Algemene administratie van de DOUANE en ACCIJNZEN Dienst voor Operationele Expertise en Ondersteuning Expertise Wet- en Regelgeving - Afdeling Douanewetgeving Supplement 63 ED van 1.7.2016 VAK 8 BIJ (WEDER)UITVOER I. Rechtvaardiging voor het niet invullen van vak 8 bij (weder)uitvoer (met uitzondering van de veiligheidsgegevens (zie punt II.) Vak 8 werd door Verordening (EG) nr. 2286/2003 niet verplicht opgelegd bij (weder)uitvoer. Het verkreeg de status “B”, d.w.z. facultatief voor de lidstaten: ofwel legt de betrokken lidstaat dit gegeven verplicht op ofwel mag dit gegeven in de betrokken lidstaat niet ingevuld worden (zie Publicatieblad van de Europese Unie van 31 december 2003, nr. L 343 – bladzijden 78 t/m 82). De nieuwe wettelijke basis voor het invullen van de vakken van het Enig document is vanaf 1 mei 2016 de Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/341. Vak 8 bij (weder)uitvoer heeft dezelfde status “B” behouden (zie Publicatieblad van de Europese Unie van 15 maart 2016, nr. L 69 – bladzijden 139 t/m 142). De Belgische Administratie der douane en accijnzen heeft destijds beslist om vak 8 bij (weder)uitvoer niet verplicht op te leggen. Deze beslissing werd bekrachtigd door het Ministerieel besluit van 11 januari 2007 tot wijziging van het ministerieel besluit van 22 juli 1998 betreffende de aangiften inzake douane en accijnzen (Belgisch Staatsblad van 8 mei 2007). Dit impliceert dat dit vak niet mag ingevuld worden in de regelingen A, C, D en E van de toelichting op het Enig document. Onderstaande argumenten maken duidelijk waarom de Administratie der douane en accijnzen de beslissing heeft genomen om vak 8 niet te vragen bij (weder)uitvoer: 1) vak 8 was nooit verplicht ten aanzien van de formaliteiten bij uitvoer omdat de Europese Commissie dit een weinig betrouwbaar gegeven vond. Tijdens het vervoer van de goederen is het namelijk mogelijk dat de goederen doorverkocht worden en dat de uiteindelijke geadresseerde niet gekend is; 2) het verplicht vermelden van dit gegeven zou de marktdeelnemers veel problemen bezorgen en ook de eerstelijnsdiensten van de douane, die geconfronteerd worden met de goederenstroom (niet blokkeren!), zouden enorme moeilijkheden ondervinden, vooral in het geval van kettingverkopen; 3) de Uniewetgeving is heel voorzichtig voor wat betreft het land van bestemming bij uitvoer (vak 17a). Zij legt dit vak wel verplicht op aan de lidstaten maar nuanceert toch heel sterk de wijze van invullen van dit vak: “Vermeld in vak 17a de relevante Uniecode van aanhangsel D1 voor het laatste land van bestemming waarnaar de goederen zullen worden uitgevoerd voor zover bekend op het tijdstip van uitvoer." Diezelfde Uniewetgeving gaat niet zover om vak 8 verplicht op te leggen ten aanzien van de formaliteiten bij uitvoer aangezien dit gegeven nog moeilijker af te bakenen is dan vak 17a; 4) in vergelijking met de oude toelichting op het Enig document worden er in de nieuwe toelichting door de Algemene Administratie der douane en accijnzen geen bijkomende gegevens gevraagd. Aangezien het invullen van vak 8 in de oude toelichting niet verplicht was ten aanzien van de formaliteiten bij uitvoer werd dit vak dan ook niet verplicht opgelegd in de nieuwe toelichting op het Enig document. II. Verplicht gebruik van de veiligheidsgegevens Vanaf 1 juli 2009 moeten alle economische operatoren verplicht elektronisch aangeven bij uitvoer. Bovendien moeten de uitvoeraangiften vanaf die datum binnen een bepaalde termijn bij het bevoegde douanekantoor worden ingediend en moeten ze de veiligheidsgegevens bevatten, teneinde een risicoanalyse op het gebied van de veiligheid te kunnen verrichten. Wegens specifieke omstandigheden zijn die verplichtingen in België