Joodse Feestdagen - De Joodse maandkalender - Rosj Ha-Sjana - Jom Kippoer - Soekot - Sjmini Ha-Atseret & Simchat Tora - Chanoeka - Toe Bi-sjvat - Poerim - Pessach - Omertelling - Jom Ha-atsmaoet - Lag Ba-omer - Jom Jeroesjalajim - Sjavoeot - Tisj be-Av De Joodse Maankalender 1 In tegenstelling tot onze algemene kalender, de zonnekalender met 365 dagen en bijkomende dag in een schrikkeljaar, maken de Joden gebruik van een maankalender. De Joodse maanden tellen gemiddeld 29,5 dagen. Soms zijn er 13 maanden, om het zonnejaar in te halen. De gewone jaren tellen 353, 354 of 355 dagen. De lange jaren, dit zijn er 7 per 19 jaar, tellen er 383, 384 of 385. Hierdoor wijkt de Israëlitische kalender steeds minder dan een maand van het zonnejaar af. Dit is belangrijk. De Joodse feestdagen zijn immers aan jaargetijden en natuurverschijnselen verbonden. Om het Joodse jaartal te kennen is het ook noodzakelijk om 4760 jaar bij het gewone jaartal te tellen (kalender rekent vanaf het moment dat Joden aannemen dat schepping van de wereld heeft plaatsgevonden (=Anno Mundi)). Vervolgens gaan we alle Joodse feestdagen chronologisch af. Hiervoor is het van belang de Joodse maanden te geven, de namen zijn zeer oud en van Sumerisch-Babylonische afkomst: Nissam (maart-april), Ijar (april-mei), Sivan (mei-juni), Tammoez (juni-juli), Av (juli-augustus), Elloel (augustus-september), Tisjri (septemberoktober), Chesjvan (oktober-november), Kislev (november-december), Teeveet (december-januari), Sjevat (januari-februari), Adar (februari-maart) en Adar II (in een schrikkeljaar) Rosj Ha-Sjana 1-2 Tisjri. Tijdens de Rosj Ha-Sjana gaat de Joodse gelovige naar de synagoge om voor de opperste rechter te verschijnen. Hier vraagt men vergiffenis voor de zonden die de gelovige doorheen het jaar heeft gepleegd. De naam betekent nieuwjaar. Deze naam staat niet in de Tora, wel in de Talmoed. In de maandtelling is dit de zevende maand van het jaar. In de Tora vindt men een passage terug over de uittocht uit Egypte, dat bepaalt dat de maand Nissan de eerste maand van het jaar is (Ex. 12:2). Het is duidelijk een verandering van een eerdere kalender, waar Tisjri de eerste maand was. Door nieuwjaar de Rosj Ha-Sjana te noemen, betekent terug te gaan tot de oude traditie die blijft voortbestaan. Tijdens de eredienst zal de Sjofar klinken. Dit staat voor het feit dat de mens moet oppassen, boete moet doen. De persoon die aan de Sjofar blaast moet een godsvruchtig persoon zijn De Sjofar De feestdag duurt 2 dagen. Bij elke feestdag wordt de zegenspreuk Sjehechijanoe gezegd, waar god wordt bedankt voor het leven dat hen geschonken werd. Tijdens de maaltijd staan verscheidene symbolische gerechten waaronder honing, om een ‘zoet’ nieuwjaar in te luiden. 2 De diensten tijdens Rosj Ha-Sjana zijn ook speciaal. In de synagoge wordt een wit geborduurd gordijn gehangen voor de heilige ark. Ook Tora-rollen worden in wit omhuld. De witte kleur staat symbool voor reinheid. Ook de gelovigen dragen witte kielen (Kittel). Deze kielen staan symbool voor de lijkwade, omdat de gelovigen weten dat ze de dood verdienen vanwege hun zonden doorheen het jaar, waardoor ze komen bidden voor hun leven. Ook het gebed tijdens de feestdag duurt zeer lang. Op de eerste middag van Rasj Ha-Sjana gaan de gelovigen naar een stromend water voor Tasjilich. Dit