VERSLAG VAN DE POLITIEKE MARKT, GEHOUDEN OP 6 SEPTEMBER 2006 Agendapunt: a. Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Deventer 2007 c.a. (2006.12661) Tijd: 19.00–20.56 uur Voorzitter: Griffier: Mw. A. Spa Mw. R. Weernekers Aanwezig: M.W.H. Elferink (APB), J.C.M. Schaap (VVD), mw. G. Lutje Hulsik (SP), mw. J. LambertsGrotenhuis (CDA), mw. H.G. Nijman-Visscher (CU) mw. M.M. Sluiseman-Nieuwenhuis (GL), mw. I. Sipman-Jansen (D66), J. Goejer (PvdA), mw. M.J.G. de Jager-Stegeman (ADB), J.J.T. Fleskes (wethouder), W. Kogelman en J. Horst (WCO), mw. Troost en mw. Vunderink (insprekers) Locatie: Raadzaal De voorzitter heet alle aanwezigen welkom op deze eerste vergadering na het zomerreces. Zij legt voor het publiek de vergaderregels uit, noemt de zaken die besproken zullen worden en vertelt wie er met haar aan tafel zitten. De verordening die in deze vergadering aan de orde is, is in de inspraak geweest en ruim verspreid onder belangstellenden uit diverse organisaties. Er is ook over gesproken met de klankbordgroep. Op 5 juli was er een uitgebreide hoorzitting over het onderwerp. Op deze avond gaat het om de vraag of de materie voor 20 september op de raadsagenda kan worden geplaatst, als hamerstuk of als debatstuk. Het streven is de verordening voor 1 januari vast te stellen. In het voorjaar moet het beleidsplan vastgesteld worden. Dat zal ook in de inspraak gaan. Er komen nog drie bijeenkomsten met de klankbordgroep. Verder zal er een communicatieplan over het beleidsplan verschijnen. Na deze inleiding geeft de voorzitter het woord aan de inspreeksters. Mevrouw Vunderink heeft in de verordening gelezen dat men niet in aanmerking komt voor hulp in de huishouding, wanneer er een of meer huisgenoten zijn die huishoudelijk werk kunnen doen. Dat kan betekenen dat een huisgenoot voor 100 % de huishouding moet doen, terwijl hij tegelijk kostwinner is en misschien ook nog persoonlijke zorg moet geven. Spreekster vraagt waar dan de rechten en de keuzevrijheid van die huisgenoot blijven. Zij weet dat de landelijke overheid de gemeente heeft opgezadeld met bezuinigingsmaatregelen, maar ze vindt het wel belangrijk hoe de gemeente daar in de praktijk mee omgaat. In de beleidsnotitie Individuele verstrekkingen staat dat in een aantal gevallen de zorgdrager zelf, of zijn omgeving, in staat moet worden geacht de verantwoordelijkheid te nemen voor het realiseren van een op zijn wensen afgestemde situatie. Zo’n bepaling betekent echter nog niet dat de nodige zorg dan ook daadwerkelijk geregeld wordt. Spreekster vraagt a. wie precies tot de omgeving van de zorgdrager gerekend worden; b. op grond van welke criteria iemand uit de omgeving in staat wordt geacht zorg te verlenen en c. of de zorgdrager zonder zorg komt te zitten wanneer de omgeving niet bereid is te helpen. In de beleidsnotitie staat ook dat gebruik kan worden gemaakt van de algemene voorzieningen, wanneer er problemen zijn bij de uitvoering van mantelzorg. Wat voor problemen dat kunnen zijn, wordt niet vermeld. Mantelzorg zal een belangrijke vorm van zorg worden naast de professionele zorg. Daarom verbaast het mevrouw Vunderink dat het PGB tot in detail besproken wordt, terwijl over de praktische uitvoering van mantelzorg niets te lezen valt. Zij vraagt met klem of de notitie op dit punt nog wordt aangevuld. Verder constateert zij dat niet eens de moeite genomen is om in het gebruikte standaardstuk op de puntjes de naam van de eigen gemeente in te vullen. Zij vraagt zich af wat zij daarvan moet denken. Mevrouw Troost heeft een vraag over de loketfunctie. De gemeente wil minder bureaucratie, maar de nieuwe loketfunctie betekent volgens haar juist weer meer bureaucratisering. Zij wil graag weten wie de loketten gaan bemensen. Ook vraagt zij of het niet mogelijk is mensen die binnen de bestaande instellingen werken, te scholen. Volgens haar zou dat een goed alternatief zijn voor de loketten. Dan zouden de burgers de bekende weg kunnen blijven gaan. 2 De voorzitter geeft eerst de wethouder de gelegenheid de vragen van de inspreeksters zoveel mogelijk te beantwoorden. Wethouder Fleskes maakt duidelijk dat de Wmo de eigen verantwoordelijkheid van de mensen vooropstelt. Lukt het niet die eigen verantwoordelijkheid waar te maken, dan wordt gekeken wat men nodig heeft om toch te kunnen functioneren. Als een huisgenoot de zorg niet op zich kan nemen, dan zijn er andere mogelijkheden. Mevrouw Vunderink vraagt welke criteria gelden voor de vraag of iets wel of niet mogelijk is en wie daarover beslist. Wethouder Fleskes antwoordt dat de gemeente daarvoor de verordening heeft die nu besproken wordt. Verder komt er straks een verstrekkingenbesluit. Dat geeft precies aan waar men in een bepaalde situatie recht op heeft. In de derde plaats komt er ook een financieel besluit, waarin de eigen bijdrage staat aangegeven. De drie stukken vormen een soort drieluik. In de Wmo worden negen prestatievelden genoemd. Het gemeentebestuur heeft eerst moeten nagaan wat op 1 januari per se moet gebeuren. Dat zijn twee belangrijke dingen: a. de huishoudelijke zorg moet geregeld worden; b. de loketfunctie moet georganiseerd worden. Die loketfunctie moet in ieder geval zorgen voor voorlichting en verwijzing. De verwijzing naar bestaande instellingen zal blijven, maar het geven van advies en voorlichting gebeurt op deze manier vanuit een onafhankelijke positie. De bestaande instellingen zijn partij. Mevrouw Troost vraagt nog een keer wie de loketten gaan bemensen: medewerkers van de gemeente of mensen van het zorgkantoor. Wethouder Fleskes antwoordt dat de gemeente heel wat deskundigheid in huis heeft. De huishoudelijke verzorging is echter een nieuwe taak. Daarvoor gebruikt de gemeente de deskundigheid van het zorgkantoor. Verder is er het CDZ, dat goede protocollen heeft om dingen te initiëren. Wat aan de voorkant snel geregeld kan worden met de burger, dat wordt ook snel geregeld. Pas als het ingewikkeld wordt, gaat men zoeken naar andere wegen. De heer Schaap meent dat in de stukken sprake is van twee loketten. Het verschil is hem niet duidelijk. Wethouder Fleskes antwoordt dat er maar één loket is. Dat werd eerst het Wmo-loket genoemd. Later is er de naam ‘maatschappelijke-ondersteuningsloket’ voor bedacht. De voorzitter bedankt de insprekers voor hun bijdrage. Ze herinnert aan de andere bijeenkomsten die nog belegd zullen worden. Verder wijst zij erop dat de heer Kogelman voor de burgers het aanspreekpunt van de gemeente is. Hierna geeft de voorzitter de voorliggende stukken in bespreking. De heer Schaap laat weten dat zijn fractie instemt met de gemaakte keuzen. De aansluiting bij de bestaande praktijk wordt gewaardeerd. Dat de verantwoordelijkheid primair bij de burger wordt gelegd, is voor de VVD erg belangrijk. De fractie heeft wel een paar punten van zorg. Het eerste punt is de verantwoording. De verordening spreekt over een vierjaarlijkse evaluatie, maar er staat ook in dat de evaluatie al een jaar na het in werking treden van de Wmo begint. Spreker vraagt of er dan ook een evaluatie zal zijn na twee jaar en na drie jaar. Mevrouw De Jager interrumpeert met de vraag of de heer Schaap vindt dat er elk jaar geëvalueerd zou moeten worden. De heer Schaap antwoordt dat de VVD daar een groot voorstander van is. De fractie zou de verordening op dat punt graag aangepast zien. Een tweede punt van zorg is de mogelijke ontoereikendheid van het PGB. Spreker vraagt of de wethouder, wanneer iemand niet genoeg blijkt te hebben aan 75% van de kosten, bereid is het bedrag aan te vullen. 