Rapport audit Onderwijszorgaanbod IVO

advertisement
Audit Onderwijszorgaanbod IVO
(Voortgezet) Speciaal Onderwijs
Speciaal Basisonderwijs
Praktijkonderwijs
Naam onderwijsvoorziening:
SBO ‘de Dijk’
Soort voorziening:
Speciaal basisonderwijs
Datum bezoek:
28-09-11
In opdracht van:
SWV Veluwe Rijn Vallei
Rapporteur:
Caroline van Amerongen
Datum rapport:
18 november 2011
Audit onderwijszorgaanbod IVO, Sardes 2011
Inhoudsopgave
1. Inleiding
2. De opbrengsten van het schoolbezoek
2.1 Het onderwijsconcept
2.2 De voorzieningen op de vijf velden
3. Grenzen en groeimogelijkheden van de voorziening
3.1 Groeimogelijkheden en grenzen voor wat betreft het onderwijsconcept
3.2 Groeimogelijkheden en grenzen v.w.b. voorzieningen op de vijf velden
4. Conclusie
2
4
4
7
10
10
13
15
1
Audit onderwijszorgaanbod IVO, Sardes 2011
1. Inleiding
In het kader van passend onderwijs worden nieuwe samenwerkingsverbanden Passend
Onderwijs gevormd. Die samenwerkingsverbanden krijgen als taak om het onderwijs binnen
het samenwerkingsverband op een zodanig wijze te organiseren dat er sprake is van een
dekkend netwerk, voor leerlingen met reguliere èn leerlingen met speciale
onderwijsbehoeften. De samenwerkingsverbanden brengen daarvoor de zorgprofielen van de
reguliere scholen in beeld. In aanvulling daarop maken de samenwerkingsverbanden
profielen op van de speciale voorzieningen zoals (voortgezet) speciaal onderwijs, speciaal
basisonderwijs en praktijkonderwijs. Vanuit het samenwerkingsverband gezien zijn de
genoemde scholen leveranciers van onderwijszorgarrangementen. Om te beoordelen of het
samenwerkingsverband een dekkend netwerk heeft, moet zij weten welke
onderwijszorgarrangementen binnen het gebied beschikbaar zijn en welke ontbreken. Als
duidelijk is welke onderwijszorgarrangementen ontbreken staat het samenwerkingsverband
voor een beleidskeuze:

Leerlingen naar een voorziening buiten het samenwerkingsverband sturen dat wel zo’n
onderwijszorgarrangement beschikbaar.

Gekoppeld aan een reguliere school of een bestaande speciale school een nieuw
onderwijszorgarrangement inrichten.
De opbrengsten van de audits in de reguliere scholen en de speciale voorzieningen bieden de
basis voor beslissingen rond de inrichting van de samenwerkingsverbanden.
Uw schoola is een speciale voorziening en als zodanig aanbieder van
onderwijszorgarrangementen (oza’s) voor een smallere of bredere doelgroep. Om uw school
als aanbieder van oza’s te karakteriseren maken we onderscheid tussen een zogenaamde
doelgroepenschool en een integratieve school.
De doelgroepenschool is aanbodgericht. De voorziening richt zich op een specifieke
doelgroep zoals leerlingen met een lichamelijk beperking, een verstandelijke beperking,
langdurig zieken etc. Kenmerkende uitgangspunten en opvattingen bij een
doelgroepenbenadering:

de doelgroep heeft betrekkelijk uniforme onderwijsbehoeften;

leren in homogene groepen van leerlingen met de betreffende onderwijsbehoeften
heeft de voorkeur;

de expertise die de doelgroep nodig heeft, vraagt een omgeving van een
specialistische voorziening.
Veel speciale scholen zijn op dit moment doelgroepenschool, passend bij de huidige
wetgeving (WEC). Zij kenmerken zich door een smal en verdiept arrangement. Smal in de
zin van gericht zijn op een kleine en af te bakenen doelgroep (meestal op grond van
kindkenmerken) en verdiept in de zin van veel specialisme in het aanbod. Onder passend
onderwijs blijft het mogelijk dit karakter te behouden wanneer het samenwerkingsverband
daar voor kiest.
Er zullen echter ook speciale scholen zijn die meer vraaggestuurd (gaan) werken. Zij zijn of
worden wat we noemen een integratieve school.
Waar in dit rapport kortheidshalve staat ‘school’ wordt steeds bedoeld ‘school of andere eenheid van
onderwijszorg’.
a
2
Audit onderwijszorgaanbod IVO, Sardes 2011
De integratieve school is vraaggestuurd. De voorzieningen worden in aanvulling op de
mogelijkheden van de reguliere scholen ingezet. Er zijn meerdere specialismen binnen
deze school beschikbaar en de school is in staat om haar voorzieningen als het ware om
de reguliere scholen heen te brengen. Kenmerkende uitgangspunten bij een integratieve
benadering:

