis.
Zeeuwland ontwikkelde enkele scenario’s voor overdracht van eigendom aan
de dorpsgemeenschap. Het oprichten van een coöperatie bleek niet noodzakelijk, de bestaande statuten bieden al voldoende ruimte voor het exploiteren
van vastgoed. Niettemin gaat de dorpsgemeenschap, naast het organiseren
van sociale activiteiten, een klein bedrijf runnen dat het uiteindelijk zonder
subsidies moet doen.
krijgen, driedubbel glas en een speciale cv-installatie. In een tweede fase
zouden op het terrein zonnepanelen worden geplaatst. De kosten voor deze
maatregelen waren aanzienlijk en gingen het onderhoudsbudget van Zeeuwland te boven. Via de Stichting Dorps- en gemeenschapshuizen werd een
subsidie bij het Oranjefonds aangevraagd. Ook namen vrijwilligers uit het dorp
onderdelen over die aanbesteed zouden worden bij professionals, wat de
kosten drukte. Om de begroting voor het plan helemaal te sluiten, zegde
Zeeuwland een onrendabele investering toe.
In september 2014 ging de verbouwing van start. Naast de opdracht aan de
aannemer ter waarde van 150.000 euro, bracht het dorp 70.000 euro aan
arbeid en materialen in. De samenwerking tussen vaklui en vrijwilligers verliep
voorspoedig. Tijdens de nieuwjaarsreceptie van 2015 werd het gerenoveerde
Ondernemerskracht in krimpregio’s / Projectbeschrijvingen / 12. Project Duurzaam dorpshuis Noordwelle
Vervolgens werd een businesscase opgesteld, gebaseerd op aankoop van het
gebouw door de dorpsgemeenschap minus de grond. Het exploitatietekort
zou in deze situatie op 4.500 euro per jaar liggen, een bedrag dat met een
contributie van vijftien euro per inwoner per jaar gedragen kan worden. In
april 2015 ondertekenden diverse bestuurders namens de samenwerkingspartners een intentieovereenkomst voor het realiseren van deze opzet. Een
maand later plaatste Zeeuwland ook de zonnepanelen op het omliggende
terrein, betaald door de Stichting Dorps- en gemeenschapshuizen. Eind 2015
tekenden de corporatie en de procesbegeleider de ervaringen in het project
op in een Bricolage en stuurden die naar alle betrokken partijen in het proces.
De Bricolage biedt een kader om ook in andere dorpen op Schouwen-Duiveland aan de slag te gaan.
Eind januari 2016 organiseerden de partijen een openbare bijeenkomst
waarin zij de definitieve plannen voor overname van het dorpshuis presenteerden. Zelfs de landelijke pers was aanwezig. Meegedeeld werd dat de
Vereniging Dorpsgemeenschap Noordwelle per 1 juli 2016 de opstal overnemen van Zeeuwland voor een symbolisch bedrag van een euro. De corporatie blijft eigenaar van de grond en hiervoor gaat de vereniging jaarlijks 3.000
euro aan erfpacht betalen. Daarbij is de afspraak dat wanneer de vereniging
de exploitatie van het dorpshuis beëindigt, Zeeuwland in staat wordt gesteld
om het dorpshuis weer voor een euro terug te kopen. De gemeente zal, bij
84
cover
inhoud
1. Inleiding
2. Resultaten
3. Conclusie
Projectbeschrijvingen
monde van de wethouder, de komende tien jaar garant staan voor de resterende tekorten op de exploitatie. Met dit model menen de partijen een duurzame toekomst voor het dorpshuis gecreëerd te hebben. De Autoriteit
woningcorporaties moet het model echter nog formeel goedkeuren. De
nieuwe Woningwet stelt sinds juni 2015 strenge eisen aan corporaties die
bezit willen verkopen, en vooralsnog lijken de plannen voor Noordwelle daar
niet aan te voldoen. In afwachting van een gesprek met het ministerie van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, hebben de corporatie en de
vereniging een alternatief scenario uitgewerkt waarin Zeeuwland volledig
eigenaar blijft en met de vereniging een gebruiksovereenkomst aangaat.
constructie strandde op landelijke regelgeving. Inmiddels is een alternatief
uitgewerkt met vergaande gebruikersovereenkomst, waarbij de vereniging
volledig verantwoordelijk is voor de exploitatie. Voor 1 juli 2016 zal een beslissing worden genomen. Hiermee is de beoogde basis gecreëerd voor het in
eigen beheer nemen van het dorpshuis. Het project is nog niet opgeschaald
naar dorpshuizen elders op Schouwen-Duiveland, maar er ligt een bruikbaar
stappenplan en een goed partnerschap tussen de partijen om op door te
bouwen.
Ondertussen gaan de ontwikkelingen rond het dorpshuis verder. Omdat het
gebouw nu energieneutraal is, blijkt er sprake te zijn van overproductie. Bij de
opzet van het project was al bedacht dat overproductie ten bate zou moeten
komen van de dorpsgemeenschap. Daarom is bij het gebouw een oplaadpunt
voor elektrische auto’s en fietsen geplaatst. Hieruit volgde het idee om een
auto ter beschikking te stellen van oudere bewoners, zodat ze van voorzieningen buiten het dorp gebruik kunnen maken. Dit project, Energie voor
Mobiliteit, staat inmiddels in de steigers en moet de leefbaarheid in Noordwelle nog verder versterken.
Er zijn enkele belangrijke proceseffecten van het experiment. Zo is er een
gelijkwaardige samenwerking ontstaan tussen bewoners en professionals
waarbij elk een andere positie heeft aangenomen dan voorheen. De bewoners
hebben door zelfwerkzaamheid een actieve rol op zich genomen. De
gemeente en corporatie deden juist een stap terug en hebben geleerd meer
te faciliteren dan te sturen en bepalen.