3 Een derde punt betreft de financiën. Spreker vraagt of het geld dat via de Wmo verkregen wordt, geoormerkt kan worden, zodat het niet voor andere zaken wordt gebruikt. Ook wil hij weten hoe de kosten van de individuele verstrekkingen zich verhouden tot die van de collectieve voorzieningen. Tenslotte vraagt hij in hoeverre het streven naar een budgettair neutrale Wmo-operatie betekent, dat in voldoende mate wordt voorzien in een adequate aanpak van alle prestatievelden. De heer Goejer had graag gezien dat de beleidsregels en de verstrekkingenboeken in één geheel met de verordening meegenomen konden worden in de besluitvorming. Hij vindt de invulling van het complete verhaal nu wat lastig. Het gaat uiteindelijk om de gelden die aan de mensen verstrekt worden. Toch vindt spreker het goed de verordening binnenkort vast te stellen. De mogelijkheid tot uitstel die gegeven is, lost het probleem niet op. Spreker kan in grote lijnen met de verordening instemmen. Wat de zorgpunten betreft, sluit hij zich aan bij de woorden van de heer Schaap. Verder wil hij dat bij de evaluatie de vraag wordt meegenomen of het verstandig is de besteding van het PGB niet te controleren. Hij twijfelt eraan of er zonder enige vorm van monitoring voldoende beleidsinformatie kan zijn. Er moet toch op de een of andere manier worden nagegaan of het PGB beantwoordt aan de bedoeling. De beschikbaarstelling van 75% van de kosten roept bij spreker een vraag op over de andere 25%. Als er zoveel overheadkosten zijn, moet erover gesproken worden of het niet minder kan. Men zal ook moeten blijven nagaan of die 75% voldoende is. In de Tweede Kamer zijn vragen gesteld over mogelijke bezuinigingen die aan de eigen-bijdrageregeling ten grondslag zouden liggen. De staatssecretaris heeft ontkend dat er rond de Wmo sprake is van een bezuinigingsopdracht. Dan mag in de eigen-bijdrageregeling ook geen bezuinigingsmaatregel tot uitdrukking komen. De PvdA-fractie stemt vooralsnog in met de verordening, maar wil het college wel kritisch volgen als het gaat om de uitvoeringsregels. De fractie stemt ook in met het primaat van algemene voorzieningen en verstrekking in natura, maar verzoekt wel uit te spreken dat dit geen wet van Meden en Perzen is. Er moet naar de persoonlijke situatie van de mensen worden gekeken. Men kan wel strikt willen aangeven dat geen verstrekking in natura wordt gegeven naast een verstrekking uit de algemene voorzieningen, maar er kunnen goede redenen zijn om dat wel te doen. De fractie wil graag op korte termijn een evaluatie, maar ziet nog liever een monitoring waarover gerapporteerd wordt. In het tweede en derde jaar na invoering hoeft er geen evaluatie te zijn, maar wel een soort jaarverslag. Spreker wil dat de raad ook betrokken wordt bij de vraag wat er precies geëvalueerd gaat worden. Verder meent de heer Goejer begrepen te hebben dat mensen die uit de AWBZ komen en dit jaar of vorig jaar geïndiceerd zijn, volgend jaar weer met een indicatie te maken krijgen. Hij pleit ervoor te onderzoeken of een eens afgegeven indicatie geldig kan blijven. Dat schept helderheid voor de betreffende personen en het voorkomt heel wat bureaucratie. Tenslotte vindt spreker het belangrijk het eerste jaar zo dicht mogelijk bij de huidige uitvoeringsregels te blijven en dan in de loop van dat jaar na te gaan hoe de ontwikkelingen zijn. Mevrouw Sluiseman laat weten dat haar fractie de besteding van het PGB graag gecontroleerd wil zien worden. Het gaat tenslotte om grote bedragen. Mevrouw Lamberts merkt op, per interruptie, dat niemand zomaar wat geld krijgt. Er vindt toch een indicatie plaats? Mevrouw Sluiseman weet uit ervaring dat sommige mensen niet goed weten om te gaan met de grote geldsom die zij krijgen. Ze duiken er soms de koffieshop mee in. Mevrouw Lamberts vindt dat het een kwestie van vertrouwen is. Als 90% goed bezig is, dan moet men voor de resterende 10% niet een bureaucratie willen opzetten. Mevrouw Sluiseman gaat verder met haar betoog. Als iemand met de vergoeding van 75% niet uitkomt, moet er een aanvulling mogelijk zijn. Spreekster vindt dat het eigen vervoer niet in alle gevallen moet worden uitgesloten van het PGB. Men moet volgens haar voorzichtig zijn met een mogelijke beperking van de mogelijkheden om met een regiotaxi te reizen. Voor sommige mensen is dit de enige vorm van vervoer. Spreekster kan zich prima vinden in een rolstoelenpool, mits de keuzevrijheid niet wordt aangetast. Bij het verplaatsen in en rond de woning moeten volgens haar meer dingen genoemd worden dan alleen een rolstoel. Verder legt zij de vinger bij een noot bij artikel 19 van de oplegnotitie. Daar gaat 4 het over de bezoekwoning en daarbij wordt niet over een badkamer gesproken. Die zou zij graag toegevoegd zien. De aanwijzing van het CIZ als instelling voor indicatie heeft haar instemming. Wel vindt zij dat de vinger aan de pols moet worden gehouden, vanwege de monopolistische positie van deze instelling. Mevrouw Sluiseman zou het liefst één keer per jaar een evaluatie willen hebben. Wat de eigen bijdrage betreft, vindt ook zij dat de inkomsten geoormerkt moeten worden. Die eigen bijdrage kan volgens haar in bepaalde gevallen erg hoog zijn. Mevrouw De Jager interrumpeert naar aanleiding van de opmerkingen van mevrouw Sluiseman over de vervoersvoorzieningen. In de woorden van mevrouw Sluiseman klinkt een voorstel door om de afstand waarover men zich kan verplaatsen, uit te breiden. Dat is in deze regeling niet mogelijk. Er kan hoogstens gebruik worden gemaakt van de hardheidsclausule. Mevrouw De Jager vraagt, per interruptie, wat mevrouw Sluiseman bedoelt met het beperken van het aantal kilometers bij het gebruik van de regiotaxi. Mevrouw Sluiseman onderbouwt haar opmerking daarover met een citaat uit de verordening. Als men wil gaan sporten, wat door de gemeente wordt aangemoedigd, is de grens van het aantal kilometers snel bereikt. Spreekster zegt moeite te hebben met het veelvuldig spreken over ‘primaat’. Voor haar gevoel beperkt dat teveel de keuzevrijheid die er moet zijn. Vanuit financieel oogpunt is het misschien nodig, maar men zou het niet moeten willen. Wethouder Fleskes vraagt wat het alternatief is. Mevrouw Sluiseman is bang dat de Wmo op deze manier toch een bezuinigingsmaatregel wordt. Mevrouw De Jager interrumpeert. Zij wil die indruk graag wegnemen. De raad heeft de vrijheid zelf te bepalen of het PGB opgerekt wordt of niet. Mevrouw Sluiseman verwijst naar de voorwaarde in de verordening dat de gevraagde hulp langdurig noodzakelijk moet zijn. Volgens haar kan dat niet gelden voor alle situaties. Soms heeft men even wat hulp nodig. Dat moet dan kunnen. Tenslotte heeft zij een opmerking bij de uitdrukking ‘delen in het huishouden’. Dat zou betekenen dat mensen die samen in een studentenhuis wonen of in een woonvoorziening, ook huishoudelijk werk voor elkaar zouden moeten doen. Volgens haar kan dat niet de bedoeling zijn. Mevrouw Lamberts laat weten dat haar fractie zich in grote lijnen kan vinden in wat nu gepresenteerd wordt. De regeling van de eigen bijdrage voor de diverse inkomens heeft haar instemming. Zij vraagt of iemand die, naast huishoudelijke hulp, persoonlijke verzorging en een scootmobiel nodig heeft, drie keer een eigen bijdrage moet betalen. Dat kan volgens haar niet de bedoeling zijn. Spreekster is blij met de aanwijzing van het CIZ als instelling voor indicatie. Zij vraagt of de raad sturingsmogelijkheden heeft voor dit centrum. Er is veel gedoe geweest met wachttijden. Daar zou de raad invloed op moeten hebben. Controle op de besteding van het PGB is lastig. De raad moet ervan uitgaan dat de meeste mensen er goed mee omgaan. Spreekster wil weten wat het oplevert als er niet gecontroleerd wordt. Zij vraagt ook of iemand die via het PGB vastloopt met de huishoudelijke hulp, nog weer terug kan naar een verstrekking in natura. Verder vindt zij dat de gemeente bezwaar moet kunnen maken tegen een indicatie door het CIZ. In de stukken staat dat de huishoudelijke hulp 23 euro per uur kost. Dat zou in de loop van de tijd bijvoorbeeld 18 euro kunnen worden. Mevrouw Lamberts wil weten of in dat geval nog steeds 75% van het bedrag gegeven wordt. Mevrouw Sipman zegt dat ook haar fractie zich in grote lijnen kan vinden in de verordening en in de gemaakte keuzen. Zij merkt op dat veel mensen kiezen voor zorg in natura, omdat ze het PGB te ingewikkeld vinden. Het PGB is echter een goed middel om de zorg te laten aansluiten bij wat mensen nodig hebben. Het is een opdracht voor het college te zorgen dat de mensen er gemakkelijk gebruik van kunnen maken. Controle op de besteding vindt spreekster niet nodig. Met enige begeleiding zouden de gevallen die mevrouw Sluiseman noemde, voorkomen kunnen worden. Ook mevrouw Sipman twijfelt 5 eraan of de genoemde 75% voldoende is. Zij roept de wethouder op, waar nodig, de hardheidsclausule te gebruiken. Spreekster betreurt dat eerstelijns hulpverleners de zorgvraag niet kunnen inventariseren en dat zij niet rechtstreeks kunnen verwijzen naar zorgaanbieders. Evaluatie na één jaar vindt zij een goede zaak. Een termijn van vier jaar is veel te lang. Het gaat tenslotte om een ingewikkeld traject. Spreekster zou in het kader van de evaluatie ook graag een tevredenheidsonderzoek zien onder de klanten. Er moet wel voor worden gewaakt dat de zorgaanbieders op dit gebied niet overvraagd worden. Mevrouw Nijman laat weten dat van haar fractie het PGB in alle gevallen op 100% mag worden gesteld, om de keuzevrijheid van de mensen niet te ontmoedigen. De mensen moeten niet gestraft worden voor het feit dat ze zelf de nodige zorg gaan zoeken. De gemeente heeft natuurlijk ook een inkoopvoordeel