houdt in dat de gelovigen de zonden van zich afwerpen en vervolgens een gebed zeggen. Volgens het verleden doet men dit als een toepassing van een vers van de profeet Micha. “En gij zult hun zonden in de diepten van de zee verdrinken..” (Micha 7,19). Tien dagen van inkeer: Tussen Rasj Ha-Sjana en Jom Kippoer liggen zeven bekeringsdagen waar de gelovigen boete doen om hun lot te begunstigen. Jom Kippoer 10 Tisjri. Jom Kippoer is de Grote Sabbat. Het was de ene dag dat de hogepriester de allerheiligste plaats in de tempel te Jeruzalem betrad om te pleiten voor Gods volk. Jom Kippoer is een dag van vasten. Op deze dag wordt noch brood noch water benuttigd, door Joodse mannen boven 13 jaar en door vrouwen boven de 12 jaar. Tijdens Jom Kippoer (de grote verzoendag) vindt Kaparot plaats. Dit is een boeteoffer (levende kip of vis slachten) dat moet herinneren aan de zondebok, die in de tijd van de Tempel op Kippoer voor de verzoening van het volk van een rots werd geworpen in de woestijn. In het heden is het doneren van geld aan de armen een andere manier van symbolische ‘vrijkoping’. De gelovigen blijven van ‘s ochtends tot ‘s avonds in de synagoge. De aanwezigen mogen geen leren schoeisel dragen, dit als soort van pijnigen voor de zonden. Men mag zich niet wassen. Ook het witte kiel wordt wederom gedragen. Volgens de Talmoed wordt op Jom Kippoer de zonden jegens God vergeven wanneer de mens zijn zonden tegenover zijn medemens heeft goedgemaakt. Tijdens Jom Kippoer betuigen gelovigen dus hun spijt jegens anderen die ze gekwetst hebben. De zonden die men tegenover anderen heeft gepleegd moet men ook opsommen tegenover God. De Vidoej, wordt opgezegd door de gemeenschap. Tijdens Jom Kippoer komen verschillende gebeden aan bod. De synagoge zit meestal volledig vol. 3 Voor Het eerste gebed, Kol Nidrej (slechts één maal per jaar gebeden) komen zelfs de ‘marginale Joden’. Enkel volledig ongelovige Joden houden zich niet bezig met Jom Kippoer. de Kol Nidrei is een openbare verklaring waarbij de gelovige alle beloften van het afgelopen jaar aan God en zichzelf nietig verklaart, want het niet naleven van zo’n belofte is een grote zonde. Bij het Minchagebed wordt het verhaal uit het Boek Jona gelezen, vanwege de vergelijking met de stad Nineve, dat gered werd omdat het boete deed. Het Ne’ilagebed, het laatste gebed van de dag, is de afsluiter van de hele dag. Hierbij schenkt de priester vergiffenis aan de gelovigen en worden ze aangemaand zich aan hun beloftes te houden en zo weinig mogelijk te zonden. Soekot 15-23 Tisjri. De naam Chag Ha-Soekot verwijst naar de uittocht uit Egypte en de bevrijding uit de slavernij. De feestdag heeft ook nog een tweede naam, Chag Ha-Assif, dat naar de inzameling van de oogst verwijst. De twee namen zijn aan elkaar verbonden omdat men als slaaf onmogelijk van oogst kan genieten, dit kan enkel als vrij man. Het feest wordt ook wel Zeman Simchateenoe (Vreugdefeest) genaamd. Tijdens de Soekot (leemhuttenfeest) is het de gewoonte om een week in een Soeka te wonen. In praktijk wordt er in de hutten enkel dagelijks een maaltijd genuttigd. Het is nog mogelijk dat zeer vrome Joden effectief in de hutten, met rieten dak, slapen. Deze dunne daken hebben een symbolische betekenis, namelijk dat er geen scheiding is tussen mens en God. Tijdens de Soekot wordt