Verslag Diner Pensant

advertisement
Verslag Diner Pensant 4 juni 2013
Locatie: Faculteit Gezondheidszorg Bolognalaan 101 te Utrecht.
Doel van het diner is om met de professionals uit de wijk/de eerste lijn van gedachten te wisselen over
de veranderingen in zorg en welzijn in de wijk en vragen voor de toekomst om zodoende zicht te krijgen
op de praktijk van professionals en de problemen en uitdagingen die zij daarbij dagelijks ervaren.
Achtergrond
“Er zijn ontwikkelingen in de zorg en welzijn op wijkniveau: de traditionele rol van de professionals in de
wijk is aan het veranderen. Waar vroeger nog allerlei afzonderlijke hulp- en zorgverleners actief waren op
wijkniveau, zien wij een nieuwe professional ontstaan. Deze professional, ook wel aangeduid als
casemanager, werkt op het snijvlak van zorg, welzijn en wonen en doet dat in afstemming met
vertegenwoordigers van andere partijen en organisaties in de wijk. Samen met collega’s van de Hanze
hogeschool, Windesheim en TNO zijn wij, lectoren van het kenniscentrum Sociale Innovatie voornemens
een Raak Publiek voorstel te schrijven, waarin wij onderzoek willen doen naar de dynamiek van deze
nieuwe professional in de wijk. Graag willen wij in dit onderzoek ingaan op de vraagstukken waar deze
professional dagelijks mee te maken heeft".
Introductie van de aanwezigen:
Intern (HU)









Vera Habes: studieleider Verpleegkundige Gerontologie-Geriatrie (FG). Specialisme: problematiek
van ouderen
Karin Hamers: Opleidingsmanager Post-HBO (FG). (voor verpleegkundigen die differentiatie
willen behalen).
Lya Djadoenath: manager Centrum Verpleegkundige studies (FG). Post HBO / masters
Marlou de Kuiper: opleidingsmanager Master Zorg trajectontwerp (FG).: “over gaten die vallen in
de zorg”
Joep Binkhorst: Onderzoeker Kenniscentrum Sociale Innovatie (FMR)
Dineke Koezen: studieleider Praktijkondersteuner huisartsen (FG): Studieleider post –hbo.
Somatische POH, pilot met ggz Aandachtsgebied is chronisch zieken en kwetsbare ouderen
Rob Gründemann: Lector Organisatieconfiguraties en Arbeidsrelaties (FMR)
Astrid Bolland: (FEM) Richting: expertise uit verschillende organisaties aan elkaar koppelen. Hoe
kun je door samenwerking innoveren?
Anneke Offereins: KSI (FMR). Gespecialiseerd in Sociale Innovatie in ouderenzorg. Experiment
Actiz / Brabantzorg naar een nieuw zorgorganisatiemodel waarmee aantoonbaar de kwaliteit van
zorg, de kwaliteit van bedrijfsvoering en de kwaliteit van het werk te verbeteren is. Van daaruit
worden universele leerprincipes vastgesteld op basis van een handleiding.
Extern:

Albert van Keijzerswaard : teammanager bij Altrecht. Altrecht bedient de oostelijke helft van de
stad Utrecht (er zijn in Utrecht vier factteams). Altrecht bedient vooral de doelgroep van mensen






ernstige psychiatrische aandoeningen (EPA). 90% psychotische stoornissen/schizofrenie. Ze zijn
enerzijds sterk op stoornissen gericht, daarnaast ook op zorgvragen over drie of meer
levensgebieden: wonen/huisvesting, financiën, sociale contacten. Teams waarin zij werken zijn
multidisciplinair: o.a. maatschappelijk werkers, verpleegkundigen trajectbegeleiding, psychiaters,
psychologen.
Colette Van Duin: Buurtteam Krachtig Ondiep. Gedetacheerd vanuit Stichting Gids. (reintegratiebureau). Heeft vooral veel te maken met mensen uit psychiatrie en verslavingszorg.