Resultaten
Het belangrijkste resultaat is de verbouwing van het dorpshuis met energiezuinige maatregelen, waardoor het gebouw weer in goede staat verkeert en
de exploitatiekosten zijn teruggedrongen. De duurzaamheid en toekomstbestendigheid van het gebouw zijn hiermee verzekerd. Daarnaast zijn er al
vergaande stappen gemaakt naar de bijbehorende organisatie vanuit het
dorp. Er zijn twee concrete scenario’s opgesteld voor het voeren van zelfbeheer over de locatie. Deze scenario’s zijn financieel haalbaar en worden
gedragen door alle betrokken partijen. De voorkeur lag bij overname van de
opstal door de vereniging Dorpsgemeenschap Noordwelle, maar de gekozen
Ondernemerskracht in krimpregio’s / Projectbeschrijvingen / 12. Project Duurzaam dorpshuis Noordwelle
Effecten
Daarnaast heeft het proces de lokale kracht van Noordwelle effectief aangeboord. De gemeenschap was al relatief hecht, maar het experiment heeft dit
nog verder heeft versterkt. Er is door bewoners volop meegedacht en ruim
één op de tien heeft zich ingezet voor de renovatie van het dorpshuis. Ook is
de bereidheid groot om het dorpshuis over te nemen en daarbij ook alle risico’s voor de exploitatie te dragen. Daarover is nauwelijks discussie gevoerd.
Hiermee is de gevreesde afname van sociale cohesie en leefbaarheid in
Noordwelle omgebogen in een toename. Het dorpshuis is nog meer dan voorheen dé centrale plek waar alle bewoners samenkomen. Of het naar de
toekomst voldoende is om de saamhorigheid te behouden zal sterk afhangen
van de activiteiten die de dorpsgemeenschap weet te organiseren.
85
cover
Reflectie
Als experiment met het overdragen van taken en voorzieningen naar burgers
is Noordwelle een schoolvoorbeeld. Rondom het redden van het dorpshuis is
veel lokale kracht losgekomen. Daardoor kan het dorpshuis, dat professionele
partijen al hadden afgeschreven, in handen van bewoners voortbestaan. Via
zelfwerkzaamheid en het nemen van eigen verantwoordelijkheid, is de enige
voorziening gered die het dorp nog heeft.
Noordwelle is geen burgerinitiatief pur sang, maar kenmerkt zich juist door de
samenwerking tussen bewoners en professionals. Met name de corporatie en
de dorpsgemeenschap hebben zich als gelijkwaardige partners opgesteld.
Beiden hebben ideeën, inzet en middelen ingebracht om het project te realiseren. Deze mate van co-creatie wordt in veel experimenten nagestreefd,
maar Noordwelle is een van de weinige projecten waar het ook geslaagd is.
Door het commitment van alle partijen vooraf is het proces vrij snel verlopen.
De afspraken rondom de routekaart gaven daarnaast houvast: duidelijke
stappen, korte lijnen en een concreet einddoel.
Juist het feit dat het probleem rondom het dorpshuis niet alleen bij bewoners
is neergelegd, maar instituties ook hebben bijgedragen aan de oplossing, is
een gezonde exploitatie voor het gebouw ontstaan. Zonder investeringen van
de corporatie en toezeggingen van de gemeente had het pand nooit op deze
manier opgeknapt kunnen worden. Helaas legt landelijke regelgeving beperkingen op aan de laatste stap in het proces. De nieuwe woningwet bemoeilijkt
de oplossingen die de partijen uiteindelijk overeen zijn gekomen: verkoop van
de opstal voor een symbolisch bedrag met de afspraak dat het eigendom ook
weer kan terugkeren naar de corporatie. Cruciaal is de kwestie of er met de
overdracht aan de dorpsgemeenschap maatschappelijk vermogen verloren
gaat of dat dit juist wordt behouden. De Autoriteit woningcorporaties zal op
dat punt met een andere blik naar het project kijken dan de betrokken bewoners, gemeente en corporatie.
Ondernemerskracht in krimpregio’s / Projectbeschrijvingen / 12. Project Duurzaam dorpshuis Noordwelle
inhoud
1. Inleiding
2. Resultaten
3. Conclusie
Projectbeschrijvingen
Daarnaast is de vraag of het experiment in andere dorpen ook zo uitgerold
kan worden. De corporatie en gemeente zijn terugkerende spelers, maar de
rol van bewoners verschilt. Noordwelle is als kleine, hechte gemeenschap met
eigen tradities bij uitstek geschikt om zelf voorzieningen te beheren en
exploiteren. Ook de lokaal actief betrokken bewoners waren van groot belang
in het proces. Er werd al aan zelfbeheer gedaan, waardoor vrijwilligers klaar
stonden en de dorpsgemeenschap gewend was over de kwestie na te denken.
Een dergelijke vruchtbare voedingsbodem zal niet overal aanwezig zijn.
86
cover
Conclusies (inclusief succes- en faalfactoren)
Afgezet tegen de doelen bij de start in 2013, is het project Duurzaam
Dorpshuis Noordwelle een geslaagd experiment. Ten eerste was er al een
actieve dorpsgemeenschap die aan zelfbeheer deed, waardoor gezamenlijke
renovatie en vervolgens overname van het eigendom, op instemming kon
rekenen. Ook het feit dat er een concreet en haalbaar idee was waar een efficiënt proces omheen georganiseerd werd met alle partijen, heeft in hoge
mate aan bijgedragen aan het succes. Men heeft projectmatig alle stappen
doorlopen, met een energieneutraal dorpshuis en startklare beheersorganisatie als resultaat.