het dagelijkse comfort geruild voor de koudere Soeka. Men gaat terug naar de voorvaderen, terug naar het ontstaan. De symbolische betekenis van deze terugkeer naar het plotse onzekere, ongemakkelijke kan niet onderschat worden. Doorheen de geschiedenis hebben Joden zich vaak in deze positie bevonden. Denken we maar aan de holocaust, diaspora etc. (onderstaande foto’s een moderne Soeka (L) tegenover een traditionele Soeka (R)) Sjmini Ha-Atseret & Simchat Tora 22 en 23 Tisjri. Hier bestaat onenigheid over. 4 In Israël vallen deze twee feesten op één en dezelfde dag. In de diaspora vallen ze op verschillende dagen. Sjmini Ha-Atseret (de achtste dag van het samenkomen) sluit de Soekot af volgens Israël, maar volgens de diaspora behoort deze dag niet meer tot de Soekot. Op deze feestdag bidden de gelovigen voor het vallen van regen om zodoende een vruchtbaar jaar te kennen. De Simchat Tora (vreugde van de wet) is de laatste dag van Soekot. Dit is een vrolijke viering waarbij gedankt wordt voor de Tora (de Wetten), de eerste vijf boeken van de joodse bijbel. In de synagoge leest men eerst het laatste hoofdstuk van de Tora en daarna gaat men meteen verder met het eerste hoofdstuk. Dit geeft aan dat het lezen uit de Tora nooit stopt. Degene die het laatste hoofdstuk leest, wordt Chatan Tora (Bruidegom van de Wet) genoemd, en degene die het eerste hoofdstuk leest, heet Chatan Bereesjiet (bruidegeom van het begin). Tijdens de dienst worden hakafot (ommgegangen) met de Torarollen gemaakt. Met de Tora op de arm gaat men dan al dansend door de synagoge. De zogenaamde hakafot. Chanoeka 25 Kislev - 2 Teeveet. 5 Het feest is HET symbool van de nationale bevrijding. Tijdens deze feestdag mag er wel gewerkt worden. Het is een gezellig, vreugdevol feest, dat rond het zelfde moment als het christelijke kerstmis plaatsvindt. Het verhaal van Chanoeka (lichtfeest) staat opgetekend in de boeken 1 Maccabeeën en 2 Maccabeeën. Deze boeken maken niet deel uit van Tenach, maar zijn onderdeel van de apocriefen. Het verhaal gaat als volgt: Onder de heerschappij van de Seleucidische vorst Antiochus Epifanes kwamen de inwoners van Judea in opstand tegen de bezetters die het Joodse geloof en cultuur wilden vernietigen. De druppel was de aanstelling van een hogepriester die offerde aan de afgoden. In het dorp Modiïn, nabij het huidige Tel Aviv, kwamen Seleucidische soldaten met één van hun afgoden. Ze verplichtte de oude priester Matitjahoe (familie van Hasmoneeërs) een offer te brengen voor de god Zeus. Als de voornaamste man van het dorp, deze oude priester, de afgoden zou vereren, zou de rest van het dorp hem volgen. Ondanks dreigementen bleef Matitjahoe weigeren tot er een Jood naar voren kwam om het offer te brengen. Matitjahoe werd razend en stak de ‘verrader’ neer, terwijl zijn zoons de soldaten overmeesterden. Dit was de lont van de opstand. Matitjahoe’s zoon Juda de Makkabeeër nam de leiding van de opstand over. In 167 v.C. ontstond de oorlog van de guerilla-strijders tegenover de bezetter. Drie jaar later werd de tempel van Jeruzalem van alle afgodenbeelden vrijwaard en opnieuw gewijd. Tijdens dit gebeuren zou volgens legenden een wonder zijn geschied. De Joden hadden natuurlijke reine olie nodig om de lichten van de Menora van de Tempel aan te steken. De voorraad was echter ontreinigd door de