de onderwijsbehoeften van leerlingen worden niet geordend naar medische en/of
psychologische kenmerken, maar naar onderwijsbehoeften, ingedeeld op vijf velden*;

leren in heterogene groepen van leerlingen met verschillende onderwijsbehoeften
heeft de voorkeur;

de inzet van de expertise die sommige leerlingen nodig hebben heeft een meerwaarde
ook voor leerlingen die een dergelijke behoefte niet zo specifiek hebben.
Op dit moment wordt het vormen van een integratieve speciale school belemmerd door weten regelgeving (bv. de criteria voor de schoolsoorten). Bij invoering van passend onderwijs
kunnen samenwerkingsverbanden (incl. speciale scholen) zelf bepalen welke arrangementen
bij welke voorziening worden aangeboden.
De audit bij speciale voorzieningen is gericht op het geven van een beschrijving van het
huidige arrangement en een indicatie van mogelijkheden voor verbreding of verdieping van
dat arrangement.
Net als bij het regulier onderwijs laat het arrangement zich beschrijven op de vijf velden en
is het onderwijsconcept als onderlegger voor deze velden van groot belang. Het gaat om de
volgende vijf velden:
1. De hoeveelheid aandacht/handen in de groep.
2. Speciale onderwijsmaterialen.
3. De ruimtelijke omgeving.
4. Expertise.
5. Samenwerking met externe instanties die zich ook met de zorg voor het kind bezig
houden.
Bij het onderwijsconcept gaat het om de wijze waarop het onderwijs is ingericht voor het
omgaan met diversiteit.
Informatie over de vijf velden en het onderwijsconcept is verzameld door:

een documentenanalyse (schoolplan, schoolgids, inspectierapport, website);

een half gestructureerd interview/gesprek;

half gestructureerde observaties in groepen, met name ter ondersteuning van de
bevindingen over het gehanteerde onderwijsconcept en het daarbij horende
klassenmanagement;

