Samenwerking eerste en tweede lijn

advertisement
Samenwerking eerste en tweede
lijn
BELICHT VANUIT EERSTE EN TWEEDE LIJN
Het referentiekader van
specialist (2 suïcides / jr.)
Specialist
“We have done our job” he said. “The man’s leg
is healed. The rest is not our job”
A week later, he (the patiënt) “jumped or fell
from one of New York’s skyscrapers.
Conclusion: There can be a good deal of danger
in treating only one symptom at any time
(Flanders Dunbar, Mind and Body, 1947)
Het referentiekader van de huisarts (0.2 suïcide / jr.)
De huisarts en zijn naar de GGZ verwezen patiënten
Aanleiding
• Hemert, A. M. v., Glind, G. v. d., Kerkhof, A. J.
F. M., Verwey, B., & de Keijser, J. (2012).
Multidisciplinaire richtlijn Beoordeling en
Behandeling van Patiënten met Suïcidaal
Gedrag.
• Hegerl U, et al (2009). Optimising Suicide
Prevention Programs and Their
Implementation in Europe (OSPI Europe): an
evidence-based multilevel approach. BMC
Public Health 2009, 9: 428.
De richtlijn
• Gotland 1983-1984: – 60%
• Neurenberg (EAAD) 2002-2002: - 20%
• OSPI (Optimising Suicide Prevention Programs
and their Implementation)
HET OSPI MODEL
“an evidence-based multilevel approach.”
HUISARTSEN TRAINEN
?
MEDIA
risicofactor
Uitkomst
(suïcide)
GATEKEEPERS
?
ZELFHULP
METHODEN RESTRICTIE
Casus 1
Huisarts uit Oost Groningen verwijst
Boerenzoon
Aan de basecoke
Uit zich dysfoor en soms suicidaal
GGZ CASE interview (psychiater uit de grachtengordel)
Niet suïcidaal
Advies: stoppen met de coke en retour huisarts
4 wk later suïcideert patiënt zich
Huisarts voorzag ellende maar de psychiater vond het wel
meevallen
De sociobiografische
context
The association between depression and cocaine abuse declines in
strength as cocaine abuse assumes epidemic proportions.
1980-82; 50% have affective disorder
1982-86; 20% have affective disorder
(Weiss et al, 19881982-86; 20% have affective disorder (Weiss et al, 1988)
In a dry culture there should be a greater overlap between heavy drinkers and
people with an elevated suicide risk
(Nortstrom, 1995)
Witnessing widespread unemployment may reduce the sense of stigma and a
tendency to blame oneself for one’s plight
(Jones-Webb et al, 1993)
Positive life change is a stronger risk factor for recovery from depression and
anxiety in London than Groningen…..”the London respondents were more
disadvantaged in social and economic terms perhaps giving more opportunity for
a PLC to be a relevant recovery trigger than in the Groningen sample
(Leenstra et al., 1995)
CASUS 2
Huisarts verwijst
• M 44, 5 jr. terug ontslagen
• Alcohol sinds 4 jaar
• Meerdere ongelukken gehad
• Nooit suïcidaal geuit
GGZ CASE interview
• Niet suïcidaal
• Stoppen met drinken en naar de verslavingszorg
4 wk later rijdt patiënt zich dronken te pletter
Huisarts met de gebakken peren, GGZ tevreden
Gunning - Schepers, 1994
N. Hoeymans, (2010). ,De ziektelast van suïcide
en suïcidepogingen. Bilthoven: RIVM,
CMR Nivel, 2011
Concurrerende absolute sterfte - suicide en verkeersongevallen
500
1000
1500
2000
2500
Nederland, 1950-2011, M+V, alle leeftijden
1940
1960
1980
Jaar
suicide
2000
verkeer
2020
SOCIAAL-BIOGRAFISCHE
CONTEXT
SECUNDAIRE
DEVIANTIE = “out of
context,” “out of sync”
EPIDEMIOLOGISCHE CONTEXT
CONCURRERENDE
STERFTE = niet pluis
DE EERSTE LIJN
AutoOngeluk
Van de
trap gevallen
Gering
“MISFIT”
Kwetsbaarheid
Stress
Risicotaxatie
In de GGZ
cf CASE
Vermoord
Reëel
Acuut
Gas vergeten
uit te zetten
Hartaanval
Suïcide
risico
huisarts
MULTILEVEL
het holistische referentiekader van de
huisarts: “pluis of niet pluis”
vs
het specialistische van de tweede lijn
Euthanasie
Etc etc
huisarts
Jaspers, K. (1923). Allgemeine
Psychopathologie. Berlin: Springer Verlag.
VERKLAREN IS NIET GENOEG, JE MOET OOK
BEGRIJPEN
PROXIMALE
RICOFACTOREN
DISTALE
RICOFACTOREN
De GGZ
verklaren
De GGZ
verklaren
De GGZ
verklaren
De GGZ
verklaren
De huisarts
Distale risicofactoren en het verhaal
Begrijpen
De dialoog
KNMG (2010). Handreiking Verantwoordelijkheidsverdeling bij
samenwerking in de zorg. Utrecht.