bezetter. Als bij wonder werd een zeer klein kruikje met olie van een vroegere hogepriester gevonden, dat net voldoende bleek om de kandelaar een dag lang te doen branden. Het wonder bleek dat deze kleine hoeveelheid olie de Menora gedurende acht dagen liet branden, net genoeg om nieuwe versie olie te bereiden. Om het feest van de bevrijding te vieren wordt gedurende acht dagen één nieuwe kaars van de Menora (bevat negen kaarsen, zie foto) aan te steken. De negende kaars is als de dienaar bedoeld, die de andere kaarsen aansteekt. De menora Toe Bi-sjvat 15 Sjevat. 6 Toe Bi-sjvat (het nieuwjaar van de bomen) is een natuurfeest voor de lente, waar de natuur ontwaakt na een diepe winterslaap. Op deze dag worden noten, krenten en vruchten gegeten. In Israël is het de gewoonte dat de jeugd jonge bomen plant op deze dag. Poerim 14 Adar. Poerim (lotenfeest) zou je kunnen vergelijken met carnaval. Het woord is afkomstig van het Perzische ‘Poer’ (loten). De oorsprong van het feest gaat terug tot de geschiedenis van de koningin Ester. Op deze dag gaan kinderen verkleed cadeaus geven aan familie, vrienden, behoeftigen. In de synagoge wordt het verhaal van Ester herhaald en in winkels wordt taart, gebak en andere geschenken geschonken aan klanten. Ook op Poerim wordt er gewerkt. Koning Ahasveros is gehuwd met Vasthi, en deze weigert tijdens een feest aan de verzamelde gasten haar schoonheid te tonen, waarop zij door de koning verstoten wordt (484 v.Chr.). Mordechais nicht Hadassa wordt uit een groot aantal kandidates door de koning gekozen als zijn nieuwe vrouw. Zij krijgt de Perzische naam Esther (480 v.Chr.). Mordechai, de neef en voogd van Esther, werkt in de poort van de koning en ontdekt daar dat twee hovelingen een aanslag tegen de koning beramen. Hij meldt dat en de samenzweerders worden ter dood gebracht. Ahasveros benoemt de Amalekiet Haman tot grootvizier. De verwaande Haman eist dat iedereen voor hem buigt en maakt zich kwaad omdat de Joodse Mordechai dat niet doet (in het jodendom wordt het buigen voor mensen als een vorm van afgoderij beschouwd). Hij laat een wet uitvaardigen waarin staat dat het hele Joodse volk uitgeroeid moet worden, en wel op een door het lot bepaalde datum, namelijk 13 Adar. Haman realiseert zich niet dat Esther ook tot dit volk behoort. Op aandringen van Mordechai probeert Esther in te grijpen. Ze neemt het risico dat ze ter dood veroordeeld wordt omdat ze ongevraagd bij de koning komt tenzij de koning haar dan een gouden scepter overhandigt. Ester was echter zo bekoorlijk dat de koning haar deze scepter overhandigde. Ze nodigt de koning en Haman uit voor de maaltijd. Tijdens de maaltijd vraagt de koning wat Esthers wens is, maar Esther beantwoordt die vraag niet direct. In plaats daarvan vraagt ze de koning en Haman de volgende dag weer bij haar te komen eten. Die nacht kan de koning niet slapen en hij laat zich de kronieken voorlezen. Zo wordt hij eraan herinnerd hoe Mordechai enige tijd geleden een aanslag had verijdeld, en dat hij daarvoor nooit beloond is. De koning vindt dat dit verzuim moet worden goedgemaakt. 