wanneer voor een groter aantal mensen ingekocht kan worden. Spreekster vindt dat er best sprake mag zijn van enige verantwoording door de klant, als het gaat om de besteding van het PGB. Het gaat om overheidsgeld. De gemeente moet er niet bovenop gaan zitten, maar een steekproefsgewijze controle moet mogelijk zijn. In de verordening wordt ook wel gesproken over terugvordering bij oneigenlijk gebruik. Als de klanten zich niet hoeven te verantwoorden, is die bepaling een slag in de lucht. De klant moet een bewaarplicht hebben voor één of twee jaar. Mevrouw Nijman pleit ervoor de mensen behulpzaam te zijn met het invullen van de zorgvraag en van de inkomenssituatie, zodat zij beter een berekening kunnen maken. Het loket is niet alleen voor mensen die aanspraak kunnen maken op voorzieningen, maar ook voor mensen die informatie nodig hebben om hun situatie goed in beeld te kunnen krijgen. Spreekster wil graag dat helder omschreven wordt wat, bijvoorbeeld, gebruikelijke zorg is en hoe het gaat met de indicaties. In het protocol van het CIZ vond zij op dat punt een voorbeeld dat navolging verdient. Mevrouw De Jager sluit aan bij de laatste opmerking van mevrouw Nijman. Ze vindt de verordening een goed stuk. De gemeente moet er snel mee aan de slag. Dan komt er een eind aan de onzekerheid. Op zich verandert er niet zoveel. Mensen die rechten hebben, behouden die. Er is wel een zorgvuldige indicatie nodig, maar het ADB heeft daar vertrouwen in. Controle van de besteding van het PGB vindt spreekster niet nodig. Die controle is er nu ook niet. Elke fractie wil de 900 fte’s die er zijn graag terugdringen. Dat lukt niet als de inzet wordt gepleegd die sommige fracties nu bepleiten. Teveel willen controleren is niet goed. Aan de andere kant gaat het wel om overheidsgeld, waar men niet te gemakkelijk over moet doen. Een evaluatie na één jaar vindt spreekster prima. Verder spreekt ze liever van een tweejaarlijkse voortgangsrapportage dan van evaluatie. Het ADB wil graag dat mensen die hun zaken niet zelfstandig kunnen regelen, begeleid worden. De fractie vindt een goede communicatie belangrijk. Mevrouw Lutje Hulsik heeft namens haar fractie dertig vragen gesteld. De SP maakt zich zorgen over de vraag of de wet wel goed wordt uitgevoerd. De fractie vindt dat er iets teveel haast wordt gemaakt. De inspraak heeft plaatsgevonden in de zomermaanden. Dat roept de vraag op of alle inwoners die hier belang bij hebben wel goed op de hoogte zijn gebracht. Op een aantal vragen heeft de fractie antwoord gekregen. Zo is de doelgroep ‘personen met een beperking’ nu duidelijk omschreven. Spreekster mist nog wel de mantelzorgers en de vrijwilligers. Ook mist zij nog de motiveringsplicht. De overgangsregeling van AWBZ naar Wmo is nog niet helemaal duidelijk. De bedoeling was dat het zorgkantoor de gegevens van de cliënt tijdig zou overdragen aan de gemeente. Per 1 augustus zouden de cliënten worden ingelicht. Dat is uitgesteld tot 1 oktober. Spreekster is bang dat pas in februari 2007 een geactualiseerde opgave per 31 december verschijnt en dat er dan mensen tussen wal en schip vallen. Haar fractie is niet voor een eigen bijdrage. Mensen met een beperking hebben niet om die beperking gevraagd. Overigens is die eigen bijdrage vastgesteld op basis van vijf jaar en niet op basis van drie jaar. Dat betekent volgens spreekster dat er een verkeerde berekening is gemaakt. De heer Elferink vraagt, per interruptie, of de SP de eigen bijdrage afgeschaft wil zien voor alle inkomens. Mevrouw Lutje Hulsik ontkent dat. Het gaat om de mensen die op het minimumniveau zitten of vlak daarboven of vlak daaronder. Mevrouw Lamberts wijst erop dat de gemeente gekozen heeft voor 150% van de bijstandsnorm, terwijl 120% geoorloofd zou zijn. Zij is trots op Deventer. 6 Mevrouw Lutje Hulsik vindt ook dat Deventer het niet slecht doet. Toch wil zij graag als uitgangspunt hanteren dat mensen met een beperking niet om die beperking hebben gevraagd. De heer Goejer is benieuwd wat de SP als een laag inkomen beschouwt. Mevrouw Lutje Hulsik gaat uit van de genoemde 150% van de bijstandsnorm. Er zijn echter ook gezinnen met kinderen die nauwelijks rondkomen van het netto salaris. Soms heeft men dan ook nog een gehandicapt kind te verzorgen. De SP-fractie zou graag willen dat de ontvangen bijdragen voor alle prestatievelden van de Wmo worden gebruikt. Spreekster vraagt hoe de aanbesteding zich verhoudt tot de kracht van de stad. Aanbieders uit andere steden komen blijkbaar ook in aanmerking. De SP wil graag dat er criteria worden opgesteld voor het lokale karakter van de dienstverlening. De fractie wil ook laten vastleggen dat men eraan moet meewerken dat cliënten niet geconfronteerd worden met wachtlijsten. Daarvoor zou een clausule in het contract moeten worden opgenomen. Meervoudige zorg voor mensen met ernstige beperkingen moet worden geleverd door dezelfde uitvoerders als onder de AWBZ. Spreekster vraagt wie de hoogte van het PGB bepaalt: het zorgkantoor of de gemeente. Ook vraagt zij hoe wordt uitgemaakt wie bij het CIZ geïndiceerd wordt en wie bij de gemeente. Verder merkt zij op dat de compensatieplicht niet duidelijk omschreven is. Spreekster wijst erop dat de gemeente een taak heeft in het ondersteunen van mantelzorgers en vrijwilligers. Die taak moet niet onderuit gehaald worden door de keus voor deze mensen in financieel opzicht onaantrekkelijk te maken. De heer Schaap merkt op dat veel van de laatste opmerkingen en vragen op een andere manier naar voren gebracht hadden kunnen worden. Hij vraagt zich af of dit de goede procedure is. De voorzitter is het gedeeltelijk met hem eens, maar vindt dat de meeste vragen en opmerkingen hier toch wel op hun plaats waren. De heer Elferink stemt in met de beleidsnotitie. Hij beperkt zich tot de hoofdlijnen. De nadruk op de eigen verantwoordelijkheid is belangrijk. Dan moet men geen zware controle willen houden over de besteding van het PGB. Spreker sluit zich aan bij de opmerking van de heer Goejer, dat het lastig is om op details in te gaan, omdat er nog een deel ontbreekt. Evaluatie na een jaar vindt hij wat vroeg. Na een korte pauze geeft de voorzitter de wethouder het woord om de vragen te beantwoorden. Wethouder Fleskes begint met de erkenning van de moeite dat de raad op dit moment nog niet het geheel kan overzien. De tijdsfactor vormde een probleem. In de verordening die nu gepresenteerd is, ligt wel het vertrekpunt. Op hoofdlijnen hebben de diverse fracties hun keus kunnen maken. Ook het verstrekkingenbesluit en het financiële besluit zullen aan de raad worden voorgelegd, voordat het college een en ander gaat vastleggen. De raad moet immers kunnen beoordelen of de hoofdlijnen correct worden vertaald. Vervolgens gaat spreker in op de vragen over het PGB. De vergoeding van 75% heeft inderdaad met overheadkosten te maken. Als iemand er niet genoeg aan heeft, zal het percentage zeker verhoogd worden. De heer Schaap vraagt, per interruptie, hoe de wethouder dat gaat regelen. Wordt het opgenomen in de verordening? Wethouder Fleskes antwoordt dat in het verstrekkingenbesluit te zien zal zijn om welke percentages het dan zal gaan. Mevrouw Lamberts ziet nog wel een probleem. Stel dat zij een PGB heeft, ze heeft tien uur huishoudelijke hulp nodig en ze redt het niet met die 75%. Inmiddels heeft ze een afspraak gemaakt met de buurvrouw en die doet het alleen voor 23 euro. 7 Wethouder Fleskes antwoordt dat het er niet om gaat wat iemand wenst, maar wat goedkoop en adequaat is. Er is goed over nagedacht wat een reële vergoeding zou zijn en men kwam toen uit op 75%. De materie was in feite ook niet nieuw. Via de AWBZ had men al heel wat ervaring opgedaan. De heer Goejer had verwacht dat mevrouw Lamberts nog een eerdere vraag van haar kant zou herhalen, namelijk: wat gebeurt er als de overheadkosten dalen; wordt het percentage dan hoger? Wethouder Fleskes antwoordt dat de regeling heel flexibel is, ook omdat bepaalde producten steeds duurder worden. Elk jaar zullen er bijstellingen plaatsvinden. Mevrouw Nijman vraagt of ze nu goed begrepen heeft dat het PGB 100% bedraagt van wat het kale product kost. Wethouder Fleskes ontkent dat. Het PGB vertegenwoordigt precies het geld dat voor verstrekkingen noodzakelijk is, onder het criterium ‘goedkoop en adequaat’. Wat dat concreet betekent, wordt elke keer per verstrekking bekeken. Mevrouw Lamberts concludeert dat het college 75% van 23 euro goedkoop en adequaat vindt. Wethouder Fleskes beaamt dat. Hij wijst erop dat de raad het allemaal kan toetsen als het verstrekkingenbesluit verschijnt. Spreker gaat vervolgens in op