Verslag Diner Pensant 4 juni 2013 Locatie: Faculteit Gezondheidszorg Bolognalaan 101 te Utrecht. Doel van het diner is om met de professionals uit de wijk/de eerste lijn van gedachten te wisselen over de veranderingen in zorg en welzijn in de wijk en vragen voor de toekomst om zodoende zicht te krijgen op de praktijk van professionals en de problemen en uitdagingen die zij daarbij dagelijks ervaren. Achtergrond “Er zijn ontwikkelingen in de zorg en welzijn op wijkniveau: de traditionele rol van de professionals in de wijk is aan het veranderen. Waar vroeger nog allerlei afzonderlijke hulp- en zorgverleners actief waren op wijkniveau, zien wij een nieuwe professional ontstaan. Deze professional, ook wel aangeduid als casemanager, werkt op het snijvlak van zorg, welzijn en wonen en doet dat in afstemming met vertegenwoordigers van andere partijen en organisaties in de wijk. Samen met collega’s van de Hanze hogeschool, Windesheim en TNO zijn wij, lectoren van het kenniscentrum Sociale Innovatie voornemens een Raak Publiek voorstel te schrijven, waarin wij onderzoek willen doen naar de dynamiek van deze nieuwe professional in de wijk. Graag willen wij in dit onderzoek ingaan op de vraagstukken waar deze professional dagelijks mee te maken heeft". Introductie van de aanwezigen: Intern (HU) Vera Habes: studieleider Verpleegkundige Gerontologie-Geriatrie (FG). Specialisme: problematiek van ouderen Karin Hamers: Opleidingsmanager Post-HBO (FG). (voor verpleegkundigen die differentiatie willen behalen). Lya Djadoenath: manager Centrum Verpleegkundige studies (FG). Post HBO / masters Marlou de Kuiper: opleidingsmanager Master Zorg trajectontwerp (FG).: “over gaten die vallen in de zorg” Joep Binkhorst: Onderzoeker Kenniscentrum Sociale Innovatie (FMR) Dineke Koezen: studieleider Praktijkondersteuner huisartsen (FG): Studieleider post –hbo. Somatische POH, pilot met ggz Aandachtsgebied is chronisch zieken en kwetsbare ouderen Rob Gründemann: Lector Organisatieconfiguraties en Arbeidsrelaties (FMR) Astrid Bolland: (FEM) Richting: expertise uit verschillende organisaties aan elkaar koppelen. Hoe kun je door samenwerking innoveren? Anneke Offereins: KSI (FMR). Gespecialiseerd in Sociale Innovatie in ouderenzorg. Experiment Actiz / Brabantzorg naar een nieuw zorgorganisatiemodel waarmee aantoonbaar de kwaliteit van zorg, de kwaliteit van bedrijfsvoering en de kwaliteit van het werk te verbeteren is. Van daaruit worden universele leerprincipes vastgesteld op basis van een handleiding. Extern: Albert van Keijzerswaard : teammanager bij Altrecht. Altrecht bedient de oostelijke helft van de stad Utrecht (er zijn in Utrecht vier factteams). Altrecht bedient vooral de doelgroep van mensen ernstige psychiatrische aandoeningen (EPA). 90% psychotische stoornissen/schizofrenie. Ze zijn enerzijds sterk op stoornissen gericht, daarnaast ook op zorgvragen over drie of meer levensgebieden: wonen/huisvesting, financiën, sociale contacten. Teams waarin zij werken zijn multidisciplinair: o.a. maatschappelijk werkers, verpleegkundigen trajectbegeleiding, psychiaters, psychologen. Colette Van Duin: Buurtteam Krachtig Ondiep. Gedetacheerd vanuit Stichting Gids. (reintegratiebureau). Heeft vooral veel te maken met mensen uit psychiatrie en verslavingszorg. Sinds 1,5 jaar in Buurtteam in Ondiep. Men is begonnen met twee pilotteams, dat worden er 6. “Pilot is geslaagd, dus wordt het concept over hele stad verspreid”: 20 wijken in de toekomst. Rita van Breemen Buurtteam Krachtig Ondiep: werkzaam officieel voor gemeente Utrecht (Werk en Inkomen). Achtergrond als schuldhulpverlener (bewindvoerder). Kennis op gebied van schulden. Sinds september 2012 bij buurtteam. Wilhelmien (Willy) Looymans: directeur Wijkschakelteam Wijk Overvecht Utrecht / Zorgwacht: Focus: 1) Samenwerking gemeente Utrecht (werk en inkomen). 