Sinds 1,5 jaar in Buurtteam in Ondiep. Men is begonnen met twee pilotteams, dat worden er 6.
“Pilot is geslaagd, dus wordt het concept over hele stad verspreid”: 20 wijken in de toekomst.
Rita van Breemen Buurtteam Krachtig Ondiep: werkzaam officieel voor gemeente Utrecht (Werk
en Inkomen). Achtergrond als schuldhulpverlener (bewindvoerder). Kennis op gebied van
schulden. Sinds september 2012 bij buurtteam.
Wilhelmien (Willy) Looymans: directeur Wijkschakelteam Wijk Overvecht Utrecht / Zorgwacht:
Focus: 1) Samenwerking gemeente Utrecht (werk en inkomen). 2) Opleiding van
bijstandsvrouwen in krachtwijken tot MBO niveau 2. 3) wijkschakelteam: HBO opgeleide
Wijkverpleegkundigen die het project zichtbare schakels voort zetten. Daarvoor is ook een
epidemioloog in dienst. Er is een instrument ontwikkeld om diagnose te stellen om kwetsbaarheid
in beeld te brengen. Instrument gaat om een vragenlijst over een aantal domeinen.
Verpleegkundigen signaleren en zetten interventies in. Wijkschakelteam fungeert als een soort
regisseur van de zorg. (soort buurtteam). Ze werken samen met buurtteam, want in het
buurtteam zelf zit geen wijkverpleegkundige (‘geen toestemming voor’).
Levi van Dam: hoofd hulpinnovatie Zandbergen Jeugd en opvoeding: instelling voor jeugdzorg en
opvoedhulp. We leveren jeugdzorg in Amersfoort Hilversum Utrecht. leeftijd 0-23. Vanuit
instelling wordt gekeken hoe specialisten en generalisten zich tot elkaar verhouden.
Carolien Plevier: epidemioloog en academische werkplaats GGD GGD epidemioloog: taak:
academische samenwerking vormgeven. Onderzoek doen waar praktijk behoefte aan heeft.
Peter Boonstra: GGD OGGZ, Product Manager / Ketensamenwerking. Doel van werkzaamheden
om gemeenten te helpen met vraagstukken die op hun afkomen met hun ketenpartners. Dat kan
politie zijn, woningbouwverenigingen of hulpverleners.
Bijscholing / nascholing:
Het gesprek begint met een introductie van de aanwezigen, waarbij ook de werkwijze van het buurtteam
‘krachtig Ondiep’ ter sprake komt. Een van de geopperde dilemma’s die zij ervaren, is dat men, door het
werken in een buurtteam men erg generalistisch werkt, waardoor de eigen specialisatie van de
professional - het voorbeeld dat genoemd werd was rondom arbeidsre-integratie - op de achtergrond
raakt en je daardoor je competenties verliest. Eerst hield je de ontwikkelingen bij, dat was je werk. Daar
is nu minder tijd voor. Je werd door collega's en teamleider ook geïnformeerd. Dat is nu minder. Kennis
van het vakgebied vervaagt erdoor. Als je niet genoeg te maken krijgt met je oorspronkelijke vakgebied.
Het dilemma is dan ook: hoe je deze kennis kunt borgen.
Balans Specialist / Generalist
De uitdaging voor de professionals die werken in een buurtteams, is het vinden van de balans tussen je
activiteiten als generalist en als specialist. Bij het buurtteam Utrecht is men naar binnen toe een
specialist, en naar buiten toe een generalist. “Daar zit een spanning op”.
Doel van deze pilots was ook om deze te verkennen. Soms kun je als buurtteam iets niet leveren.
Enerzijds omdat iets te gespecialiseerd is (bijv. bij medische zorg of psychische problemen). Anderzijds
gaan zij ook niet schoonmaken (thuiszorg).