een gesprek met het schoolteam waarin de opvattingen rond en het draagvlak voor het
onderwijs aan leerlingen met speciale onderwijsbehoeften aan de orde komt.
In het gesprek met het schoolteam zijn de eerste indrukken vanuit het interview en de
observaties verwerkt.
In dit rapport doen wij verslag van onze bevindingen. Wij wijzen er op dat de
informatieverzameling weliswaar uitgebreid en veelzijdig was, maar beperkt is door het
karakter van een momentopname.
3
Audit onderwijszorgaanbod IVO, Sardes 2011
2. De opbrengsten van het schoolbezoek
2.1 Het onderwijsconcept
Het onderwijsconcept wordt volledig beschreven in het schoolplan van SBO ‘de Dijk’.
In hoeverre heeft de school te maken met verschillen tussen leerlingen?
SBO ‘de Dijk’ is de enige school voor speciaal basisonderwijs binnen het samenwerkingsverband Veluwe Rijn Vallei en voor het openbare schoolbestuur PPO de Link. Op de teldatum
1-10-11 zitten er 94 leerlingen op de school. De school heeft een regiofunctie, de leerlingen
komen uit verschillende gemeenten. De meeste leerlingen hebben eerst op een reguliere
basisschool gezeten. Over het algemeen is de meeste instroom in de middenbouw.
De school heeft een JRK-groep, de groep voor het jonge risico kind. Deze groep bestaat uit
maximaal 12 kleuters in de leeftijd van 4 tot 7 jaar. De kleuters vertonen veelal een
achterstand op één of meer ontwikkelingsgebieden.
Voor het merendeel van de leerlingen geldt dat ze moeilijkheden hebben met leren in
combinatie met gedragsproblematiek. Voor alle leerlingen geldt dat zij speciale
onderwijsbehoeften hebben, waar de reguliere basisscholen niet aan kunnen voldoen. De
leerlingen hebben een PCL-beschikking van het samenwerkingsverband SWV Veluwe Rijn
Vallei. We verwijzen naar de indicatiecriteria in het zorgplan 2008-2011 van het SWV, blz.
56.
In de loop der jaren is de leerlingpopulatie veranderd. SBO ‘de Dijk’ is een fusieschool in het
kader van WSNS. De LOM en MLK zijn gefuseerd tot het SBO. Tegenwoordig zitten ook
leerlingen met een gemiddelde intelligentie op de school. De leerlingen moeten echter wel
voldoen aan de criteria zoals vastgesteld door het SWV, dus met een achterstand op
tenminste twee instrumentele leergebieden.
Men heeft te maken gekregen met meer verschillende gedragsbeelden. Ook leerlingen met
gedragsproblemen worden naar SBO ‘de Dijk’ verwezen. Door het gedrag zijn bij deze
leerlingen ook leerachterstanden ontstaan. Op SBO ‘de Dijk’ zitten geen rugzakleerlingen.
In de afgelopen vier jaar hebben elf verwijzingen plaatsgevonden naar het speciaal onderwijs
en zijn vijf leerlingen uitgestroomd naar het voortgezet speciaal onderwijs. Van terugstroom
naar het regulier basisonderwijs is bijna geen sprake.
Het gemiddelde niveau van leren is in Citotermen laag (vooral D en E). De uitstroom van
SBO ‘de Dijk’is vaker naar het praktijkonderwijs dan naar vmbo met leerwegondersteuning.
Tweederde gaat naar praktijkonderwijs. De directie geeft aan te denken dat dit komt door
het voedingsgebied en instroomniveau. De groepen zijn op leergebied heterogeen. Daarbij
definiëren we heterogeen als: meer dan een derde van de leerlingen wijkt naar boven of
beneden af van het gemiddelde groepsniveau. Gemiddeld hebben de leerlingen een
leerachterstand van twee jaar op hun leeftijdgenoten in het regulier onderwijs, zegt men in
de teamdiscussie.
Het aantal leerlingen met speciale behoeften op het gebied van gedrag is hoger dan op een
reguliere basisschool. Men constateert dat steeds vaker gedrag en achterstand in sociaalemotionele ontwikkeling een belangrijke reden van verwijzing is: dit is vaak het punt waar
het regulier onderwijs tegen een grens aan loopt, aldus de directie en ib-er.
Ongeveer een kwart van de leerlingen heeft een niet-Nederlandse culturele achtergrond. Het
opleidingsniveau van de ouders varieert. Een groot deel van de leerlingen komt uit een lager
4
Audit onderwijszorgaanbod IVO, Sardes 2011
sociaal-economisch milieu. De school merkt vaker te maken te krijgen met leerlingen uit een
complexe gezinssituatie.
Hoe wordt binnen de school op speciale onderwijsbehoeften gereageerd?
De leerlingen zijn ingedeeld in zeven groepen, die geen nummer hebben maar een kleur en
een onderverdeling in onder-, midden- en bovenbouwgroepen. Zittenblijven kent men niet.
In groep roze zitten alle schoolverlaters bij elkaar. Groep paars is de JRK-groep. De groepen
worden samengesteld door te kijken naar de kalenderleeftijd, de didactische leeftijd en
cognitieve ontwikkeling en sociaal-emotionele ontwikkeling. Om rekening te houden met de
grote diversiteit op leergebied wordt in de ochtenden rekenen en lezen groepsoverstijgend
aangeboden op niveau. Een deel van de leerlingen gaat na de inloop naar een andere groep
om te rekenen en voor lezen wisselt het opnieuw. Daarna zijn alle leerlingen weer terug in
hun stamgroep.
De school werkt handelingsgericht en volgens de 1-zorgroute. De onderwijsbehoeften van de
individuele leerling zijn het uitgangspunt. Voor iedere leerling die op school komt worden de
onderwijsbehoeften in kaart gebracht. Daarbij is met name ook aandacht voor wat de
leerling wèl kan. Het niveau van de leerling in de verschillende vakken wordt bepaald en de
doelen worden vastgesteld waaraan gewerkt gaat worden. Voor leerlingen met een
didactische leeftijd vanaf 20 maanden wordt een Ontwikkelingsperspectief opgesteld. Om het
onderwijs van de individuele leerling in te passen in het onderwijs in de groep wordt cyclisch
gewerkt met het groepsplan. De resultaten worden in een bespreking met het team
geëvalueerd en besproken wordt welke interventies worden ingezet.
In het onderwijs ligt de nadruk op de cognitieve vakken en met name lezen is een
