11 Het Koninkrijk Gods Mattheüs 13:44 a Koninkrijk Het Hebreeuwse woord voor 'koninkrijk', malchoet, is een zelfstandig naamwoord dat is gebaseerd op het werkwoord malaeh, dat 'leiden', 'regeren' betekent. Het Hebreeuwse woord voor'koning', melech, is van dezelfde wortel malaeh, afgeleid. In het Hebreeuws, Aramees en Grieks heeft het woord voor koninkrijk een abstracte betekenis. In politieke zin verwijst het in de oude wereld in de eerste plaats naar een vorm van regering, bestuur en soevereiniteit over een geografisch gebied. In metafysische zin wordt bedoeld: Zijn goddelijke regering over het geheel van de schepping en zelfs voor het bestaan van alle dingen, zonder beperking van tijd ofruimte. Er zijn woorden die met grote regelmaat in de evangeliebeschrijvingen genoemd worden. Een van die woorden is het begrip 'koninkrijk'. Meer dan honderdmaal komen we het tegen en het wordt een van de meest besproken onderwerpen in het Nieuwe Testament genoemd. Zowel Joodse als christelijke theologen zien het begrip 'Koninkrijk Gods' als een sleutelbegrip voor het verstaan van het Evangelie. We komen bij hen opmerkingen tegen als: 'Het Koninkrijk van God is het heersende begrip in de prediking van Jezus' en 'Het concept van het Koninkrijk van God is cruciaal voor het verstaan van de Bijbel'. 13 Anderen zien het als 'een centraal aspect van het onderwijs van Jezus'. Als nadere aanduiding wordt gesproken van het Koninkrijk Gods ofhet Koninkrijk der hemelen. Beide benamingen komen we niet tegen in het Oude Testament. In rabbijnse literatuur tijdens en na de Tweede Tempelperiode wordt alleen gesproken van het Koninkrijk der hemelen; de benaming Koninkrijk Gods komt dan niet meer voor. Omdat men bang was Gods Naam ijdel te gebruiken, koos men 'hemelen' als synoniem voor 'God'. Hoewel het Koninkrijk zich wel op aarde manifesteert, is het toch niet van deze wereld (Joh. 18:36). God is weliswaar de Koning der aarde, maar de hoogste manifestatie van Zijn koningschap is in de hemelen. Dáár is de zetel van de hoogste heerlijkheid van God. Zowel Johannes de Doper als Jezus begonnen hun prediking met de aankondiging van het komende Koninkrijk. 'Bekeert u; want het Koninkrijk der hemelen is nabij gekomen' (Matth. 3:2, 4:17, Mark. 1:14-15). De boodschap di~ Jezus preekte, wordt het Evangelie van het Koninkrijk Gods genoemd (Luk. 8:1). Hoe belangrijk dit onderwerp voor Jezus was, blijkt uit het feit dat Hij in niet minder dan vijftien gelijkenissen het Koninkrijk van God ter sprake brengt. Het zoeken van Gods Koninkrijk en Zijn gerechtigheid stelt Jezus boven alle aardse zorgen die de mens kan hebben (Matth. 6:33). De eschatologische leer van een komend Koninkrijk van God komen we niet alleen tegen in het Oude en Nieuwe Testament, maar ook in rabbijnse geschriften. Het is opvallend dat ook latere Joodse geleerden aandacht hadden voor Jezus' uitspraken over het Koninkrijk Gods. Ze stuitten echter op de uitspraak van Jezus dat het Koninkrijk Gods 'nabij gekomen' is. Volgens Joodse opvattingen zal de komst van Gods Koninkrijk aan14 breken met de komst van de Messias, die allereerst van betekenis zal zijn voor Israël en uiteindelijk voor heel de wereld. Gods Koninkrijk zal concreet op aarde gevestigd worden. Het zal een rijk van vrede, gerechtigheid en verzoening zijn tussen God en de mens en de mensen onderling. Van de ongeveer vijfduizend gelijkenissen in de rabbijnse literatuur zijn er meer dan acht zogenaamde koningsgelijkenissen; het begrip Koninkrijk was een belangrijk onderwerp binnen het Jodendom. Gods Koninkrijk zal berusten op de verbondsrelatie tussen Hem en IsraëL Samengevat houdt de Joodse opvatting van het Koninkrijk der hemelen in: a) de regering van God over alle schepselen, b) de regering van de Heere over Zijn volk met liefde, c) het zorgen van God voor het tijdelijk en lichamelijk welzijn van Zijn volk, d) de bevrijding van Zijn volk van elke vorm van slavernij, e) Gods bescherming van hen die tot Zijn Koninkrijk behoren. De kenmerken van Gods Koninkrijk zijn dan van politieke, kosmische, sociale en spirituele