wat er gezegd is over het onderwerp ‘evaluatie’. Het college wil het beleidsplan graag om de vier jaar evalueren. Dat plan gaat over alle prestatievelden van de Wmo. In de tussentijd gaat de Wmo zich ontwikkelen. Dan komen er misschien uitspraken over de vraag hoe je moet oordelen over het compensatiebeginsel. Er kunnen ontwikkelingen zijn die alleen consequenties hebben voor het verstrekkingenbesluit. Dan zal het college daar zo snel mogelijk invulling aan geven. Het kan ook om politiek gevoelige punten gaan. Dan zal de raad zich er eerst over kunnen uitspreken. Spreker verwacht dat er na één jaar al zoveel ontwikkelingen zijn, landelijk en plaatselijk, dat een evaluatie nodig zal zijn. Er zal ook jaarlijks een tevredenheidsonderzoek onder de cliënten worden gehouden. Dat kan ook tot aanpassingen leiden en ook daar zal dan met de raad over gesproken worden. De heer Schaap vraagt, per interruptie, of de wethouder dat allemaal wil bundelen in een soort jaarlijkse voortgangsrapportage. Wethouder Fleskes belooft dat er regelmatig teruggerapporteerd zal worden, zeker in het begin. De raad moet kunnen nagaan of alles in hoofdlijnen nog zo verloopt als hij het bij de vaststelling van de verordening heeft bedoeld. Er kan in ieder geval elk jaar een voortgangsrapportage worden verwacht. Hierna gaat de heer Fleskes in op wat er gezegd is over een mogelijke controle van de besteding van het PGB. Het college stelt voor de verantwoordelijkheid bij de mensen zelf te laten. Als ze eenmaal geïndiceerd zijn, moet men hen niet meer willen controleren. Het college zal wel nagaan of bepaalde groepen van het PGB moeten worden uitgesloten. Wie de vrijheid niet aankan, bijvoorbeeld omdat hij ernstig verslaafd is, kan zijn budget verspelen. Zo iemand krijgt nog wel goedkope en adequate zorg, maar dan in natura. Dat is wettelijk mogelijk. Mevrouw Lamberts wijst, per interruptie, op de passage waarin staat dat er aanleiding kan zijn het PGB geheel of gedeeltelijk terug te vorderen. Zij vraagt of dat een reële mogelijkheid is. Wethouder Fleskes antwoordt dat terugvordering altijd mogelijk is, wanneer geconstateerd wordt dat de voorziening niet of voor verkeerde doeleinden gebruikt wordt. Mevrouw Nijman meent dat zoiets niet snel bekend zal worden wanneer men zich niet hoeft te verantwoorden. Wethouder Fleskes antwoordt dat het soms wel degelijk te constateren is. Hij wijst nog wel op een juridisch aspect: wat het gemeentebestuur afspreekt en doet, wordt getoetst op rechtmatigheid. Wanneer de accountant constateert dat de besteding van het PGB niet gecontroleerd wordt, kan hij dat als rechtmatig beoordelen, omdat het zo afgesproken is. Het is echter mogelijk dat er een hogere wetgeving 8 bestaat die een andere kant uitwijst. Tot nu toe is het bestaan van zo’n wet niet aangetoond, maar het college laat het nog uitzoeken. Verder constateert de heer Fleskes dat er verwarring bestaat rond het begrip ‘algemene voorzieningen’. Er wordt gezegd dat men bij die voorzieningen nauwelijks keuzevrijheid heeft. Spreker legt uit dat dat niet klopt. Een algemene voorziening houdt in dat men snel en adequaat inspeelt op de behoefte van een cliënt, wanneer die behoefte direct duidelijk is. Zo kan iemand bij een operatie ineens hulp nodig hebben. Dan moet men die hulp ook direct kunnen geven. In andere gevallen, van langere duur, heeft men altijd de mogelijkheid om te kiezen. De heer Fleskes begrijpt waarom de heer Goejer ervoor pleit een eens afgegeven indicatie geldig te laten blijven. De heer Goejer wil de mensen graag duidelijkheid geven. Het probleem is dat de wet dit onmogelijk maakt. Men mag de indicatie hoogstens een jaar behouden. Daarna moet men weer geïndiceerd worden. Spreker vindt de opmerking van de heer Goejer wel belangrijk. Daarom wil hij nagaan of er toch een manier is om diens standpunt te honoreren. De heer Goejer weet dat in de wet gesproken wordt over een overgangsperiode van een jaar. Volgens hem staat echter nergens dat men daarna opnieuw geïndiceerd moet worden. Daarom zou van het oude besluit, met de daarin genoemde termijn, eenvoudigweg een nieuw besluit gemaakt kunnen worden. De heer Fleskes belooft die suggestie mee te nemen. Mevrouw De Jager pleit ervoor dat de betreffende klant wel gebeld wordt met de vraag hoe het gaat. De situatie kan verslechterd zijn. Dan moet de indicatie ook veranderd kunnen worden. Dat is nu ook zo. De heer Goejer ziet hier geen probleem. Wat mevrouw De Jager wil, past zonder meer in de regeling die hij voorstelt. Mevrouw De Jager wijst erop dat er dan niets nieuws wordt ingevoerd. Er wordt al op deze manier verstrekt. Wethouder Fleskes gaat nog in op de kwestie van de eigen bijdrage. De hoofdlijn is dat de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen. Wanneer blijkt dat er ongewenste maatschappelijke effecten optreden, dan wordt daarover gesproken. Er geldt voor de eigen bijdrage een maximum. Dat betekent niet dat men dit maximumbedrag altijd kan vragen. Het betekent alleen dat er nooit meer gevraagd kan worden. Wanneer mensen gebruik maken van de AWBZ én van een Wmo-voorziening, dan kan men toch niet meer van hen vragen dan dat maximumbedrag. De raad kan in een later stadium toetsen of het college op dit punt reëel bezig is. De heer Goejer veronderstelt dat het moeilijk kan zijn de eigen bijdragen die vanuit verschillende regelingen betaald en dus met elkaar verrekend moeten worden, goed in beeld te houden. Dan moet de cliënt dus eventueel zelf laten zien dat hij teveel moet betalen. Spreker vraagt of die cliënt geholpen kan worden om dat in de gaten te houden. Wethouder Fleskes antwoordt dat dit signaal al is opgepakt. Het college heeft deze zaak per brief onder de aandacht van de kamercommissie en de staatssecretaris gebracht. De staatssecretaris heeft toegezegd ernaar te zullen kijken. Wat de uitvoeringsprotocollen betreft, laat de heer Fleskes weten dat die zoveel mogelijk aansluiten bij de protocollen die nu gebruikt worden bij de AWBZ. Mevrouw Lamberts vraagt of het gemeentebestuur bij het CIZ een vinger aan de pols heeft om wachtlijsten te voorkomen. Wethouder Fleskes maakt duidelijk dat het gemeentebestuur sturingsmogelijkheden heeft. Het is logisch dat de gemeente het CIZ inschakelt, gezien de ervaring die men daar heeft. Maar als de vraag van de cliënt direct duidelijk is en door de gemeente zelf beantwoord kan worden, dan wordt de verstrekking direct gegeven. Waar het complexer ligt en zeker waar medische deskundigheid vereist is, daar zal geïndiceerd moeten worden. De gemeente kan ook sturen door in het contract aan te geven welke kwaliteit geleverd moet worden. Schiet het CIZ daarin tekort, dan kan de gemeente na de contractperiode een ander indicatieorgaan zoeken. 9 Vervolgens gaat de heer Fleskes in op het onderwerp ‘preventie’. Hij constateert dat er op dat punt nauwelijks iets geregeld is. Hij zou graag bij alle negen prestatievelden willen nagaan hoe kan worden voorkomen, dat mensen bepaalde verstrekkingen nodig hebben, of hoe dat op zijn minst kan worden uitgesteld. De komende maanden, van oktober tot april, zal daarover gesproken worden. Eind september of begin oktober zal de discussie over de financiële kaders worden gevoerd. Het aanvragen en toekennen van huishoudelijke zorg is de laatste tijd substantieel toegenomen. Er moet goed naar gekeken worden of de gemeente daar financieel mee uitkomt. Mevrouw De Jager interrumpeert. Zij denkt bij preventie aan raakvlakken tussen het lokale gezondheidsbeleid en de Wmo. Er is echter ook gevraagd hoe de individuele voorzieningen zich verhouden tot de collectieve voorzieningen. Zij zou graag spreken over de vraag waar raakvlakken zijn tussen die twee en waar ze elkaar versterken. Volgens haar liggen daar kansen. Wethouder Fleskes zegt toe dat daar de komende tijd een stevige discussie over gevoerd zal worden. Verder gaat hij nog in op de vraag of iemand die vastloopt met het PGB, terug kan naar verstrekkingen in natura. Hij benadrukt dat die mogelijkheid zeker bestaat. De mensen moeten altijd datgene krijgen wat aansluit bij hun wensen en behoeften, onder de voorwaarde dat het gaat om goedkope en adequate zorg. Mevrouw Lamberts wil nog graag weten of achter het zorgloket iemand zit die mensen bij het PGB kan begeleiden. Wethouder Fleskes antwoordt dat het loket voor iedereen openstaat. Het gaat om adequate en onafhankelijke informatie. Het college heeft een communicatieplan in gedachten om dat te kunnen realiseren. Samen met het ministerie wordt bekeken wat de mogelijkheden zijn, landelijk en plaatselijk. Mevrouw Lamberts wijst erop dat er mensen bezig zijn