2) Opleiding van bijstandsvrouwen in krachtwijken tot MBO niveau 2. 3) wijkschakelteam: HBO opgeleide Wijkverpleegkundigen die het project zichtbare schakels voort zetten. Daarvoor is ook een epidemioloog in dienst. Er is een instrument ontwikkeld om diagnose te stellen om kwetsbaarheid in beeld te brengen. Instrument gaat om een vragenlijst over een aantal domeinen. Verpleegkundigen signaleren en zetten interventies in. Wijkschakelteam fungeert als een soort regisseur van de zorg. (soort buurtteam). Ze werken samen met buurtteam, want in het buurtteam zelf zit geen wijkverpleegkundige (‘geen toestemming voor’). Levi van Dam: hoofd hulpinnovatie Zandbergen Jeugd en opvoeding: instelling voor jeugdzorg en opvoedhulp. We leveren jeugdzorg in Amersfoort Hilversum Utrecht. leeftijd 0-23. Vanuit instelling wordt gekeken hoe specialisten en generalisten zich tot elkaar verhouden. Carolien Plevier: epidemioloog en academische werkplaats GGD GGD epidemioloog: taak: academische samenwerking vormgeven. Onderzoek doen waar praktijk behoefte aan heeft. Peter Boonstra: GGD OGGZ, Product Manager / Ketensamenwerking. Doel van werkzaamheden om gemeenten te helpen met vraagstukken die op hun afkomen met hun ketenpartners. Dat kan politie zijn, woningbouwverenigingen of hulpverleners. Bijscholing / nascholing: Het gesprek begint met een introductie van de aanwezigen, waarbij ook de werkwijze van het buurtteam ‘krachtig Ondiep’ ter sprake komt. Een van de geopperde dilemma’s die zij ervaren, is dat men, door het werken in een buurtteam men erg generalistisch werkt, waardoor de eigen specialisatie van de professional - het voorbeeld dat genoemd werd was rondom arbeidsre-integratie - op de achtergrond raakt en je daardoor je competenties verliest. Eerst hield je de ontwikkelingen bij, dat was je werk. Daar is nu minder tijd voor. Je werd door collega's en teamleider ook geïnformeerd. Dat is nu minder. Kennis van het vakgebied vervaagt erdoor. Als je niet genoeg te maken krijgt met je oorspronkelijke vakgebied. Het dilemma is dan ook: hoe je deze kennis kunt borgen. Balans Specialist / Generalist De uitdaging voor de professionals die werken in een buurtteams, is het vinden van de balans tussen je activiteiten als generalist en als specialist. Bij het buurtteam Utrecht is men naar binnen toe een specialist, en naar buiten toe een generalist. “Daar zit een spanning op”. Doel van deze pilots was ook om deze te verkennen. Soms kun je als buurtteam iets niet leveren. Enerzijds omdat iets te gespecialiseerd is (bijv. bij medische zorg of psychische problemen). Anderzijds gaan zij ook niet schoonmaken (thuiszorg). Levi geeft aan dat deze spanning ‘inherent’ is aan het model van het buurtteam. Zij verdelen hun expertise over de werkweek: ‘3 dagen van de 5 werkzaam als generalist, en 2 als specialist’. Op die manier kunnen zij hun specialismen behouden. Colette maakt een aanvullende opmerking over de verhouding tussen het buurtteam en de ‘moederorganisaties’ van waaruit de professionals werken. Zij stelt dat het bij hun in het buurtteam aanvankelijk niet de bedoeling was dat je ‘in je oude organisatie bleef hangen’, later werd erkend dat het wel belangrijk is daar voeling mee te houden. Bekostiging en rol verpleegkundigen Willy: De rol en functie van de verpleegkundige zal in 2015 veranderen. Er zijn verschillende ontwikkelingen: Wijkverpleegkundigen die solistisch werken. Daarnaast : Wijkverpleegkundigen die samenwerken met huisarts (als ‘verlengde arm’ van de huisarts). Over de positie die men zal innemen wordt nu besloten. Grotendeels heeft het te maken met de verdeling van gelden. Zorgverzekeringswet: 200 mln1. en gemeente (Wmo/AWBZ?) 50 mln2. Ook stelt Willy: Wijkverpleegkundige wordt nu nog bekostigd vanuit AWBZ, vanaf 