Toetsopgaven bij hoofdstuk 6 Opgave 1 In 2004 ontstond veel ophef over het vrijkomen van het radioactieve gas radon in huizen. Het consumentenprogramma Radar van de Tros bracht het nieuws op basis van verslagen van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). Hieronder staan enkele uittreksels uit de publicaties van het RIVM. Lees deze door en beantwoord de onderstaande vragen. RIVM: Radonconcentraties in woningen, 19302002 Radon is een radioactief gas van natuurlijke oorsprong. Het is kleur-, reuk- en smaakloos. Het ontstaat door het verval van de radioactieve stof uranium. Het meeste radon komt in kiezelbeton voor, een veelgebruikte betonsoort. In woningen gebouwd na 1980 is de radonconcentratie gemiddeld 50% hoger dan in woningen van voor 1970. Door toevoeging van relatief 'radonrijke' nieuwbouwwoningen neemt de gemiddelde radonconcentratie in de woning sinds 1970 voortdurend toe. Effecten van radon op de volksgezondheid Voor een inwoner van Nederland bepalen de edelgassen radon (222Rn) en thoron (220Rn) ongeveer 30% van de jaarlijkse stralingsdosis. Bewoners worden blootgesteld via inademen van radonvervalproducten en door externe straling afkomstig van bouwmaterialen. – De gemiddelde individuele dosis door inademen van radon en thoron bedroeg in 2002 circa 750 microsievert. Deze dosis veroorzaakt in Nederland ongeveer 800 sterfgevallen per jaar. – De gemiddelde individuele dosis door uitwendige straling vanuit bouwmaterialen bedroeg in 2000 circa 280 microsievert. Deze dosis komt overeen met ongeveer 220 sterfgevallen in Nederland op jaarbasis. Radon en thoron Het element radon kent verschillende isotopen. Na radon–222, dat het meeste voorkomt en ontstaat uit uranium–238, is radon–220, afkomstig uit thorium–232, het belangrijkste isotoop. Het meeste onderzoek heeft betrekking op radon–222. Dit komt omdat de meeste schattingen aangeven dat radon–222 verantwoordelijk is voor meer dan 85% van de stralingsbelasting door radonisotopen. Alfa-, bèta- en gammastraling Bij het verval van radioactieve stoffen kunnen drie soorten straling ontstaan. Alfastraling is daarvan de gevaarlijkste. Dit is te zien aan de weegfactor, die voor bèta- en gammastraling gelijk is aan één. Voor alfastraling is de weegfactor gelijk aan twintig. Volgens een van de uittreksels zijn er twee isotopen van het element radon, waarvan de ene inderdaad radon wordt genoemd en de andere thoron. De volgende twee vragen gaan over de isotoop die radon wordt genoemd. a Leg uit hoeveel neutronen de isotoop radon in de kern heeft. b Leg uit hoeveel alfadeeltjes er vrij komen bij het verval van uranium tot de isotoop radon. Schrijf geen vervalvergelijkingen op. De volgende vier vragen gaan over de isotoop thoron. Deze isotoop ontstaat uit het element thorium in vijf stappen. c Schrijf van de eerste twee stappen de vervalvergelijkingen op. In het artikel over de effecten op de volksgezondheid wordt gesproken over ‘de gemiddelde individuele dosis’. HAVO 5 TOETSOPGAVEN HOOFDSTUK 6 1 van 3 d Leg met behulp van een citaat uit de tekst uit dat hier niet ‘dosis’, maar ‘dosisequivalent’ wordt bedoeld. e Toon aan dat het gedeelte van het dosisequivalent dat veroorzaakt wordt door thoron gelijk is aan 113 μSv. f Bereken de gemiddelde activiteit van het thoron in de longen voor het jaar 2002. Ga er daarbij vanuit dat de massa van de longen bij een volwassen persoon ongeveer 250 gram bedraagt en er altijd een vaste hoeveelheid radioactief gas in de longen aanwezig is. Opgave 2 Een radioactieve bron met een grote halveringstijd zendt α-, β- en γ-straling uit in een smalle bundel. Zie figuur 1. Figuur 1 Deze bundel gaat door een nauw diafragma en komt daarna in een telbuis die voor elk van de drie soorten straling even gevoelig is. Tussen het diafragma en de telbuis kunnen we verschillende afschermingen plaatsen. De meetapparatuur registreert het aantal deeltjes dat in een tijdsduur van 10 s de telbuis bereikt. De meetresultaten staan in tabel 1. De meetresultaten zijn al gecorrigeerd voor de achtergrondstraling. soort afscherming geregistreerd aantal deeltjes per 10 s 1067 865 482 275 241 Tabel 1 Er zijn drie materialen als afscherming gebruikt: een plaat van 8 mm aluminium, een plaat van 9 mm lood en een vel papier. Eén van de metingen is uitgevoerd zonder afscherming en een van de metingen is uitgevoerd met de platen van 8 mm aluminium en 9 mm lood samen. a Noteer in de tabel bij elk aantal geregistreerde deeltjes per 10 s de afscherming die gebruikt is. HAVO 5 TOETSOPGAVEN HOOFDSTUK 6 2 van 3 Gammastraling wordt bij passage door een stof nooit volledig geabsorbeerd, alleen de intensiteit wordt verminderd. De halveringsdikte geeft aan hoe dik een laag materiaal moet zijn om de intensiteit van γ-straling tot de helft te verzwakken. We plaatsen nu een afscherming van 8 mm aluminium plus 27 mm lood tussen het diafragma en de telbuis. b Hoeveel ‘deeltjes’ zullen nu in 10 seconden worden geregistreerd? Licht je antwoord toe. Veronderstel dat alle straling die het diafragma is gepasseerd door de teller wordt geregistreerd. c Bereken hoeveel procent van de straling die het diafragma is gepasseerd uit α- en β-straling (samen) bestaat. Noteer de uitkomst in twee significante cijfers. Bereken daartoe eerst hoeveel gammastraling (uitgedrukt in ‘deeltjes per 10 s’) er op de loodplaat van 9 mm dik valt. Opgave 3 Radioactief afval van kerncentrales wordt bewaard in zogenaamde Castorvaten. Castorvaten houden alle α- en -straling tegen en 99,99 % van de γ-straling. Behalve γ-straling komen ook neutronen door de wand heen. De neutronen ontstaan bij de spontane splijting van een van de afvalproducten in het vat: curium–244 (244Cm). Spontane splijting betekent dat de kern uit zichzelf, zonder invangen van een neutron, in twee delen uiteenvalt. Bij een van de mogelijke splijtingsreacties komen vier neutronen vrij. De reactievergelijking voor die reactie is hieronder gedeeltelijk weergegeven. 244 ... 1 147 96 Cm 58 Ce ... ... 4 0 n De isotopen in deze reactie staan niet in BINAS. a Geef het symbool, het atoomnummer en het massagetal van de ontbrekende isotoop. Behalve spontane splijting van curium–244 vindt er ook radioactief verval plaats in het vat. De energie die per seconde in een vat bij de splijting en het radioactief verval vrijkomt, bedraagt 24 kJ. Hierdoor neemt de massa van het afval in het vat af. b Bereken de massavermindering na één jaar. HAVO 5 TOETSOPGAVEN HOOFDSTUK 6 3 van 3