slechts vanaf 23 september 2009 in werking getreden. De toelichtingen inzake (weder)uitvoer (A, C, D en E) hebben uitsluitend betrekking op de toelichting van het Enig document, d.w.z. aanhangsels C1 en D1 van bijlage 9 van de UCC TDA (zonder veiligheidsgegevens van aanhangsel A van bijlage 9 van de UCC TDA). In elke vorengenoemde toelichting (A, C, D en E) is hieromtrent een voorafgaande mededeling opgenomen. Indien de veiligheidsgegevens noodzakelijk zijn, moeten de gegevens van de toelichting van het Enig document gecombineerd worden met de gegevens van aanhangsel A van bijlage 9 van de UCC TDA. Hoewel het gegeven “geadresseerde” op een douaneaangifte ten (weder)uitvoer (vak 8) niet mag ingevuld worden, moet dit gegeven bijgevolg verplicht vermeld worden op de aangifte bij gebruik van de veiligheidsgegevens (zie “Aantekening 3: Douaneaangifte bij uitvoer” van aanhangsel A van bijlage 9 van de UCC TDA). Het invullen van vak 8 gebeurt overeenkomstig de toelichting bij het gegevenselement “geadresseerde” van aanhangsel A van bijlage 9 van de UCC TDA. De geconsolideerde versie van de UCC TDA kan geraadpleegd worden via de link http://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/PDF/?uri=CELEX:02016R0341-20160315 III. “Aantekening 3: Douaneaangifte ten uitvoer” van aanhangsel A van bijlage 9 van de UCC TDA Aantekening 3: Douaneaangifte bij uitvoer 3.1. Wanneer een douaneaangifte zoals bedoeld in artikel 162 van het UCC is vereist overeenkomstig artikel 263, lid 3, onder a) van het UCC (aangifte vóór vertrek), moet die aangifte, behalve de volgens aanhangsel C1 of aanhangsel C2 van de UCC TDA voor de betrokken regeling benodigde gegevens, ook de gegevens bevatten die in de kolom „Summiere aangifte bij uitgaan” van de tabellen 1 en 2 zijn vermeld. Wanneer een douaneaangifte zoals bedoeld in artikel 166 van het UCC is vereist overeenkomstig artikel 263, lid 3, onder a), van het UCC (aangifte vóór vertrek), moet die aangifte, behalve de volgens tabel 7 voor de betrokken regeling benodigde gegevens, ook de gegevens bevatten die in de kolom „Summiere aangifte bij uitgaan” van de tabellen 1 en 2 zijn vermeld. 2 IV. Gevallen waarin het indienen van de veiligheidsgegevens niet vereist is De aangifte vóór vertrek bevat de gegevens die nodig zijn voor een risicoanalyse voor veiligheidsdoeleinden. Er moet ontheffing van de verplichting tot indiening van een aangifte vóór vertrek worden verleend wanneer op grond van het soort goederen, de vervoersvoorwaarden of de specifieke situatie van de goederen kan worden geoordeeld dat er geen gegevens in verband met veiligheidsrisico’s moeten worden geëist zonder dat afbreuk wordt gedaan aan de verplichtingen in verband met de aangifte tot (weder)uitvoer, met name: a) in het geval van vervoermiddelen en de daarmee vervoerde goederen die uitsluitend door de territoriale wateren of het luchtruim van het douanegebied van de Unie worden vervoerd zonder dat er een tussenstop in dit gebied wordt gemaakt, of b) in andere specifieke gevallen die naar behoren zijn gerechtvaardigd door het soort goederen of het soort vervoer of die voortvloeien uit verplichtingen uit hoofde van internationale overeenkomsten (zie artikel 245 van de UCC DA). Het indienen van een aangifte vóór vertrek is evenmin vereist voor goederen uitgevoerd naar Andorra, Noorwegen of Zwitserland overeenkomstig de van kracht zijnde overeenkomsten inzake veiligheid tussen de Europese Unie en deze landen. De ontheffing van het verstrekken van de veiligheidsgegevens betekent niet de ontheffing van enige andere vereiste betreffende de douaneaangiften. Uit het voorgaande blijkt dat bijvoorbeeld bij een uitvoer naar Noorwegen vak 8 niet mag ingevuld worden op de uitvoeraangifte! 3