1 januari 2015 is de kans ‘groot’ dat het vanuit zorgverzekeraars betaald zal worden. Het is nu nog niet bekend wat er precies gaat gebeuren. Willy ziet het als een ‘kans’ omdat de Wijkverpleegkundige daardoor meer in positie kan komen. Willy denkt dat de wijkverpleegkundige er mogelijk meer werk op niveau kan gaan doen. Nu is het vaak niet HBO. Dit komt doordat het preventiestuk is weggevallen (dat is meer HBO niveau). Vaak is men meer curatief werkzaam ipv preventief. Dat wordt de uitdaging: hoe kun je als wijkverpleegkundige inzetten op preventie. Eigenlijk doet niemand dat (ook de huisarts niet). Als patiënt mis je daardoor de kennis, doordat de helicopterview ontbreekt. Zorg verslechterde erdoor (7 minuten voor steunkousen, etc.) niemand begreep het nog. Willy ziet de wijkverpleegkundige graag bij het buurtteam. Dat betekent dat de huisarts de preventieve taken aan de praktijkverpleegkundige zal delegeren. De samenwerking tussen verpleegkundigen en huisarts gaat niet optimaal. Dat ligt aan de bekostiging. De voorspelling is, dat het met de nieuwe financiering beter zal gaan omdat er voor beide activiteiten dezelfde financiering zal komen. Daarvoor is meer hoger opgeleide verpleegkundigen nodig. 1 De inzet van de wijkverpleegkundige wordt als het aan het kabinet ligt vast vergoed uit de zorgverzekeringswet (ZvW). Het kabinet stelt hiervoor 200 miljoen euro beschikbaar, zo blijkt uit de hervormingsplannen voor de langdurige zorg die staatssecretaris Van Rijn donderdag presenteerde. Bron: http://www.skipr.nl/actueel/id14453-wijkverpleegkundige-krijgt-plek-in-zorgverzekering.html 2 Daarnaast neemt het kabinet een nieuwe aanspraak in de Zvw op in de vorm van thuisverpleging. Ook is er nog eens 50 miljoen euro beschikbaar voor zogeheten sociale wijkteams. Met de maatregelen wil het kabinet er voor zorgen dat ook zieke burgers zelfstandig en in hun eigen omgeving kunnen blijven functioneren. – Bron: http://www.skipr.nl/actueel/id14453-wijkverpleegkundige-krijgt-plek-in-zorgverzekering.html#sthash.oT7CGTe6.dpuf Met de nieuwe basisverzekering dan komt er een geldstroom op gang die de verpleegkundige beter kan laten samenwerken met huisarts. Er zijn nu twee type professionals. De één dichter bij huisarts, de ander dichter bij de praktijk. De praktijkondersteuner zal hoger opgeleid moeten zijn. Daar is nu een tekort aan. Meet nieuwe basisverzekering dan komt er echter wel een geldstroom op gang waarvoor wellicht meer ruimte komt voor meer hoger opgeleiden zorg professionals. Albert: de vraag die je moet stellen is niet alleen waar de wijkverpleegkundige het geld vandaan haalt, maar ook: waar hoort die thuis? Wat Albert betreft in de buurtteams. ‘Dan moet je niet insteken op geld vanuit de zorgverzekeringswet’. 50 miljoen gaat naar VNG. Grootste pot komt van AWBZ naar WMO, gemeente is daar beheerder van. Dat geld is daardoor niet voor de generalistische wijkverpleegkundige. Albert legt uit: het domein ‘gezondheid’ wordt gezien als een specialisme, en dat wordt niet meegenomen in het buurtteam, en komt uit een andere geldstroom. Verpleegkundigen richten zich op het domein ‘gezondheid' daardoor is het gekomen uit andere geldstromen. Er is echter een ontwikkeling geweest, waarbij verpleegkundigen zich zijn gaan richten op medische technische vaardigheden. Dat ‘wringt’ met de ouderwetse functie van de verpleegkundige, die er was om in de gezinnen te komen. Die functie wordt nu niet meer erkend, en zit daarom in een andere financieringsstroom dan de wijkteams. Met andere woorden: De financieringsstroom veroorzaakt een splijting. de verpleegkundige heeft zich laatste jaren steeds meer op medische kant gericht. Daardoor past de functie nu minder bij de functie van de buurtteams en worden daarom anders gefinancierd. Kansen Goede voorbeelden zijn