CARTHAGO - Rijksmuseum van Oudheden

advertisement
FACT SHEET ‘CARTHAGO’ – MYTHISCHE EN HISTORISCHE FIGUREN
Prinses Elyssa/koningin Dido
Carthago zou gesticht zijn in de negende eeuw voor Christus. Er bestaan diverse varianten op de
ontstaansmythe van de stad, waarin altijd ene prinses Elissa een hoofdrol speelt. Zij was de dochter
van de Fenicische koning Mattan van Tyrus, die haar en haar broer Pygmalion zijn koninkrijk naliet.
Het Fenicische volk wilde echter maar één heerser en koos voor Pygmalion. Om zijn macht zeker te
stellen, vermoordde hij Elissa’s rijke echtgenoot, waarop zij per schip Tyrus ontvluchtte, met haar
vertrouwelingen en rijkdommen. Via Cyprus belandde Elissa op de kust van Noord-Afrika, waar de
lokale koning Hiarbas haar een stuk land verkocht ‘ter grootte van een runderhuid’. De slimme Elissa
knipte de huid in dunne repen en kon hiermee een heuvel, later de Byrsa genoemd, omspannen. Zo
claimde zij veel meer land dan de bedoeling was, stichtte Carthago en werd de eerste koningin. De
naam Carthago is afgeleid van het Fenicische Qrt-hdšt of Kart‘hadasht wat ‘nieuwe stad’ betekent.
Wanneer de stad steeds welvarender wordt stelt Hiarbas haar een ultimatum: of ze trouwt met hem,
of hij valt de stad aan. Elissa had gezworen nooit meer te zullen trouwen en verkiest de dood op de
brandstapel.
Hoewel het verhaal van Elissa een mythe is, lijkt een aantal elementen dicht bij de waarheid te staan.
Zo hebben archeologen in Carthago inderdaad sporen van een nederzetting gevonden uit de
negende-achtste eeuw voor Christus. Ook op Cyprus, waarlangs Elissa voer, waren al vroeg
Fenicische handelsnederzettingen, waar Fenicische goden vereerd werden. Tevens is duidelijk dat de
Carthagers nog eeuwenlang de band met Tyrus onderhielden, de stad die zij als hun moederstad
zagen. Daar werd geofferd aan de goden van Tyrus, die ook in Carthago tot de godenwereld
behoorden. En tenslotte is bekend dat de Carthagers in Afrika werden gezien als nieuwkomers. Ze
moesten pacht betalen aan de omringende Afrikaanse volken. Toen zij in de vijfde eeuw voor
Christus met de betalingen stopten, leidde dat tot grote conflicten.
De Romeinen kenden hun eigen variant op het verhaal van Elissa. Vergilius bijvoorbeeld, schrijft over
haar in zijn Aeneïs uit 19 v.Chr. en noemt haar bij haar Griekse naam: Dido. Bedoeld om de
geschiedenis en de glorie van Rome te beschrijven, volgt dit verhaal de lotgevallen van de Trojaanse
held Aeneas. Via de liefde van Dido en Aeneas verbindt Vergilius het ontstaan en de vroege
ontwikkeling van Rome met die van Carthago. In het verhaal worden Dido en Aeneas verliefd op
elkaar en leven zij als man en vrouw. Dit maakt koning Hiarbas jaloers. Hij meldt de goden dat Dido
haar belofte van trouw aan haar overleden echtgenoot heeft verbroken. Hierop sturen zij Aeneas
naar Italië om een nieuw rijk te stichten. Wanneer Dido haar geliefde met zijn vloot ziet uitvaren, laat
ze een brandstapel bouwen. In haar boosheid vervloekt zij Aeneas’ nakomelingen, de Romeinen. Ze
voorspelt een eeuwige strijd tussen Rome en Carthago. Daarna pleegt ze zelfmoord met het zwaard
van Aeneas.
Later heeft Ovidius dit thema ter hand genomen in een brief van Dido aan Aeneas in zijn Heroïdes en
in de beeldende kunsten is het een veelgebruikt motief. Dido en Aeneas komen voor op schilderijen,
prenten, wandschilderingen, wandtapijten en in vele geschriften. Tevens zijn er toneelstukken en
opera’s over hen gemaakt, met als bekendste die van Purcell (1688), Scarlatti (1724), Haydn (1778)
en Berlioz (1856).
