Nieuwe methoden in voorspellen uitval met psychische klachten

advertisement
voor de praktijk
Nieuwe methoden in
voorspellen uitval met
psychische klachten
Een ander gebruik van de term prognostiek
I ri n a D v or t si na, J o h a n H u i z i n g
We willen in deze bijdrage een pleidooi houden voor een nieuwe toepassing van het begrip prognostiek.
Onder prognostiek wordt meestal verstaan het verwachte
verloop van een ziekte, in tijd en ‘gedrag’: U mag ervan
uitgaan dat binnen veertien dagen deze wond in uw hand
genezen is.
Een andere vorm van prognostiek is deze: Als u nu blijft
roken is de kans op een levensbedreigende aandoening
aan uw longen zes keer zo hoog dan als u nu zou stoppen.
Deze prognose is in zekere zin voorwaardelijk en bergt
een alternatief in zich. Het risico is hoger als u blijft roken
dan wanneer u nu zou stoppen.
De meest gebruikte volgorde is dat na een diagnose een
prognose wordt gegeven aan de patiënt. Wij stellen voor
om ook eens een andere volgorde te hanteren: eerst een
prognose en dan een diagnose.
Wij kwamen met deze vorm van prognostiek in aanraking
na vragen over ons artikel in Medisch Contact 22-2016.1
Aangetoond werd daarin dat er aan de hand van patroonherkenning een verhoogd risico kan worden voorspeld
op uitval met psychische klachten in de antwoorden
van een medewerkerstevredenheidsonderzoek. Bij een
groep van 149 respondenten met uitval door psychische
klachten vonden wij op 11 van de 33 schaalscores van
de Vbba2 significant afwijkende waarden in vergelijking
met de 1664 overigen. Deze meting was een jaar tevoren
uitgevoerd bij de medewerkers van twee politiekorpsen
in 2008. De afwijkingen lijken een voorspellende waarde
te impliceren die de moeite van verder exploreren veel­
belovend maakt.
Dr. I. Dvortsina is bedrijfsarts.
Drs. J. Huizing is sociaal wetenschappelijk onderzoeker.
Correspondentieadres:
[email protected]
502
Werking Prognosemodel
Nu de samenleving steeds complexer wordt en de
behoefte aan simpele oplossingen in populariteit lijkt toe
te nemen is het goed om ons te realiseren dat verhoogd
risico op uitval met een burn-out niet simpel tot stand
komt door bijvoorbeeld te hoge werkdruk, te veel stress of
te weinig mindfulness.
In onze optiek is het eerder een samenstel van factoren
dat verantwoordelijk is voor uitval. Dit samenstel denken
wij te hebben gevonden in het patroon dat zichtbaar werd
door de antwoorden van 150 respondenten met uitval
door psychische klachten onder te brengen in een model.
Dit model geeft als resultaat een risicoberekening op
uitval, een cijfer tussen 0 en 1. Naarmate de respons meer
beantwoordt aan het patroon van empirisch gevonden
uitvallers wordt dit getal hoger. Bij bijvoorbeeld de groep
van 10% van de hoogste risicoscores kan worden besloten
om hen een nadere verkenning aan te bieden via de
bedrijfsarts.
In een verdiepingsgesprek bepaalt de arts in overleg met
betrokkene welk traject wordt ingezet om uitval met
psychische klachten te voorkomen.
De bedrijfsarts richt zich niet, zoals vaak wordt verondersteld, uitsluitend op (bijna) zieke werknemers.
Integendeel, de belangrijkste taak van de bedrijfsarts is
het voorkomen van gezondheidsproblemen. Hij heeft dan
ook in de preventieve fase vooral te maken met gezonde
medewerkers.