speerpunt. De methodiek van LIST (Lezen is top!) is ingevoerd.
De school werkt met zelf ontwikkelde leerlijnen gebaseerd op de kerndoelen voor rekenen,
technisch lezen, spelling en begrijpend lezen. Een leerlijn mondelinge taalvaardigheid wordt
ontwikkeld en een toelichting op goed woordenschatonderwijs.
Een grote nadruk in de school ligt op een gestructureerd pedagogisch klimaat. Rust en
veiligheid ziet men als belangrijke voorwaarden voor leren. Duidelijke gedragsregels worden
gehanteerd en via een beloningssysteem krijgen leerlingen feedback op hun gedrag. De
SEO-buis die wordt gebruikt staat in de centrale hal. Op de buis staat de hoofdregel: een
fijne schooltijd begint bij jezelf, met subregels die wekelijks in de aandacht staan. Leerlingen
kunnen een pingpongballetje verdienen, die in de buis gaat. Als de buis vol is volgt een
beloning voor de hele school.
Men werkt met het PAD-programma voor sociaal-emotionele ontwikkeling. Er is een PADleerplan voor alle groepen met de thema’s: zelfbeeld, zelfcontrole, gevoelens en problemen
oplossen. Dit staat wekelijks op het rooster. Leerkrachten volgen de sociaal-emotionele
ontwikkeling via Zien! en aan de hand van de uitkomsten wordt bezien of extra begeleiding
(en/of een individueel handelingsplan) nodig is.
Leerlingen leren zelfstandig te werken door aanleren van uitgestelde aandacht. Om de
werkhouding te optimaliseren wordt waar nodig gewerkt met de beertjes van Meichenbaum.
De beertjes laten vier fasen van het werk zien: Wat moet ik doen? Hoe ga ik het doen? Ik
doe mijn werk. Ik kijk mijn werk na, wat vind ik ervan?
Extra ondersteuning bij speciale onderwijsbehoeften wordt primair geboden door de
groepsleerkrachten. Deze ziet men als ‘de spil in de zorg’. Leerlingen met een complexe
Multi-problematiek worden in het Zorgteam besproken. Zitting daarin hebben de directeur,
intern begeleider, orthopedagoog, schoolarts en schoolmaatschappelijk werk. Logopedistes
zijn op afroep beschikbaar.
5
Audit onderwijszorgaanbod IVO, Sardes 2011
In het schoolplan staat bovenstaande zeer uitgebreid beschreven. De observaties tijdens de
audit bevestigen bovenstaand beeld. In de groepen wordt heel eenduidig, gestructureerd en
voorspelbaar gewerkt. Leerlingen krijgen precies te horen wat ze moeten doen. De
leerkracht werkt frontaal en directief. Men geeft aan dat de leerlingen daaraan behoefte
hebben. “Regelmaat is zo belangrijk. Feesten zijn bijvoorbeeld vaak de moeilijkste
momenten, dan zie je de onveiligheid groeien en de onrust toenemen. Tot de laatste dag
voor de vakantie wordt er dan ook gewerkt”, vertelt men in de teamdiscussie. Zo zoekt men
nu naar een manier om de pauzes nog beter te reguleren.
Hoe wordt de continuïteit van de onderwijszorg voor elke leerling verzekerd?
Door het in beeld brengen van onderwijsbehoeften, opstellen van ontwikkelingsperspectieven
en checken van leerdoelen, opstellen van groepsplannen, cyclisch werken, regelmatige
groepsbesprekingen tussen leerkracht en ib-er en warme overdracht tussen
groepsleerkrachten zorgt men voor continuïteit. De leerkracht ziet men als de spil in de zorg,
maar de verantwoordelijkheid, het eigenaarschap, ligt bij het gehele team.
6
Audit onderwijszorgaanbod IVO, Sardes 2011
2.2 De voorzieningen op de vijf velden
Wij beschrijven hier de voorzieningen van de school tegen de achtergrond van alle mogelijke
voorzieningen die op dit moment op scholen, van wat voor soort dan ook, bestaan. In de
praktijk heeft geen enkele school alle voorzieningen.
Van reguliere scholen kan, in de huidige verdeling van mensen en middelen onder de
schoolsoorten, verwacht worden dat zij maar beperkt kunnen ‘scoren’ op deze velden van
onderwijszorgvoorziening.
Vergeleken met het reguliere onderwijs biedt het speciaal onderwijs in zijn algemeenheid:
1. Meer aandacht per individuele leerling.
2. Meer (tijd om) aangepast onderwijsmateriaal (te maken).
3. Een aangepaste fysieke ruimte.
4. Specifieke expertise.
5. Zorg van andere instanties, verweven in het onderwijs.
Voor alle speciale voorzieningen gelden de kenmerken 1, 2 en 4. In sommige typen speciale
voorzieningen zien we dat daarnaast de kenmerken 3 en/of 5 een belangrijke rol spelen.
Hierna bespreken we hoe uw speciale voorziening er op de 5 velden uitziet.
Veld 1: de hoeveelheid aandacht/handen in de klas
SBO ‘de Dijk’ heeft 94 leerlingen in 7 groepen, de onderbouwgroepen zijn het kleinst, zie
onderstaande tabel. Behalve de groepsleerkrachten werken klassenassistenten, stagiaires,
de logopedist, de orthopedagoog en de remedial teacher met de leerlingen.
In de volgende tabel in te zien wie er behalve de groepsleerkracht met de leerlingen werken.
EXTRA HANDEN BINNEN DE GROEP
Groep
Functionaris(sen)
Aantal uren per
week
20 uur
24 uur
4 uur
5,5 uur
11 uur
Aantal betrokken
lln.
OB Paars
Onderwijsassistent
8
OB Paars
Stagiaire
8
OB Oranje
Onderwijsassistent
6
MB Geel
Stagiaire
15
MB Blauw
Stagiaire
17
MB Rood
16
BB Groen
17
BB Roze
16
Logopedie doet ondersteunend werk in de groep en individuele behandeling buiten de groep
en werkt aan ontwikkelingen op schoolniveau:
Onderbouw
Logopedie OB
11 uur
Midden- en bovenbouw Logopedie MB/BB
11 uur
EXTRA HANDEN BUITEN DE GROEP
Functionaris
Aantal uren per week Aantal betrokken leerlingen
RT
1 dag
10, ondersteunend aan alle groepen
Orthopedagoog
10 uur
Ondersteunend aan alle groepen
Fysiotherapeut
Op aanvraag
Leerlingen onderbouw
Veld 2: de onderwijsmaterialen
Bestaande methoden en materialen uit regulier onderwijs worden wel gebruikt, maar zijn
slechts ten dele geschikt voor de doelgroep.
Op SBO ‘de Dijk’ zijn eigen leerlijnen ontwikkeld, men gebruikt verschillende methoden en