Levi geeft aan dat deze spanning ‘inherent’ is aan het model van het buurtteam. Zij verdelen hun
expertise over de werkweek: ‘3 dagen van de 5 werkzaam als generalist, en 2 als specialist’. Op die
manier kunnen zij hun specialismen behouden.
Colette maakt een aanvullende opmerking over de verhouding tussen het buurtteam en de
‘moederorganisaties’ van waaruit de professionals werken. Zij stelt dat het bij hun in het buurtteam
aanvankelijk niet de bedoeling was dat je ‘in je oude organisatie bleef hangen’, later werd erkend dat het
wel belangrijk is daar voeling mee te houden.
Bekostiging en rol verpleegkundigen
Willy: De rol en functie van de verpleegkundige zal in 2015 veranderen. Er zijn verschillende
ontwikkelingen: Wijkverpleegkundigen die solistisch werken. Daarnaast : Wijkverpleegkundigen die
samenwerken met huisarts (als ‘verlengde arm’ van de huisarts). Over de positie die men zal innemen
wordt nu besloten. Grotendeels heeft het te maken met de verdeling van gelden. Zorgverzekeringswet:
200 mln1. en gemeente (Wmo/AWBZ?) 50 mln2.
Ook stelt Willy: Wijkverpleegkundige wordt nu nog bekostigd vanuit AWBZ, vanaf 1 januari 2015 is de
kans ‘groot’ dat het vanuit zorgverzekeraars betaald zal worden. Het is nu nog niet bekend wat er precies
gaat gebeuren. Willy ziet het als een ‘kans’ omdat de Wijkverpleegkundige daardoor meer in positie kan
komen. Willy denkt dat de wijkverpleegkundige er mogelijk meer werk op niveau kan gaan doen. Nu is
het vaak niet HBO. Dit komt doordat het preventiestuk is weggevallen (dat is meer HBO niveau). Vaak is
men meer curatief werkzaam ipv preventief.
Dat wordt de uitdaging: hoe kun je als wijkverpleegkundige inzetten op preventie. Eigenlijk doet niemand
dat (ook de huisarts niet). Als patiënt mis je daardoor de kennis, doordat de helicopterview ontbreekt.
Zorg verslechterde erdoor (7 minuten voor steunkousen, etc.) niemand begreep het nog.
Willy ziet de wijkverpleegkundige graag bij het buurtteam. Dat betekent dat de huisarts de preventieve
taken aan de praktijkverpleegkundige zal delegeren.
De samenwerking tussen verpleegkundigen en huisarts gaat niet optimaal. Dat ligt aan de bekostiging.
De voorspelling is, dat het met de nieuwe financiering beter zal gaan omdat er voor beide activiteiten
dezelfde financiering zal komen. Daarvoor is meer hoger opgeleide verpleegkundigen nodig.
1
De inzet van de wijkverpleegkundige wordt als het aan het kabinet ligt vast vergoed uit de zorgverzekeringswet (ZvW). Het kabinet stelt hiervoor 200
miljoen euro beschikbaar, zo blijkt uit de hervormingsplannen voor de langdurige zorg die staatssecretaris Van Rijn donderdag presenteerde. Bron:
http://www.skipr.nl/actueel/id14453-wijkverpleegkundige-krijgt-plek-in-zorgverzekering.html
2
Daarnaast neemt het kabinet een nieuwe aanspraak in de Zvw op in de vorm van thuisverpleging. Ook is er nog eens 50 miljoen euro beschikbaar voor
zogeheten sociale wijkteams. Met de maatregelen wil het kabinet er voor zorgen dat ook zieke burgers zelfstandig en in hun eigen omgeving kunnen
blijven functioneren. – Bron: http://www.skipr.nl/actueel/id14453-wijkverpleegkundige-krijgt-plek-in-zorgverzekering.html#sthash.oT7CGTe6.dpuf
Met de nieuwe basisverzekering dan komt er een geldstroom op gang die de verpleegkundige beter kan
laten samenwerken met huisarts. Er zijn nu twee type professionals. De één dichter bij huisarts, de ander
dichter bij de praktijk. De praktijkondersteuner zal hoger opgeleid moeten zijn. Daar is nu een tekort aan.
