Wiskunde H2 + H3 En = x Of = + Getallen maken: Moet je getallen van 4 cijfers maken waarbij je de cijfers 4, 5, 6, 7, 8 en 9 mag gebruiken, dan krijg je: - Met herhaling: 6 x 6 x 6 x 6 = 1296 mogelijkheiden Zonder herhaling: 6 x 5 x 4 x 3 = 360 mogelijkheden (permutaties/faculteit) Je kan ook 6 x 5 x 4 x 3 schrijven als 6!, en je toetst dat op je rekenmachine in als 6 nPr 4. Voorbeeld: Een reclameblok bestaat uit 9 items: 2 over zakelijke producten, 3 over huishoudelijke artikelen en 4 over voedingsmiddelen. A Op hoeveel manieren kunnen deze items worden gerangschikt? 9! = 362 880 B Op hoeveel manieren kunnen deze items gerangschikt worden als de 3 items over huishoudelijke producten direct na elkaar komen? 7! x 3! = 30 240 Als je nu een comité op wilt stellen van 3 leerlingen, en er melden zich er 5 aan, dan zou je eerste gedachte zijn 5 x 4 x 3, maar dat is niet de juiste manier. Comité ABD is hetzelfde als BDA, ADB, BAD, DAB en DBA. Deze 3! (5 x 4 x 3) = 6 gelijke comités tellen maar voor 1 comité mee. 5 Daarom bereken je dit soort vragen met combinaties. In dit geval zou dat ( ) zijn. Want uit 5 3 leerlingen moet je een groep van 3 leerlingen kiezen. Op de rekenmachine vul je dit in als 5 nCr 3. Voorbeeld: Op een school bestaat de feestcommissie uit 6 jongens en 9 meisjes. Na elk feest maken 6 leden van de feestcommissie de zaal schoon. Hoeveel schoonmaakploegen zijn mogelijk met A 2 jongens B minstens 5 meisjes A Het gaat niet om de volgorde. Kies dus 2 van de 6 jongens en nog 4 van de 9 meisjes 6 9 ( )⋅( ) 2 4 B Minstens 5 meisjes wil zeggen 5 meisjes en 1 jongen OF 6 meisjes 9 6 9 ( )⋅( )+( ) 5 1 6 1 2 3 4 5 6 7 8 Dit rijtje kan bestaan uit A’s en B’s. Neem een voorbeeld van een rijtje dat uit 3 A’s bestaat en uit 5 B’s. Hoeveel combinaties zijn er mogelijk? 𝛿 5 ( ) ⋅ ( ) = 56 rijtjes 3 5 H3 Grafieken opstellen bij evenwijdige lijnen met maar 1 snijpunt: De formule van lijn k door het punt A(2, 3) Die evenwijdig is met de lijn p: y = 4x – 6. Evenwijdige lijnen hebben hetzelfde richtingscoëfficiënt, dus rck = rcp=4 𝐾: 𝑦 = 𝑎𝑥 + 𝑏 met a = 4, dus 𝑦 = 4𝑥 + 𝑏 Door (2, 3) 4⋅2+𝑏 = 3 𝛿+𝑏 =3 B = -5 Dus k: y=4x -5 Als je de snijpunten van 2 verschillende lijnen wil berekenen zet je ze tegenover elkaar: 3,5𝑥 + 7 = −1,5𝑥 + 22 Uit deze formule volgt x = 3 De 3 vul je in een van de volgende formules in, en dan krijg je je y, en uit deze formule volgt y =17,5. Snijpunt S is dus S(3, 17,5)