een klein bureautje op te richten om in bepaalde situaties hulp te kunnen bieden. Zij vraagt of die mensen een plaats kunnen krijgen achter het zorgloket. Wethouder Fleskes vraagt wat zij bedoelt met die plaats achter het loket. Mevrouw Lamberts verduidelijkt haar vraag. Als iemand hulp nodig heeft, maar niet precies weet hoe en waar hij die moet krijgen, zijn er dan achter dat loket verschillende mensen die hem kunnen helpen of adviseren? Wethouder Fleskes antwoordt dat het college druk bezig is daaraan te werken. Daarbij heeft men de onafhankelijkheid van het zorgloket wel hoog in het vaandel staan. Van iedereen die op de een of andere manier hulp te bieden heeft, zou de naam bekend moeten zijn bij de gemeente. Dan kan men die namen aan de cliënten doorgeven, zodat zijzelf kunnen beslissen wie zij kiezen. Daarbij wordt desgewenst ook advies gegeven. Mevrouw Lutje Hulsik vraagt nog naar de motiveringsplicht. Wethouder Fleskes geeft aan dat hij dat een belangrijke zaak vindt. Of iemand nu wel of niet een voorziening krijgt, in beide gevallen moet het gemotiveerd worden. De voorzitter rondt de bespreking af. Zij vraagt of de verordening als hamerstuk of als debatstuk op de raadsagenda moet komen te staan. Mevrouw Nijman vindt het belangrijk dat men met de uitvoering kan beginnen. Zij denkt dat het een hamerstuk kan zijn, maar wil het nog even mee terugnemen naar haar fractie. De heer Schaap is tevreden over de gegeven antwoorden. Wat hem betreft kan het een hamerstuk zijn. De heer Goejer vindt dat het in principe een hamerstuk kan zijn. Als er mogelijkheden zijn voor een overgangsperiode, zou hij dat vastgelegd willen zien in het stuk dat de raad gaat vaststellen. Er zijn volgens hem ook nog wat tekstuele punten die verbeterd moeten worden, vooral in de oplegnotitie. Mevrouw Sipman vindt het een hamerstuk. 10 Mevrouw Sluiseman wil de zaak meenemen naar haar fractie. Zij wil ook nog weten voor hoelang de verordening vastgesteld wordt. Wethouder Fleskes antwoordt dat de verordening geldt zolang de raad vindt dat zij van toepassing is. Mevrouw De Jager pleit ervoor met de verordening aan het werk te gaan en tijdens het werk te verbeteren wat verbeterd moet worden. Zij vindt het een hamerstuk. Mevrouw Lamberts vindt ook dat het een hamerstuk kan zijn, maar ze constateert wel dat er een aantal punten is waarover men het niet eens is geworden. Mevrouw Lutje Hulsik wil dat het een debatstuk wordt. Haar fractie komt misschien nog met een amendement. De heer Elferink vindt het een hamerstuk. De voorzitter concludeert dat het een debatstuk wordt, gezien het amendement dat misschien nog wordt ingediend. Zij vraagt de SP-fractie van tevoren aan te geven waar het debat over moet gaan. Ook houdt zij de mogelijkheid open dat de zaak nog voor de raadsvergadering wordt opgelost. Zij dankt de aanwezigen voor hun bijdragen en voor hun geduld. Daarna sluit zij de vergadering. 1 Agendapunt: b. Presentatie afvalbeleid. Tijd: 19.00–20.00 uur Voorzitter: Griffier: A.M. Koot Mw. H.A.G. van den Burg Aanwezig: A. Emens (ADB), mw. K.J.J. Obdeijn (GL), M.J.M. Oosterwegel (CDA), T.W. Stegink (APB), L.W.G. Hartong (VVD), mw. G. Brouwer-Knol (PvdA), B. Oonk (SP), mw. M. Viveen-van den Bosch (D66), H.J. de Vos (CU), wethouder G.A.J. Berkelder en M. Westerhoff (Deloitte) De voorzitter opent de vergadering om 19.00 uur. Het is een belangrijk onderwerp waarover de gemeente zich al langere tijd beraadt. Inspraak kan nog niet gegeven worden, maar in de komende periode zal daarvoor voldoende gelegenheid gegeven worden. Wethouder Berkelder meldt dat het een goed idee leek om de stand van zaken rondom het afvalbeleid in de gemeente te laten presenteren door Deloitte en sector Gemeentewerken, voordat over dat beleid gediscussieerd gaat worden. In het komende jaar kan bepaald worden welke vervolgstappen nodig zijn. De heer Westerhoff meldt dat Deloitte in opdracht van de gemeente gekeken heeft naar het brede veld van afvalverwijdering. Gemeenten hebben een zorgplicht voor afvalverwijdering, maar hebben ook ieder een eigen historie op dat gebied. Deloitte heeft gekeken naar de uitgangssituatie van de gemeente Deventer. Eén van de aanleidingen was dat een wijziging is opgetreden in het aandeelhouderschap van Circulus, die een belangrijke partij is waarmee de gemeente samenwerkt. Essent heeft zich als aandeelhouder teruggetrokken en de gemeenten Apeldoorn en Deventer hebben nu samen 100% van de aandelen. In het gemeentehuis bestaan belevingen over de transparantie en effectiviteit van Circulus. Deventer heeft meegedaan aan een benchmark van Center Novem. Center Novem is de opvolger van het afvaloverlegorgaan, dat optrad als adviesorgaan voor VROM. Deventer komt in vergelijking met vergelijkbare gemeenten qua kosten negatief uit die benchmark. Daarnaast is er aandacht voor diftar, dat in omliggende gemeenten gebruikt wordt. Ook daarnaar is gekeken. Op het vlak van afvalverwijdering is veel aan de hand en binnen de gemeente is ook veel gebeurd. Deloitte is gevraagd om dat in kaart te brengen en te bezien of een samenhangende aanpak te ontwerpen is. Daarvoor zijn een aantal belangrijke documenten gebruikt en belangrijke partijen zijn geïnterviewd, waaronder de gemeente en Circulus. Het ontwikkelen van een visie begint eigenlijk altijd met het nadenken over hoe die wettelijke verantwoordelijkheid en zorgplicht ingevuld zouden moeten worden. Deloitte is gewend om bij afvalplannen te kijken naar drie dimensies: het niveau van de dienstverlening, de milieueffecten en -prestaties en de kosten. Dit is ook voor de gemeente Deventer gedaan. Omdat de gemeente jaren geleden heeft besloten niet alles zelf te willen doen, is de besturing erg belangrijk bij het realiseren van de doelen. Besturing heeft te maken met de organisatie, maar ook met vertrouwen tussen partners. Dit alles moet uiteinden in prestaties binnen de drie eerder genoemde dimensies. Ervaring met de besturing én de verhoudingen tussen prestaties en plannen zijn de essentie van wat normaalgesproken met enige regelmaat geëvalueerd wordt. Op basis van een evaluatie wordt dan bepaald welke acties gedaan moeten worden en op welke terreinen. Het blok ‘besturing’ is zwaar ingebracht omdat met veel zogenaamde verbonden partijen gewerkt wordt. In de gemeente Deventer wordt al enige jaren gewerkt met een afvalplan. De belangrijkste elementen uit het Afvalplan 2003 – 2008 worden aan de aanwezigen gepresenteerd met een dia. Voor de drie dimensies (dienstverlening, kosten en milieu) zijn door de gemeente doelen geformuleerd. 2 De heer Westerhoff laat een dia zien waarop de organisatie van afvalverwijdering in Nederland is geschematiseerd. De Nederlandse overheid hanteert sinds lange tijd een beleid waarin een soort voorkeursprioriteitenstelling wordt gehanteerd voor de afvalverwerking. De kosten voor de verschillende manieren van afvalverwerking zijn – soms kunstmatig door belasting – gerelateerd aan de mate van milieubelasting. Dit beleid voert terug op de zogenaamde Ladder van Lansink. Bij de afvalinzameling geldt een omgekeerde logica. De heer Westerhoff: “Naarmate je meer naar monostromen gaat inzamelen en de zaken meer in gescheiden afvalstromen gaat inzamelen, wordt de hele operatie en inspanning kostbaarder. In zekere zin zou je dus kunnen zeggen dat het spel van de optimale afvalverwijdering zich afspeelt tussen aan de ene kant investeren in dienstverlening en tegemoetkoming aan burgers en aan de andere kant wat dat oplevert aan besparingen bij de verwerking. Uiteindelijk betaalt de burger de totale prijs van inzameling én verwerking. Tussen die twee activiteiten zit een financiële afweging die periodiek opnieuw gemaakt moet worden.” Bij deze financiële afweging speelt een continue dynamiek in de markt. Prijzen worden sterk beïnvloed door continue veranderingen in logistiek en technologie. De gemeente heeft in de regie over de afvalketen een belangrijke taak in het optimaliseren van dat totale veld ten behoeve van kostenbeheersing. Uitvoerende taken van een gemeente voor de beheersing en uitvoering zijn: Beleidsadvies. Ketenmanagement, waarin de inzameling en verwerking geoptimaliseerd wordt. Inkoop van inzamelings- en verwerkingsactiviteiten. Nederlandse gemeenten organiseren dat op verschillende manieren. De gemeente Deventer voert alle activiteiten voor beleidsadvies, ketenmanagement en inkoop zelf uit. De uitvoering wordt door verschillende marktpartijen gedaan, zoals Circulus en VAR. In Nederland zijn ook gemeenten die nadrukkelijk zoeken naar samenwerking op het gebied van beleidsadvies, ketenmanagement en inkoop. “De grens tussen wat