materialen daarbij. Er zijn alternatieve methoden beschikbaar voor leerlingen met een lager
7
Audit onderwijszorgaanbod IVO, Sardes 2011
tempo (Maatwerk, Veilig stap voor stap, Schrijven met een smile) en materialen die
leerlingen ondersteunen om te komen tot een goede taakaanpak (Meichenbaum). Voor de
sociaal-emotionele ontwikkeling wordt o.a. gewerkt met het PAD-programma (Programma
Alternatieve Denkstrategieën) om leerlingen te helpen zelfcontrole te ontwikkelen, gevoelens
te onderkennen en zelfstandig sociale problemen op te lossen.
Veld 3: de ruimtelijke omgeving
Het ruime schoolgebouw heeft een grote centrale hal waar alle lokalen op uit komen. In het
gebouw is ruimte voor een timeout-voorziening, verzorgingsruimte, revalidatie- en
therapieruimte en rustruimte. De school mag gebruik maken van de gemeentelijke gymzaal,
die aan de school is gebouwd. Het gebouw is niet geheel rolstoeltoegankelijk.
Op dit moment is er een lokaal leeg, dat op gezette tijden wordt gebruikt door de remedial
teacher en 1 ochtend per week door de plusklas van Wageningen (een bovenschoolse klas
met 16 meerbegaafde leerlingen van verschillende reguliere scholen).
De twee onderbouwgroepen zitten in een noodgebouw naast de school.
Veld 4: de expertise
We maken onderscheid tussen teamexpertise: kennis en ervaring die geïntegreerd is in de
teamaanpak en geïnternaliseerd in het handelen van alle medewerkers en specifieke, bij één
of meer interne of externe collega’s/partners aanwezige expertise.
SBO ‘de Dijk’ heeft teamexpertise op het gebied van handelingsgericht werken, werken met
leerlijnen gekoppeld aan een ontwikkelingsperspectief, sociaal-emotionele ontwikkeling en
gedragsregulatie. Veel teamleden hebben verdiepte kennis over speciale onderwijsbehoeften.
SBO ‘de Dijk’ ontwikkelt op dit moment meer teamexpertise op het gebied van
leesonderwijs, SEO (Sociaal Emotionele Ontwikkeling), OPP (opstellen
Ontwikkelingsperspectief), HGW (handelingsgericht werken) en het leerlingvolgsysteem
ParnasSys.
De beschikbaarheid van expertise (gecertificeerd) op specifieke gebieden is bij SBO ‘de Dijk’
als volgt:
Binnenschools
nee
ja
ja
ja
ja
nee
ja
ja
ja
ja
ja
ja
ja
Buitenschools
snel toegankelijk
nee
nee
nee
nee
ja
ja
nee
nee
nee
nee
nee
nee
nee
Expertiseveld
Visuele beperkingen
Auditieve beperkingen
Spraakmoeilijkheden en taalstoornissen
Verstandelijke beperkingen
Motorische beperkingen
Beperkingen door chronische ziektes
Autisme Spectrum Stoornissen (ASS)
ADHD en ADD
Angst- en hechtingsstoornissen
Overige psychiatrische aandoeningen
Gedragsproblemen
Dyslexie
Onderwijsachterstanden andere culturen
8
Audit onderwijszorgaanbod IVO, Sardes 2011
Veld 5: de samenwerking met andere instanties
Uw voorziening onderhoudt contacten met de volgende externe partners:
nooit sporadisch regelmatig vaak
SMW
Bureau Jeugdzorg
GGD
GGZ
MEE
Kinderziekenhuis
Revalidatiekliniek
Justitiële inrichting
KDC
MKD
Gemeente: brede school
Gemeente: VVE
Gemeente: schakelklas
Gemeente: ketenzorg
Naschoolse dagbehandeling
Solidez
integraal
handelingsplan
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
9
Audit onderwijszorgaanbod IVO, Sardes 2011
3. Grenzen en groeimogelijkheden van de voorziening
3.1 Groeimogelijkheden en grenzen voor wat betreft het onderwijsconcept
Een basis voor onderwijs aan kinderen met diverse onderwijsbehoeften wordt gelegd door
het onderwijsconcept van de school. Op het gebied van de diversiteit zijn twee kenmerken
van het onderwijsconcept bepalend: het draagvlak binnen het team, en de mate waarin de
lesstof dan wel de individuele onderwijsbehoefte van de leerling uitgangspunt van het
lesprogramma is. Dit laatste kenmerk kan worden gezien als een dimensie van
methodegestuurd naar leerlingengestuurd.
Aan het ene uiterste van die dimensie staan de scholen die bijna de volledige lestijd de
methode als leidraad hanterenb. Leerlingen die onvoldoende uit de weg kunnen met de
standaard methode krijgen herhalingsstof, extra instructie of verdiepingsstof – zoals die
binnen de methode is gegeven. Het gemiddelde niveau en tempo van de standaardmethode
is maatgevend. Scholen die dit concept welbewust hanteren zijn vaak van opvatting dat ‘een
leerling bij de groep houden’ betekent dat de leerkracht zijn of haar uiterste best doet om de
zwakkere leerling voor wat betreft zijn of haar prestaties zoveel mogelijk bij de gemiddelde
groep aan te laten haken.
Het andere uiteinde van de dimensie wordt bezet door scholen die hun onderwijsconcept
afstemmen op de specifieke groep die op dat moment de klas vormt. De start ligt bij de
individuele onderwijsbehoeften van leerlingen met hun individuele ontwikkelings- en
leerlijnen. Het overzicht van die lijnen in de groep geeft mogelijkheid tot het bundelen van
de leerlijnen waar deze (bijna) samenvallen. De instructieplanning wordt afgestemd op deze
gebundelde leerlijnen. De werkvormen in de groep zijn vaak heterogeen, waardoor ‘een
leerling bij de groep houden’ hier een gelijke betekenis heeft voor elke leerling. Bij een
dergelijk concept worden veelal ook standaardmethoden en methodegebonden toetsen
gebruikt, maar dan als middel zonder dat zij direct het didactisch en pedagogisch handelen
sturen.
Binnen de speciale voorzieningen kunnen de beide uitersten voorkomen. Het accent zal er
echter op de individuele leerlijnen liggen. Voor de voorziening is het een uitdaging om een
goed pedagogisch klimaat te creëren en tegelijkertijd voor alle leerlingen de lat voldoende
hoog te leggen.
Alle scholen, en dus ook speciale voorzieningen, hebben te maken met verschillen tussen
kinderen. Relevant voor Passend Onderwijs zijn verschillen tussen leerlingen op het gebied
van:






