VAN NOTEN EN TONEN Wegwijs in muzikale begrippen Door prof. dr. Ignace Bossuyt, Musicologie KU Leuven INHOUD VOORWOORD DEEL I: VAN NOTEN EN TONEN (p. 12-69) HOOG EN LAAG Geluiden en tonen Van noten en intervallen Noten op een balk en sleutels Van reine kwinten en overmatige kwarten LANG EN KORT Vloeiend metrum en gebonden ritme Maatstrepen en halve cirkels Dansen in de maat van drie Twee of drie? GOED EN SLECHT Akkoord? Van drieklanken en omkeringen GROOT EN KLEIN Van tonica, dominant en kruisen Van subdominant en mollen Groot wordt klein Tonaliteit en affekt Heen en terug Eindelijk rust SNEL EN TRAAG De metronoom van Mälzel Vrolijk en ernstig LUID EN STIL Van ppppp en fffff ZWART EN WIT Kleurenklavieren Boventonen Koloristen DEEL II: LEXICON (p. 70-113) LITERATUUR INDEX VAN NAMEN EN WERKEN (p. 115-132) Lexicon (fragment, een asterisk verwijst naar een andere verklaarde muziekterm) BACH-motief: viernotenmotief op de naam BACH, op basis van de Duitse terminologie: B-A-C-H = si mol – la – do – si (*a, *b, *c, *h) badinerie, badinage: een luchtig, speels en schertsend deel van een baroksuite J.S. Bach, Orkestsuite nr. 2: ‘badinerie’; G.Ph. Telemann, Tafelmusik, dl. III, Ouverturesuite: ‘badinage’ bagatelle: klein, lichtvoetig muziekwerkje, meestal voor klavier (18de-20ste eeuw) L. van Beethoven, Bagatellen op. 20, op. 119 en op. 126; A. von Webern, 6 Bagatellen voor strijkkwartet op. 9 ballade: (1) in de middeleeuwen een eenstemmig strofisch lied in het Frans met narratieve, eventueel dramatische inslag - (2) een van de *formes fixes - (3) in de romantiek een Duits, verhalend lied of een klavierstuk met een verhalend, eventueel dramatisch karakter (2) G. de Machaut; G. Dufay, Se la face ay pale - (3) F. Schubert, Erlkönig F. Chopin, Balladen op. 23, op. 38, op. 47 en op. 52; J. Brahms, 4 Balladen op. 10, Klavierstücke op. 118/3 ballad opera: muziekdramatisch werk in het Engels met afwisseling tussen gesproken dialogen en liederen, meestal bestaande uit populaire melodieën voorzien van een nieuwe tekst (18de eeuw) J. Gay (tekst) en J.C. Pepusch (muziek), The Beggar’s Opera, in de 20ste eeuw vrij bewerkt door K.Weil in Die Dreigroschenoper ballata: een van de vormen uit het Italiaanse *trecento F. Landini ballet: door muziek begeleide dansuitvoering, vanaf de 18de eeuw vooral uitgebreide composities voor orkest Chr. W. von Gluck, Don Juan; L. van Beethoven, Die Geschöpfe des Prometheus; A. Adam Giselle; L. Delibes: Coppelia; P. Tchaikovsky: De notenkraker, Het zwanenmeer; I. Stravinsky: De vuurvogel, Petrouchka, Le sacre du printemps; M. Ravel, Daphnis et Chloé; M. de Falla, El Amor brujo, El sombrero de tres picos ballet de cour: Frans hofballet (16de en 17de eeuw) barcarolle: lied van de Venetiaanse gondeliers, geïmiteerd in 19de-eeuwse pianomuziek en andere composities, in een gematigd tempo, in de maat van 6/8 of 12/8 en met een ritmische beweging die het golvende water suggereert F. Chopin, Barcarolle op. 60; F. Mendelssohn: Lieder ohne Worte op. 19/6, op. 30/6 en op. 62/5: ‘Venetianisches Gondellied’; J. Offenbach, barcarolle in Les Contes d’Hoffmann; G. Fauré, 13 barcarolles voor piano bariolage: op de viool, het snel afwisselend spelen op twee snaren, de ene open, de andere ingekort, met als resultaat een timbrecontrast J.S. Bach, in het Preludio van de Partita voor vioolsolo nr. 3 BWV 1006, vioolsolo in het derde deel van het Brandenburgs concerto nr. 4