's Morgens komt Haman bij de koning, want hij wil deze de goedkeuring vragen voor het doodvonnis van Mordechai, maar voordat Haman aan het woord komt spreekt de koning zelf tot hem. Die zegt namelijk dat hij iemand wil huldigen en vraagt Haman hoe hij dat zou 7 kunnen doen. Haman denkt dat het eerbetoon hem ten deel zal vallen en zegt wat hij het liefste wil: een eretocht door de stad. Daarop geeft de koning hem opdracht een eretocht aan Mordechai te geven. Het is niet duidelijk of Haman weet waarvoor Mordechai gehuldigd wordt, maar het spreekt vanzelf dat Haman zijn plannen nu voor zich houdt. Als de koning en Haman die middag weer bij Esther de maaltijd gebruiken en de koning weer vraagt wat Esther wenst, antwoordt Esther dat haar volk uitgeroeid moet worden, volgens een wet die Haman heeft geschreven. De koning laat Haman ophangen aan de paal die hij voor Mordechai had bedoeld, en hij stelt Mordechai aan als grootvizier in plaats van Haman. Rest nog de uitgevaardigde wet, die onmogelijk ingetrokken kan worden. Mordechai lost dit op door de Joden overal toe te staan zich te verzamelen en te verdedigen. Sinds deze gebeurtenis wordt Poerim jaarlijks gevierd. Pessach 14-21 Nissan Op Pessach (paasfeest) wordt de bevrijding uit de slavernij in Egypte gevierd. Het feest wordt ook wel het feest van de vrijheid genoemd. Op deze dag ontstaat het vrije Joodse volk. Rond de uittocht en de datum ontstaat natuurlijk onenigheid. Er is een ‘korte’ en een ‘lange’ tocht volgens de meningen. Deze situeren Mozes respectievelijk in de vijftiende en dertiende eeuw v. Chr. Volgens Joodse traditie was de uittocht op 15 Nissan van de Joodse kalender (1313 v. Chr.). De Joden werden een vrij volk, wat niet vlot verliep. De Egyptische farao weigerde het verzoek van Mozes en diens broer Aaron om de Israëlieten te naar de woestijn te laten trekken zodat ze daar gedurende drie dagen feest kunnen vieren. Na de tien plagen (zie Exodus 1-4) werd de farao zo bang (vooral door de tiende plaag, namelijk dood van alle eerstgeborenen) dat hij Mozes beval het land onmiddellijk te verlaten. De Israëlieten waren zo gehaast dat ze geen tijd hadden om het deeg voor hun brood te laten rijzen. Dit verklaart waarom Joden in de paasperiode acht dagen lang geen brood, of andere spijzen waarin gist verwerkt is of die afkomstig zijn van gegist graan, eten (Ex. 12, 15-18). Tijdens het paasfeest eet men Matse. Dit voedsel wordt gebakken van enkel bloem en water. Tijdens Pessach is men zéér streng. De Joden hebben apart vaatwerk, zodat het niet in contact komt met gegist voedsel. Ook metalen platen waarop het voedsel wordt klaargemaakt wordt voor Pessach gesteriliseerd (Kasjroet). Dit gebeurt openbaar in hun gemeente in een grote ketel water die op een groot vuur staat te koken. De eerste avond van het feest is de Sederavond, het familiefeest. Tijdens deze avond stellen de kinderen vier vragen, namelijk in verband met het voedsel, waarom geen gewoon brood en geen gewone groenten? Hierop antwoordt de huisvader, waarna hij voorleest uit de Haggada, een speciaal boek voor deze avond. 