Highlights Symposium ‘Rekening houden met verschillen tussen jongens en meisjes in onderwijs en opvang’ Introductie door Ton Versteeg (Zaan Primair) en Monique Schweitz (Centrum Jong/Jeugdteam) ‘Er is wel degelijk iets aan de hand in het onderwijs. Jongens blijven op veel fronten achter bij meisjes’, aldus Ton Versteeg. Die achterstand en de langere schoolloopbaan van jongens kost het Rijk jaarlijks zo’n 2 miljard euro. De sprekers van deze middag – Steven Pont en Lauk Woltring – zijn specialisten op het gebied van de ontwikkeling van jongens en meisjes. Tijdens hun presentaties geven zij haarfijn de invloed aan die het huidige onderwijssysteem, de kinderopvang en de jeugdzorg hebben op de manier hoe jongens en meisjes zich manifesteren. Filmpje met interactieve uitwisseling Na het tonen van het introductiefilmpje – de TOP 10 verschillen tussen jongens en meisjes (https://youtu.be/Jm8gVXlECII) – houdt emeritus hoogleraar prof. dr. Louis Tavecchio enkele van deze verschillen tegen het licht en toetst hij ze op hun waarheidsgehalte: - ‘Meisjes zijn leergieriger’ Oohh is dat waar?, daagt Tavecchio het publiek uit. Meisjes zijn vooral ijveriger, stelt het publiek samen met Louis vast. Je zou kunnen zeggen dat ze op een schoolse manier leergieriger zijn. Jongens zijn zeker even nieuwsgierig, maar minder schools georiënteerd. - ‘Jongens willen meer bewegen’ Hoe komt dat? Alleen door het hogere gehalte aan testosteron? Hou je er in de klas rekening mee dat jongens niet lang kunnen stilzitten? Komt het hun leerproces ten goede als je de lessen iets vaker onderbreekt? Moeten we in het onderwijssysteem de verschillen in ontwikkeling tussen jongens en meisjes niet meer gaan (h)erkennen dan nu het geval is en het systeem hierop aanpassen? - ‘We negeren de onderzoeksdrang van jongens’ Die onderzoeksdrang van jongens is niet altijd in te passen in het schoolse systeem. Maar hoe kunnen we daar dan toch aandacht aan besteden? Kunnen we deze onderzoeksdrang op een of andere manier belonen? Jongens passen zich minder makkelijk aan, lopen soms 1,5 tot 2 jaar ‘achter’. Er lijkt een ‘meisjesnorm’ in het onderwijssysteem te ontstaan om het ideale gedrag te omschrijven. Begrijpen meesters het gedrag van jongens beter dan juffen? Het was een rijke uitwisseling! Pabo studenten InHolland Een opmerking die door een van de genodigden wordt gemaakt: momenteel lijkt het aantal mannelijke studenten op Pabo InHolland (Alkmaar) weer toe te nemen, met een verhouding van 30% mannelijke en 70% vrouwelijke studenten. ‘Een jongen is geen mislukt meisje’ Hiermee opent ontwikkelingspsycholoog Steven Pont zijn wervelende presentatie. Moeders en vaders (lees: juffen en meesters) zien het gedrag van jongens en meisjes vanuit hun eigen subjectieve blik. De sekseverschillen vanuit de biologie zijn veel objectiever: - Impulscontrole > jongens hebben een mindere rem op hun gedrag door de tragere ontwikkeling van de neocortex (deel van de hersenen); Meisjes hebben een fijnere motoriek > ze hebben niet zozeer minder behoefte dan jongens om af en toe op te staan en te bewegen, maar zullen door hun subtielere motoriek het sowieso minder snel doen. Pont geeft aan dat we in de pedagogiek behoorlijk ‘instructieverslaafd’ zijn geworden. We zouden veel meer moeten kijken naar hoe jongens en meisjes vanuit hun ontwikkeling die instructies oppikken. Daarop zouden we moeten anticiperen. Leerverschillen: Doen vs Taal Wat blijkt? Jongens hebben eerst de ervaring nodig voordat ze iets echt goed begrijpen. Simpelweg een instructie heeft minder effect. Ze ‘doen’ liever. Meisjes daarentegen zijn veel taalgevoeliger, pikken een verbale instructie snel op. Sociale verschillen Door hun ‘jongensenergie’ krijgen jongens 4 tot 5 keer zo vaak negatieve feedback op hun gedrag. De interpretatie bij jongens is vaak anders dan de perceptie van de juf hierover. Meisjes daarentegen zijn meer risicomijdend dan jongens. Socialisatie Wat ‘mannelijk’ en ‘vrouwelijk’ wordt gevonden, begint al vanaf de geboorte. Jongens krijgen ‘mannelijke’ feedback, meisjes ‘vrouwelijke’ feedback. Uiteindelijk maakt het niet uit of er een man of vrouw voor de klas staat. Het gaat erom dat de pedagoog zijn/haar gedrag aanpast aan jongens en meisjes. De kleine verschillen in de hersenen tussen jongens en meisjes worden sterk uitvergroot door de socialisatie. Waarmee de verschillen steeds groter worden. De twee werelden van het kind De beschermende binnenwereld (BB) De eisende buitenwereld (ES) (vaker geboden door moeders, vrouwen) (ervaringsgericht, risicovol, uitdagend, frustrerend) BB die steunt op instructie > voert de boventoon in onderwijs Bij ES gaat het om Doen + Ervaren. ‘Ik kan het aan!’ ‘In de omgevallen blokkentoren zit veel meer pedagogiek dan in “Doe maar niet” bevelen van de juf of meester’ In de leerzone (BB) moeten kinderen meer ervaringen opdoen, waarmee hun veiligheidszone groter wordt. Ze leren ze hierdoor sneller en het vergroot hun zelfvertrouwen. Juffen en meesters spelen hierin een belangrijke rol. In de pauze mocht het publiek – mannen én vrouwen – er flink op los bewegen. De eigen-aardigheid van jongens en meisjes – over sekse- en genderverschillen Lauk Woltring speelt in zijn presentatie vervolgens verder in op de kwaliteiten, de aanleg en de rijping van jongens en meisjes. Op veel plekken in het onderwijs gaat het niet zo goed met jongens. Hoe komt dat? - Hun tempo ligt vaak lager dan dat van meisjes en onder jongens zijn er relatief veel zittenblijvers. - Hun hogere concentratie aan testosteron maakt jongens onrustiger. Dat wordt nog versterkt door hun ongelijkmatige ‘groeischeuten’. Dit verklaart de ‘koppigheidsfases’ van jongens op diverse leeftijden. Het onderwijs houdt hier geen rekening mee. - Hun behoefte aan bewegen (meer testosteron dan meisjes, daardoor onrustiger) vindt te weinig gehoor in het onderwijs. Met alleen maar stilzitten nemen ze leerstof minder goed op. Door meer te bewegen werkt hun brein beter, maken ze meer verbindingen aan in de hersenen, krijgen ze een betere doorbloeding en voert hun lichaam makkelijker afvalstoffen af. - Jongens moeten vooral de kans krijgen om te ‘ervaren’. Daardoor maken ze nieuwe verbindingen aan in de hersenen. Vooral voor jongens is dit belangrijk omdat ze ongelijkmatiger rijpen dan meisjes. - Als ze zich geliefd en gewaardeerd voelen, luisteren en leren jongens beter. - Doordat jongens leerstof minder (snel) opnemen, raken ze eerder afgedwaald en keren ze zich sneller af. - Jongens begrijpen dingen sneller via hun ‘visuele brein’. Ze hebben baat bij langzamer voorlezen en beeldend taalgebruik. - Dopamine is bij jongens sterker. Met nieuwe ervaringen voelen jongens zich ‘beloond’ (brand vinden ze spannend, niet eng!). - Als jongens zich goed aan hun vader hechten, heeft dat een positief effect op hun ontwikkeling. - Het xy-chromosoom van jongens is complexer dan het xx-chromosoom van meisjes. Dit zorgt voor meer ‘storingen’ in de ontwikkeling van jongens. Zo komt stotteren (oorzaken: emotionele druk, ongeduld) veel vaker voor bij jongens. Hetzelfde geldt voor autisme: jongens hebben meer moeite om cognitief