aard. Volgens sommigen rabbijnen zou tót de komst van de Messias het Koninkrijk der hemelen vooral geestelijk van aard zijn: de regering van God over een persoon die zich aan de geboden houdt. Rabbi Joshua ben Korha vraagt: 'Waarom wordt er eerst gezegd: "Hoor, Israël" (Deut. 6:4), en wordt pas later gezegd: "Zo gij naarstiglijk zult horen Mijn geboden"?' (Deut. 11:13). Zijn antwoord is: 'Om erop te wijzen dat men eerst het Koninkrijk der hemelen moet erkennen en pas daarna het juk van de geboden opnemen.' De rabbijnen leerden dat het belijden dat de Heere onze God is de intentie heeft om te komen onder de regering en autoriteit van God - en dat aldus het Koninkrijk van God inging - en Zijn geboden te onderhouden. Jezus sprak op dezelfde manier over het Koninkrijk Gods. 'Niet een iegelijk, die tot Mij zegt: Heere, Heere! zal ingaan in het Koninkrijk der 15 hemelen, maar die daar doet den wil Mijns Vaders, Die in de hemelen is' (Matth. 7:21). Jezus' boodschap sloot dus (gedeeltelijk) aan bij de verwachting van Gods Koninkrijk door Zijn tijdgenoten, maar bij Zijn visie op het Koninkrijk der hemelen ontbrak de politieke notie. Zo heeft Jezus Zichzelf nooit als de politieke Messias gezien, zoals de Joden verwachtten. Israël werd direct door God geregeerd zonder tussenpersoon van een vorst. Israël in het bijzonder was de drager van het Koninkrijk van God. Het Oude Testament toont de bijzondere relatie tussen de regering van God en Israël aan. De koningen van Israël werden verondersteld wettelijke machthebbers te zijn en tegelijk representanten van Gods koningschap. Zij waren vertegenwoordigers van God, de grote Koning. Het Oude Testament benadrukt vooral het herstel en de regering van de troon van David. Gods koningschap sluit ieder menselijk 'zelfbestuur' uit. God eist onvoorwaardelijke onderwerping. Zijn macht strekt zich zelfs op een voor ons onbegrijpelijke wijze uit over de machten van het kwaad, zoals onder andere blijkt uit de geschiedenis van Job. In het Oude Testament is de wereld van Gods Koninkrijk verbonden met het geloof dat Hij soeverein is. De erkenning dat Hij alle dingen heeft geschapen, sluit ook in dat alles onder Zijn directe regering staat. De zonde van de mens was een verwerping van Gods regering, geestelijke rebellie. Ondanks dat de mens Gods regering heeft verworpen, laat God Zijn koningschap en Koninkrijk gelden. De visie van de Kerk verschilt in bepaalde opvattingen met die van het rabbinale Jodendom. Op grond van zowel het Oude Testament als het Nieuwe Testament is het moeilijk om de tijdsduur van het Koninkrijk van God te beperken tot een afgebakende periode. De geschiedenis van het Koninkrijk van God 16 kan worden verdeeld in vier perioden: a) voor de komst van Jezus, b) tijdens het leven van Jezus op aarde, c) het tegenwoor- . dige tijdperk, d) de toekomst. In het Evangelie wordt vaak de nadruk gelegd op de persoonlijke verantwoordelijkheid om in het Koninkrijk van God in te gaan. Men moet daarvoor geboren worden uit water en Geest (Joh. 3:5), men moet omwille van het Koninkrijk der hemelen alles verkopen om die ene parel van grote waarde te kunnen kopen (Matth. 13:45-46), men moet voldoende olie hebben om de lampen brandend te houden en om de bruiloftszaal te kunnen binnengaan (Matth. 25:1-13). Soms is er sprake van dat het Koninkrijk der hemelen nog moet komen, soms dat het al nabij is gekomen. En zelfs wordt zowel het een als het ander in één adem genoemd. Zo zegt Jezus: 'Het Koninkrijk Gods komt niet met uiterlijk gelaat', en direct daarop dat het Koninkrijk al is gekomen: 'Want ziet, het Koninkrijk Gods is binnen ulieden' (Luk. 17:20-21). De volkomenheid van het Koninkrijk Gods moet nog komen. Maar de komst van Jezus betekent dat het reeds een aanvang heeft genomen én dat het een garantie biedt dat het volmaakte Koninkrijk waarin God alles in allen zal zijn, zeker komen zal. Het Koninkrijk zoals het uiteindelijk bedoeld was en worden zal, is met de komst van Jezus nabijgekomen. In Hem werden de contouren van het uiteindelijke Godsrijk steeds meer zichtbaar. Toch had het een 'voorlopig' karakter. Het Koninkrijk Gods moest nog komen, zou komen, zal komen en is komende. D.H. Stern heeft het Koninkrijk van God als volgt omschreven: 'Het verwijst niet naar een plaats, noch naar een tijd, maar naar een toestand waarin de regering van God door de mens zal worden erkend, een toestand waarin de beloften van God van een herstelde schepping die vrij van zonde en dood zal zijn, of beginnen te zijn, worden vervuld.' 