Materiaal: Knutselen Domein Tellen en getalbegrip Vergelijken en ordenen Kleur en vorm Activiteit: - Liedje rood, rood ik heb geen rood De hoeken tellen Plakbeestjes op soort, lieveheersbeestjes, slakken, bloemen Rietjes op kleur – driehoek/vierkant hoeveel hoeken? Vergelijken (één-op-één relatie) - Rietjes knippen Groeperen op soort, kleur, vorm, grootte - Sorteren op kleur/vorm/ grootte (de ballon is groot/klein) De dieren sorteren Plakvormpjes, bijvoorbeeld: vierkant, driehoek, rondjes (grote of kleine rondjes enz.) Beginnend tellen en getalbegrip Verschil zien tussen kleine hoeveelheden In één oogopslag kleine hoeveelheden herkennen - Veel Wuppies/ weinig wuppies laten zien Meer minder, veel of weinig - Kind moet in één opslag zien dat ik aan de linker kant 3 wuppies heb en aan de rechterkant 1. Voorbeeld: Plak drie plakkertjes op een papier - PLG leidsters voorschool OEKT Oriënteren op de telrij tot en met 5 - Functie van het tellen ontdekken, nog niet juist tellen - Benoemen van de snoepjes op de stok Dagelijks tel je, de kinderen vangen dit op Hoeveel bakjes Hoeveel meisjes/jongens Delen, 1 rondje plakken, 2 vierkantjes enz. - Liedjes 1,2,3,4 hoedje van papier Getallen lijn Ik kan tellen, tellen op vingers, hoedje van papier, vijf vingers Synchroon of aanwijzend tellen - Telraam, balletjes tellen Resultatief tellen - Zelfde aantal netjes, balletjes enz. - Een lange sliert maken van wuppies Puk opmeten + een kind met draad Grote/ kleine plakkers, rietjes, ijsstokjes naast elkaar (lang, kort knippen) Kennen van de telrij Opzeggen van de telrij (als versje of liedje) - Aanbieden van de getallen tot 5 Voorbeeld: Tel snoepjes op een stok Voorbeeld: Plak vijf plakkertjes op een papier A-synchroom Meten Lengte PLG leidsters voorschool OEKT Gewicht - Ballon en een touw, wat is zwaarder? Ballon opblazen en ballon vullen met water, wat is zwaarder? Tijd - De dagritme kaart bespreken Een kleurenklok - Een pop/gezicht maken van wuppies (2 ogen, 1 neus, 2 oren en 1 mond) - Plaatjes laten zien waar je wilt spelen (van de hoeken) Bouwen met stokjes (hoog/laag & lang/kort) Voorbeeld: Laat aan de kinderen zien wat je er mee kunt doen. Geeft het kind 3 stokjes en laat het kind er wat van maken. Vraag vervolgens wat het kind heeft gemaakt en wat voor kleur de stokjes hebben. Voorbeeld: Je kan verschillende kinderen een aantal stokjes geven en ze vragen hoeveel stokjes iedereen heeft en wat voor kleur ze hebben. Vervolgens kun je de kinderen vragen wie de meeste stokjes heeft. Meetkunde Lichaamskennis Oriënteren PLG leidsters voorschool OEKT