Meet nieuwe basisverzekering dan komt er echter wel een geldstroom op gang waarvoor wellicht meer
ruimte komt voor meer hoger opgeleiden zorg professionals.
Albert: de vraag die je moet stellen is niet alleen waar de wijkverpleegkundige het geld vandaan haalt,
maar ook: waar hoort die thuis? Wat Albert betreft in de buurtteams. ‘Dan moet je niet insteken op geld
vanuit de zorgverzekeringswet’.
50 miljoen gaat naar VNG. Grootste pot komt van AWBZ naar WMO, gemeente is daar beheerder
van. Dat geld is daardoor niet voor de generalistische wijkverpleegkundige. Albert legt uit: het domein
‘gezondheid’ wordt gezien als een specialisme, en dat wordt niet meegenomen in het buurtteam, en komt
uit een andere geldstroom.
Verpleegkundigen richten zich op het domein ‘gezondheid' daardoor is het gekomen uit andere
geldstromen. Er is echter een ontwikkeling geweest, waarbij verpleegkundigen zich zijn gaan richten op
medische technische vaardigheden. Dat ‘wringt’ met de ouderwetse functie van de verpleegkundige, die
er was om in de gezinnen te komen. Die functie wordt nu niet meer erkend, en zit daarom in een andere
financieringsstroom dan de wijkteams.
Met andere woorden: De financieringsstroom veroorzaakt een splijting. de verpleegkundige heeft zich
laatste jaren steeds meer op medische kant gericht. Daardoor past de functie nu minder bij de functie
van de buurtteams en worden daarom anders gefinancierd.
Kansen
Goede voorbeelden zijn bijvoorbeeld triagemodellen, zoals Willy uitlegt: eerst ziet de
wijkverpleegkundige de patiënt/cliënt. Die gaat een indeling maken op welk domein er een uitdaging ligt,
en pas op het laatst komt de huisarts in beeld. Zij moeten dus breed kunnen kijken, en constateren wat
de problematiek is.
Ook Levi ziet de transities als een kans: het leidt tot ontschotting en minder scheiding in
financieringsstructuur.
Samenwerking verschillende buurtteams / domeinen
In Utrecht zijn er verschillende buurtteams. Naast het Buurtteam Krachtig zijn er ook Buurtteams Jeugd.
Zij werken naast elkaar. De een focust op gezinnen met kinderen onder de 21. Dit is wel een
spanningsveld. Gekeken wordt naar de kern van de problematiek. Ligt dit bij de ouders, dan zal het
eerder door het buurtteam krachtig worden opgepakt (ook als er kleine kinderen bij betrokken zijn).
Discussie is er of dit geen kunstmatige scheiding is. Peter vindt het juist duidelijk: ‘Er moet wel iemand
zijn die de eindverantwoordelijkheid heeft’. Dat is volgens hem de arts. Leidend principe daarbij is de ‘1
gezin 1 plan’ aanpak.
Regierol gemeente
De vraag is of de gemeente niet te veel verantwoordelijkheid krijgt. Ze krijgen nu ook meer inhoudelijke
verantwoordelijkheid. Of dit juist is, wordt betwijfeld. Het is het resultaat van politieke besluiten in het
verleden (‘van politici die hun ‘plasje’ over het vraagstuk wilden doen’). Er wordt gesteld dat het
perspectief van de professional daarin elk elk geval niet is meegenomen.
Willy: door professionals is het werkveld lastig te beïnvloeden (ook nu de gemeente de
verantwoordelijkheid heeft). Daar komt bij, volgens haar, dat veel organisaties zichzelf overeind proberen
te houden.