Hobbels waren er vooral aan het begin en het eind van het experiment. Het
vinden van de juiste energiezuinige maatregelen heeft even geduurd en
zorgde voor wat spanning tussen de partijen. Op dit moment is het vinden van
de juiste constructie voor gebruik en eigendom van het dorpshuis een bottleneck. Daarbij loopt men tegen de discussie aan van de maatschappelijke
versus de economische waarde van voorzieningen. Voor de betrokken lokale
partijen heeft het dorpshuis vooral een sociale functie, maar het is ook vastgoed waaraan kosten en kapitaal verbonden zijn. De gemeente heeft dit
aspect uit bezuinigingsoverwegingen naar de corporatie overgedragen, die er
ook van af wil. Door de maatregelen krijgen de bewoners het nu onder
gunstige voorwaarden in handen. Maar vanuit economisch perspectief bezien
blijft er een gat als ze de opstal voor een euro kopen.
Ondernemerskracht in krimpregio’s / Projectbeschrijvingen / 12. Project Duurzaam dorpshuis Noordwelle
inhoud
1. Inleiding
2. Resultaten
3. Conclusie
Projectbeschrijvingen
87
cover
inhoud
1. Inleiding
2. Resultaten
3. Conclusie
Projectbeschrijvingen
13. Project Hoeksche Waardevolle Voorzieningen
Tijdlijn met belangrijkste gebeurtenissen
Wanneer
Wat
Toelichting
2013
Dialoogtafels demografische transities.
Publieke en private partijen gaan in gesprek over
opgaven en acties.
2013
Proefproject Hoeksche
Waardemakerij aan de
Delta.
Ontwikkelen nieuwe verdienmodellen voor ruimtelijke transformatie, met steun van het ministerie van
I&M.
2013-8
Selectie BVR.
Uitvoering van het project wordt aanbesteed bij
BVR.
2013-12
Kennisbijeenkomst Persona’s.
Platform31 organiseert voor de experimentpartners
een sessie over de methodiek van persona’s.
2014-2
Pact van de Waard.
Maatschappelijke organisaties sluiten convenant
voor samenwerking rondom demografische transities.
2014-3
Plan van Aanpak persona‘s
Hoeksche Waard.
Gebiedsteam stemt in met voorstel BVR voor opstellen van drie persona‘s.
2014-5
Bijeenkomst persona‘s
Hoeksche Waard.
Sessie met lokale stakeholders over nadere invulling
persona’s.
2014-8
Oplevering Werkboek
Hoeksche Waardemakerij.
Eindrapportage van het proefproject door BVR met
beschrijving drie persona’s.
2014
eind
Afronding proefproject,
start uitvoeringprogramma.
De projectfase van de Hoeksche Waardemakerij
loopt formeel af.
2015-4
Werksessie persona´s
Hoeksche Waard.
Bijeenkomst met bestuurders en ambtenaren over
het uitwerken en toepassen van de persona´s.
2015
Uitbreiding Hoeksche
Waardemakerij naar noordkant.
Na een succesvolle start aan de zuidrand geldt het
project nu voor het hele eiland.
Ondernemerskracht in krimpregio’s / Projectbeschrijvingen / 13. Project Hoeksche Waardevolle Voorzieningen
Context/aanleiding
De Hoeksche Waard is een van de Zuid-Hollandse eilanden onder de rook van
Rotterdam. Er is (nog) geen sprake van bevolkingskrimp. Wel kent het gebied
ingrijpende economische en sociale veranderingen. Verschillende pogingen
om hier met een traditionele planningsmethodiek op in te spelen hebben
weinig effect gehad. Dat deed het regionaal samenwerkingsorgaan in 2013
besluiten tot een netwerkaanpak. Na enkele Dialoogtafels met publieke en
private partijen, werd het proefproject ‘Hoeksche Waardenmakerij aan de Delta’
gestart voor specifiek de zuidrand van het gebied. Doel was het ontwikkelen
van nieuwe verdienmodellen voor ruimtelijke transformatie door provincie,
gemeenten, maatschappelijke organisaties, ondernemers, onderwijs en
burgers samen. Het ministerie van I&M ondersteunde dit traject.
88
cover
Bij de drie gemeenten aan de dunbevolkte zuidrand (met samen 30.000 inwoners), leven in het licht van vergrijzing en beleidsveranderingen ook zorgen
over sociale voorzieningen. Men voelt urgentie, maar onder discussie over
mogelijke gemeentelijke herindeling, is reallocatie en specialisatie van kernen
tot nu toe mislukt. Als onderdeel van de Hoeksche Waardemakerij wilde het
regiobureau een nieuwe poging wagen en daarbij zogenaamde persona’s
gebruiken. Dit is een methodiek uit de marketing om producten en diensten af
te stemmen op een beeldende beschrijving van doelgroepen en hun handelingsperspectief. Het idee was te experimenteren met de mogelijkheden
hiervan binnen het sociale domein in krimpgebieden.
inhoud
1. Inleiding
2. Resultaten
3. Conclusie
Projectbeschrijvingen
Procesorganisatie
Zowel de Hoeksche Waardemakerij, als het experiment Hoeksche Waardevolle
Voorzieningen, zijn een initiatief van het Samenwerkingsorgaan Hoeksche
Waard (SOHW). Het projectleiderschap ligt bij een zzp-er in dienst van SOHW.
Voor de inhoudelijke uitvoering is BVR aangetrokken, een adviesbureau op het
gebied van ruimtelijke ontwikkeling. Een stuurgroep van drie lokale bestuurders
bewaakt de algehele voortgang. Een gebiedsteam, bestaand uit de projectleider, programmamanager van SOHW, medewerkers van BVR, vertegenwoordigers van enkele gemeenten en maatschappelijk partners, ziet toe op de
praktische ontwikkeling. Voor het experiment is er een apart projectteam,
bestaande uit de projectleider van SOHW en een beleidsmedewerker van de
gemeente Strijen.
Doel experiment
De motivatie van de Hoeksche Waardemakerij is het stimuleren van een nieuwe
manier van samenwerking tussen publieke en private partijen die inhoud kan
geven aan functies in het gebied. Persona’s zijn daarbij een procesinstrument.
De verwachting is dat een deze aanpak bijdraagt aan een leefbare, vitale regio
die is voorbereid op demografische veranderingen (zoals vergrijzing en bevolkingskrimp).