leercompetenties
leerstijlen
gedragscompetenties
gedragsstijlen
culturele achtergronden
gezinsachtergronden.
Onderzoek van de SLO wijst uit dat gemiddeld ongeveer tweederde van de lestijd op Nederlandse
scholen met gebruik van standaardmethoden les wordt gegeven.
b
10
Audit onderwijszorgaanbod IVO, Sardes 2011
Leerkrachten op scholen die vooral methodegestuurd werken, rekken naarmate er meer
verschillende kinderen in hun klas zitten, de mogelijkheden van hun onderwijsaanbod steeds
verder op.
Manieren om binnen het methodegestuurde concept onderwijs te bieden aan leerlingen met
verschillende onderwijsbehoeften zijn o.a.:

het groeperen van handelingsplannen in groepsplannen;

het werken in niveaugroepen;

zelfstandig werken;

coöperatief leren;

vergroting van de expertise van de leerkracht;

incidentele toepassing van vormen van leren in heterogene groepen;

de keuze van methodes die heel veel ruimte bieden voor gedifferentieerd werken.
In het volgende schema wordt het onderwijsconcept van SBO ‘de Dijk’ weergegeven in de
relatie tussen de mate waarin de lesmethode sturend is en de mate waarin diversiteit van
leerlingen opgevangen kan worden.
De gebogen lijn geeft van links naar rechts een mogelijk model van de ontwikkeling van een
onderwijsconcept, startend bij het leerstofjaarklassensysteem met een strakke hantering van
standaardmethoden. Via het oprekken van de methodegestuurde aanpak toont het model
een omslag in de aanpak naar het starten van de lesinhoud bij de individuele
onderwijsbehoeften van de leerlingen in de klas.
Let wel: de richting van links naar rechts geeft alleen een wenselijke richting aan wanneer:

de school meer ruimte wil bieden aan de bestaande diversiteit onder de leerlingen;

de school meer leerlingen met speciale onderwijsbehoeften onderwijs wil kunnen bieden;