Marlou: Professionals hebben niet de mogelijkheid om het werkveld te beïnvloeden, ‘maar
brancheorganisaties zoals Actiz hebben dit wel’. Zij kunnen zich volgens haar wel inzetten voor de
professionals. Het is een machtsblok dat invloed kan uitoefenen op de politiek.
Jeugd en gezinszorg
Levi geeft aan de transities als kans te zien. Hij legt uit hoe zij bij Zandbergen te werk gaan en
samenwerken met andere partners. Dit begint bij bureau jeugdzorg: zij geven een indicatie af. Dan
kunnen zij zorg gaan leveren. Er zijn daarnaast initiatieven zoals de buurtteams Jeugd en Gezin.
Vanaf 2015 komt de financiering volledig bij gemeente, dat bevordert de mogelijkheden om te
ontschotten. De resultaten worden door hen nu al gezien. Men werkt inmiddels samen met organisaties
Altrecht, Reinaerde, Trajectum en Trion [en nog een partner volgens mij]. Met deze partijen wordt de
zorg voor jeugd opgezet, gericht op de transitie. Ze werken als een soort netwerkorganisatie. Alles
gericht op leeftijd 0-23. Thema's zijn: veiligheid en opgroeien.
Zelfs met de 30% bezuinigingen is dat haalbaar, aldus Levi. Het gaat om een nieuwe manier van denken.
Het werkveld wordt anders vormgegeven. Zo gaat Zandbergen fuseren met Trajectum om meer massa te
hebben, en zo dus te bezuinigen.
De professionals functioneren enerzijds als specialist, anderzijds ook als generalist. Veel moet door de
buurtteams opgepakt worden. Ze werken daar nauw mee samen. In eerste instantie pakken de
buurtteams op wat kan. Professionals van Zandbergen nemen daar wel deel vanuit, maar wel vanuit hun
eigen organisatie. Het is volgens hem wel lastig om precies te definiëren wanneer iets specialistisch is, en
wanneer generalistisch. Dit is ondermeer afhankelijk van de teams waarmee je samenwerkt. In het ene
team ben je meer specialistisch werkzaam, en in andere teams deel je de expertise meer.
Ook zul je naast de wijkteams ook stedelijke teams krijgen. Vooral in de stedenteams zullen specialisten
komen. Dit omdat men in een wijkteam simpelweg niet zelf alles kan oplossen. De wijkteams moeten dus
ook kunnen doorverwijzen. Gedefinieerd moet nog worden: wat zijn dan de competenties die in een stad
gevraagd worden wat kan regionaal? Een voorbeeld die Levi noemt zijn de Jeugdzorg plus instellingen,
die je niet op wijk- of stadsniveau kunt inrichten.
1 plan 1 hulpverlener
Het buurtteam werk volgens het principe van 1 gezin 1 plan. Vooral bij multiprobleemgezinnen is dit van
belang. Het komt nog altijd voor dat er bij een gezin tot wel 10 of 20 hulpverleners komen. Dat is voor
zowel hulpverlener als voor de cliënten zelf zeer onoverzichtelijk.
Het buurtteam krachtig heeft dit ook ondervonden. Om dit te tackelen zetten zij alle hulpverleners, liefst
met client erbij rondom de tafel. Gezamenlijk wordt dan gekeken wat er precies moet gebeuren. Daar
waar mogelijk pakt het buurtteam dit zelf op. Waar zij tegen hun grenzen aanlopen zullen er wel wat
andere organisaties betrokken blijven, waarmee zo kort mogelijke lijnen worden gehouden.