Binnen het experiment Hoeksche Waardevolle Voorzieningen lag de nadruk op
het ontwikkelen van de persona-aanpak. Het streven was een instrument te
ontwikkelen dat nuttig en geschikt is voor het strategisch kunnen anticiperen
op voorzieningen in krimpgebieden. In de eerste plaats moesten de betrokken
partijen een aantal aansprekende en representatieve persona’s opstellen. Deze
zouden een basis vormen voor het maken van keuzes op institutioneel niveau
voor waardevolle sociaal-culturele voorzieningen in het gebied.
Ondernemerskracht in krimpregio’s / Projectbeschrijvingen / 13. Project Hoeksche Waardevolle Voorzieningen
89
cover
Beoogd proces:
–– opstellen persona’s: beschrijving waarden en behoeften Hoekschewaarders in 2020;
–– benodigde voorzieningen: beeld van het hierbij passend aanbod;
–– Afweging: inhoudelijke criteria voor saneren, toevoegen of samenvoegen
van voorzieningen;
–– regionale consensus: overeenstemming over geoptimaliseerd aanbod;
–– spreidingsplan: beleidsstrategie voor spreiding voorzieningen.
Interventies
Na toewijzing van het experiment bleek dat de uitvoering zou gebeuren door
een nog nader te selecteren externe partij voor de Hoeksche Waardemakerij. In
augustus 2013 werd de opdracht aan BVR verstrekt. In hun plan van aanpak lag
de nadruk op het ontwikkelen van enkele waardeketens waaruit nieuwe
verdienmodellen en initiatieven van ondernemers kunnen ontstaan. De
gedachte was dat de persona-aanpak daar als deeluitwerking aan kon bijdragen.
Omdat BVR als ruimtelijk bureau geen ervaring heeft met persona’s, en de
aanpak voor sociaal-culturele voorzieningen nog in de kinderschoenen stond,
was extra ondersteuning nodig. Afgesproken werd dat Platform31 twee bijeenkomsten voor de experimentpartners organiseert, zodat deze kennis konden
opdoen over persona’s en deze vertalen naar de Hoeksche Waard. Op de eerste
bijeenkomst van eind 2013 lichtten experts van Motivaction en Movisie hun
werkwijze toe. Hieruit volgde het inzicht dat persona’s draaien om een combinatie van waarden, leefstijlen en traditionele persoonskenmerken. Motivaction
gebruikt vooral statistische data, onder andere uit hun Mentality model. Movisie
baseert zich meer op gesprekken met de doelgroep.
BVR verwerkte deze input vervolgens in een voorstel voor drie persona’s, die
bruikbaar zijn in de discussie over toekomstige maatschappelijke voorzieningen. Deze opzet werd begin 2014 afgestemd met het gebiedsteam. BVR
Ondernemerskracht in krimpregio’s / Projectbeschrijvingen / 13. Project Hoeksche Waardevolle Voorzieningen
inhoud
1. Inleiding
2. Resultaten
3. Conclusie
Projectbeschrijvingen
combineerde cijfers, kennis over demografische trends en informatie over de
toekomst van wonen en zorg, om een eerste aanzet te schetsen. Daarbij lag de
focus op de Hoekschewaarder van 2020. In eerste instantie was het idee dat de
persona’s samen met bewoners nader zouden worden ingevuld. Omdat dit
lastig te organiseren bleek, werd een sessie gehouden waarin medewerkers van
de gemeente, zorginstelling en corporatie de rol van burger aannamen. Ze
scherpten de drie persona’s aan met hun lokale kennis en maakten een moodboard met foto’s. Op basis hiervan kwam BVR tot een definitieve beschrijving,
inclusief beelden in hun eindrapport voor de Hoeksche Waardemakerij:
–– Tim, een jongere uit een gezin in een van de dorpen (ongeveer 15 jaar oud);
–– Thea, een vitale dorpsbewoner met jong gezin (35 - 40 jaar oud);
–– Bets, een zorgbehoevende oudere die hulp aan huis krijgt (ongeveer 75
jaar oud).
Deze persona’s werden positief ontvangen, ze waren herkenbaar voor de
betrokken partijen. De experimentpartners constateerden echter dat ze nog
niet direct geschikt zijn als instrument voor het maken van keuzes over voorzieningen. Motivaction werd om een aanbod voor verdere verdieping en
aanscherping gevraagd. De kosten daarvoor bleken grotendeels buiten de
experimentbijdrage te vallen en om het benodigde budget te krijgen, was er
meer draagvlak in de regio nodig. Hiertoe werd in mei 2015 een workshop met
bestuurders en beleidsmedewerkers georganiseerd in het gemeentehuis van
Strijen. Motivaction legde hierbij de methodiek nogmaals uit. Vervolgens
gingen de deelnemers aan de slag met het doordenken van het vraagstuk
vanuit een van de drie persona’s. Tijdens de bijeenkomst slaoeg de scepsis bij
de meeste aanwezigen om in voorzichtig enthousiasme. Het hielp om daadwerkelijk te denken in waarden en behoeften van burgers . De wethouder van
Strijen wilde de persona-aanpak vervolgens onderdeel maken van het Pact van
de Waard, een convenant met maatschappelijke partijen voor samenwerking
rondom maatschappelijke transities. Ondertussen speelde echter weer de
discussie over gemeentelijke herindeling, waardoor dit idee niet op steun van
andere wethouders kon rekenen. Het experiment werd daarom beëindigd. Het
90
cover
proefproject Hoeksche Waardemakerij krijgt wel een vervolg voor het hele
gebied.