Reacties op ons artikel hadden vaak betrekking op de
vraag naar vals positieve uitkomsten. Een terechte kanttekening. Bij de waarschuwingen aan rokers wordt altijd
de kettingrokende opa opgevoerd als tegenbewijs. Ook bij
deze toepassing van het prognosemodel voor uitval krijgen
de 10% met de hoogste risicoscores geen garantie dat ze
voor de praktijk
MIDDELLANG VERZUIM PSYCHOSOCIALE KLACHTEN GRONINGEN/
DRENTHE (N=149)
Figuur
Verschil in schaalscore tussen respondenten met middellang verzuim door psychosociale klachten en
overigen (n=149/1664)
WERK EN ORGANISATIE
ONGUNSTIG
GUNSTIG
TAAKEISEN
Werktempo en werkhoeveelheid
Emotionele belasting
Complexiteit van het werk
Organisatie van het werk
VEELZIJDIGHEID VAN HET WERK
Afwisseling in het werk
Leermogelijkheden
REGELMOGELIJKHEDEN IN HET WERK
Zelfstandigheid in het werk
Inspraak
Initiatief in het werk
SOCIAAL-ORGANISATORISCHE ASPECTEN
Taakduidelijkheid
Feedback
Relatie met de leiding
Inspiratie door de leiding
Interne communicatie
Samenwerking
Relatie met collega’s
ORGANISATIECULTUUR
Innovatie
Klantgerichtheid
Helderheid organisatiedoelen
Doelmatigheid
Kwaliteit
ARBEIDSOMSTANDIGHEDEN
Toekomstzekerheid
Loopbaanmogelijkheden
Loopbaanontwikkeling
ONWENSELIJK GEDRAG
Agressie en bedreiging
Lastig gevallen worden
VITALITEIT
WELBEVINDEN
Plezier in het werk
Betrokkenheid
Verandering van baan
Algemene tevredenheid
SPANNING
Energie tijdens het werk
Herstel na werk
Afstand nemen
-7 -6 -5
-4
-3
-2
-1
0
1
2
3
4
5
6
7
Verschil in schaalscore tussen respondenten met middellang verzuim door psychosociale klachten
en overigen (n=149/1664)
binnen een jaar zullen uitvallen. De mededeling houdt in
dat men een (sterk) verhoogd risico loopt.
onderzoeken of en in hoeverre dit patroon voorspellende
kracht in zich draagt.
De essentie van de methode ligt in de empirische basis
van de voorspelling: van de groep medewerkers die
binnen een jaar na meting zijn uitgevallen met psychische
klachten (volgens de CAS-code P van de bedrijfsarts) is
de score op een medewerkerstevredenheidsonderzoek
vergeleken met de rest. Omdat deze groep zo’n bijzonder
afwijkend patroon laat zien leek het voor de hand om te
Voordelen ten opzichte van gebruikelijke
­modellen
Een veel gehanteerde methode om verhoogd uitvalrisico
te voorspellen wordt door de meeste medewerkers­
onderzoeken toegepast met afkapwaarden op individuele
schaalscores. Bij scores boven de afkapwaarde van bijvoorbeeld Herstel na werk, wordt verhoogd uitvalrisico als
tbv jaargang 24 | nr.10 | december 2016
503
voor de praktijk
feedback gegeven. Dit is natuurlijk ook gevalideerd met
eerdere onderzoeksuitkomsten. De door ons gehanteerde
methode richt zich nadrukkelijk op patronen in de antwoorden, waarbij het mogelijk is dat risicoscores op één
schaal weliswaar hoog zijn, maar dat andere elementen
van het patroon zo laag scoren, dat er geen of verminderd
sprake zal zijn van uitvalrisico. We zagen dit bij een groep
operatie­assistenten in een ziekenhuis, die zo hoog scoorden op werkdruk en emotionele belasting dat de feedback
daar waarschuwingssignalen plaatste.
Bij toepassing van ons model zouden deze waarschuwingssignalen echter uitblijven. In ons ‘risicopatroon’
zou deze groep wellicht niet in de verhoogde risicoklasse
terechtkomen omdat het “patroon voorschrijft dat je
ook nog het plezier in je werk verloren hebt, algemeen
­ontevreden bent en geen energie meer hebt tijdens je
werk”. We hebben hier te maken met bevlogen medewerkers die veel energie krijgen van het belastende werk,
juist door het werkplezier, de waardering en het gevoel
dat je er toe doet. Hoge werkdruk en emotionele belasting
houdt deze categorie mensen misschien juist op de been
in plaats van ze te vloeren.
Voorstel
Ons voorstel is om de door ons ontdekte methode uit te
bouwen tot een robuuster model. Op dit moment is het
gevonden patroon goed voorspellend voor de categorie
politiemedewerkers die in de periode 2008-2010 werkzaam waren. Deze forse inperking kan door een cynicus
als ontmoedigend worden betiteld, maar een nadere blik
op het patroon, dat bij 11 van 33 schaalscores betekenisvol afwijkt van de rest van de respondenten, laat zien dat
een hypothese over een meer universele toepasbaarheid
wel eens houdbaarder zou kunnen zijn dan de cynicus
suggereert.