17 IJ 1 Zowel johannes de Doper als jezus predikten: 'Bekeert u, want het Koninkrijk der hemelen is nabij gekomen.' Wat heeft de bekering met het Koninkrijk der hemelen te maken? 2 Wat betekent het voor de gemeente dat jezus Christus Koning is? 3 Wat wil het voor ons persoonlijk zeggen een burger van Gods Koninkrijk te zijn? 4 jezus zegt tegen Pilatus dat Zijn Kon inkrijk niet van deze wereld is (Joh. 18:36-37). Wat heeft Hij daarmee willen zeggen? 5 Waarom heeft de Heere jezus ons leren bidden: 'Uw Koninkrijk kome'? Exodus 15:181 Deuteronomium 33:5 1Richteren 8:23 2 SamuëI7::l.2-171 Psalm 2,24.93-99,1451 jeremia 23:5. 33:15 Daniël 2:44, 4:34, 6:27. 7:13-141 Micha 4:8 Mattheüs 2:2,11:12.12:28, 131 Lukas 1:33,17:201 johannes 3:5 Handelingen 1:3,6.14:221 Romeinen 14:17 1 Korinthe 15:24-28 12 Petrus 1:111 Openbaring 12:10 18 EI Het mosterdzaad Mattheüs 13:31-32 a Mosterdzaad Er zijn verschillende soorten mosterd: zwarte, witte en bruine mosterd. De meest voorkomende mosterd in Israël is de brassica nigra, de zwarte mosterd. In Israël groeit mosterd vooral rondom het meer van Gal iléa en in het noorden. De zaden komen van een eenjarige plant die tot de familie van de kruisbloemigen behoort. Uit de licht goudgele bloemen die in dichte trossen groeien, rijpen peulen die aan de onderkant lichtgele, ronde zaden dragen. Vlak voordat de zaden rijp zijn, worden de planten gemaaid en gedroogd. Daarna wordt het zaad eruit geslagen. De zaden hebben een ronde vorm. Met een diameter van 1 tot 2 mm behoren zij tot de allerkleinste zaden. Zowel het zaad als de olie die daaruit kunnen worden gewonnen, worden bij het bereiden van voedsel en in de geneeskunde gebruikt. Johannes de Doper begon met de boodschap 'dat het Koninkrijk der hemelen nabij gekomen was'. Hij ondersteunde dit met zijn imponerende verschijning en indrukwekkende prediking (Matth. 3). Bovendien sprak Johannes over Degene Die na hem komen zou. Toen Jezus verscheen, begon ook Hij met de boodschap 'dat het Koninkrijk der hemelen was nabij gekomen' (Mark. 1:15). Maar de verwachting die bij het volk was gewekt door de prediking en het optreden van Johannes - dat met de 19 komst van Degene Die na hem komen zou de doorbraak van Gods Koninkrijk een climax zou bereiken -liep uit op een anticlimax. Jezus' verschijning en prediking misten voor velen de krachtige impuls, zoals die bij Johannes werd gezien en gehoord. Die stonden er schijnbaar zelfs haaks op. Wel was Jezus veelbelovend begonnen. Aanvankelijk volgden velen Hem (Matth. 4:25), maar uiteindelijk 'gingen velen Zijner discipelen terug, en wandelden niet meer met Hem' (Joh. 6:66). Bij velen van het volk rees dan ook de vraag ófHij inderdaad de brenger van het Godsrijk op aarde zou zijn. Het beeld dat men daarvan had, klopte niet met de werkelijkheid die Jezus bracht. Ook bij de discipelen leefde de verwachting dat Gods Koninkrijk spoedig in al zijn heerlijkheid zou doorbreken. De vraag die zij kort voor Zijn hemelvaart stelden, namelijk of Hij in die tijd het Koninkrijk zou oprichten, is veelzeggend. Een 'groei' van het Koninkrijk zagen zij niet; zij hadden zo veel gehoopt en er gebeurde zo \yeinig. Door de gelijkenis van het mosterdzaad maakte Jezus duidelijk dat zij een misrekening maakten. Tegelijk bevatte de gelijkenis voor hen een troostvolle boodschap. Het Koninkrijk der hemelen mag nu (nog) lijken op een mosterdzaad, maar het zal een ontwikkeling, een groei meemaken die alle verwachtingen ver overtreft. Mattheüs en Lukas zeggen dat het mosterdzaad uitgroeide tot een (grote) boom. Nu heeft de plant gemiddeld een lengte van 1,5 meter. Wanneer het op een voedselrijke plek is gezaaid, kan