bijvoorbeeld triagemodellen, zoals Willy uitlegt: eerst ziet de wijkverpleegkundige de patiënt/cliënt. Die gaat een indeling maken op welk domein er een uitdaging ligt, en pas op het laatst komt de huisarts in beeld. Zij moeten dus breed kunnen kijken, en constateren wat de problematiek is. Ook Levi ziet de transities als een kans: het leidt tot ontschotting en minder scheiding in financieringsstructuur. Samenwerking verschillende buurtteams / domeinen In Utrecht zijn er verschillende buurtteams. Naast het Buurtteam Krachtig zijn er ook Buurtteams Jeugd. Zij werken naast elkaar. De een focust op gezinnen met kinderen onder de 21. Dit is wel een spanningsveld. Gekeken wordt naar de kern van de problematiek. Ligt dit bij de ouders, dan zal het eerder door het buurtteam krachtig worden opgepakt (ook als er kleine kinderen bij betrokken zijn). Discussie is er of dit geen kunstmatige scheiding is. Peter vindt het juist duidelijk: ‘Er moet wel iemand zijn die de eindverantwoordelijkheid heeft’. Dat is volgens hem de arts. Leidend principe daarbij is de ‘1 gezin 1 plan’ aanpak. Regierol gemeente De vraag is of de gemeente niet te veel verantwoordelijkheid krijgt. Ze krijgen nu ook meer inhoudelijke verantwoordelijkheid. Of dit juist is, wordt betwijfeld. Het is het resultaat van politieke besluiten in het verleden (‘van politici die hun ‘plasje’ over het vraagstuk wilden doen’). Er wordt gesteld dat het perspectief van de professional daarin elk elk geval niet is meegenomen. Willy: door professionals is het werkveld lastig te beïnvloeden (ook nu de gemeente de verantwoordelijkheid heeft). Daar komt bij, volgens haar, dat veel organisaties zichzelf overeind proberen te houden. Marlou: Professionals hebben niet de mogelijkheid om het werkveld te beïnvloeden, ‘maar brancheorganisaties zoals Actiz hebben dit wel’. Zij kunnen zich volgens haar wel inzetten voor de professionals. Het is een machtsblok dat invloed kan uitoefenen op de politiek. Jeugd en gezinszorg Levi geeft aan de transities als kans te zien. Hij legt uit hoe zij bij Zandbergen te werk gaan en samenwerken met andere partners. Dit begint bij bureau jeugdzorg: zij geven een indicatie af. Dan kunnen zij zorg gaan leveren. Er zijn daarnaast initiatieven zoals de buurtteams Jeugd en Gezin. Vanaf 2015 komt de financiering volledig bij gemeente, dat bevordert de mogelijkheden om te ontschotten. De resultaten worden door hen nu al gezien. Men werkt inmiddels samen met organisaties Altrecht, Reinaerde, Trajectum en Trion [en nog een partner volgens mij]. Met deze partijen wordt de zorg voor jeugd opgezet, gericht op de transitie. Ze werken als een soort netwerkorganisatie. Alles gericht op leeftijd 0-23. Thema's zijn: veiligheid en opgroeien. Zelfs met de 30% bezuinigingen is dat haalbaar, aldus Levi. Het gaat om een nieuwe manier van denken. Het werkveld wordt anders vormgegeven. Zo gaat Zandbergen fuseren met Trajectum om meer massa te hebben, en zo dus te bezuinigen. De professionals functioneren enerzijds als specialist, anderzijds ook als generalist. Veel moet door de buurtteams opgepakt worden. Ze werken daar nauw mee samen. In eerste instantie pakken de buurtteams op wat kan. Professionals van Zandbergen nemen daar wel deel vanuit, maar wel vanuit hun eigen organisatie. Het is volgens hem wel lastig om precies te definiëren wanneer iets specialistisch is, en wanneer generalistisch. Dit is ondermeer afhankelijk van de teams waarmee je samenwerkt. In het ene team ben je meer specialistisch werkzaam, en in andere teams deel je de expertise meer. Ook zul je naast de wijkteams ook stedelijke teams krijgen. Vooral in de stedenteams zullen specialisten komen. Dit omdat men in een wijkteam simpelweg niet zelf alles kan oplossen. De wijkteams moeten dus ook kunnen doorverwijzen. Gedefinieerd moet nog worden: wat zijn dan de competenties die in een stad gevraagd worden wat kan regionaal? Een voorbeeld die Levi noemt zijn de Jeugdzorg plus instellingen, die je niet op wijk- of stadsniveau kunt inrichten. 