UFO bijeenkomst 6 december 2001 “De behandeling van Schizofrenie” Inleiding dr. R.S. Kahn, hoogleraar psychiatrie UMC Utrecht Schizofrenie is een psychiatrische aandoening die ongeveer 1% van de gehele bevolking treft. Symptomen vallen uiteen in positieve symptomen (hallucinaties en verwarde gedachten) en negatieve symptomen (terugtrekking, affectieve vervlakking). Reeds vroeg in de 20e eeuw is de aandoening door Kraeplin beschreven. Het zou echter tot 1976 duren voordat hersenafwijkingen zijn aangetoond bij schizofrene patiënten. Kleine afwijkingen zijn te zien in de temporale en frontale kwab: afname in volume van hersenlichamen (2-7%) en verwijde ventrikels. Tevens is er een afname te zien van de activiteit in de frontale kwab, hetgeen gepaard gaat met meer negatieve symptomen. Bij gezonde mensen verdwijnt ongeveer 2 ml van het totale brein per jaar en 2,75 ml van de grijze stof. Bij schizofrenie-patiënten is dit beduidend meer. Het verval in grijze stof is dus sneller bij patiënten. De afwijkingen in de grijze stof bevinden zich vooral in de voorste polen van de temporale kwab en de frontale kwab. In een onderzoek is, direct na het stellen van de diagnose schizofrenie, het volume grijze stof gemeten. Na één jaar is het volume nogmaals bepaald en het verval in grijze stof bleek, uitgezet tegen gezonde vijwilligers, zeer snel te zijn tijdens het eerste jaar (20 ml). Daarnaast is gezien dat hoe meer antipsychotica deze patiënten gebruikten in dat jaar, hoe groter de afname in grijze stof. Ook de amygdale (wijsheidsknobbel) vertoont bij schizofrenie-patiënten een snelle afname in volume. Bij gezonde mensen is er pas na hun 60e een langzame afname te zien. Conclusie: schizofrenie is een gelocaliseerde hersenziekte met met name grijze stof afwijkingen. Vraag: Hoe positioneer je de klassieke middelen ten opzichte van de atypische antipsychotica? De meeste apothekers in de zaal zijn eerste lijns, met vaak een adviserende rol in verzorgings- of verpleeghuis. Kahn: Geef geen antipsychotica wanneer je uitkunt met benzodiazepines of antidepressiva. Wanneer ouderen gevoelig reageren op benzodiazepines kunnen antipsychotica uitkomst bieden. Let echter wel op de bijwerkingen, vooral de extrapyramidale bijwerkingen staan voorop. De atypische hebben bij ouderen, zeker gezien de bijwerkingen de voorkeur, ook bij onrustige bejaarden (risperidon). De klassieke antipsychotica hebben eigenlijk geen plaats meer bij onrustige bejaarden. Vraag: Maar de prijs (verpleeghuis is gebudgeteerd)? Als alle klassieke antipsychotica worden vervangen door atypische drukt dat behoorlijk op het budget van het huis, met andere woorden de theorie is wel aardig, maar in de praktijk kijkt het verpleeghuis zeker naar kosten. Kahn: Theorie blijft overeind, wellicht dat het verpleeghuis andere budgetten kan inzetten. Deze discussie dient eigenlijk hogerop gevoerd te worden. Vraag: Hoe te handelen met antipsychotica bij Parkinsonpatiënten? Kahn: Niet alle antipsychotica geven een probleem. Problemen vaak dosisafhankelijk. Het beste onderzocht (en bevonden) in deze is clozapine; minst gevoelig voor extrapyramidale bijwerkingen. Er zijn ook aanwijzingen dat quitiapine kan bij Parkinson. Vraag: Is er een relatie druggebruik /schizofrenie? Kahn: Groot deel schizofrenen gebruiken cannabis. Er is echter nooit onderzoek naar gedaan. Vraag: Is er bij ernstige vormen van schizofrenie nog steeds plaats voor clozapine? Kahn: Volmondig ja, clozapine is het enige middel waarvan het effect goed is aangetoond. Vraag: Psychose is nu in eerste instantie een tweede lijns ziekte. Is er een kans dat het eerste lijns wordt, bijvoorbeeld met een gespecialiseerde verpleegkundige? Kahn: Voorlopig zal het nog 2e lijn blijven, wellicht alleen bij een stabiele patiënt in een vervolgfase eerste lijn. Lezing over Risperdal® door Mw. CM Kluit, project manager Risperidon is in 1994 geïntroduceerd als eerste van een nieuwe groep antipsychotica; de serotonine/dopamine antagonisten. Risperidon kende in 2000 al meer dan 10 miljoen patienten, waarbij gemeld wordt dat er in deze 7 jaren geen nieuwe bijwerkingen bekend zijn geworden. In 2003 wordt risperidon-consta verwacht, een langwerkend depotpreparaat. In een recent onderzoek naar effectiviteit wordt risperidon vergeleken met olanzapine. Na 8 weken is een duidelijke afname in positieve symptomen te zien bij beide middelen, bij risperidon de grootste afname. Ook bij de negatieve symptomen is een vergelijkbaar beeld te zien: risperidon vertoont een grotere afname van negatieve symptomen. Bij een onderzoek naar de snelheid van werking (bij een spoedbehandeling) werd haldol i.m. + lorazepam p.o. vergeleken met risperidon vloeibaar p.o. + lorazepam p.o, waarbij aangetekend dat de behandelaar zelf aan de hand van een score bepaalde wanneer de psychotische agitatie voorbij was. De resultaten waren voor beide middelen vergelijkbaar: binnen 1 uur waren de symptomen tot een minimum beperkt. In een