G r i e k e n l a n d e n E u r o p a Het armste EU-land EU-regionaal Ondanks een sterke economische groei in de afgelopen jaren heeft Griekenland het laagste inkomen per hoofd binnen de Europese Unie. de sprake was van een vertraagde groei, zette de meeste ondernemers en zelfstandigen. Een op economische groei in Griekenland met een de drie werkenden is een zelfstandige of een stijgingspercentage van 4 procent onvermin- ondernemer, terwijl dit in de Europese Unie derd door. Het hoge groeitempo in de afge- (EU) minder is dan een op zes. De arbeids- lopen jaren was mede te danken aan de participatie in Griekenland van 55,6 procent beperkte stijging van de loonkosten per een- ligt beduidend onder het EU-gemiddelde van heid product. De economische groei ging 64,1 procent. Met name de arbeidsdeelname samen met een beperkte werkgelegenheids- van vrouwen blijft met 41 procent ver achter groei het EU-gemiddelde van 55 procent. De stijgingen. Griekenland telt arbeidsdeelname verhoudingsgewijs van mannen ligt en sterke arbeidsproductiviteits- in Griekenland met 71 procent iets onder het Hoge inflatie EU-gemiddelde van 73 procent. De Griekse inflatie ligt al decennia boven die van de EU. Sinds de toetreding van Grieken- Geringe vervuiling land tot de Economische en Monetaire Unie De werknemers in Griekenland ervaren een in 1999 zijn de verschillen in inflatietempo hogere werkdruk dan de werknemers in de echter beduidend kleiner geworden. Zo was meeste andere EU-landen. Door het grote in 1994 de inflatie in de EU 3,1 procent tegen aandeel van landbouw en (toeristen)dienst- 11,0 procent in Griekenland, terwijl in 1999 verlening in de Griekse economie is de ver- de inflatie 1,2 procent bedroeg in de EU tegen vuiling in de vorm van CO2-uitstoot relatief 2,1 procent in Griekenland. In 2002 dreigt beperkt. Minder gunstig zijn de relatief lage het verschil weer groter te worden. In het uitgaven aan onderzoek en ontwikkeling eerste halfjaar was de inflatie in de EU (r&d). gemiddeld ruim 2 procent tegen ruim 4 procent in Griekenland. Vooral de prijzen van Werkloosheid voedings- en genotmiddelen, de horeca en de De werkloosheid in Griekenland is sinds gezondheidszorg stegen snel in Griekenland. 1992 gestegen van 7,9 procent naar 11,1 procent in 2000 en ligt hiermee ruim boven Financieringsdruk het EU-gemiddelde. De werkloosheidsproble- De Griekse samenleving kent in vergelijking matiek in Griekenland kent enkele structu- met de andere EU-landen veel ouderen en rele aspecten. Zo is meer dan de helft van de weinig jongeren. Dit legt een financierings- werklozen minstens een jaar werkloos. Ook druk op de toekomst. Daar staat tegenover de Griekse jeugd vindt niet gemakkelijk een dat de Griekse economie, mede door de toe- baan. De jeugdwerkloosheid is in Grieken- treding tot de Economische en Monetaire land hoger dan in de andere EU-landen. Ten Unie, zich zeer dynamisch ontplooit. Want slotte is het ook voor vrouwen moeilijk een ook onder het huidige ongunstige internatio- baan te vinden. Het werkloosheidspercentage nale economische gesternte gedijt de Griekse onder vrouwen is ruim twee keer zo groot als economie vooralsnog goed. De voortgaande onder mannen. hoge groei lijkt niet gunstig voor het afremmen van de inflatie, maar heeft een positieve Hoge groei invloed op de vermindering van de werkloos- De economische groei in Griekenland is de heidsproblematiek. laatste