1 plan 1 hulpverlener Het buurtteam werk volgens het principe van 1 gezin 1 plan. Vooral bij multiprobleemgezinnen is dit van belang. Het komt nog altijd voor dat er bij een gezin tot wel 10 of 20 hulpverleners komen. Dat is voor zowel hulpverlener als voor de cliënten zelf zeer onoverzichtelijk. Het buurtteam krachtig heeft dit ook ondervonden. Om dit te tackelen zetten zij alle hulpverleners, liefst met client erbij rondom de tafel. Gezamenlijk wordt dan gekeken wat er precies moet gebeuren. Daar waar mogelijk pakt het buurtteam dit zelf op. Waar zij tegen hun grenzen aanlopen zullen er wel wat andere organisaties betrokken blijven, waarmee zo kort mogelijke lijnen worden gehouden. Astrid vraagt hoe de betrokken organisaties hierop reageren, aangezien het ook hun inkomsten zijn die via de hulpverlening binnen komt. In het begin was dit voor het buurtteam lastig: Je hebt met grote organisatiebelangen te maken. Het eerste jaar was dit erg lastig en moesten ze zorgen dat ze ‘überhaupt klanten kregen’. Organisaties wilden hun klanten niet zomaar afgeven aan de buurtteams. Ook zag je dat de gemeente hele stukken van de financiën bij een aantal zorgorganisaties weghaalde. Peter geeft aan dit wel nog wel graag nader te onderzoeken. Hij denkt dat de mate waarin het voorkomt dat er 10 of 20 hulpverleners bij 1 gezin aanwezig zijn, wel mee zou kunnen vallen. Het gaat wat hem betreft dan ook vooral om de goede samenwerking. Factteam Albert vertelt over de FACT aanpak bij Altrecht. Dit is een organisatiemodel waarbij zorg wordt gerelateerd aan een specifieke doelgroep. Om goede zorg te leveren moet je binnen een team een grote diversiteit hebben aan medewerkers om alle zorgdragen te beantwoorden. De overweging die erbij wordt gemaakt is: intensieve zorg als het nodig is, en minder intensief als het niet nodig is. Verder wordt het model gekenmerkt doordat er elke ochtend een kort overleg is, dan wordt er informatie gedeeld. Het vergaderen wordt erg ingeperkt. Slechts een half uur per dag. Meer info: www.altrecht.nl/fact Prognose: problemen zullen toenemen De prognose voor de komende tijd, volgens de professionals aan tafel, is dat de problemen waar men nu tegenaan loopt in de nabije toekomst zullen toenemen (de problemen nemen eigenlijk nu al toe). Problemen zijn er met indicaties, die lastig te krijgen zijn (en vaak van zeer korte duur ‘ 7 minuten medicatie geven’. ‘De professional wil dit niet. Dit zijn regels die opgelegd zijn, waar de klant en maatschappij geen baat bij heeft’. Gevolg hiervan is dat professionals gaan zoeken naar oplossingen die de regels omzeilen. Dit leidt dan ook volgens Albert mogelijk tot meer fraude. Problemen worden bijvoorbeeld aangedikt om meer tijd voor een indicatie te krijgen. Mogelijke oplossingen Professionals moeten meer over hun eigen schaduw heen kijken, en meer denken vanuit een ander systeem. Dat betekent: niet alleen vanuit je eigen professionaliteit/expertise/specialisme bepalen wat je voor je cliënt noodzakelijk vindt, maar dit meer met elkaar in overeenstemming te doen. Gezien de schaarse middelen, moet men hierover gezamenlijk goede afspraken maken. Wat moet er anders? En hoe organiseer je dit van onderaf? Hieronder staan de genoemde aspecten die je zou kunnen zien als sleutel naar een nieuw, en minder complex zorgsysteem. Daarop is verdere ontwikkeling nodig of kan nog meer onderzoek naar worden gedaan hoe dit optimaal te organiseren. Van belang is: Goede samenwerkingsverbanden (zoals de buurtteams of FACT, die ook naast elkaar kunnen bestaan en goed moeten samenwerken). Goed doorverwijzen (van meer generalistische teams naar specialisten). Door: minder vraagverlegenheid van professionals (‘inschakelen psychiater als er pillen nodig zijn’). Een centrale rol voor Huisarts. Kennis delen / kennismanagement als ingang naar goede zorg. Nieuwe systemen om kennis te delen (bottleneck daarbij is privacy). Een meer kostenbewuste professional. Niet vanuit je eigen zorg/vakgebied werken. Professionals moeten op integrale wijze naar het (gehele) werkveld kijken. Efficiëntere tijdsbesteding. Tijd voor bureaucratie zou eruit moeten en zou aan zorg besteed moeten worden. De principes van 1 plan 1 hulpverlener verder uitwerken. Een beter / overzichtelijker financieringssysteem (na 2015 zal dit voor jeugdzorg eenduidiger worden). Conclusie Uit de gesprekken die gevoerd zijn komen een aantal zaken naar voren. Om te beginnen zien we de hoeveelheid verschillende domeinen die zich op het gebied van zorg, wonen en welzijn manifesteren. De domeinen die we kunnen onderscheiden zijn: Zorg (o.a. huisarts en de wijkverpleegkundige) Jeugdzorg (zorg voor leeftijd 0-23) Welzijn (integrale, generalistische wijkteams (1e lijnszorg) GGZ (zorg omtrent psychische gezondheid, met indicatie (2e lijnszorg) De professionals in deze domeinen proberen de aansluiting met elkaar te vinden, maar worden veelal door verschillende financieringsstromen hierin belemmerd. Het lijkt erop, dat er vanuit elk domein de ambitie en wil is, om verschillende specialistische vormen van hulpverlening aan elkaar te verbinden (daartoe zijn verschillende voorbeelden ter tafel gekomen, bijvoorbeeld Stichting Zandbergen en de Buurtteams Krachtig). Toch zien we dat daarin de verschillende domeinen nog van elkaar gescheiden zijn. In onderstaand model is getracht dit schematisch weer te geven. In elk domein zijn ontwikkelingen gaande, die integraal, generalistisch werk voor ogen hebben. De verbinding tussen deze domeinen is daarmee nog niet gelegd. Het vraagteken in het model geeft dit weer. De grote uitdaging lijkt nu te zijn: hoe kun je de verschillende domeinen aan elkaar verbinden? Waarbij de burger één aanspreekpunt heeft voor elk probleem op het gebied van zorg, welzijn en/of wonen. Ter illustratie: vaak is een huisarts de eerste professional waar een burger met een bepaalde klacht naartoe gaat. In praktijk heeft deze persoon veelal geen probleem op het domein, maar bijvoorbeeld welzijn of GGZ (iemand heeft misschien meer baat bij een goede dagbesteding om zich beter te voelen of heeft psychische zorg nodig. Een huisarts kan hierin niet voldoen). De huisarts moet in dit geval doorverwijzen. Dit aanspreekpunt zou een professional kunnen zijn, die te midden van de verschillende domeinen werkzaam is en deze met elkaar verbindt. Specialistische zorg voor dit domein Zorgverzekeringswet Zorg: huisarts/ wijkverpleegkundige Wet op de jeugdzorg Jeugdzorg: Buurtteams Jeugd/ Zandbergen Specialistische zorg voor dit domein Specialistische zorg voor dit domein GGZ: psychische gezondheid / Factteams Zorgverzekeringswet (2e lijn) / AWBZ (2e lijn) / WMO (1e lijn) Buurtteams Krachtig (ondiep) Welzijn WMO / AWBZ Specialistische zorg voor dit domein Vervolgafspraken Na zomer (2e helft van september) zal er een vervolgafspraak plaatsvinden. Volgende keer ook iemand uitnodigen van: Vertegenwoordiger gemeente of WMO-loket (Pieter de Vos (betrokken bij invoering Wmo in verschillende gemeentes) (oud secretaris RVZ) of iemand via DMO Utrecht) Vertegenwoordiger woningbouwvereniging (Ondiep: Mitros (waar na 2 maanden huurachterstand bericht, wordt gestuurd als signaleringsmethode) Iemand vanuit arbeidsreintegratie Buurtteam Jeugdzorg (ondiep) Huisarts en/of iemand van LHV Zorgverzekeraar (Achmea) Utrecht, 8 juli 2013 Joep Binkhorst, Lya Djadoenath, Rob Gründemann en Karin Hamers (Hogeschool Utrecht)