de gemeente doet en wat andere verbonden partijen doen wordt als het ware anders gelegd. Een groter deel wordt buiten de directe invloed van de gemeente geplaatst.” Er zijn ook allerlei mengvormen van organisatie mogelijk. Het is van belang om hierbij stil te staan. De huidige taakverdeling tussen gemeente en uitvoerende partijen is sterk gemotiveerd geweest doordat een particulier bedrijf mede de uitvoering deed. Vaak geldt daarbij ook de ambitie om op termijn de gehele uitvoering te privatiseren. De vraagstelling over wat een uitvoerende partij zou moeten doen, verandert als het een private partij wordt. De huidige organisatie is in volledig eigendom van de gemeenten Apeldoorn en Deventer. De inzamelingsactiviteit wordt opgedragen aan Circulus, uitgezonderd een aantal specifieke deelstromen. In een aantal gevallen is Circulus hoofdaannemer voor andere partijen. De inzamelingsmiddelen worden ingekocht en beheerd door Circulus. Bij het ontleden van de begroting wordt ook inzichtelijk wie welke invloed uitoefent met betrekking tot kosten. De totale kosten voor afvalverwijdering in Deventer zijn ongeveer 11 miljoen euro. De kosten voor de gemeente zijn ongeveer 3 miljoen euro. Daarvan is ongeveer de helft voor beleid en overhead. De rest is voor inzamelingsmiddelen en overige inzamelingen die rechtstreeks door de gemeente worden aangestuurd en ingekocht. Binnen de besturing van Circulus zijn recente ontwikkelingen. Essent heeft zich als aandeelhouder teruggetrokken en heeft de efficiëntiekorting afgekocht. De nieuwe situatie in de aansturing roept vragen op over onderwerpen zoals de rol in de toekomst, kosten en dividendbeleid. Gemeenten Apeldoorn en Deventer overleggen samen met Circulus over hoe een zogenaamd kostprijsplusmodel inhoud gegeven moet worden. Na het terugtrekken van Essent stelt de gemeente terecht dat zij transparantie wil hebben over de kostenopbouw en risico-opslagen. In die discussie wordt sterk doorgewerkt op de rolverdeling zoals die er in het verleden was. De heer Westerhoff: “Ik heb u net proberen aan te geven dat in die rolverdeling ook nog wel een aantal keuzes te maken zijn. In mijn ogen zou het aan te bevelen zijn om die keuzes ook daadwerkelijk opnieuw eens tegen het licht te houden of – ook gezien de ontwikkelingen in Nederland – te bekijken of er ook geen andere keuzes te maken zijn.” 3 Bij de aansturing van dit soort modellen met verbonden partijen is het de gewoonte om met een algemeen besturingsmodel te werken. Een controlemechanisme is cruciaal voor de kwaliteit van besturing. Binnen het controlemechanisme vanuit de aandeelhoudersrelatie wordt vooral toezicht gehouden op zaken als kwaliteit van management, solvabiliteit en dergelijke. Sturen - beheersen – verantwoorden speelt vooral in de opdrachtgever – opdrachtnemer relatie. Ook als alles goed is afgeregeld hoeft de sturingsrelatie nog niet als goed ervaren te worden. Bij zowel de opdrachtnemer als de opdrachtgever dienen vaardigheden aanwezig te zijn om effectief te kunnen uitbesteden. Alles moet niet dichtgeregeld zijn, maar er moet een sfeer zijn waarin iedereen probeert er ‘iets goeds van te maken’. Daarnaast moeten partijen integer met elkaar omgaan. Vanuit dit besturingsmodel kan gekeken worden naar de volgende zaken: 1. Wat is de rolverdeling en welke taken worden opgedragen? 2. De kwaliteit van de besturing. In de benchmark scoort de gemeente op het gebied van het milieu en dienstverlening beter dan gemiddeld, maar op het gebied van de kosten is de score niet goed. De heer Westerhoff toont een dia waarbij de gemeente Deventer wordt vergeleken met andere gemeenten met dezelfde stedelijkheidsklasse. In november 2005 heeft de gemeenteraad van Deventer een meerjarenperspectief vastgesteld, waarin wordt uitgegaan van een dekkingstekort van 6,5% in 2006. Om dat dekkingstekort op te heffen, is een jaarlijkse heffingsgroei van 3% vastgesteld. In de komende jaren zal de heffing dus toenemen, zodat de gemeente Deventer naar verwachting verder zal gaan afwijken ten opzichte van andere gemeenten op het gebied van kosten. De heer Westerhoff: “Op het onderwerp besturing is het naar onze mening zinvol om te bekijken wat het vertrek van Essent voor betekenis heeft op de wijze waarop de taken zijn verdeeld tussen de gemeente en de uitvoerende organisatie. Is dat een optimale en wat zijn daarin voor de hand liggende besluiten? Hoe kan de kwaliteit van besturing verbeterd worden? Dat zal verdere invulling moeten krijgen. Het is heel belangrijk om plan naar uiteindelijke realisatie te brengen.” Qua prestaties vallen de kosten op. De indirecte gemeentelijke kosten vallen hoger uit dan de benchmark. En daarnaast speelt de mogelijke bijdrage van diftar nog mee. Een aantal zaken zijn wellicht de moeite waard om verder te onderzoeken. Deloitte beveelt een aanpak over drie sporen aan. Een spoor heeft betrekking op de gemeente en de gemeentelijke kosten. Daarin is ook sprake van een rechtmatigheidsvraag: worden de juiste kosten aan de afvalstoffenheffing toegerekend? Het tweede spoor gaat over (her)ontwerp van het model van verzelfstandiging. Het derde spoor betreft een analyse van de potentiële bijdrage van instrumenten voor het bereiken van de gemeentelijke doelstellingen. “Kan die 3% groei, die nu in de cijfers zit, verslagen worden als je op dat vlak initiatieven zou ontwikkelen?” Het is redelijk duidelijk naar welke richting de gemeente Deventer zich zou moeten ontwikkelen en welke prestaties bereikt moeten worden. De heer Westerhoff benoemt als voorbeeldgemeenten Nijmegen en Maastricht. De heer Hartong constateert dat de gemaakte voorstellen weinig concreet zijn en verder uitgewerkt moeten worden. De heer Westerhoff geeft als voorbeeldgemeente Nijmegen. Hij constateert dat het niveau van dienstverlening dan zou moeten afnemen, maar hij vraagt zich af of dat wel gewenst is. De heer Hartong merkt op dat bij discussies over de afvalverwijdering in het verleden ook sociale aspecten zijn meegewogen, maar die zijn nu niet aan de orde gekomen. De heer Hartong wil duidelijk stellen dat de afvalverwijdering in Deventer sterk samenhangt met sociaal beleid. Mevrouw Brouwer-Knol sluit zich aan bij de woorden van de heer Hartong over het sociale aspect. Veranderingen bij Circulus kunnen grote personele gevolgen hebben, die zij zou betreuren. Zij vraagt zich af of het huidige beleid niet vooruitgelopen op het nieuwe en zij vraagt zich af of het ingezette beleid wellicht bevroren moet worden. 4 De heer Emens concludeert dat de afvalverwijdering in Deventer relatief duur is en dat het wellicht goedkoper zou kunnen. Hij staat voor om eerst de nodige zaken uit te werken en zolang het ingezette beleid te bevriezen. Hem staat bij dat de gemeente Deventer voor ongeveer 30% aandeelhouder is van Circulus. Hij vraagt aan wethouder Berkelder of dat klopt. Hij vraagt ook naar de effecten als de gemeente Deventer zou besluiten om de aandelen van de hand te doen en andere maatregelen zou treffen. Deze mogelijkheid zou hij graag meegenomen zien worden bij de uitwerking van alternatieven. Daarnaast is hij het ermee eens dat ook het sociale aspect moet worden meegewogen. Mevrouw Viveen-van den Bosch vindt dat de gemeente Deventer zich in de gevarenzone bevindt op het gebied van afvalverwijdering. Mevrouw Viveen vraagt of de afvalverwijdering voor twee gemeenten te klein is. Kunnen de kosten verminderd worden door met meer gemeenten samen te werken? De heer Stegink vindt het een vernietigend rapport en voorziet een forse kostenverhoging. Hij vraagt aan de wethouder wat de vervolgstappen zullen zijn. Hij vindt dat het college verantwoordelijk is voor de huidige situatie. Hij constateert dat er nog niets over diftar is gezegd. Mevrouw Obdeijn vindt dat de raad verantwoordelijk is. De raad heeft het afvalbeleidsplan vastgesteld, waarbij heel bewust is gekozen voor een bepaald serviceniveau. Dat serviceniveau komt nu duidelijk in de benchmark naar voren. Daarnaast scoort de gemeente Deventer goed op milieugebied. De heer Emens “U bent het dus niet eens met een adviseur, die hier een duidelijke kanttekening bij zet?” Mevrouw Obdeijn constateert dat een aantal punten zijn aangeduid waaraan naar verhouding meer geld wordt uitgegeven en waarnaar gekeken moet worden. Als je iets wilt veranderen moet je ook nagaan wat de effecten zijn op het serviceniveau en de milieuprestatie. “Wil je daarin stappen terugdoen om de kosten terug te brengen? Daarover zal je eerst meer duidelijkheid moeten hebben, voordat je keuzes kan maken.” De heer Oosterwegel vindt ook dat het sociale aspect meegewogen moet worden. Hij