8 Het woord Pasen is afkomstig van het Hebreeuwse Pessach (betekent overschrijden/voorbijgegaan). De Haggada vermeldt de oorsprong van het feest: Tijdens de laatste nacht van de Israëlieten in Egypte had Mozes hen bevolen een lammetje te slachten. Met het bloed van het lam moesten ze hun deurlijsten insmeren. Toen God het tiende gebod uitvoerdde, het doden van de eerstgeborenen, ging hij de huizen voorbij waar het bloed aan de deur hing. Het voorbijgaan, pessach, van deze huizen gaf de naam aan Pasen. Pessach wordt ook wel eens het Feest van de Lente genoemd. De lente, wanneer de natuur uit haar winterslaap ontwaakt, gaat gepaard met de vrijheid. Voor de Joden is Pessach het mooiste feest van het jaar, het jaar waarin hun volk herboren wordt. (bovenstaande foto’s een voorbeeld van Matse brood (L) en de tafeldekking tijdens de sederavond (R). Op de tafeldekking ziet u links onderaan nog de Haggada liggen) Omertelling Tussen het Paasfeest en Sjavoeot (zie verder) zijn zeven weken. Die zeven weken wordt de Omertijd genoemd. Dit is de periode van de gerstoogsten, die in Israël op Pasen begon, tot die van de tarweoogst en de eerste vruchten die men op Sjavoeot naar de Tempel bracht. Door gruwelijke Jodenvervolgingen (vaak tijdens de Omertijd) worden deze zeven weken als een soort rouwperiode aanzien. Tijdens deze periode worden geen feesten gevierd, noch huwelijken ingezegend. De gelovigen laten hun baard staan tijdens deze periode. Jom Ha-atsmaoet 9 5 Ijar. Deze feestdag onderbreekt de Omerperiode. Jom Ha-Atsmaoet is de onafhankelijkheidsdag van Israël. Op 5 Ijar 5708 (14 mei 1948) werd de staat Israël onafhankelijk. Deze dag wordt door alle Joodse gemeenschappen, zowel in Israël als in de rest van de wereld, gevierd. In de synagogen worden speciale gebeden in de eredienst ingelast, ook al is dit geen godsdienstig feest. Lag Ba-omer 18 Ijar. Lag Ba-omer is de 33ste dag van de omer. Op die dag hield een epidemie onder de leerlingen van Rabbi Akiba (in de tweede eeuw) op. Dit is ook de overlijdensdag van rabbi Shimon bar Yochai, schrijver van het kabbalistische boek Zohar. Op deze dag bezoeken vooral chassidische Joden zijn tombe in Miron, in het noorden van Israël. Om deze twee redenen is deze dag een uitzonderingsdag tijdens de omer geworden. Volgens de oude traditie trekken kinderen op deze dag de natuur in. Het is dus gebruikelijk dat op deze dag kinderen gaan kamperen en kampvuren aansteken, wat zeer gebruikelijk is deze dag. Jom Jeroesjalajim 28 Ijar. Jom Jeroesjalajim is de Dag van Jeruzalem. De stad Jeruzalem is herenigd sinds de Zesdaagse Oorlog in juni 1967. De Dag van Jeruzalem wordt zowel als een nationale en een godsdienstige feestdag gevierd. Jeruzalem is het symbool van de Joodse onafhankelijkheid. Op cultureel vlak staat in Jeruzalem de westelijke muur (de klaagmuur) als overblijfsel van de Tempel. Op religieus vlak is Jeruzalem de heilige plaats van het Jodendom. Bij de onafhankelijkheidsoorlog van Israël in 1948 werd het oude gedeelte van de stad met de westelijke muur door de Jordaniërs bezet en alle 36 synagogen aanwezig werden verwoest. Tot juni 1967 kon geen enkele Jood op deze heilige plaats bidden. De Joden hadden de het nieuwe gedeelte van de stad in handen, maar de meeste historische plaatsen, belangrijke synagogen en begraafplaatsen op de Olijfberg waren ontoegankelijk. Door de Zesdaagse Oorlog slaagden de Joden het oude gedeelte van de stad te verenigen met het nieuwe gedeelte en zo terug één Jeruzalem te maken. Door het terugwinnen van het oude gedeelte werden de Joden zeer emotioneel inzake de Heilige Stad. 10 (Links: De klaagmuur Recht: de olijfberg) Sjavoeot 6 Sivan. Sjavoeot (het wekenfeest) is het feest van de Oogst en de wet. Bij de oogst worden de banden tussen het religieuze leven en de landbouw gekenmerkt. Op