Wat is daar voor nodig
Verzamelen van meer evidence: data van Vbba-onderzoeken, gekoppeld met verzuimdata van de betrokken
medewerkers, gespecificeerd op de categorie: psychische
klachten. De CAS-code P leent zich bij uitstek voor deze
koppeling. Met iteraties van data modeling kunnen de
patronen van uitval op termijn worden gespecificeerd op
beroepsgroep (of andere indelingen). Wij achten het niet
uitgesloten dat er heel veel factoren gemeenschappelijk
dan wel universeel zullen blijken te zijn.
Data moeten worden beschermd volgens de eisen van
de Wet bescherming persoonsgegevens en het medisch
beroepsgeheim. De Autoriteit Persoonsgegevens ziet toe
op de naleving hiervan. Voor een wetenschappelijk verantwoorde doorontwikkeling van ons model zal een modus
moeten worden gevonden die de benodigde koppeling
van data veilig laat verlopen. Een voorbeeld zagen wij bij
de stichting Mondriaanfoundation, die alle vertrouwelijke
gegevens beheert van experimenten met medicijnen.
504
Bij onderzoek met experimentele medicijnen is het een
voorwaarde dat noch de patiënt noch de behandelend
arts weet welke patiënt het werkzame medicijn krijgt toe­
gediend en welke het placebo (dubbelblind onderzoek).
Het is daarbij natuurlijk van essentieel belang dat in geval
van gevaarlijke of lethale neveneffecten de toediening
van het experimentele medicijn onmiddellijk gestaakt kan
worden. De Mondriaanfoundation is een zogenaamde
trusted third party, waar alle betrokken partijen vooraf afspraken maken over de voorwaarden die vervuld moeten
zijn om iets met de data en combinaties of koppelingen
ervan te gaan doen. Bij onveilige bijwerkingen op experimentele medicijnen wordt de geheime koppeling tussen
patiënt en medicijn gecommuniceerd naar de behandelende arts die dan onmiddellijk stopt met het medicijn.
Wij zouden willen pleiten voor een stichting die voor
bedrijven, organisaties en bedrijfsartsen de data van
medewerkers veilig beheert en bewaakt. Bewerkingen
(i.c. koppeling) van data mag alleen worden uitgevoerd
met instemming van alle betrokken partijen (vakbonden,
ondernemingsraad, werkgever en artsen). Voor alles geldt
dat aan de wettelijke voorschriften wordt voldaan van
medisch beroepsgeheim, Wet bescherming persoons­
gegevens, de Wet medisch-wetenschappelijk onderzoek
met mensen etc. De Wet bescherming persoonsgegevens
biedt overigens mogelijkheden om voor wetenschappelijk
onderzoek data te bewerken die persoonlijke (gezondheids) gegevens omvatten, nl. Artikel 23 lid 2.
Uiteindelijk gebruik van het model
Voorwaarde: Vertrouwen
Hoe we het ook wenden of keren: elke medewerker zal
individueel toestemming moeten geven voor het gebruik
van data met zijn persoonlijke en/of medische gegevens
en koppeling met andere data. De meeste medewerkers
zullen hier geen handtekening bij het kruisje zetten, er is
(soms terecht) veel wantrouwen richting werkgevers c.q.
leidinggevenden en soms ook richting bedrijfsarts (“his
masters voice”). Vertrouwen van de medewerker is een
absoluut noodzakelijke voorwaarde om deze gegevens te
gebruiken. Dit vertrouwen zal misschien voldoende groeien als de medewerker het gevoel heeft dat hij er beter van
wordt, dat het voordelen biedt die anderen niet krijgen.
Over het algemeen zou je kunnen stellen dat de medewerker er verantwoordelijk voor is dat hij gezond op het
werk verschijnt, maar ook dat de werkgever gehouden is
deze zelfde medewerker ook weer gezond naar huis te
laten gaan. Deze wederzijdse afhankelijkheid is de basis
van het vertrouwen dat beide partijen in elkaar moeten
hebben.