de leerlingenpopulatie van de school steeds meer divers wordt.
11
Audit onderwijszorgaanbod IVO, Sardes 2011
Scholen bevinden zich ergens op of onder de gebogen lijn.
SBO ‘de Dijk’ bevindt zich op positie X.
De school heeft een relatief brede doelgroep en gaat uit van individuele onderwijsbehoeften.
De school heeft meerdere leerlijnen ontwikkeld op basis van de kerndoelen en werkt met
verschillende methoden en materialen. De “stamgroepen” zijn heterogeen en tijdens taal en
rekenen wordt groepsdoorbroken gewerkt.
Groeimogelijkheden van uw school voor wat betreft het schoolconcept:
SBO ‘de Dijk’ heeft ervaring in het bieden van onderwijs aan leerlingen met zowel leer- als
gedragsproblemen. De groepen zijn kleiner en er is extra ondersteuning bij speciale
onderwijsbehoeften.
Door het gestructureerde pedagogisch klimaat en permanente aandacht voor de sociaalemotionele ontwikkeling komen leerlingen emotioneel vaak tot rust, stelt men. Op dit gebied
is veel expertise aanwezig.
Het handelingsgericht werken vanuit onderwijsbehoeften en met een individueel
ontwikkelingsperspectief dat wordt doorvertaald naar de groepsplannen is al grotendeels
ingevoerd en wordt nog doorontwikkeld. Men geeft aan de onderwijsbehoeften van leerlingen
goed in beeld te hebben. Dat is tijdens de audit ook zichtbaar in de overzichten van de ib-er
en de groepsplannen.
Een van de beleidsvoornemens van SBO ‘de Dijk’ is om de komende jaren haar zichtbaarheid
en bekendheid bij de basisscholen in het samenwerkingverband te vergroten. Een
mogelijkheid is dat de school haar kennis en ervaring in dienst gaat stellen van de andere
scholen.
12
Audit onderwijszorgaanbod IVO, Sardes 2011
De observatiefunctie ziet men als een sterk punt, dat is een expertise die op deze school is
ontwikkeld en ziet men als een uitbreidingsmogelijkheid.
Men geeft aan dat SBO ‘de Dijk’ een regioschool is en afhankelijk van het verwijsgedrag van
reguliere scholen. Over het algemeen denkt men vaker van een leerling “was je maar eerder
gekomen” en eigenlijk nooit “was het wel nodig?”. Men geeft aan te vinden dat de PCL nu te
snel aan speciaal onderwijs denkt. Men denkt met name dat meer leerlingen die nu in het
speciaal onderwijs cluster 2 zitten op SBO ‘de Dijk’ terecht zouden kunnen. Daarvoor is
inmiddels voldoende expertise aanwezig. Tevens heeft men de ambitie zich door te
ontwikkelen als het gaat om de moeilijkere gedragsproblematiek.
Grenzen van uw school voor wat betreft het schoolconcept:
Men is het eens met de stelling dat de school niet voor àlle leerlingen de beste plek is. SBO
‘de Dijk’ is minder geschikt voor hoogbegaafde leerlingen of voor leerlingen met extreme
externaliserende gedragsproblematiek of een heel laag IQ.
De instroom lijkt wat te verschuiven, leerlingen komen op wat oudere leeftijd binnen, dan
heeft de extra ondersteuning van SBO ‘de Dijk’ minder effect, geeft men aan.
De aansluiting tussen de zorg op school en de gezinszorg functioneert nog lang niet altijd
goed, geeft men aan. Bij sommige leerlingen met een complexe thuissituatie zou een
casemanager heel goed zijn, als dus het team. Nu zijn wachttijden soms erg lang, wordt een
verkeerde instelling ingeschakeld of is het overzicht zoek wie in een gezin werken.
Het team geeft aan het erg belangrijk te vinden de zorg te kunnen handhaven op het huidige
niveau, men wil bijvoorbeeld de logopedie en remedial teaching kunnen behouden en dat
staat nu onder druk.
3.2 Groeimogelijkheden en grenzen v.w.b. voorzieningen op de vijf velden
Veld 1: de hoeveelheid aandacht/handen in de klas
De



