De Europa2020 - strategie Inleiding Voor overheden, bedrijven, onderwijsinstellingen en andere organisaties in Nederland is het van belang te weten welk beleid er op Europees niveau wordt ontwikkeld en waar de vele miljarden heengaan die de Europese Unie beschikbaar stelt om dat beleid te gaan uitvoeren. Alleen wanneer dit bekend is kan optimaal gebruik worden gemaakt van de Europese fondsen en programma’s. Deze notitie strekt er toe (beknopte) informatie te geven over de intenties van de Europese Unie. Wat wil de EU bereiken (strategie), hóe wil ze dat bereiken (beleid) en welke middelen (financiering) zet zij daarbij in? Organisaties kunnen met deze basiskennis in die zin aan de slag, dat zij kunnen nagaan of hun eigen beleidsplannen en projecten binnen Europees beleid passen en zo ja, of zij aanspraak op Europese financiering willen maken. De agenda van de Europese Unie: Europa 2020 Europa 2020 is de groeistrategie van de Europese Unie voor de komende jaren. Deze is gericht op een slimme, duurzame en inclusieve groei. De strategie heeft drie prioriteiten, die weer in kerndoelen zijn vertaald. Om deze te realiseren zijn er 7 zogenaamde vlaggenschepen geïdentificeerd waar de EU beleid voor ontwikkelt. Hieronder wordt een en ander verder besproken. De prioriteiten Europa 2020 stelt drie prioriteiten die elkaar versterken: - slimme groei voor een op kennis gebaseerde economie. Slimme groei betekent een digitaal, beter geschoold Europa met meer investeringen in Onderzoek en Ontwikkeling. De EU loopt hier achter bij landen als de VS en Japan, die meer aan O&O uitgeven en meer hoogopgeleiden hebben. - Duurzame groei: voor een groenere, competitieve economie waarin efficiënter met hulpbronnen wordt omgesprongen. De EU loopt voorop in de ontwikkeling van “groene oplossingen” en wil dit graag zo houden. Door alternatieve energiebronnen te gebruiken kan de EU besparen op dure brandstoffen en is zij minder vatbaar voor prijsschokken van olie en gas. - Inclusieve groei: voor een economie met veel werkgelegenheid en sociale en territoriale cohesie. De werkgelegenheid in de EU moet groeien. Er moet meer en beter werk komen, vooral voor vrouwen, jongeren en ouderen. In vergelijking met andere landen (VS, Japan) is de arbeidsparticipatie laag en is er sprake van vergrijzing van de beroepsbevolking. De arbeidsparticipatie kan groeien door in het onderwijs te investeren. De vijf kerndoelen van de Europastrategie De Europastrategie kent vijf kerndoelen, die zij in 2020 bereikt wil hebben: Hoger onderwijsniveau 1 Het percentage vroegtijdige schoolverlaters moet worden verlaagd naar 10%. Het percentage van jongeren dat hoger onderwijs heeft gevolgd moet groeien naar 40%. Minder sociale uitsluiting en armoede Aan tenminste 20 miljoen mensen in de EU wordt een uitweg uit de armoede geboden. Meer werkgelegenheid Het percentage van de Europese bevolking tussen de 20 en 64 jaar dat betaald werk verricht moet worden verhoogd van 69% naar 75%. Meer innovatie De uitgaven voor O&O stijgen van 1,9% naar 3% van het Bruto Binnenlands Product. Groene economische groei Er wordt gestreefd naar de 20/20/20- doelstellingen voor energie en klimaat. Dit betekent de uitstoot van CO₂ met 20% verminderen t.o.v. 1990, 20% van de brandstoffen halen uit duurzame energie en een toename van de energie – efficiency met 20%. Deze vijf kerndoelen hangen niet alleen samen, maar versterken elkaar ook. Een hoger onderwijsniveau zorgt er bijvoorbeeld voor dat mensen gemakkelijker een baan vinden. En daardoor lopen ze minder risico op armoede en sociale uitsluiting. Een ander voorbeeld: innovatie en groene energie zorgen voor een concurrerender EU, wat weer banen oplevert. Vlaggenschepen De Europastrategie wordt uitgevoerd aan de hand van zeven initiatieven, ook wel ‘vlaggenschepen’ genoemd: – "Innovatie-Unie": moet de randvoorwaarden en de toegang tot financiering voor onderzoek en innovatie verbeteren, zodat innovatieve ideeën worden omgezet in