een balans te vinden. Meisjes passen zich meer en sneller aan, bijvoorbeeld om aardig gevonden te worden. En ze nemen door hun beter ontwikkelde taligheid leerstof sneller op (sneller ontwikkelde neuro cortex). Ze reguleren elkaar met behulp van taal. Door hun fijnere motoriek is schrijven voor hen veel makkelijker. Is het hun lagere concentratie aan testosteron die meisjes voorzichtiger maakt? Daarnaast beschikken meisjes over een groter empatisch vermogen dan jongens. Al met al ontwikkelen ze zich gelijkmatiger dan jongens. Wat kunnen we hier als leerkracht van leren? Waarom spelen we in het onderwijs niet op deze verschillen in, in plaats van (te proberen) ze teniet te doen door meisjes en jongens als ‘gelijk’ te zien? 1 op de 5 meisjes heeft een jongensbrein 1 op de 7 jongens heeft een meisjesbrein Meisjes en jongens zijn verschillend! Laten we meer rekening houden met de specifieke ontwikkeling van jongens en meisjes. Er bestaan geen lastige kinderen! Het zit ‘m meestal in de relatie tussen de leerkracht en het kind en de persoonlijke perceptie van beiden. Jongens moet je grenzen meegeven. Hoe kunnen ze hun eigen energie reguleren? Als ze ‘veilig gehecht’ worden, gaat het meestal goed. ‘Onveilige gehechtheid’ kan dramatische gevolgen hebben. Jongens en meisjes reageren verschillend op aanraking. En tegen jongens moet je harder praten als tegen meisjes. Jongens lijken soms lol te hebben in ‘wangedrag’. Ze zoeken uitdaging. Maar juist van vechten en ruzie maken leren ze veel. Onterecht krijgen jongens vaak een negatiever schooladvies omdat hun taligheid zich trager ontwikkelt (tragere ontwikkeling neuro cortex). Slotwoord Aan het eind van het symposium breekt wethouder Jeroen Olthof een lans voor het bieden van ondersteuning op basis van de verschillen tussen jongens en meisjes. ‘We moeten gewoon accepteren dat die verschillen er zijn’, betoogt hij. ‘Ons aanbod-gestuurde onderwijsmodel zou veel meer vraag-gestuurd moeten worden. Het zou mooi zijn als meer disciplines – naast het onderwijs ook de jeugdzorg en de gezondheidszorg – hierin met elkaar samenwerken. Het moet vanuit de breedte komen!’ Enkele reacties van deelnemers ‘Als IB-er en zorgcoördinator zou ik nu ook in de klassen gaan kijken of er ruimte is voor kinderen die meer beweging nodig hebben, en hoe de ruimte dan moet worden ingericht. Kortom: wat kunnen we anders doen vanaf morgen?’ ‘De dingen die ik doe in de klas, daar kan ik nu nog bewuster bij stilstaan. En ik kan duidelijker uitleggen waarom bepaalde dingen voor jongens belangrijk zijn. Gelukkig doen jongens het relatief goed bij mij. Daar ben ik wel blij om! Maar waar ik de dingen tot op heden meer intuïtief deed, kan ik nu beter overbrengen waarom ik iets doen en kan ik mijn collega’s daarin meenemen.’ ‘Ik merkte dat er bij de sprekers veel herkenning was richting hun eigen jeugd. Ik vond het goed dat ze hun eigen ervaring meenamen in hun presentatie. Maar er had wel meer wisseling in de sekse van de sprekers mogen zitten. Nu waren het alleen mannen. Maar verder heb ik zeker geboeid zitten luisteren.’ ‘Wat ik als leerkracht van de kleuterbouw wel mis na deze presentaties, is de vrijheid om in mijn lesprogramma deze inzichten en tips te verwerken. Alles is zo strikt geregeld, er is weinig ruimte om dingen anders te kunnen doen. Denk bijvoorbeeld aan de tijden dat de kinderen naar buiten mogen. Daar valt moeilijk aan te tornen. Maar dat geldt eigenlijk voor een groot deel van de schooldag. Ik zou graag handvatten aangereikt willen krijgen hoe we daarmee om mogen gaan.’