het onder gunstige omstandigheden uitgroeien tot een dikstamrnige struik van 3 à 4 meter. Markus spreekt dan ook niet van een boom, maar zegt dat het kan uitgroeien tot het meeste van al de moeskruiden. Waarom zegt Jezus dan dat het uitgroeit tot een (grote) boom? Nu is het een bekend verschijnsel dat bij veel planten in het oosten de stengels sterk 'verhouten'. Zo ook bij het mosterdzaad. Als dat gaat groeien, krijgt het 20 door de boomvormige vertakkingen en de aanwezigheid van slechts één houtige stengel de allure van een boom. Als Jezus zegt dat het kleine mosterdzaadje uitgroeit tot een boom, zullen de Joden van deze spreekwijze niet opgekeken hebben. Het was toen een typische manier van onderwijs om een scherpe tegenstelling tussen twee dingen duidelijk te maken, het ene te verkleinen en het andere juist te vergroten. Door het kleinste mosterdzaad te stellen tegenover een grote boom, wordt hier duidelijk gemaakt dat het kleinste kan uitgroeien tot het grootste. Het kleine zaadje, het beeld dat Jezus geeft van het Koninkrijk der hemelen, mag schijnbaar weinig beloven, maar in de toekomst zal het zelfs veel grootser, uitgestrekter en heerlijker zijn dan men zich zal kunnen voorstellen. Strikt genomen is mosterdzaad niet het kleinste van al de zaden. Het cypressenzaad bijvoorbeeld, is nog kleiner. Maar het mosterdzaad was bij de rabbijnen spreekwoordelijk het kleinste van alle dingen. De uitdrukking 'zo klein als een mosterdzaadje' was een bekend gezegde in de dagen van Jezus. Bij hun angst om tegen de wet te zondigen, werd bijvoorbeeld gezegd dat wie per ongeluk een vliegje dat in de wijn gevallen was, inslikte, onrein werd 'al was het nog kleiner dan een mosterdzaadje'. Toen Jezus deze gelijkenis vertelde, was het Koninkrijk van God inderdaad nog maar een teer en uiterlijk zwak plantje. De vraag was dan ook niet vreemd of het wel in staat was uit te groeien. Maar het is een algemene waarheid dat grote dingen altijd klein beginnen. Een volwassen man is geboren als baby. Het Koninkrijk der hemelen bezit groeikracht, maar dat is niet direct zichtbaar. De groei van mosterdzaad tot struik kost tijd. De Koning van Gods Koninkrijk werd geboren als een kind. De rabbi uit Nazareth was geen grootse Verschijning, Die Zichzelf opdrong. Tegenover de vele farizeeën, schriftgeleerden en 21 overpriesters droeg Hij als de 'minste' het Woord van Gods Koninkrijk uit. Ondanks de tekenen en wonderen die Hij deed, had Hij de gestalte van een geringe Dienstknecht. Ten slotte stierf Hij aan het kruis. Zijn Koninkrijk leek dus eigenlijk niets. Het was onbeduidend en tot mislukken gedoemd. Maar het Mosterdzaad bleek zoveel levens- en groeikracht te bezitten, dat Hij op de derde dag opstond uit de doden. Na Zijn hemelvaart verzamelde zich slechts een kleine kudde in de opperzaal. Maar na de uitstorting van de Heilige Geest op de Pinksterdag zet de krachtige groei van het 'mosterdzaadje' zich door. 'En er werden op dien dag tot hen toegedaan omtrent drieduizend zielen' (Hand. 2:41). 'En er werden meer en meer toegedaan, die den Heere geloofden, menigten beide van mannen en van vrouwen' (Hand. 5:14). De groei van het 'mosterdzaadje' is alle eeuwen door blijven gaan. Vervolging en tegenstand hebben dat niet kunnen verhinderen. Die groei voltrekt zich ook in het hart van zondaren. Een ziekte, een ingrijpende gebeurtenis, een preek of slechts een bijbeltekst kan zo'n indruk maken, dat er een 'boom' gaat groeien. Twijfel en schuchterheid maken plaats voor geloofszekerheid dat Jezus Christus ook onze Zaligmaker is. En het zijn niet vele wijzen, machtigen en edelen die geroepen worden, maar dwaze, zwakke en onedele 'mosterdzaadjes' die God heeft uitverkoren (1 Kor. 1:26-28). Vervolgens komen de vogels aangevlogen die zich 'nestelen in zijn takken'. 'Nestelen' kan ook vertaald worden met: zich neerzetten of onder de bladeren schuilgaan. Markus zegt dat zij zich in zijn schaduw kunnen nestelen. In mosterdbomen wemelt het altijd van vogels, vooral van distel- en goudvinken die belust zijn op de olierijke zaden. In het Oosten werd een 22