producten en diensten die groei en banen opleveren; – "Jongeren in beweging": moet de resultaten in het onderwijs verbeteren en jongeren gemakkelijker toegang tot de arbeidsmarkt bieden; – "Een digitale agenda voor Europa": moet de aanleg van supersnel internet bespoedigen en burgers en bedrijfsleven laten profiteren van een digitale interne markt; – "Efficiënt gebruik van hulpbronnen": helpt economische groei los te koppelen van het gebruik van hulpbronnen, de overgang naar een koolstofarme economie te bevorderen, het gebruik van hernieuwbare energie op te voeren, de vervoersector te moderniseren en energie-efficiëntie te bevorderen; – "Industriebeleid in een tijd van mondialisering": moet het ondernemingsklimaat verbeteren, vooral voor het mkb, en zorgen voor een sterke en duurzame industriële basis die de mondiale concurrentie aankan; 2 – "Een agenda voor nieuwe vaardigheden en banen": moet de arbeidsmarkten moderniseren en de mensen meer kansen geven door een leven lang leren mogelijk te maken, zodat de participatiegraad toeneemt en vraag en aanbod op de arbeidsmarkt beter op elkaar worden afgestemd, onder meer dankzij een grotere arbeidsmobiliteit; – "Europees platform tegen armoede": versterkt de sociale en territoriale cohesie zodat iedereen kan delen in de groei en de werkgelegenheid, mensen die met armoede en sociale uitsluiting te kampen hebben kunnen een menswaardig bestaan opbouwen en kunnen actief deelnemen aan de samenleving. Europese Fondsen en Programma’s . Om de doelstellingen, zoals hierboven omschreven te realiseren stelt de EU via Europese fondsen en – programma’s financiële middelen beschikbaar, waaronder subsidies. Onder meer de Europese structuurfondsen (EFRO, ESF, ELFPO, Cohesiefonds en EVF)1, die voor Nederland belangrijk zijn, worden ingezet om de prioriteiten van de EU te realiseren. Hiervoor maakt iedere lidstaat met decentrale overheden en andere spelers afspraken over de investeringen die met behulp van de structuurfondsen gedaan gaan worden. Dit wordt vastgelegd in een zogenaamd Partnerschapscontract. De Europese Commissie moet dit contract goedkeuren en bekijken of het in lijn is met de Europa2020-strategie. Voor de structuurfondsen is een lijst met elf thematische doelen opgesteld, waaruit de lidstaten kunnen kiezen, zie bijlage 1. Voor Nederland en andere rijke lidstaten geldt dat zij verplicht zijn uit een beperkt aantal thema’s te kiezen. Zie hiervoor het overzicht in de bijlage 2. Stand van zaken voorjaar 2013 Op dit moment zijn de onderhandelingen tussen het Europees Parlement, de Europese Commissie en de Raad over de structuur- en andere fondsen in volle gang. Zolang deze onderhandelingen niet zijn afgerond kan nog geen duidelijkheid worden gegeven over de concrete invulling van de fondsen. De verwachting is dat die helderheid er in juli-september komt. Op basis daarvan worden per fonds de definitieve operationele programma’s vastgesteld, die aangeven waaraan het Europese geld voor welke thema’s en onder welke voorwaarden in de periode 2014-2020 zal worden besteed. Een ding is wel duidelijk: Nederland zal voor de komende periode minder Europese middelen ontvangen dan nu het geval is. Voor projecten in het kader van het ESF bijvoorbeeld zal bijna de helft minder te besteden zijn: ± 60 miljoen per jaar. Dit heeft tot gevolg dat het ESF zich gaat richten op slechts twee thema’s, te weten re- integratie van langdurig werklozen en duurzame inzetbaarheid van werkenden (“gezond en zo lang mogelijk aan het werk”). Hoewel de programma’s nog niet definitief zijn ingevuld doen overheden, bedrijven en andere instellingen en organisaties er goed aan om nu al bezig te zijn met projecten en 1 EFRO: Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling; ESF; Europees Sociaal Fonds; ELFPO: Fonds voor Plattelandsontwikkeling; EVF: Europees Visserij Fonds; Cohesiefonds: bedoeld voor de minst ontwikkelde Europese regio’s. 3 plannen waarvoor men Europese middelen wil gaan aanvragen. Deze notitie biedt hiervoor nuttige handvatten. 