De toenemende aandacht voor gezondheid en welbevinden in de samenleving brengt ook met zich mee dat werknemers vanuit een welbegrepen eigenbelang de regie over
hun inzetbaarheid in eigen hand willen krijgen. Informatie
tbv jaargang 24 | nr.10 | december 2016
voor de praktijk
over risico’s zal hij dan ook goed kunnen gebruiken, als
hij daar tijdig over wordt ingelicht en ook de kans krijgt
om passende maatregelen te nemen voor het terugdringen
van deze risico’s.
Wellicht is ook een verschuiving nodig in het perspectief
dat dominant is bij het houden van medewerkersonderzoeken. Veelal worden ze van harte aanbevolen door
onderzoeksbureaus om de motivatie, de bevlogenheid en
duurzame inzetbaarheid van de medewerkers te vergroten. Dit zou vooral voor de opdrachtgever (de directie van
een bedrijf) kunnen leiden tot enthousiaste medewerkers
en daarmee verbeterde kwaliteit en verkoop van de
­diensten en producten.
Een verschuiving naar meer accent op de individuele
behoefte van mensen (i.c. medewerkers) – maatwerk
dus – om zijn eigen gezondheid goed te monitoren en
informatie te krijgen over (eventuele bedreiging van)
zijn inzetbaarheid is misschien een betere trigger om
medewerkers binnen een organisatie het vertrouwen te
geven dat zij de regie zelf in handen kunnen krijgen op dit
proces. Hun vakbond en hun ondernemingsraad steunen
hem daarbij door de garantie dat de leidinggevende of het
management nooit op basis van individuele informatie
hem zullen kunnen schaden. De bedrijfsarts kan daaraan
bijdragen door zich op dezelfde manier als ondersteuner
en medisch adviseur van de medewerker op te stellen.
Werking
Het instrument is primair voor medewerkers en in de
tweede plaats voor leiding en management.
Na afloop van het invullen van de vragenlijst krijgt elke
medewerker feedback op het scherm waarin bij overschrijding van de traditionele afkapwaarden wordt vermeld dat
daar mogelijk een probleem aanwezig is. Tot zover niets
nieuws. Als de respondent het echter verzoekt dan kan de
feedback ook worden aangevuld met het uitvalrisicoprofiel
dat is berekend op basis van alle antwoorden bij elkaar.
Terugkoppeling geeft risicoscore aan, inclusief percentiel
waar die score zich bevindt: bijv. 38% heeft een hogere
tbv jaargang 24 | nr.10 | december 2016
risicoscore dan u. Uiteraard dient dit wel tactisch en
ethisch te worden ingekleed.
Bij de hoogste 10% wordt de mogelijkheid geboden om
door de bedrijfsarts een oriënterend diagnostisch verdiepingsgesprek te laten uitvoeren, op basis waarvan de
bedrijfsarts een keuze kan maken uit één van de volgende
individuele interventies:
■■ Gericht op herstel van gezondheidsklachten of aandoeningen.
■■ Gericht op de vergroting van de belastbaarheid.
■■ Gericht op (tijdelijke) aanpassing van de arbeidsbelasting of benodigde belastbaarheid waarbij aanpassingen
individugericht, technisch of organisatorisch van aard
kunnen zijn.
Nadrukkelijk zal de leidinggevende en management hierbij niet worden geïnformeerd. Wel kunnen overzichten
op afdelingsniveau, functioneel niveau of op leeftijdsklasse
worden gegenereerd. Voor het management kan dit bruikbare informatie opleveren.
Samenvatting
Samenvattend stellen wij voor om een aanvullende benadering van prognostiek door te ontwikkelen: prognose van
verhoogd risico op uitval met psychische klachten op basis
van evidence-based empirische gegevens. Verder bepleiten
wij een passende oplossing voor het beheren en bewerken
van gevoelige data door de bewerking en koppeling ervan
ten behoeve van individuele inzetbaarheidsrisico’s. Een
stichting als trusted third party kan hiervoor model staan.
Tenslotte houden we een pleidooi voor een accentverschuiving in medewerkersonderzoeken naar individuele
regie op eigen inzetbaarheid.
Literatuur
1. Psychisch Verzuim is te voorspellen, Dr. Irina Dvortsina en
drs. Johan Huizing, Medisch Contact 2016; 22: 30-33.
2. Veldhoven MJPM van, Prins J, Laken PA van der, Dijkstra L.
VBBA2.0: update van de standaard voor vragenlijstonderzoek
naar werk, welbevinden en prestaties. SKB Amsterdam, 2014.
505
Download