Veldheer Hannibal
Hannibal werd in 247 v.Chr. in Carthago geboren als de zoon van Hamilcar Barka, een Carthaagse
generaal en lid van de prominente Barkas familie. Na het verlies van Sicilië in de Eerste Punische
Hamilcar zijn geluk te zoeken op het Iberisch Schiereiland. Met een leger veroverden zij Spanje, waar
Hamilcar overlijdt. De opvolger van Hamilcar wordt vermoord en zo is Hannibal nog voor zijn 30ste
generaal.
z.o.z.
Fact sheet ‘Historische en mythische figuren in Carthago’/ Rijksmuseum van Oudheden/2014
Hannibal start de Tweede Punische Oorlog en trekt via de Alpen Italië binnen. Na veel veldslagen
wordt er weinig bereikt, en als Rome en uiteindelijk onder Scipio Africanus Carthago binnenvalt
wordt hij in 203 v.Chr. teruggeroepen naar zijn geboortestad. Na de Slag bij Zama (de Tweede
Punische Oorlog, 218-201 v. Chr.) wordt Hannibal, dan 43 jaar, een magistraat. Carthago wordt weer
opgebouwd, en als de Romeinen ontdekken dat de stad opnieuw floreert eisen zij de verbanning van
Hannibal.
Hannibal vertrekt en reist het Middellandse Zeegebied rond, waar hij verblijft bij verschillende
heersers, zoals Antiochus III van Syrië. De Romeinen willen hem echter nog steeds dood, omdat
alleen de gedachte aan hun grootste vijand hen al angst aanjaagt. Uiteindelijk neemt Hannibal zijn
eigen leven, en overlijdt hij aan de kust in Turkije, rond 181 v.Chr.
Senator Cato
Toen de Romeinse senator Cato de Oudere (Marcus Porcius Cato Censorius Maior) in de 2de eeuw
v.Chr. Carthago bezocht, vergaapte hij zich aan de rijkdom en de welvaart van de stad, na de Tweede
Punische Oorlog. Hij realiseerde zich dat Carthago de oorlog heel snel te boven was gekomen. De
stad zou spoedig weer een bedreiging voor Rome vormen. Aan Cato wordt de uitspraak ‘overigens
ben ik van mening dat Carthago verwoest moet worden’ toegeschreven. Waarschijnlijk heeft hij het
niet precies zo geformuleerd, maar uit historische bronnen is gebleken dat hij wel een fel
voorstander van een harde aanpak tegen Carthago was.
In 149 v.Chr. landde het Romeinse leger in Noord-Afrika. In 147 v.Chr. werd de jonge consul Scipio
Aemilianus commandant van het leger. Onder zijn aanvoering veroverden en vernietigden de
Romeinse troepen Carthago in 146 v.Chr. De straatgevechten duurden een week en waren uiterst
wreed. Met deze derde Punische Oorlog werd de gehele stad werd met de grond gelijk gemaakt en
zelfs de aarde zou zijn omgeploegd met zout om landbouw onmogelijk te maken.
Keizer Augustus
Julius Caesar besloot vlak voor zijn dood Carthago als Romeinse stad weer op te bouwen, maar het
was zijn adoptief zoon Octavianus, die als heerser de naam Augustus aannam, die dit plan uiteindelijk
uitvoerde. De top van de Byrsa, de heuvel waar Elissa Carthago had gesticht, werd hiertoe afgevlakt
en het oude Punische centrum werd geheel met puin bedekt. Hier verrees een nieuw centrum met
tempels voor Romeinse goden. Midden in de oude Punische oorlogshaven werd eveneens een
Romeinse tempel gebouwd. De Romeinen voorzagen de straten, pleinen en gebouwen van
monumentale beelden. Ook legden zij een 132 kilometer lang aquaduct aan om de stad van water te
kunnen voorzien. Onder de Romeinen werd Carthago weer een belangrijke handelsstad, met de
werd de doorvoer van graan vanuit de Carthaagse haven naar Rome als belangrijkste activiteit. De
stad groeide snel. Exacte bevolkingscijfers zijn niet bekend, maar men vermoed dat al in de tweede
eeuw na Chr. rond 400.000 mensen in het nieuwe Carthago woonden.