hoeveelheid aandacht, ofwel de ‘handen’ in de klas is afhankelijk van:
de beschikbare formatie
de organisatie van de groepen in de school
de beschikbare handen van buiten de formatie (ouders, stagiaires…)
De groepen op SBO ‘de Dijk’ zijn kleiner dan die op een reguliere basisschool. Naast de
groepsleerkrachten werken de onderwijsassisistent, remedial teacher, orthopedagoog,
logopedisten en stagiaires met de leerlingen. Op basis van informele samenwerking wordt
ook een fysiotherapeut ingezet.
Het totaal aan ‘extra handen’ omvat ongeveer 100 uur per week, inclusief de stagiaires.
Daarmee is het mogelijk veel leerlingen extra onderwijszorg te bieden.
Groeimogelijkheden hierbij zijn beperkt. Men hoopt juist de huidige inzet te kunnen
handhaven.
Veld 2: de onderwijsmaterialen
SBO ‘de Dijk’ beschikt over behoorlijk wat onderwijsmaterialen die tegemoet komen aan
specifieke onderwijsbehoeften op cognitief en sociaal-emotioneel vlak. Tevens zijn
methodeonafhankelijke leerlijnen ontwikkeld.
Veld 3: de ruimtelijke omgeving
Het hoofdgebouw heeft voldoende ruimte en voorzieningen gelet op de doelgroep. De
groepen in het noodgebouw hebben minder ruimte. Een lokaal in het hoofdgebouw kan voor
verschillende doeleinden worden ingezet.
13
Audit onderwijszorgaanbod IVO, Sardes 2011
Veld 4: de expertise
Inzake extra onderwijsbehoeften en de meest voorkomende stoornissen is binnen de school
expertise aanwezig. Men gebruikt niet veel expertise van externe instanties.
Samengevat liggen de groeimogelijkheden voor wat betreft de expertise in eerste instantie
bij:
- De afstemming met het regulier onderwijs en samenwerking opbouwen om (nog) meer
vraaggestuurd te gaan werken als aanvullende voorziening.
Veld 5: de samenwerking met andere instanties
SBO ‘de Dijk’ werkt vaak samen met schoolmaatschappelijk werk, GGD en de gemeente
(leerplicht). Regelmatige samenwerking is er met Bureau Jeugdzorg, GGZ, MKD, naschoolse
dagbehandeling en Solidez. De aansluiting tussen de onderwijszorg op school en de
gezinszorg verloopt nog lang niet altijd naar wens (zie blz. 13).
14
Audit onderwijszorgaanbod IVO, Sardes 2011
4. Conclusie
Veel reguliere scholen versterken hun onderwijszorg. Zij gebruiken de ruimte die Passend
Onderwijs hen gaat bieden om die versterking stevig voort te zetten. Dit heeft gevolgen voor
de rol en positie van de speciale onderwijsvoorzieningen: er komt meer behoefte aan
voorzieningen met een integratief karakter. Dit neemt niet weg dat heel bewust gekozen kan
worden voor een doelgroepvoorziening.
Een onderwijsconcept dat uitgaat van de onderwijsbehoeften van kinderen voor de inrichting
van het onderwijs is voorwaarde om een integratieve school te kunnen zijn. Een team dat
denkt vanuit de verscheidenheid aan onderwijsbehoeften is in staat zich flexibel te voegen
naar wat nodig is in aanvulling op (en ter ondersteuning van) een zich versterkend regulier
onderwijs. Passende lokale tussenvoorzieningen en ambulante arrangementen zijn dan
flexibel in te passen om het netwerk dekkend te maken met meer thuisnabij onderwijs.
Een zware vertegenwoordiging op meerdere voorzieningenvelden, maar vooral op het veld
expertise is voorwaarde voor een doelgroepenschool.
Een combinatie van het onderwijsconcept en het niveau van de voorzieningen op de vijf
velden bepaalt zo het uiteindelijke beeld van het schoolprofiel.
Over het geheel genomen is SBO ‘de Dijk’ te karakteriseren als een doelgroepenvoorziening. De school werkt voor een brede doelgroep en kan met haar onderwijssysteem
de differentiatie daarbinnen goed opvangen. Veel is geïnvesteerd in het primaire proces in
de klas. Er wordt gewerkt vanuit de onderwijsbehoeften van de leerlingen. De school heeft
de expertise en ambitie de doelgroep verder te verbreden.
Met name denkt men aan leerlingen die nu in het speciaal onderwijs cluster 2 zitten. Het
team geeft ook aan dat er grenzen zijn: voor hoogbegaafde leerlingen, leerlingen met een
heel laag IQ of leerlingen met extreme externaliserende gedragsproblemen vindt men deze
school niet de juiste plek.
Op dit moment vraagt het samenwerkingsverband/bestuur niet van de school om een
integratieve voorziening te zijn, die volledig vraaggestuurd werkt in aanvulling op de
mogelijkheden van reguliere scholen.
SBO ‘de Dijk’ wil de komende jaren haar zichtbaarheid vergroten bij het regulier onderwijs in
de regio. De school ziet mogelijkheden om haar kennis en ervaring in dienst te stellen van
het regulier onderwijs, onder meer de observatiefunctie en de kennis van het omgaan met
zwaardere gedragsproblematiek.
SBO ‘de Dijk’ toont zich net als de andere scholen van SWV Veluwe Rijn Vallei een open,
gastvrije school die de discussie rond de onderwijszorg naar aanleiding van de
ontwikkelingen rond Passend Onderwijs graag aangaat.
Hopelijk ondersteunt dit rapport het team bij deze discussie.
Met dank voor de prettige ontvangst,
Caroline van Amerongen
15
Download