Aandachtspunt 5:
Relevante gegevens worden aangetekend in een dossier betreffende de cliënt. Bij
voorkeur is dit een geïntegreerd dossier, dat door alle bij de samenwerking betrokken
zorgverleners kan worden geraadpleegd en aangevuld. Zo niet, dan worden
afspraken gemaakt over de wijze waarop samenwerkingpartners relevante
informatie uit een dossier kunnen verkrijgen.
Aandachtspunt 7:
Zorgverleners die deelnemen aan een samenwerkingsverband zijn alert op de grenzen
van de eigen mogelijkheden en deskundigheid en verwijzen zo nodig tijdig door naar
een andere zorgverlener. Zij zijn op de hoogte van de kerncompetenties van de andere
betrokken zorgverleners.
alle
intramuraal
alle
intramuraal
alle
intramuraal
alle
intramuraal
1998
1999
2000
2001
2013
2012
2011
2010
2009
2008
2007
2006
2005
2004
2003
alle
intramuraal
alle
intramuraal
alle
intramuraal
alle
intramuraal
alle
intramuraal
alle
intramuraal
alle
intramuraal
alle
intramuraal
alle
intramuraal
alle
intramuraal
alle
intramuraal
alle
intramuraal
alle
intramuraal
1997
2002
alle
intramuraal
1996
0
5
10
15
20
25
Suicides Arkin
totaal vs opgenomen patientenbestand
Preventie van suïcide pogingen zou zich moeten richten op
volwassenen met suïcide gedachten, omdat een kwart van hen later
een poging onderneemt, een derde van de (eerste) suïcide pogingen
een schreeuw om hulp is en het niet de bedoeling was om dood te
gaan, en driekwart van de pogingen kort na het ontstaan van suïcide
gedachten worden ondernomen. Vooral dit laatste is van belang.
Het betekent dat preventieve maatregelen het beste kunnen
worden aangeboden in het jaar waarin voor het eerst suïcide
gedachten tot ontwikkeling zijn gekomen.
ten Have, M., Dorsselaer.S.van, Tuithof, M., & Graaf, R. d. (2011).
Nieuwe gegevens over suïcidaliteit in de bevolking; Resultaten van
de 'Netherlands Mental Health Survey and Incidence Study-2'
(NEMESIS-2) . Utrecht: Trimbos-instituut .
BIOGRAFISCH
STELLINGEN
1) Het voorstel voor een basis-GGZ met het principe van de
stepped care is niet toepasbaar op suïcidaliteit
2) Als een psychiater alleen het risico op suïcide en niet op
andere sterfte taxeert is hij / zij (bewust of onbewust)
onbekwaam
3) M.n. bij ambulante GGZ patiënten moet er in één dossier
gewerkt worden door huisarts en GGZ of intervisies cf
Balint
4)) De dissociatie tussen verklaren (2e lijn) van
suïcidaliteit en begrijpen (1e lijn) van suïcidaliteit is het
grootst binnen de spoedeisende GGZ met gevaar op
onvolledige taxatie als het verhaal van de huisarts niet
duidelijk gehoord wordt.
Hermens, M., Wetten, H. v., & Sinnema, H. (2010). Kwaliteitsdocument
Ketenzorg Bij Suïcidaliteit. Utrecht: Trimbos Instituut.
CBS (2013). CBS Statline. Voorburg/Heerlen: CBS.
Hemert, A. M. v., Glind, G. v. d., Kerkhof, A. J. F. M., Verwey, B., & de Keijser, J. (2012).
Multidisciplinaire richtlijn Beoordeling en Behandeling van Patiënten met Suïcidaal Gedrag.
KNMG (2010). Handreiking Verantwoordelijkheidsverdeling bij
samenwerking in de zorg. Utrecht.
ten Have, M., Dorsselaer.S.van, Tuithof, M., & Graaf, R. d. (2011). Nieuwe gegevens over
suïcidaliteit in de bevolking; Resultaten van de 'Netherlands Mental Health Survey and Incidence
Study-2' (NEMESIS-2) . Utrecht: Trimbos-instituut .
N. Hoeymans, (2010). ,De ziektelast van suïcide en suïcidepogingen. Bilthoven: RIVM,
Successieve jaarverslagen suicidecommisie Arkin
GGD statistieken (Amsterdam en Groningen)
Rihmer, Z, et al (1995), Depression and suicide on Gotland an intensive study of all suicides before
and after a depression-training programme for general practitioners.Journal of Affective Disorders
35 (4): 147–52
Hegerl U, et al (2009). Optimising Suicide Prevention Programs and Their Implementation in
Europe (OSPI Europe): an evidence-based multilevel approach. BMC Public Health 2009, 9: 428.
Download