Multidisciplinaire richtlijn Complex Regionaal Pijnsyndroom type I (CRPS-1) Korte samenvatting voor de bedrijfsarts. Definitie, pathofysiologie CRPS-I ontstaat soms na een doorgemaakt trauma aan een arm of een been. Er is een combinatie van autonome, sensorische en vasomotorische verschijnselen. De pijn is continu persisterend en staat in geen verhouding tot de ernst van het doorgemaakte trauma. Van belang voor de bedrijfsarts zijn met name de motorische stoornissen (spierzwakte, bewegingsbeperking) en de sensibele veranderingen. Vaak is men minder bestand tegen hitte. Over de pathofysiologie is nog niet veel bekend. Er zijn vele (bijna)-synoniemen van CRPS-1, zoals Sudeckse atrofie en posttraumatische dystrofie. Diagnostiek De diagnose kan worden gesteld op basis van anamnese en bevindingen bij lichamelijk onderzoek. Aanvullende diagnostiek (beeldvormende technieken, bloedonderzoek e.d.) heeft geen meerwaarde voor de diagnose CRPS-I. Wel kunnen ze dienen als parameter in het beloop. Door de richtlijn worden voor de curatieve sector diagnostische criteria van Veldman aanbevolen. Objectivering van de mate van ernst en het beloop van de beperking kan men verrichten met behulp van diverse vragenlijsten. Nader onderzoek is nodig naar de waarde hiervan. Epidemiologie CRPS-I komt het meest frequent voor na polsfracturen, de incidentie ligt tussen de 1 en 37%. Na andere letsels is de incidentie lager, de reden is onbekend. In een open populatie werd de incidentie op 5,5 per 100.000 persoonsjaren at risk geschat. In Nederland zijn jaarlijks 5000 tot 8000 nieuwe gevallen. Jongvolwassenen en vrouwen zijn oververtegenwoordigd met een verhouding van 2 á 3 staat tot 1. Voor risicofactoren zoals life events, depressie, angst of persoonlijkheidsprofiel zijn geen aanwijzingen. CRPS-I komt ook voor na een bedrijfsongeval, maar dit is geen grootschalig probleem. Behandeling De behandeling bestaat uit een combinatie van medicijnen (oraal en/ of locaal geappliceerd) en fysiotherapeutische, ergotherapeutische (met name bij de bovenste extremiteit), revalidatiegeneeskundige en/of psychologische behandeling. Met operatieve behandeling is men zeer terughoudend. Gedoseerde beweging en het weer leren inschakelen van de aangedane extremiteit lijkt de beste aanpak. Bij kort bestaande CRPS-I zou een pijncontingente behandeling beter werken. Bij chronische klachten een meer tijdcontingente benadering. Werk De meeste patiënten hebben matige tot ernstige en objectiveerbare beperkingen. Ongeveer 56% van een groep met betaald werk verzuimde volledig, langer dan een jaar. De helft bleek na vijf jaar niet meer te werken. 38% van een andere groep patiënten was werkeloos door het syndroom. De bedrijfsarts beoordeelt of en welke werkplekaanpassingen of organisatorische maatregelen nodig zijn. De aanpassingen liggen op het terrein van klimaatbeheersing, verminderen van belastende houdingen en bewegingen, verruimen van regelmogelijkheden rond werktijden (woon-werkverkeer). Naschrift door Arco Verhoeven en Noks Nauta Door de CBO richtlijngroep is gekozen voor de diagnostische criteria van Veldman. Hieruit vloeit vanuit de bedrijfsgezondheidszorg gezien een dilemma voort. Eén van de Veldman criteria is namelijk een gedragsmatig criterium: (verergering van de) pijn na belasting. Daardoor moet de patiënt ‘kiezen’: op dit criterium scoren betekent namelijk de erkenning van een ziekte, op dit criterium niet scoren geeft kans op herstel maar geen erkenning van een ziekte. Dit kan de reïntegratie belemmeren. In de praktijk zal de bedrijfsarts bij een werknemer niet zelf de diagnose CRPS-1 stellen. De diagnose zal door een arts uit de curatieve sector zijn gesteld. Het is wel van belang dat de bedrijfsarts bekend is met het hierboven genoemde dilemma voortvloeiend uit het Veldman criterium en daar verstandig mee omgaat. Kwaliteitsbureau NVAB 4 juni 2007