inhoud
1. Inleiding
2. Resultaten
3. Conclusie
Projectbeschrijvingen
Reflectie
Effecten
Dat samenwerking tussen partijen in de Hoeksche Waard een heikel punt is,
was voor het proefproject en experiment al duidelijk. De gemeenten kennen
nog een traditionele bestuurscultuur en door hun beperkte omvang een weinig
gespecialiseerd ambtelijk apparaat. Beide trajecten waren door SOHW meer
geïnitieerd om los te komen uit de conventionele verhoudingen en werkwijzen,
dan ze gericht waren op het vinden van directe oplossingen. Gedurende het
proces bleek dat makkelijker te gaan via een concreet thema als nieuwe economische kansen en ondernemerschap, dan via het vraagstuk van sociaal-culturele voorzieningen. Bij dat laatste hebben gemeenten iets te verliezen,
tenminste, dat wordt lokaal zo beleefd. Er is geen gevoel van een gezamenlijke
opgave, waarin kiezen juist staat voor regie houden. Daarnaast zorgde het feit
dat het experiment door een externe procesbegeleider van de SOHW bedacht
en ondersteund werd, ervoor dat er geen gevoel van eigenaarschap ontstond,
behalve in de gemeente Strijen. Het experiment stond teveel op zichzelf,
ondanks inbedding in de Hoeksche Waardemakerij, en bleef een institutioneel
traject van enkele direct betrokkenen.
Het werken met persona’s was voor alle betrokken partijen nieuw, en de
toepassing in het sociale domein nog allerminst duidelijk. Tijdens het traject is
gebleken dat het opstellen van persona’s een manier is om anders naar het
vraagstuk van wonen, zorg en voorzieningen te kijken. Het dwingt te denken
vanuit de waarden en behoeften van mensen, in plaats van abstracte doelgroepen of vakgebieden. Alle betrokkenen waren uiteindelijk enthousiast over
de gekozen aanpak, die kwalitatieve en kwantitatieve informatie combineert.
Niettemin bleek het lastig de uiteindelijke persona’s door te vertalen in strategie en beleid omdat de uitkomst weinig ‘hard’ en objectief is. Dat zijn vooral
de gemeenten niet gewend. Omdat deze bovendien onderling niet op één lijn
bleken te zitten en daadkracht ontbrak bij bestuurders en ambtenaren, stokte
daar het traject. De intentie was duidelijk aanwezig bij de stakeholders in wonen
en zorg, maar de methodiek leidt vooralsnog niet tot meer afstemming, afweging en partnerschap in het sturen op voorzieningen.
Voordat het experiment met lopende initiatieven verbonden kon worden, kreeg
de mogelijke gemeentelijke herindeling (die tijdens het hele proces op de
achtergrond speelde) de overhand. De projectleiders merkten dat het
vertrouwen ontbrak en partijen het proces steeds ter discussie stelden, waardoor de inhoud nooit aan bod kwam. Bovendien bleek er gaandeweg een
aanzienlijk prijskaartje te hangen aan het gedegen uitwerken van de persona’s.
Draagvlak om hiervoor budget vrij te maken ontbrak. Hierdoor bleef de aanpak
voor de gemeenten niet meer dan een interessante denkexercitie. De andere
stakeholders op het gebied van wonen, zorg en welzijn, zijn onderling wel
verder gegaan met het afstemmen van hun dienstverlening. De hoop is dat
wanneer de gemeentelijke herindeling een feit is, en de Hoeksche Waard uit
een of twee gemeentes bestaat, de lokale overheid weer bij dit proces aanhaakt
en dan ook de persona-aanpak zal oppakken.
Resultaten
De concrete opbrengst van het experiment zijn de drie persona’s die BVR als
nevenopdracht had opgesteld. Deze persona’s zijn representatief en aansprekend gebleken als archetypen van een deel van de inwoners van de Hoeksche
Waard. Ze bieden kortom een basis voor het verder ontwikkelen van een instrument dat partijen helpt om keuzes te maken over voorzieningen. Maar aan
deze fase is het experiment niet toegekomen door gebrek aan budget, tijd en
draagvlak onder de betrokken gemeenten. Feitelijk is het experiment gestrand
na de eerste stap, maar het heeft wel belangrijke lessen opgeleverd voor de
toepassing van de persona-aanpak in het sociale domein.
Ondernemerskracht in krimpregio’s / Projectbeschrijvingen / 13. Project Hoeksche Waardevolle Voorzieningen
91
cover
Conclusie (inclusief succes- en faalfactoren)
Als procesinstrument heeft het werken met persona’s ook in het sociale
domein meerwaarde, zo kan uit het experiment worden afgeleid. Het is een
manier om betrokken partijen ‘out of the box’ te laten denken over maatschappelijke vraagstukken. Bij het vertalen van de persona’s in een visie en strategie
op gebied van voorzieningen, blijkt echter meer te komen kijken dan de
toepassing binnen de marketingstrategie van een bedrijf. Naast de kwalitatieve
beschrijving is een koppeling met ‘hardere’ data nodig om een slag te maken
naar beleidsprocessen. Vervolgens zijn een gezamenlijk gevoel van het nut van
de methode en de wens om tot beleid of afstemming te komen, cruciaal voor
een succesvol proces. Dit maakt het gedegen ontwikkelen van persona’s voor
een gebied een relatief kostbaar en tijdrovend traject. Draagvlak en daadkracht
onder stakeholders zijn belangrijke randvoorwaarden en in een institutionele
context is dat niet automatisch een gegeven. In de Hoeksche Waard was dit
allerminst aanwezig. De samenwerking binnen de SOHW bleek niet krachtig
genoeg om een nieuw en onbekend instrument als de persona-aanpak door te
ontwikkelen. De opgedane kennis en ervaring kan andere regio’s inspireren de
methodiek op te pakken en succesvol te maken.
Ondernemerskracht in krimpregio’s / Projectbeschrijvingen / 13. Project Hoeksche Waardevolle Voorzieningen
inhoud
1. Inleiding
2. Resultaten
3. Conclusie
Projectbeschrijvingen
92
cover
inhoud
1. Inleiding
2. Resultaten
3. Conclusie
Projectbeschrijvingen
14. Project St. Jan/Kloosterburen
Tijdlijn met belangrijkste gebeurtenissen
Wanneer
Wat
Medio
2013
Start experiment.