gerandomiseerd dubbel blind onderzoek (geaccepteerd voor publicatie) naar het effect op de lange termijn van risperidon versus haloperidol werden patiënten minimaal 1 jaar gevolgd. Aan de hand van de PANSS-score (positive and negative symptom scale) is te zien dat risperidon effectiever werkt dan haloperidol, zowel voor de negatieve als positieve symptomen. Van de bijwerkingen worden de extrapyramidale bijwerkingen op de korte termijn als meest vervelend ervaren. Op de langere termijn staat vooral de (forse) gewichtstoename op de voorgrond. Deze bijwerking komt vooral voor bij de atypische antipsychotica, met name olanzapine en clozapine. Risperidon en quitiapine zouden minder last hebben van deze bijwerking, bij de klassieke middelen is bijna helemaal geen gewichtstoename te zien. Ten aanzien van de extrapyramidale bijwerkingen kan gemeld worden dat deze bij risperidon sterk afhankelijk zijn van de dosering. Bij gebruikelijke doseringen treden deze bijwerkingen minder op de voorgrond dan bij haloperidol. De kans om diabetes mellitus type II te ontwikkelen is bij de algemene bevolking 2-3% tegen 6% bij mensen met schizofrenie. Wanneer daarnaast ook nog bepaalde antipsychotica worden gebruikt kan de kans stijgen tot 30-36%. Van de klassieke antipsychotica geven de fenothiazines de meeste kans op het ontwikkelen van diabetes mellitus. Van de atypische antipsychotica geven de di-thien-benzodiazepines (clozapine, olanzapine en quetiapine) de meeste kans op het ontwikkelen van diabetes mellitus. De incidentie van diabetes op risperidon is gelijk aan de incidentie van diabetes bij onbehandelde psychotische patiënten. In het RODOS-onderzoek (Risperidone Olanzapine Drug Outcomes studies in Schizophrenia) is bekeken of er verschil is in kosten tussen de verschillende antipsychotica. Er is gekeken naar het totaal van alle kosten van opgenomen patiënten. Geconcludeerd wordt dat de kostenverschillen tussen de moderne antipsychotica onderling groot zijn. Olanzapine is een factor 1,5-2,5 keer duurder dan risperidon bij een gelijke of lagere effectiviteit. Lezing over Seroquel® door Mw. dr. VT Blok, medical information manager Atypische antipsychotica hebben een grotere affiniteit voor de serotonine receptor dan voor de dopamine D2 receptor. Ze zijn effectiever op de negatieve symptomen en vertonen minder extrapyramidale bijwerkingen. Verder hebben ze minder effect op de prolactinespiegels. Quitiapine (Seroquel®) is onlangs geregistreerd voor de behandeling van schizofrenie. Qua effectiveit is quitiapine tenminste even goed als haloperidol. In het onderzoek van Copolov et al. wordt zowel bij quitiapine (455mg/dag) als haloperidol (8mg/dag) een afname gezien van 30% in de PANSS totaal score bij een gelijk aantal responders. In een ander onderzoek (Emsley et al.) wordt een een afname gezien van 20% in de PANSS totaal score bij zowel quitiapine als haloperidol. Het aantal responders ligt echter hoger bij quitiapine. In het onderzoek van Mullen et al. wordt quitiapine vergeleken met risperidon bij stabiele patiënten. Beide middelen scoren even goed op zowel negatieve symptomen als positieve symptomen. Bijwerkingen: - Extra pyramidale bijwerkingen zijn over de gehele dosis range op placebo-niveau. Dit in tegenstelling tot haloperidol, risperidon en olanzapine waar een stijging is te zien bij een toename van de dosis. - Verhoogde prolactinespiegels, hetgeen kan leiden tot sexueel dysfunctioneren en eventuele onvruchtbaarheid, zijn niet waargenomen bij quitiapine over de gehele dosis range. - Gewichtstoename is onafhankelijk van de dosering. De gemiddelde gewichtstoename na een half jaar is ‘nihil’ te noemen. - Hyperglykemie of een exacerbatie van een reeds bestaande diabetes is zeer zelden gemeld gedurende de behandeling met quitiapine. In studies is er geen significant verschil tussen quitiapine en placebo met betrekking tot de gemiddelde verandering in de plasmaglucose-concentratie van baseline tot eindmeting. - Quitiapine heeft geen klinisch significant effect of QTc-interval. Bij review post-marketing data (dood, plotse dood, cardiovasculaire dood, QT verlenging) zijn er geen aanwijzingen voor verhoogd risico op dood of ventriculaire aritmie. - Meest frequente bijwerkingen zijn: slaperigheid (19% vs. 11% placebo), duizeligheid (7% vs. 4%), droge mond (7% vs. 3%), obstipatie (6% vs. 5%), orthostatische hypotensie (5% vs. 2%) en ALAT toename (2% vs. 2%). Quitiapine wordt gemetaboliseerd door CYP3A4. Potente CYP3A4 remmers (erythromycine) zijn dan ook gecontraïndiceerd. Andere interacties zijn met CYP3A4 induceerders (fenytoine, carbamazepine, grapefruit); deze verhogen de klaring van quitiapine. CYP2D6 inhibitors (fluoxetine en imipramine) beïnvloeden de plasmaklaring niet. Haloperidol en risperidon geven geen interacties, thioridazine geeft een toegenomen klaring van quitiapine. Samenvattend kan gezegd worden dat quitiapine een effectief antipsychoticum is met een zeer gunstig bijwerkingsprofiel.