vraagt zich af of dat aspect cijfermatig inzichtelijk gemaakt kan worden. Bronscheiding is duurder. Is het mogelijk om centraal in te zamelen en dan afvalscheiding toe te passen? Zijn er cijfers bekend over het vrijstorten van 1000 kg? Wat is de trend in zwerfvuil en illegaal gestort vuil? De heer De Vos is benieuwd naar de benodigde tijd om op hetzelfde niveau als voorbeeldgemeente Nijmegen te komen. De heer Oonk constateert dat er in de sturing en beheersing iets veranderd zou moeten worden. Hij kreeg de indruk dat dit in kosten zou kunnen schelen en de gemeente dichter bij haar doelen zou kunnen brengen. Hij constateert ook dat de gemeente Deventer in verhouding nog duurder zal worden met de heffingsgroei van 3% per jaar. De heer Oonk vraagt aan de wethouder of nieuw beleid of nieuwe middelen nodig zijn om de doelstellingen te kunnen halen. De heer Hartong vraagt om een duidelijke uitleg van wat diftar is, omdat er zoveel verschillende opvattingen over zijn. Wethouder Berkelder meldt dat hij de gestelde vragen voor zover mogelijk later zal beantwoorden. Hij vindt het een goed initiatief om ook de sociale aspecten van afvalverwijdering mee te nemen in het vervolgtraject. Voor een aantal zaken is verdieping noodzakelijk. De presentatie is bedoeld om een breder gedragen beeld te krijgen over de huidige situatie. Op dit moment kan nog niet bepaald worden of nieuw beleid noodzakelijk is. De heer Emens wil graag weten of het huidige beleid inclusief de 3% heffingsgroei bevroren zal worden in afwachting van het vervolgtraject. Wethouder Berkelder meldt dat de raad met de heffingsgroei heeft ingestemd, omdat de raad niet wilde dat de reserves van de gemeente zouden uitputten en waardoor hij wellicht in de toekomst een veel hogere toeslag zou moeten vaststellen. Het is niet verantwoord om nu niets te doen. 5 Het vorige college heeft een goed afvalbeleidsplan voorgesteld. Dat beleid voert het college nu uit. Bestaand beleid is dat bij laagbouw geen ondergrondse containers toegepast zullen worden. Waar dat tot knelpunten leidt zullen we zoeken naar pragmatische oplossingen. “Laten we wel wezen. Het gaat om één container in een gemeente van 95.000 inwoners.” Er is geen reden om hetgeen twee jaar geleden is vastgesteld nu overboord te gooien, maar er zijn ook een aantal verbeterpunten boven tafel gekomen. De heer Westerhoff meldt dat het rapport niet beoogt een oordeel te vellen over het beleid. De huidige situatie is gespiegeld aan de situaties elders. Er worden proeven gedaan om centraal in te zamelen en dan afval te scheiden, maar tot dusver heeft dat alleen tot hogere kosten geleid. Bij groot afval wordt al centraal ingezameld en dan gescheiden. Alleen blik kan kosteneffectief met een magneet uit het afval gescheiden worden. Op een aantal onderdelen in de afvalverwijdering gaat de schaalomvang inderdaad een rol spelen. De complexiteit van de afvalsector en de keuzemogelijkheden voor technieken en methodieken nemen toe. “Van het individueel inkopen van afzonderlijke bewerkingen van afval door de gemeente zou ik op termijn denken dat de gemeente daarvoor te weinig exclusieve kennis voor zou kunnen hebben.” Samenwerking is dus nodig, maar daarvoor zijn ook al aanzetten. “Over het geheel genomen zie je dat organisaties, die zoals Circulus georganiseerd zijn, … zoeken naar schaalvergroting.” De heer Emens vraagt of Deventer met een beperkt aantal aandelen dit nog wel aan kan sturen. De heer Westerhoff meldt dat de aansturing niet zozeer afhangt van het aandeelhouderschap, maar meer in verband staat met de opdrachtgever-opdrachtnemerrelatie. De aansturing vraagt aandacht. Daarvoor zijn al aanzetten gegeven op basis van de bestaande rolverdeling, maar wellicht is het zinvol om nog eens naar die rolverdeling te kijken. De raming bij ongewijzigd beleid voorziet in een kostenverhoging. Diftar behelst alle fiscale instrumenten die een koppeling leggen tussen het afvalaanbod en de hoogte van de afvalstoffenheffing. Methodieken die geen directie relatie leggen, zou je voor de duidelijkheid geen diftar kunnen noemen. De heer Emens vraagt wanneer de wethouder met de rapportage naar de raad zal komen. Wethouder Berkelder meldt dat hij het plan van aanpak af wil wachten. 1 Agendapunt: c. Regionale Structuurvisie Stedendriehoek Tijd: 20.05 – 21.00 uur Voorzitter: Griffier: M.H. Nijboer Mw. H.A.G. van den Burg Aanwezig: Mw. K.J.J. Obdeijn (GL), H.G. Jansen (CDA),A. Emens (ADB), T.W. Stegink (APB), T.R. Poppens (VVD), J.P.H.M. Pierey (PvdA), J.K. Muntinga (D66), H.J. de Vos (CU), mw. I.R. Adema (wethouder), G.A.J. Berkelder (wethouder), en H. Bottenberg (RMW) De voorzitter meldt dat de Structuurvisie voorligt. Op dit moment wordt de consultatiefase bij de verschillende gemeenteraden doorlopen. Er is hiervoor een langdurend traject doorlopen. In de structuurvisie wordt ingegaan op de ruimtelijke ontwikkelingen in de Stedendriehoek. De hoofdpunten zijn in een oplegnotitie aangegeven. De heer Pierey vindt het een erg belangrijk onderwerp. Voor goede ruimtelijke ordening moet je samenwerken. Hij is verheugd dat de visie richting besluitvorming begint te gaan. Hij complimenteert de opstellers voor het vele en uitdagende werk. Hij is van mening dat dit het moment is om invloed uit te oefenen op de inhoud van de plannen. De PvdA plaatst drie kanttekeningen: 1. Wonen, vooral met betrekking tot de sprong over de IJssel. 2. Werken, vooral met betrekking tot de VAR-locatie. 3. Bereikbaarheid, vooral met betrekking tot de derde IJsselbrug. Ad 1. Wonen. Met betrekking tot de sprong over de IJssel is er een verschil tussen het voorontwerp en het voorliggende stuk. De PvdA is daar blij mee. Diverse ontwikkelingen geven nu een andere kijk op de sprong over de IJssel dan destijds bij de behandeling van het voorontwerp. Ad 2. Werken. “In het stuk wordt gesproken over de VAR-locatie. Dat kan voor ons een hele belangrijke ontwikkeling zijn. Als wij de A1-locatie hopelijk straks gaan ontwikkelen, zitten wij over niet al te veel jaren met een opgave naar een vervolg. Het kan voor ons noodzakelijk zijn dat binnen een redelijke termijn een regionale voorziening, zoals een VAR-locatie, beschikbaar komt. Er is veel tijd nodig om een dergelijke locatie voor te bereiden. In het stuk staat het wel erg voorzichtig en met veel voorbehouden. Ik citeer: ‘Voor de lange termijn wordt een ruimtereservering gemaakt voor een bedrijventerrein nabij de VAR, die gebruikt kan worden als toekomstige economische ontwikkelingen dat nodig maken.’ Dus eerst toekomstige ontwikkelingen afwachten, dan gaan we kijken en dan gaan we misschien beginnen om de VAR-locatie te ontwikkelen.” De PvdA ziet liever dat er begonnen wordt met de voorbereidingen voor de ontwikkeling van de locatie VAR. Ontwikkeling kost erg veel tijd, terwijl het een ontwikkeling is waaraan ‘we zeker toe gaan komen.’ Ad 3. Bereikbaarheid. Spreker is van mening dat ook hier het één en ander erg terughoudend is beschreven. De informatie over nut en noodzaak van een derde brug is onvolledig en kent tegenstrijdigheden. Het rapport van Goudappel Coffeng van mei 2005 duidde aan dat het effect van een derde brug uitermate beperkt is. De recente rapporten voor de hoofdwegenstructuur lijken echter te duiden dat een derde IJsselbrug wél van groot belang zou kunnen zijn. De netwerkanalyse geeft ook een aantal ‘hints’ dat het onderliggende wegennet aangepakt moet worden, waaronder wellicht een derde IJsselbrug. Hij stelt voor om op korte termijn nut en noodzaak voor een derde brug in een expertmeeting te behandelen, waarvoor wellicht ook vertegenwoordiging uit Voorst en Apeldoorn uitgenodigd zou kunnen worden. Op basis daarvan kan dan een reactie op dit punt afgegeven worden. De heer Emens is het eens met het betoog van de heer Pierey voor de VAR-locatie. De heer Emens concludeert dat in de netwerkanalyse wordt geschetst dat een derde IJsselbrug pas na 2030 aan de beurt is. In het rapport leest hij dat de woningbouwbehoefte afhangt van de ontwikkeling van Lindeveld. 