Kerkvader Augustinus
Aurelius Augustinus werd geboren in 354 na Chr. in Thagaste, Algerië, in Romeins Afrika. Zijn moeder
was streng gelovig, en pas op zijn 11de, toen hij naar school ging, kwam hij voor het eerst in
aanraking kwam met het ‘heidense’ gedachtengoed van de klassieken. Hij studeerde retoriek in
Carthago. Daar liet hij het christelijk geloof achter zich, en leefde hij een hedonistisch leven. Hij
begon een affaire met een jonge vrouw op zijn 19de, die hem een zoon baarde: Adeodatus.
In 375 vertrok Augustinus naar Rome om daar les in retoriek te geven, en om diezelfde reden
verhuisde hij tien jaar later naar Milaan. Daar, in 386, bekeerde hij zich opnieuw tot het christendom.
Hier schreef hij later zijn meest beroemde boek over: De Confessiones (De Belijdenissen). Hij liet zich
dopen en keerde in 391 terug naar Afrika, waar hij in Hippo ging wonen en een priester werd. In 395
werd hij daar ook bisschop, en daarom kennen wij hem nog als Augustinus van Hippo. Door een
wonder dat hij op zijn sterfbed verrichte werd Augustinus heilig verklaard. Hij wordt nog altijd
herdacht op 28 augustus.
Fact sheet ‘Historische en mythische figuren in Carthago’/ Rijksmuseum van Oudheden/2014
Verzamelaar en avonturier Humbert
De Nederlander Jean Emile Humbert (1771-1839) woonde jarenlang in Tunesië. In opdracht van het
Rijksmuseum van Oudheden verzamelde hij oudheden en voerde opgravingen uit. Al vanaf het begin
was Humbert erg geïnteresseerd in de geschiedenis van Tunesië. Hij begon een grote hoeveelheid
informatie te verzamelen over de geschiedenis, de taal en de gebruiken van het land. Zijn aandacht
ging vooral uit naar de plaats waar Carthago in de 9de eeuw v.Chr. gesticht zou zijn door Fenicische
kolonisten. Men wist dat dit ergens bij de moderne stad Tunis moest zijn, maar de exacte locatie was
onbekend. Dit kwam doordat de Romeinen deze stad in 146 v. Chr. zeer grondig verwoest hadden en
onder een puinlaag bedolven. Bovendien bouwden ze er ongeveer een eeuw later hun Romeinse
Carthago bovenop, als bestuurlijk centrum van de Romeinse provincie Africa. Van het oorspronkelijk
Carthago, dat de Romeinen ‘Punisch’ noemden, was geen spoor meer terug te vinden. In 1817 deed
Humbert een bijzondere vondst: bedolven onder Romeinse ruïnes en meters puin ontdekte hij op de
heuvel Byrsa in Tunis vier complete grafstèles en twee fragmenten met Punische inscripties erop.
Door deze vondst kwam Humbert achter de locatie van het oude, Punische, Carthago. Humberts
aantekeningen en vondsten bevinden zich nu in het Rijksmuseum van Oudheden. Een deel ervan is in
de tentoonstelling te zien.
Schrijver Flaubert
Carthago en scènes uit haar geschiedenis zijn weergegeven op vele prenten en schilderijen, waarvan
in de tentoonstelling een kleine selectie wordt getoond. Dit zijn met name 16de, 17de en 18deeeuwse prenten. Ook in de periode hierna bleef Carthago sterk tot de verbeelding spreken.
Het boek Salammbô uit 1862, van de Franse schrijver Gustave Flaubert, bevat een fictief verhaal dat
zich afspeelt na de eerste Punische oorlog. Huurlingen komen onder leiding van Matho in opstand,
omdat de Carthagers, geleid door generaal Hamilcar, hen niet hebben betaald voor hun diensten.
Alsof het Romeo en Julia zijn, worden Matho en Salammbô - de dochter van de Carthager Hamilcar verliefd op elkaar, terwijl de twee kampen in een strijd verwikkeld zijn. Als voornaamste historische
bron heeft Flaubert de Griekse historicus Polybius gebruikt, die deze periode als één van de wreedste
uit de geschiedenis der mensheid karakteriseert. Flauberts beschrijvingen van de Carthaagse
samenleving zijn erg ongenuanceerd. Het boek zit vol met heftige seksscènes en met martelingen,
kinderoffers en andere gruwelijkheden. Deze dramatische afschildering van Carthago heeft in de
periode erna de beeldvorming over de stad sterk beïnvloed.
Fact sheet ‘Historische en mythische figuren in Carthago’/ Rijksmuseum van Oudheden/2014
Download