Sjavoeot worden de synagogen met bloemen en planten versierd. De wet zorgt voor harmonie en het geluk en welzijn van de mens (net als een goede oogst doet). Op Sjavoeot moeten de mensen ook aan de armen denken. Zij die een goede ‘oogst’ (in het moderne leven staat dit voor welzijn) hebben moeten aan degenen denken die niet zo fortuinlijk zijn. Het is de mens zijn plicht. Op Sjavoeot wordt ook het verhaal van Ruth en Boaz in de synagoge gelezen. De deugd van een niet-Jodin. Door haar deugdzaamheid zou koning David haar afstammeling zijn. Zo tonen de Joden dat het Jodendom niet zo gesloten is als men denkt, maar openstaat voor iedereen die maar gelooft. Sjavoeot is ook het feest van het verbond dat God met het volk van Israël sloot door zijn openbaring op de Sinaï berg (Exodus 19-20). Het volk werd lichamelijk bevrijd van de Egyptenaren en werd een echt volk, juridisch en in geloof, dankzij de tien geboden en de Tora. De Sinaï berg Tisj be-Av 9 Av. 11 Tisj be-Av is de rouwdag om de Tempel. De naam staat eigenlijk voor de datum, namelijk de negende Av. Op deze dag werd de eerste Tempel van Jeruzalem in 586 v. Chr. door Neboekadnetsar van Babylonië verwoest. Miljoenen Joden werden gedeporteerd en honderdduizenden afgeslacht. Men herdenkt ook de verwoesting van de tweede tempel in het jaar 70 door Titus van Rome. Hier kwamen zo’n twee miljoen Joden om, en miljoenen werden gedeporteerd. Op deze dag verloor het volk haar vrijheid, werd haar heiligdom verwoest en verloor de staat haar onafhankelijkheid. Dit allen dankzij de verwoesting van Jeruzalem, dat symbool staat van bovenstaande en voor de band tussen God en het volk. Verder herdenken de Joden ook de Bar Kochba opstand, die werd neergeslagen door de Romeinse keizer Hadrianus in 135 nc. Paus Urbanus II riep op tot de eerste kruistocht waarbij tienduizenden Joden gedood werden en vele Joodse gemeenschappen verwoest. Op Tisj be-Av bereikte de Spaanse Inquisitie haar hoogtepunt met het verdrijven van de Joden uit Spanje in 1492. Op Tisj be-Av 1914 brak de Eerste Wereldoorlog uit toen Rusland aan Duitsland oorlog verklaarde (onrechtstreekse aanleiding holocaust?) Op Tisj be-Av begon ook de deportatie van Joden uit het Getto van Warschau. Het is dus duidelijk dat deze dag heel gevoelig is voor de Joden. Deze dag is dan ook een vastendag, mannen scheren zich niet en dragen geen leren schoeisel. Synagogen worden klaagliederen voorgedragen en vele gedichten die het onfortuinlijke lot van Jeruzalem beschrijven en de verschrikkingen die de Joden meemaakten worden voorgedragen. WOORDENLIJST Tora: de eerste vijf boeken van de Tenach (de Hebreeuwse Bijbel). Ze vormen de grondslag van het Jodendom en zijn de meest heilige boeken van de Joodse godsdienst 12 Talmoed: Belangrijkste boek binnen Jodendom NA de Tenach. Het bevat commentaren van belangrijke rabbijnen en andere schriftgeleerden op de Tenach. Synagoge: Joods gebedshuis waar religieuze bijeenkomsten plaatsvinden. Sjofar: Ramshoorn die tijdens Joodse eredienst gebruikt wordt. Werd vroeger gebruikt om de aandacht van het volk te roepen. Nu wordt op deze geblazen op bepaalde feestdagen. Sjehechijanoe: zegenspreuk ‘hij die ons deed beleven’. Kielen: Lange witte gewaden. Micha: Zesde uit serie ‘Kleine profeten’. Vermoedelijk tussen 750 en 700 v. Chr. werkzaam te Jeruzalem Grote