Begin
2014
Wat onduidelijkheid over
de te volgen lijn.
Er wordt een nieuwe projectbeschrijving opgesteld.
April
2014
Nieuwe projectbeschrijving.
Zomer
2014
Oktober
2014 maart
2015
Aprilmei
2015
Toelichting
Wanneer
Wat
Toelichting
9 april
2015
Bezoek door CdK Groningen, samen met B&W
gemeente De Marne, aan
het project.
Hernieuwde kennismaking van B&W en Commissaris van de Koningin Max van den Berg met het integrale plan via een rondleiding over het gehele terrein met een bezoek aan de verschillende projecten
en een presentatie in de Nicolaaskerk met zilt eten.
Focus wordt gelegd op het verbinden van de systeemwereld en de leefwereld. Het experiment concentreert zich rond de vraag in hoeverre een coöperatie (c.q. een samenstel van coöperaties naar
voorbeeld van Mondragon of het nieuwe Engelse
model Coop Growth) al dan niet een geëigende
entiteit kan zijn om het integrale van het plan beter
te borgen en beide werelden beter op elkaar af te
stemmen.
1 mei
2015
25 juni
Start ledenwerfcampagne
Oprichtingsbijeenkomst.
Op 1 mei start de campagne om leden te werven
met een theatervoorstelling over de zorg van RoodPaleis. Er zijn 130 bezoekers, het grootste deel
wordt lid.
Op 25 juni wordt de DorpsCoöperatie Klooster&Buren opgericht, er zijn 175 leden. Notaris Arien Nielsen licht de bijzondere constructie toe en is ambassadeur van de Coöperatie om het proces te blijven
volgen.
Een coöperatie komt in
beeld.
Er wordt een werkgroep van twintig mensen gevormd, verschillende talenten uit de vijf verschillende dorpen.
Eind
2015
CMO Stamm levert resultaat van het onderzoek/
procesbeschrijving op.
Vanaf december 2014
worden met het experimentengeld, samen met
CMO Stamm, bijeenkomsten georganiseerd in Olde
Heem, Nicolaaskerk, en in
de vijf dorpen.
In de verschillende bijeenkomsten met een verscheidenheid aan doelgroepen van bewoners en
professionals, wordt de opzet besproken. Centraal
staat de zorg omdat deze het meest urgent is. Onderzoek naar de verschillende onderdelen van de
coöperatie (zoals type coöperatie, uitgangspunten,
betrokken partijen, verdienmodel/financiële
haal-baarheid, organisatorische-, juridische- en
fiscale aspecten, samenwerkingspartners, werkplan)
en een vooruitblik: welke vervolgstappen zullen er
worden genomen.
Werkgroep coöperatie.
Bereidt de start van de wervings-campagne voor en
onderzoekt samen met de notaris hoe de werkwijze
het best verwoord kan worden in de statuten.
Ondernemerskracht in krimpregio’s / Projectbeschrijvingen / 14. Project St. Jan/Kloosterburen
Context/aanleiding
Stichting SintJan is een burgerinitiatief op het oudste kloosterterrein van de
provincie Groningen. Het plan is ‘met de geschiedenis en de traditie van deze
plek als inspiratiebron, wonen, werken, zorg en cultuurbehoud zodanig met
elkaar verbinden dat het dorp en de leefbaarheid versterkt wordt en de geschiedenis voor de toekomst bewaard blijft’. In de samenleving wordt de groep van
mensen die vraagt om meer vrijheid en verantwoordelijkheid, echter steeds
groter. Deze mensen willen problemen aanpakken in plaats van de gevolgen
van krimp en bezuinigingen lijdzaam af te wachten.
93
cover
SintJan is een initiatief op het oudste kloosterterrein van de provincie
Groningen en heeft als doel op een creatieve en vitale wijze anticiperen op de
ontwikkelingen in de samenleving. Centraal in het denken en doen van SintJan
staat: ‘dát wat van waarde is, borgen in de gemeenschap’. Zorg, ecologie en
cultuur zijn de drie pijlers. De basis van deze drie pijlers is duurzaamheid: SintJan
werkt vanuit het besef dat er blijvend geleefd moet worden. In verbondenheid
met elkaar, maar ook met het landschap en zijn geschiedenis. Schaalvergroting
is niet langer meer het antwoord op de ontwikkelingen in de samenleving. Het
hart van de tijd vraagt gemeenschapszin en menselijke maat. SintJan streeft
een integrale benadering na, waarin meerdere domeinen (zoals wonen, zorg en
openbare ruimte) en alle krachten en talenten in het dorp op een duurzame
wijze worden verbonden. Volgens de visie van SintJan is de integrale benadering
met name in dun bevolkt plattelandsgebied van belang.
Procesorganisatie
De dagelijkse uitvoering ligt bij het projectbureau onder leiding van initiator
Anne Hilderink, Nicolette Hetzler, Gineke Luiken en Janine Moes. Zij verantwoorden de uitvoering aan Stichtingbestuur SintJan (bestuursvoorzitter Theo
Hoek, penningmeester Remt Meier en bestuurslid Anne Hilderink). En aan
Bestuur Coöperatie Klooster&Buren (voorzitter Alida Cordes, penningmeester
Jan Stam, secretaris Joke Alink, en bestuursleden Remt Meier en Anne Hilderink).
Doel experiment
Het krimpexperiment was bedoeld om een organisatorische basis te ontwikkelen voor een breed burgerinitiatief. Daarbij is gekozen voor een coöperatie.
Daarnaast zou het experiment moeten aantonen dat:
–– de coöperatie (met leden) een organisatievorm is die een serieuze positie
geeft bij gemeente en instanties aan tafel;
–– door deze nieuwe positie financiële stromen in Kloosterburen kunnen
blijven, en slimmer gealloceerd kunnen worden.