4 BIJLAGE 1 SPEERPUNTEN Subsidieperiode 2014-2020 Europese Unie 1. Versterking van onderzoek, technologische ontwikkeling en innovatie a. Verbetering van de infrastructuur voor onderzoek en innovatie (O&I) en van de capaciteiten voor de ontwikkeling van topprestaties op dit gebied, en bevordering van kenniscentra, vooral die van Europees belang zijn; b. Bevordering van bedrijfsinvesteringen in O&I, de ontwikkeling van producten en diensten, de overdracht van technologie, sociale innovatie en toepassingen voor overheidsdiensten, de stimulering van de vraag, het opzetten van netwerken, clusters en open innovatie door middel van slimme specialisatie; c. Ondersteuning van technologisch en toegepast onderzoek, proefopstellingen, maatregelen voor snelle productvalidatie, geavanceerde productiecapaciteit en eerste productie in sleutel technologieën en verspreiding van universeel inzetbare technologieën. 2. Verbetering van de toegang tot en de kwaliteit van ICT a. Uitbreiding van de uitrol van breedband- en snelle netwerken; b. Ontwikkeling van ICT producten en –diensten, e-handel en bevordering van de vraag naar ICT; c. Stimulering van ICT-toepassingen voor e-overheid, e-leren, e-insluiting en e-gezondheid; 3. Verbetering van het concurrentievermogen van het MKB a. Bevordering van het ondernemerschap, met name door de economische exploitatie van nieuwe ideeën te vergemakkelijken en door het oprichten van nieuwe bedrijven aan te moedigen; b. Ontwikkeling van nieuwe bedrijfsmodellen voor het MKB, vooral met het oog op internationalisering; 4. Steun voor de overgang naar een koolstofarme economie in alle bedrijfstakken a. Het bevorderen van de productie en distributie van hernieuwbare energiebronnen; b. Het bevorderen van energie efficiency en het gebruik van hernieuwbare energie in het MKB; c. Het ondersteunen van energie efficiency en het gebruik van hernieuwbare energie in openbare infrastructuur en in de woningbouwsector; d. Het ontwikkelen van slimme systemen voor distributie bij een laag spanningsniveau; e. Het bevorderen van koolstofarme strategieën voor stedelijke gebieden; 5 5. Bevordering van de aanpassing aan de klimaatverandering, risicopreventie en risicobeheer a. Het ondersteunen van specifieke investeringen voor de aanpassing aan de klimaatverandering; b. Het bevorderen van investeringen waarmee specifieke regio’s het hoofd kan worden geboden, het waarborgen van de capaciteit tot herstel na rampen en het ontwikkelen van systemen voor rampenbeheersing; 6. Bescherming van het milieu en bevordering van efficiënte omgang met hulpbronnen a. Het aanpakken van de grote behoeften aan investeringen in de afvalsector, om te voldoen aan de vereisten van het milieu acquis; b. Het aanpakken van de grote behoefte aan investeringen in de watersector, om te voldoen aan de vereisten van het milieu acquis; c. Het beschermen, bevorderen en ontwikkelen van het cultureel erfgoed; d. Het beschermen van de biodiversiteit, bodembescherming en het bevorderen van ecosysteemdiensten (met inbegrip van Natura 2000 en groene infrastructuur); e. Maatregelen tot verbetering van het stadsmilieu, met inbegrip van de sanering van oude bedrijfsterreinen en de vermindering van de luchtverontreiniging; 7. Bevordering van duurzaam vervoer en opheffing knelpunten in centrale netwerkinfrastructuren a. Het ondersteunen van een multi-modale interne Europese vervoersruimte door middel van investeringen in het Trans- Europese vervoersnetwerk (TEN-T); b. Het versterken van de regionale mobiliteit door het aansluiten van secundaire en tertiaire knooppunten op de TEN-infrastructuur; c. Het ontwikkelen van milieuvriendelijke en koolstofarme vervoerssystemen en het bevorderen van duurzame stedelijke mobiliteit; d. Het ontwikkelen van fijnmazige, kwalitatief hoogwaardige en interoperabele spoorwegsystemen; 8. Bevordering van werkgelegenheid en ondersteuning arbeidsmobiliteit a. Het