Sabbat: Dag van volledige rust waarop de ziel moet gestraft worden voor zijn zonden, de dag van rechtspraak. Vidoej: Een lijst met alle mogelijke zonden. Kol Nidrej: joodse gebed dat negen dagen na het Joods nieuwjaar, op de tiende van de joodse maand tisjri en wel op de avond van Jom Kippoer driemaal wordt opgezegd. In dit gebed verzoekt men om nietigverklaring van alle geloften, eden en verplichtingen, die men gedurende het afgelopen jaar op zich genomen heeft. Minchagebed: Joods middaggebed. Ne’ilagebed: slotgebed van Jom Kippoer. Soeka: hutje waarin Joden tijden Soekot slapen. Menora: Joodse kandelaar met plaats voor zeven kaarsen. Hasmoneeërs: Groep Joden die Jeruzalem heroveren en Tempel zuiveren. Juda de Makkabeeeër: Aan de leiding van de Hasmoneeërs die Jeruzalem heroveren. Ahasveros: Ook wel Xerxes, zoon van Darius genaamd. Grootvizier: Naam voor eerste minister in Islamitisch land. Kronieken: verhaal van of boek met chronologisch geordende gedenkwaardige en/of historische feiten. Tien plagen: Zond God uit op de farao omdat hij Mozes en het Joodse volk niet liet gaan. Exodus: Tweede boek uit de Hebreewse Bijbel. Vertelt het verhaal van het vertrek van het Joodse volk naar het beloofde land Kanaän. 13 Matse: Plat brood dat niet gerezen is. Kasjroet: Iets kosjer maken. De basis van Kasjroet staat in de Thora. Zo is vlees van een paard en een varken verboden omdat deze onrein geachte dieren een slechte invloed zouden hebben op de geest. Ook niet-Joodse wijn mag nooit gedronken worden. Ook moeten de dieren die gegeten worden onverdoofd en op rituele wijze geslacht worden. Sederavond: Seder betekent orde of volgorde omdat de gebruiken van die avond op een bepaalde volgorde moeten behandelt worden. Haggada: Betekent letterlijk vertelling. Deze behandelt het verhaal van de Joodse slavernij in Egypte en de uittocht uit Egypte. Akiba: Geestelijk leider van het volk Israël in de periode vanaf de verwoesting van de tempel in 70 na Christus. Klaagmuur: Wordt vooral zo door niet-Joden genoemd omdat Joden aan de muur veel klaagden vanwege de verwoesting van de tempel en de diaspora. Olijfberg: Naam te danken aan de vele olijfbomen die op de berg groeien. De olijfberg wordt in het Bijbelboek Zacharia als de plek genoemd waar God zal beginnen de overledenen tot leven te wekken aan het einde der tijden. Koning David: David van het verhaal David vs Goliath. De tweede koning uit het koninkrijk Israël. Ook de persoon die de hoofdstad Jeruzalem veroverde. Sinaïberg: De heilige berg waar God de 10 geboden aan Mozes gaf. Bar Kochba-opstand: De Tweede Joodse Opstand was een opstand van Joden in de provincie Judea tegen de Romeinse overheersers. De opstand had plaats van 132 tot 136 en stond onder leiding van Sjimon Bar Kochba. Deze werd uitgeroepen tot Messias en de verwachting was dat hij Israël als natiestaat zou hervestigen. Hij slaagde hier voor een korte tijd deels in. Delen van Judea waren korte tijd onafhankelijk totdat twaalf Romeinse legioenen het land binnenvielen en de opstand neersloegen. Daarna werd het Joden op straffe van de dood verboden om in Jeruzalem te komen. De oorlog droeg ook bij aan het ontstaan van een definitieve kloof tussen het Christendom en het Jodendom . Joodse christenen zagen Jezus als de messias en steunden Bar Kochba daarom niet in zijn opstand. 14