Ondernemerskracht in krimpregio’s / Projectbeschrijvingen / 14. Project St. Jan/Kloosterburen
inhoud
1. Inleiding
2. Resultaten
3. Conclusie
Projectbeschrijvingen
Interventies
De belangrijkste interventie was het instellen (en verder ontwikkelen) van een
coöperatie. Een coöperatie is een rechtsvorm tussen een (bewoners)vereniging
en B.V., een soort maatschappelijke onderneming. Dat biedt weliswaar opties
voor een economische positie als collectief, maar gaat tevens gepaard met
verantwoordelijkheden en risico’s voor de leden. Uiteindelijk komt dit erop neer
dat men een soort bedrijf gaat exploiteren. Coöperaties worden daarom altijd
opgericht met een duidelijk doel in hun statuten en een vastgelegde mate van
aansprakelijkheid. Het experiment SintJan Kloosterburen doet veel kennis op bij
andere coöperaties.
Met behulp van een vijfstappenplan van CMO Stam bereidde SintJan Kloosterburen de oprichting van een coöperatie voor:
–– zaaien: start met kopgroep;
–– ontkiemen: lokale kracht aanboren;
–– wortel schieten: droomscenario ontwikkelen;
–– groeien: verdienmodel uitwerken;
–– bloeien: oprichting coöperatie.
Een groot toekomstatelier is in voorbereiding. Dit toekomstatelier bestaat uit
vijf bijeenkomsten waarin bewoners van de vijf dorpen de opdracht formuleren
voor een zelfvoorzienende toekomst voor bewoners tussen nul en honderd
jaar. Energie, zorg en cultuurbehoud staan hierin centraal. Architecten, beleidsmakers, kunstenaars, wetenschappers, bestuurders en experts gaan vervolgens deze opdracht onderzoeken en een visie ontwikkelen. Van daaruit maken
zij een plan van aanpak: waarop willen zij inzetten, op welke manier kan dit
vorm krijgen, welke maatschappelijke partijen kunnen een bijdrage leveren
(beleidsmatig, financieel, of anderszins) en welke ruimtelijke en fysieke aanpassingen zijn nodig en gewenst naar de toekomst om vitaliteit te behouden?
Bewoners toetsen de uitkomsten en formuleren het huiswerk tijdens het
proces.
94
cover
Resultaten/effecten
–– De coöperatie is in de zomer van 2015 opgericht (aan de oprichtingsvergadering namen door tachtig tot honderd mensen deel) en telde in oktober
2015 (drie maanden na de oprichting) 142 leden (twaalf procent van de
volwassen inwoners van het gebied). In november 2015 waren er meer dan
175 leden (ruim vijftien procent). In april 2016 inmiddels meer dan 200
leden. De coöperatie werkt in het gebied van Kloosterburen en de buurdorpen Molenrij, Kleine Huisjes, Kruisweg en Hornhuizen. Vandaar de naam
Klooster&Buren;
–– Eerste activiteiten: het opzetten van een steunpunt en consolideren van de
uitvoering van de nieuw ontwikkelde Kloostertuin. Hier is plek om te
wandelen, bezig te zijn in de tuin, groente te verbouwen, te oogsten, te
eten en te ontmoeten. De tuin is zo ingericht dat iedereen die dat wil, van
nul tot honderd jaar, zich kan inzetten. Zo zijn er speciale plekken waar
bewoners in een rolstoel kunnen helpen bij het tuinonderhoud en zijn er
gedeeltes waar kinderen van de plaatselijke basisschool kunnen tuinieren.
–– In het najaar van 2015 besloten de zorginstellingen in Kloosterburen zich
op korte termijn en definitief terug te trekken. De coöperatie voert
gesprekken over het overnemen van zowel zorg als vastgoed. Vanaf januari
2016 is de gehandicaptenzorg volledig overgenomen van Philadelphia en
zijn de werknemers in vaste dienst van de Coöperatie Klooster&Buren.
–– De coöperatie Klooster&Buren komt voort uit, en werkt naar het gedachtengoed van, SintJan. SintJan heeft sinds 2006 gaandeweg een netwerk van
ambassadeurs opgebouwd. Daaronder zijn (oud) bestuurders, en experts
uit de zorg, de filosofie, sociologie, economie, architecten, studenten,
cultuurhistoricus, econoom, landschapsarchitect, en financiële en juridische deskundigen. Kortom, alle disciplines die kunnen bijdragen aan een
sterke coöperatie.
SintJan organiseerde een zogenaamde kopgroep. Deze kopgroep ontwikkelde
een visie en wist daarmee helder te maken ‘waarvoor je het ook alweer doet’
en wie er nodig zijn om de coöperatie slagkracht te geven.
Ondernemerskracht in krimpregio’s / Projectbeschrijvingen / 14. Project St. Jan/Kloosterburen
inhoud
1. Inleiding
2. Resultaten
3. Conclusie
Projectbeschrijvingen
Ook is geïnvesteerd in het versterken van draagvlak. Er zijn veel dorpsbesprekingen geweest en een grote inzet van talenten uit het dorp, onder andere
een grote ‘werkgroep coöperatie’ van achttien bewoners, die zorgde voor
draagvlak en ontwikkeling. Deze werkgroep kwam tweewekelijks bijeen.
Toekomstscenario: De coöperatie wil een regierol nemen op alle domeinen
die de leefbaarheid van het gebied betreffen. Om te beginnen zijn concrete
stappen benoemd: samen de Kloostertuin ontwikkelen en een Zorgsteunpunt oprichten. Dit Zorgsteunpunt wordt gerund door vier dorpsbewoners.