2 Als Lindeveld ontwikkeld wordt als woonlocatie, schuift de derde brug naar achter toe. In de rapporten wordt ook aangegeven dat woningbouw gepleegd moet worden in en aan de stad zonder IJsselsprong. Dat zou betekenen dat in en rond Schalkhaar een compleet woningbouwprogramma gestart zou worden. De heer Emens vraagt of zijn analyse klopt. De heer Stegink staat het voorstel van de heer Pierey voor een expertmeeting voor. Hij vindt daarbij dat de betrokken gemeenten samen zouden moeten optrekken. De APB is het niet eens met de visie van de PvdA over de IJsselsprong, maar vindt dat de IJsselsprong voor woningbouw ingezet zou moeten worden. Daarnaast is hij voorstander van woningbouw op Lindeveld. De heer Emens vraagt aan de heer Stegink of hij voorstander is van een hogere woningbouwambitie. Woningbouw op Lindeveld én in de IJsselsprong zou resulteren in een hoger aantal woningen. De heer Stegink (APB) wil de ambitie hoger inzetten dan nu verwoord in het rapport. Een hogere intentie aangaande woningbouw kan over een aantal jaren aan de orde zijn. Ook vanwege de lange ontwikkeltijd van dergelijke locatie is het wellicht aan te raden dat hoger in te zetten. De heer Stegink pleit voor meer vestigingsmogelijkheden voor bedrijven in Deventer. Hij merkt daarbij op dat een groot CAR zeer aantrekkelijk is voor het bedrijfsleven. De heer Pierey vraagt de heer Stegink om zijn standpunt te verduidelijken. “Wilt u dat we VAR aanpakken? Of misschien een groot CAR? Of vindt u dat er in Deventer meer gezocht moet worden?” De heer Stegink “Industrieterrein voor Deventer ondernemers is ons zeer welkom.” Op dit moment liggen er echter geen alternatieven vanuit het college, alleen het Havenkwartier. De heer Muntinga vindt het goed dat er ruimtelijke plannen in het verband van Regio Stedendriehoek gemaakt worden. Het is beter om eerste deze plannen af te handelen en dan het niet-bundelingsgebied erbij te betrekken. Het woningbouwprogramma is wat lager geworden, waardoor de vraag actueel is geworden of je alle woningbouwlocaties moet blijven hanteren. Hij is erg geschrokken over de termijn voor besluitvorming over de A1-locatie. Twee jaar is erg lang, temeer daar er gedurende die periode onzekerheid zal bestaan over waar te gaan bouwen. Spreker vindt het opmerkelijk dat in de netwerkanalyse geen rekening is gehouden met een derde IJsselbrug en vraagt zich af hoe de opmerkingen van wethouder Berkelder over de derde IJsselbrug bij de discussie over de hoofdwegenstructuur getaxeerd moeten worden. De heer Jansen complimenteert de opstellers van het rapport en het college. Hij moedigt het college aan om vasthoudender te zijn in het belang van Deventer, vooral als het gaat over de VAR-locatie. Hij verwacht dat er eerder behoefte aan deze locatie zal zijn dan aangegeven in het rapport. Op basis van de bevolkingsontwikkelingprognoses kan het CDA instemmen met de woningbouwplanning, ook voor wat betreft de IJsselsprong die enigszins in de vertraging gezet is. “Waar we niet over de IJssel kunnen springen, zullen we eroverheen moeten kunnen rijden. Dat is wat we bij het college willen aanmoedigen.” Het CDA maakt zich er zorgen over dat Deventer de enige Overijsselse vertegenwoordiging is binnen de Regio Stedendriehoek. “Daardoor ontstaat het risico dat we achter de IJssel terecht zullen komen, als we niet in vrij snel tempo proberen die derde IJsselbrug te krijgen.” Het CDA verwacht dat de maatregelen op de A1 of op de bestaande IJsselbruggen ‘geen enkel soelaas zullen bieden’. Mevrouw Obdeijn sluit zich aan bij de waarderende woorden van de heer Jansen. De aanpassing van het woningbouwprogramma geniet haar instemming. Ook in de opmerkingen over de IJsselsprong en Lindeveld kan zij zich vinden. Zij vindt de rapportage wel onoverzichtelijk, mede vanwege het ontbreken van tabelvormen en dergelijke. Mevrouw Obdeijn vindt het op dit moment niet nodig om een expertmeeting te organiseren. Op enig moment zal er noodzaak zijn voor een derde IJsselbrug. Zij heeft behoefte om bijgepraat te worden over de stand van zaken over Ruimte voor de rivier. De heer Poppens vindt dat het rapport goede kaders biedt voor de ruimtelijke ontwikkeling in de Regio Stedendriehoek. Hij ziet op enig moment wel redenen voor een derde IJsselbrug. Hij heeft er geen bezwaar tegen als dat op relatief korte termijn georganiseerd zou kunnen worden. Het verkeer wat over die derde IJsselbrug zou gaan is voor een fractie het gevolg van woningbouw, dus dat hoeft voor het nut 3 of de noodzaak van de brug weinig uit te maken. De VVD vindt het goed dat nog eens gekeken is naar belangrijke aannames. De VVD kan achter de inhoud van de rapportage staan. De heer De Vos meldt dat zijn fractie zich kan vinden in de strekking van de oplegnotitie. De heer De Vos is van mening dat een derde IJsselbrug geen soelaas zal bieden voor het verkeer op de A1, misschien alleen bij calamiteiten. Hij volgt de experts die zeggen dat een verdubbeling van het aantal rijstroken op de A1 beter is voor de doorstroming en bereikbaarheid. Hij kan zich vinden in een expertmeeting, maar niet met het doel om deze structuurvisie aan te passen. Wethouder Adema meldt dat gedurende het traject is afgestapt om harde cijfers voor de woningbouw vast stellen tot 2030. In plaats daarvan zijn cijfers gepresenteerd tot 2015 en voor de periode daarna zijn minder harde cijfers gepresenteerd. De woningbouw IJssel is planologisch gereserveerd. Hiermee hangt de uitspraak Lindeveld samen. Als daar een behoorlijke toevoeging van woningbouw komt, is woningbouw op een andere locatie natuurlijk minder snel in beeld. De IJsselsprongen waren ook in eerdere varianten verder in de tijd gepland. De wethouder zegt toe dat zij in de stuurgroep Ruimtelijke ordening Stedendriehoek in zal brengen dat ook de VAR-locatie tijdig klaar moet zijn. Het college is overigens niet van mening dat niet in Deventer zelf gezocht zou moeten worden naar locaties voor bedrijventerreinen. De wethouder is heel tevreden met de opname van de teksten over Lindeveld en is van mening dat niet meer dan dat gevraagd kan worden. De wethouder kan zich voorstellen dat er behoefte bestaat aan een toelichting over hoe de verschillende rapporten over een derde IJsselbrug zich tot elkaar verhouden. Het college is nog steeds van mening dat het voor Deventer van belang is dat er op langere termijn een derde brug komt. De derde brug heeft nauwelijks relatie met Lindeveld of de IJsselsprong, maar met de autonome ontwikkeling. De heer Pierey bedankt de wethouder voor de toezegging dat zij een expertmeeting over de derde IJsselbrug zal organiseren. Hij stelt voor dat dan een besluit wordt genomen over de teksten in de structuurvisie over de derde IJsselbrug. Wethouder Adema merkt op dat zij het woord ‘expertmeeting’ niet in de mond heeft genomen. Wethouder Berkelder is het ermee eens dat er verschillende documenten zijn die soms een afwijkend beeld schetsen van de derde IJsselbrug. Na afronding van de studie van Rijkswaterstaat over de ontsluiting van het gebied achter de IJssel, liggen er wellicht nieuwe gegevens op tafel. De wethouder kan zich voorstellen dat er overleg zal plaatsvinden, maar hij merkt op dat op basis van een expertmeeting niet tot een andere conclusie gekomen kan worden dan zoals die nu is aangegeven. De heer Pierey meldt dat de PvdA tot een goed gefundeerd standpunt wil komen. Op basis van de nu tegenstrijdige en onduidelijke informatie is dat moeilijk. Wethouder Berkelder is bereid om samen te bezien wat er gerealiseerd kan worden. Hij geeft aan dat het ministerie een diepgravende studie zal uitvoeren. Een beslissing over een derde IJsselbrug kan nog niet gemaakt worden. Wel kan meer helderheid gecreëerd worden in de vragen die in de komende jaren beantwoord zullen moeten worden. De heer Stegink meldt dat hij het voorstel van de PvdA voor een expertmeeting steunt en dat dan een beslissing genomen moet worden over de teksten aangaande de derde brug. De heer Jansen ziet geen noodzaak voor een expertmeeting. Wethouder Adema ziet geen relatie tussen de derde brug en de IJsselsprong bij Zutphen. De termijn voor besluitvorming over de A1-locatie is meegenomen in een eerdere discussie voor de zomer. De termijn houdt rekening met doorlooptijden voor procedures. De overzichtelijkheid van de rapportage wordt aangepast aan de inspraakprocedure. Voor Ruimte voor de rivier wordt een traject ingegaan. De wethouder wil een rapportage hierover aanleveren aan de raad, waarbij ook wordt aangegeven hoe de rest van het proces zou moeten lopen. De heer Pierey meldt dat hij moeite heeft met de toezegging van wethouder Berkelder, omdat het niet helemaal strookt met wat hij gevraagd heeft. 4 De voorzitter constateert dat er onduidelijkheid is over welk signaal afgegeven moet worden aan het college aangaande de derde IJsselbrug. De voorzitter stelt voor om de Structuurvisie Regio Stedendriehoek voor een volgende politieke markt te agenderen voor alleen de derde IJsselbrug en dat daarbij behoefte bestaat aan de mening van experts. Wethouder Adema meldt dat er in grote lijnen draagvlak is voor de Structuurvisie, maar dat er een voorbehoud ligt aangaande de derde IJsselbrug. De voorzitter sluit de vergadering.