jaren hoog en ligt sinds 1996 voort- 22 durend boven het EU-gemiddelde. Terwijl in Ivo Gorissen de meeste Europese economieën in 2001 Linda Olsthoorn Centraal Bureau voor de Statistiek INDEX G r i e k e n l a n d e n E u r o p a Toelichting BBP per hoofd, 2001 De EU = 100 onderwerpen bevolking en levens- standaard worden in de figuren bepaald door Lux Ier Den Ned Oos Bel Dui Ita VK Fin Zwe Fra Spa Por Gri vier kenmerken, waarvan er twee als positief EU-regionaal en twee als negatief gewaardeerd worden. De als positief gewaardeerde kenmerken liggen op de positieve kant van de x- en y-as. Zij geven een gunstig beeld als ze ver van het middelpunt liggen of verder dan het gemiddelde van de EU-15 landen. Voor de minder gunstige kenmerken die op de negatieve kant van de x- en y-as liggen geldt het omgekeerde: hoe dichter bij het centrum, hoe 0 50 100 150 200 gunstiger. De bevolkingsopbouw in Griekenland ken- Bevolking, 2001 Levensstandaard, 2001 merkt zich door verhoudingsgewijs weinig jongeren en veel ouderen. De sterfte aan hart- BBP per hoofd Jonger dan 20 jaar en vaatziekten is gemiddeld hoger dan in de 100 Europese Unie. De kenmerken van de levens- 41,4 standaard zijn ongunstiger dan die van de EU. 39,5 Sterfte hart- en 40 vaatziekten 48,6 68 Levens71,4 72,6 verwachting gezonde jaren Hoge 38 werkdruk 32,1 Het BBP per hoofd en de arbeidsparticipatie 55,6 64,1 Werkenden liggen ver onder het EU-gemiddelde. De vervuiling in de vorm van CO2-uitstoot is echter 39,2 relatief beperkt. 7,7 42 8,6 Emissie CO2 60 jaar of ouder Gri EU-15 Gri EU-15 Indicatoren Bel Bevolking 60 jaar of ouder Jonger dan 20 jaar Sterfte hart- en vaatziekten Levensverwachting gezonde jaren 2001 2001 1997 % 20–59 jaar % 20–59 jaar % doodsoorzaken 1999 Economie BBP-groei Overheidssaldo Inflatie Werkloosheid 2001 2001 2001 2001 % mutatie % BBP % mutatie % beroepsbevolking Concurrentie Arbeidskosten p.e.p. Langetermijnrente Arbeidsproductiviteit Uitgaven R&D 2001 2001 2001 1999 % mutatie % % mutatie % BBP Levensstandaard BBP per hoofd Emissie CO2 Hoge werkdruk Werkenden 2001 1997 2000 2001 EU–15=100 ton per hoofd % werknemers % bevolking 15–64 jaar Den Dui Gri Spa Fra Ier Ita Lux Ned Oos Por Fin Zwe VK EU–15 40,1 43,1 34,9 35,1 42,2 34,1 42,7 38,3 44,7 42* 37,6 39,5* 36,4 48,6 35,7 38,2 47,1 28,6 27,5 54,8 43,3 43,3 35,0 40,0 33,9 43,4 39,2 31,8 42,7 35,5 37,1 40,1 50,1 39,0 40,8 38,5 35,9 44,0 43,2 41,1 44,9 45,0 37,6* 46,5* 39,6 39,2* 41,4* 40,0 71,7 69,4 70,5 72,6 72,8 73,1 69,6 72,7 71,1 72,0 71,6 69,3 70,5 73,1 71,7 71,4 1,1 0,2 2,4 6,6 0,9 3,0 2,3 4,3 0,6 –2,7 2,4 7,9 4,1 2,8 0,1 0,0 3,7 2,8 11,1* 13,0 2,0 –1,4 1,8 8,6 6,6 1,7 4,0 3,8 1,8 –1,6 2,3 9,5 5,1 5,2 2,4 2,4 1,3 0,1 5,1 2,4 1,0 –0,1 2,3 3,6 1,9 –2,7 4,4 4,1 0,7 4,9 2,7 9,1 1,2 4,8 2,7 5,1 2,2 0,9 1,2 5,0 1,7 –0,7 2,3 7,6 2,8 5,1 –0,2 1,98 3,6 5,1 0,8 2,00 1,3 4,8 0,4 2,44 106 121 104 12,1 11,8 10,8 26,1 26,8 33 59,7 75,9 65,9 1,6 5,3 4,2 0,51 68 7,7 38 55,6 4,4 1,6 5,1 5,0 0,3 –0,4 0,89 2,17 3,9 5,0 3,7 1,39 2,8 5,6 5,2 5,0 0,2 –2,0 1,04 . 5,5 4,9 –0,9 2,02 2,4 5,1 0,8 1,80 84 100 122 103 192 115 110 6,4 6,2 10,4 7,4 21,4 11,8 7,9 21,4 26,1 25,3 29,4 28,3 42,5 31,4 58,8 62 65 54,9 63 74,1 67,8 5,1 5,2 0,0 0,77 74 5,2 28,6 68,7 5,7 4,3 5,0 5,1 –0,5 –0,6 3,19 3,80 102 101 12,5 6,0 38,7 46,4 67,7 75,3 3,5 4,9 1,4 1,87 102 9,4 30,4 71,3 2,7 5,0 0,4 1,85 100 8,6 32,1 64,1 * Cijfers van 2000. INDEX No. 10 - december 2002 23