Grieken buigen voor Europa

advertisement
Grieken buigen voor Europa
De meningsverschillen tussen Griekenland en de rest van de euroclub zijn immers
kleiner dan gedacht. Er is eensgezindheid over minstens twee aspecten: Griekenland
moet in de eurozone blijven en het uiteenvallen van de euro heeft desastreuze gevolgen.
Maar achter die façade van eensgezindheid schuilen uiteenlopende motieven. Door te
wijzen op de gevaren van een “Grexit” hoopt Europa de Grieken in het gareel te houden
en de saneringen onverstoord door te drukken. Tsipras, leider van het extreem-linkse
Syriza, gebruikt het doemscenario dan weer om betere voorwaarden voor zijn land af te
dwingen. Maar in feite doet het er weinig toe of de Grieken Tsipras in het zadel tillen of
niet; met of zonder Tsipras zal Athene de euro behouden en zich moeten schikken naar
het saneringsdictaat van Europa.
Wonder
Die quasi-zekerheid voert ons terug tot de kern van de zaak: hoe lossen we het Griekse
probleem op? Om op die hamvraag te antwoorden, hebben we weinig aan het debat over
besparen en groeien of aan politici die het niet eens raken over een bankenunie en euroobligaties.
Wat wel relevant is, is een terugblik in de tijd. Vanaf het einde van de jaren ’90 maakte
Griekenland een opmerkelijke economische groei mee. Terwijl andere landen van de
eurozone afklokten op een groeiritme van hooguit twee procent per jaar, groeide het
Griekse schiereiland dubbel zo snel. Het Griekse wonder tekende zich af in de
statistieken: het bruto binnenlands product (bbp) per hoofd steeg van 84 procent van
het EU-gemiddelde in 1997 tot 95 procent in 2007. Er werd massaal veel buitenlands
kapitaal aangevoerd en door een gigantische terugval van de intrestvoet van 25 procent
in de jaren ’90 tot vijf procent in 2000 was goedkoop krediet overal beschikbaar. Dit
alles resulteerde in een ongeziene boost van de Griekse consumptie.
Bovenop deze groei koos Athene vanaf 2000 voor een expansief fiscaal beleid. Zo werd
voor de Olympische Spelen van 2004 volop geïnvesteerd in infrastructuur. Maar door de
aanhoudende expansie bleef het inflatieverschil met de rest van de eurozone significant.
Prijsstijgingen werden gecompenseerd met hogere lonen en de hogere loonkosten
werden op hun beurt afgewenteld op de consumentenprijzen. De Griekse economie
zakte weg in een wurgende spiraal van opeenvolgende prijs- en loonstijgingen. De
handelsbalans dook in het rood, de spaartegoeden smolten zienderogen weg en de
publieke financiën verslechterden. Terwijl in de jaren negentig de instroom van
buitenlands kapitaal de tekorten nog kon dekken, nam de kapitaaltoevloed vanaf de
eeuwwisseling af en stapelden de tekorten zich op. Net voor de crisis was het deficit op
de lopende rekening al opgelopen tot 17 procent van het bbp en vanaf 2005 overtrof de
overheidsschuld de waarde van de hele economie. Griekenland werd meer en meer
afhankelijk van buitenlandse deviezen en overal stond Grieks staatspapier in de vitrine.
Handicap
De economische theorie leert dat groei- en inflatieverschillen geen probleem vormen
voor zover ze het gevolg zijn van reële convergentie die groeilanden doormaken
(Balassa-Samuelson-effect). Maar wanneer de tekorten niet gepaard gaan met
productiviteitsgroei, worden de onevenwichten onhoudbaar. Precies hier komt een
structureel probleem van de Griekse economie tevoorschijn: terwijl de loonkosten in de
eerste helft van de jaren negentig vier keer sneller toenamen dan in de eurozone, was
de productiviteitsgroei tien keer kleiner.
Economen wijzen op drie factoren die deze structurele handicap van de Griekse
economie verklaren. Ten eerste zijn er inefficiënties in de productmarkt. Zo leiden
marktimperfecties en ongecontroleerde monopolies tot excessieve winstmarges in de
kleinhandel, de horeca en de financiële en andere dienstverlening voor bedrijven.
Bovendien steeg door een toename van de koopkracht de invoer van 24 procent van het
bbp in 1997 tot 28 procent in 2008, terwijl de uitvoer over dezelfde periode is
afgenomen. In plaats van nieuwe afzetmarkten binnen Europa aan te boren, richt de
Griekse export zich vooral op de Westelijke Balkan, Turkije en Noord-Afrika. Het zijn
afzetmarkten die kleiner en minder stabiel zijn en gevoelig zijn voor
wisselkoersschommelingen.
Daarnaast vertoont de Griekse arbeidsmarkt ernstige gebreken. Overregulering
verhindert de arbeidsmobiliteit en houdt een mismatch in stand tussen aangeboden en
gewenste competenties. Ook de centralisatie van loononderhandelingen stuurt de
loonkosten de hoogte in. Vooral in afgeschermde sectoren zoals de advocatuur en
accountancy houden de loonstijgingen geen gelijke tred met de productiviteitsgroei.
Tenslotte kampt Griekenland met een inefficiënte overheidsadministratie. De
belastingontvangsten vallen systematisch lager uit dan wat de economische groei doet
vermoeden. In een recent evaluatierapport spreekt de Europese Commissie klare taal:
“Echter, de strijd tegen belastingontduiking kan nog niet als succesvol worden
beschouwd en er zijn vertragingen in verschillende specifieke maatregelen voor het
beheren van de ontvangsten.”
Beter weer
Deze drie deficiënties in de productmarkt, de arbeidsmarkt en de overheidsadministratie
hebben de Griekse economie leeggezogen. In 2007 al, nog voor het uitbreken van de
crisis, was de Europese Commissie op de hoogte van de pijnpunten: “[…] de groei van
tekorten op de lopende rekening, aanhoudende inflatieverschillen of trends van
ongebalanceerde groei […] vormen niet alleen een zorg voor het land in kwestie maar
voor de gehele eurozone.”
Europa is nu bij uitstek geplaatst om met op maat gemaakte inflatiedoelstellingen de
lonen en prijzen in het zuiden trager te laten stijgen dan in de rest van euroland. Spiegel
Online is duidelijk: “In short, the Mediterranean region is to become more like Germany,
but with better weather.” Ook Tsipras zal niet aan deze hervormingsagenda kunnen
ontsnappen, zelfs als hij in zijn jeugdig enthousiasme op 17 juni de Akropolis weet in te
palmen.
Lieven Tack is professor aan het Europacollege in Warschau, adjunct-kabinetschef van
viceminister-president Geert Bourgeois en was werkzaam bij de Europese Commissie.
Hij schrijft deze bijdrage in eigen naam. (11.06.2012)
Download