ontwikkelen van starterscentra en investeringssteun voor het werken als zelfstandige en bij het opzetten van een bedrijf; b. Initiatieven voor lokale ontwikkeling en steun voor de structuur voor lokale dienstverlening met het oog op het scheppen van nieuwe banen, wanneer dergelijke acties buiten de werking van de ESF-verordening vallen; c. Investeringen in infrastructuur voor diensten voor arbeidsvoorziening; 9. Bevordering van sociale insluiting en bestrijding van armoede a. Investeringen in de gezondheids- en sociale infrastructuur die bijdragen tot de nationale, regionale en lokale ontwikkeling, het verminderen van ongelijkheden wat de gezondheidsstatus betreft en de overgang van institutionele naar gemeenschappelijke diensten; b. Steun voor fysieke en economische sanering van achtergestelde stedelijke en rurale gemeenschappen; 6 c. Steun voor sociale ondernemingen; 10. Investeringen in onderwijs, vaardigheden en een leven lang leren door het ontwikkelen van infrastructuur voor onderwijs en opleiding. 11. Verbetering van de institutionele capaciteit en een efficiënt openbaar bestuur door het versterken van de institutionele capaciteit en het verhogen van de doeltreffendheid van het openbaar bestuur en de openbare diensten in verband met de uitvoering van het EFRO en ter ondersteuning van maatregelen ter zake van de institutionele capaciteit en de doeltreffendheid van het openbaar bestuur in het kader van ESF. Wat betekent dit voor Nederland? Nederland is verplicht aan de thema’s die onder de punten 1, 3 en 4 zijn genoemd prioriteit te geven (zie bijlage 2). 80% van de Europese middelen, die Nederland in de periode 20142020 ontvangt, moet hierop worden ingezet. Ten minste 20% daarvan moet gaan naar prioriteit 4, de overgang naar een koolstofarme economie. 7 BIJLAGE 22 2 Thematische doelen Nr Thematisch doel 1 Omschrijving Beleidsinterventies Voorwaarde/ Conditionaliteit Het versterken van onderzoek, technologische ontwikkeling en innovatie in de regio. Bestaan van een nationale of regionale onderzoek- en innovatiestrategie gericht op smart specialisation in lijn met het Nationaal Hervormings Programma, en de daarbij behorende budgettaire middelen. 3 Stimuleren van de concurrentiekracht van het midden en kleinbedrijf, de agrarische sector (voor ELFPO), en de visserij en aquacultuursector (voor het EVF). 1a) Ondersteunen van onderzoek- en innovatie infrastructuur, het promoten van kenniscentra. 1b)Het stimuleren van private investeringen in onderzoek en innovatie, ontwikkeling van nieuwe producten en diensten, kennisoverdracht en sociale innovatie, netwerken, clusters en open innovatie d.m.v smart specialisations. 1c)Ondersteunen van technologisch en toegepast onderzoek, pilot producten en general purpose technologieën. 3a)Stimuleren van ondernemerschap, vooral het uitbaten van nieuwe ideeën en het voortbrengen van nieuwe bedrijven. 3b)Het ontwikkelen van nieuwe business modellen voor bedrijven, met name ten behoeve van internationalisatie. 4 Het ondersteunen van een verschuiving naar een CO2 arme economie in alle sectoren. 4a)Stimuleren van de productie en gebruik van hernieuwbare energie. 4b)Stimuleren van energie efficiency en hernieuwbare energie bij in het MKB 4c)Ondersteunen van energie efficiency en hernieuwbare energie in publieke infrastructuur en woningcorporaties. 4d)Ontwikkelen van intelligente distributiesystemen met laagspanningsniveau's 4e)Stimuleren van CO2 arme strategieën voor stedelijke gebieden. Implementeringsmechanisme voor de European Small Business Act. Beleid dat toeziet dat het maar 3 dagen duurt, en 100 euro kost om een bedrijf te starten. Beleid om de tijd voor het verlenen van vergunningen aan MKB in te korten. Evaluatiemechanis-men die toezien wat de impact van wetgeving op het MKB De minimum voorwaarden voor energieprestatie van gebouwen van Richtlijn 2010/31/EU zijn ingevoerd. Bron: provincie Zeeland, structuurfondsen in Nederland 2014-2020, M.Labovic /R.Heye 8