Verdienmodel uitwerken: Bij het verkennen van de mogelijkheden is het
uitgangspunt dat alles wat de coöperatie onderneemt, zichzelf moet kunnen
bedruipen, ook financieel. In de aanvangsfase zijn ontwikkelbudget en
aanjaaggeld onontbeerlijk. Maar voor de langere termijn is het uitgangspunt:
de coöperatie draait zelfstandig en is niet afhankelijk van subsidies en
fondsen. De coöperatie ontwikkelt in de zorg met PGB en heeft de werknemers in de zorg in vaste dienst sinds januari 2016.
Oprichting coöperatie: De oprichting van de coöperatie Klooster&Buren nam
in totaal ruim een half jaar in beslag. Dit snelle proces was mogelijk dankzij
enorme inzet en denkkracht in de voorafgaande fase. Het aantal leden
groeide na de oprichtingsvergadering in een paar maanden tijd naar bijna 180
leden (vijftien procent van de inwoners van het werkgebied van de coöperatie
Klooster&Buren).
Naast het werven van leden is ook geïnvesteerd in een groot netwerk. Hierdoor groeide de steun voor de coöperatie. Het netwerk bestaat uit onder
meer de notaris, regionale coöperatieve Rabobank, lokale ondernemers,
gemeente, provincie, samenwerking met zorgkantoor en zorgpartijen,
gemeente en provincie.
95
cover
Reflectie/conclusie
–– De betrokkenheid van Platform31 bij dit project lag als gevolg van verschillende personele wisselingen binnen Platform31, op een wat lager niveau.
Daarnaast bestond er wat verschil van inzicht over de werkwijze en de aard
van het experiment.
–– De initiatiefnemers van SintJan/Kloosterburen voeren sinds 2006 de integrale visie stap voor stap met succes uit. De ‘buitenwacht’ vindt het lastig in
dit denken mee te gaan. Terugkijkend kan men vaststellen dat SintJan in
2006 erg vroeg was met deze nieuwe trend. Maar sinds burgerparticipatie
door de overheid als belangrijkste beleidsontwikkeling wordt gezien, is
steeds meer duidelijk geworden dat SintJan ruim voor de troepen uitloopt.
–– Samen met Platform31 heeft SintJan binnen de kaders van het experimentprogramma (dat qua begeleiding en financiën relatief beperkt van omvang
is) besloten in te zoomen op de ontwikkeling van een nieuwe organisatievorm, namelijk de coöperatievorm. De overeenstemming daarover resulteerde in de inzet (rapportage) van CMO Stamm.
–– Over de rapportage van CMO Stamm: “Prima als procesbeschrijving van de
zoektocht van een burgerinitiatief naar meer organisatiekracht voor hun
wensen (uitmondend in een beschrijving van de stappen richting een
coöperatie kloppen). –– CMO Stamm concludeerde dat het jarenlange proces voor de oprichting
van de coöperatie (2006-2015), de zorgvuldige onderzoeken in Ateliers
‘Alles van Waarde’ 2006-2007 (samen met gemeente, provincie en woningbouwcorporatie) en de Ateliers van de Zorg 2011-2012 met vele zorgaanbieders, nieuwe initiatieven zoals coöperatie HoogeLoon, Buurtzorg,
gemeente en provincie en vele andere experts waaronder coöperatie
Rabobank heeft gemaakt dat er samenwerkingsverbanden zijn ontstaan en
zorgvuldige businesscases zijn gemaakt om de risico’s zo goed mogelijk te
ondervangen. Sinds 2010 wordt SintJan en sinds vorig jaar wordt de coöperatie op vele nationale en internationale symposia gevraagd om hun kennis
te delen. Gemeentes komen voor studiedagen om vertrouwd te raken met
de werkwijze. Studenten komen graag stage lopen of studieonderzoek
Ondernemerskracht in krimpregio’s / Projectbeschrijvingen / 14. Project St. Jan/Kloosterburen
inhoud
1. Inleiding
2. Resultaten
3. Conclusie
Projectbeschrijvingen
doen, zoals studenten van de Universiteit Wageningen, Academie Minerva,
Academie van Bouwkunst, HanzeHogeschool, Kobe Universiteit Japan en
Universiteit Utrecht. Er zijn veel publicaties in vakbladen, in lokale en landelijke pers, publicaties van onderzoeken en experimenten.
96
cover
Bijlage: evaluatievragen
Evaluatievragen (gebaseerd op methodiek van input, output, outcome):
–– Wat was de doelstelling van het experiment bij de start?
–– Hoe is de (voorgestelde) aanpak doorlopen?
–– Met welke partijen is in het experiment samengewerkt? Wat was de rol van
elke partij?
–– Wat is van de doelstellingen uitgekomen? Hoe is deze uitkomst gemeten?
Wat waren de belangrijkste succes/faalfactoren?
–– Welke concrete resultaten en bijkomende effecten heeft het experiment
opgeleverd en hoe verhouden deze zich tot de voornemens of verwachtingen aan het begin?
–– Wat heeft het experiment bijgedragen aan de leefbaarheid voor bewoners?
Waar blijkt dat concreet uit?
–– Wat zou u de volgende keer anders of hetzelfde doen?
–– Hoe heeft u de stimuleringsbijdrage van 10.000 euro ingezet? Hoe relevant
was deze bijdrage?
–– Wat vond u van de begeleiding van Platform31?
Ondernemerskracht in krimpregio’s / Bijlage: Evaluatievragen
inhoud
1. Inleiding
2. Resultaten
3. Conclusie
Projectbeschrijvingen
97
cover
Colofon
Uitgave
Platform31
www.platform31.nl
Auteurs
Anne-Jo Visser, Tineke Lupi, Ruud Dorenbos
Redactie
Saskia Hinssen en Mirjam Hazenoot
Fotografie
Overwegend van en door experimentpartners.
Pagina 12 en 20: Alex Schröder
Pagina 72 en 73: Jeannine Govaers
Vormgeving
Gé grafische vormgeving
Den Haag,
mei 2016
Ondernemerskracht in krimpregio’s
inhoud
1. Inleiding
2. Resultaten
3. Conclusie
Projectbeschrijvingen
98
Download