Astrid vraagt hoe de betrokken organisaties hierop reageren, aangezien het ook hun inkomsten zijn die
via de hulpverlening binnen komt. In het begin was dit voor het buurtteam lastig: Je hebt met grote
organisatiebelangen te maken. Het eerste jaar was dit erg lastig en moesten ze zorgen dat ze ‘überhaupt
klanten kregen’. Organisaties wilden hun klanten niet zomaar afgeven aan de buurtteams. Ook zag je dat
de gemeente hele stukken van de financiën bij een aantal zorgorganisaties weghaalde. Peter geeft aan
dit wel nog wel graag nader te onderzoeken. Hij denkt dat de mate waarin het voorkomt dat er 10 of 20
hulpverleners bij 1 gezin aanwezig zijn, wel mee zou kunnen vallen. Het gaat wat hem betreft dan ook
vooral om de goede samenwerking.
Factteam
Albert vertelt over de FACT aanpak bij Altrecht. Dit is een organisatiemodel waarbij zorg wordt
gerelateerd aan een specifieke doelgroep. Om goede zorg te leveren moet je binnen een team een grote
diversiteit hebben aan medewerkers om alle zorgdragen te beantwoorden.
De overweging die erbij wordt gemaakt is: intensieve zorg als het nodig is, en minder intensief als het
niet nodig is. Verder wordt het model gekenmerkt doordat er elke ochtend een kort overleg is, dan wordt
er informatie gedeeld. Het vergaderen wordt erg ingeperkt. Slechts een half uur per dag.
Meer info: www.altrecht.nl/fact
Prognose: problemen zullen toenemen
De prognose voor de komende tijd, volgens de professionals aan tafel, is dat de problemen waar men nu
tegenaan loopt in de nabije toekomst zullen toenemen (de problemen nemen eigenlijk nu al toe).
Problemen zijn er met indicaties, die lastig te krijgen zijn (en vaak van zeer korte duur ‘ 7 minuten
medicatie geven’. ‘De professional wil dit niet. Dit zijn regels die opgelegd zijn, waar de klant en
maatschappij geen baat bij heeft’.
Gevolg hiervan is dat professionals gaan zoeken naar oplossingen die de regels omzeilen. Dit leidt dan
ook volgens Albert mogelijk tot meer fraude. Problemen worden bijvoorbeeld aangedikt om meer tijd
voor een indicatie te krijgen.
Mogelijke oplossingen
Professionals moeten meer over hun eigen schaduw heen kijken, en meer denken vanuit een ander
systeem. Dat betekent: niet alleen vanuit je eigen professionaliteit/expertise/specialisme bepalen wat je
voor je cliënt noodzakelijk vindt, maar dit meer met elkaar in overeenstemming te doen. Gezien de
schaarse middelen, moet men hierover gezamenlijk goede afspraken maken.
Wat moet er anders? En hoe organiseer je dit van onderaf? Hieronder staan de genoemde aspecten die
je zou kunnen zien als sleutel naar een nieuw, en minder complex zorgsysteem. Daarop is verdere
ontwikkeling nodig of kan nog meer onderzoek naar worden gedaan hoe dit optimaal te organiseren. Van
belang is:









Goede samenwerkingsverbanden (zoals de buurtteams of FACT, die ook naast elkaar kunnen
bestaan en goed moeten samenwerken).
Goed doorverwijzen (van meer generalistische teams naar specialisten). Door: minder
vraagverlegenheid van professionals (‘inschakelen psychiater als er pillen nodig zijn’).
Een centrale rol voor Huisarts.
Kennis delen / kennismanagement als ingang naar goede zorg. Nieuwe systemen om kennis te
delen (bottleneck daarbij is privacy).
Een meer kostenbewuste professional.
Niet vanuit je eigen zorg/vakgebied werken. Professionals moeten op integrale wijze naar het
(gehele) werkveld kijken.
Efficiëntere tijdsbesteding. Tijd voor bureaucratie zou eruit moeten en zou aan zorg besteed
moeten worden.
De principes van 1 plan 1 hulpverlener verder uitwerken.
Een beter / overzichtelijker financieringssysteem (na 2015 zal dit voor jeugdzorg eenduidiger
worden).
Conclusie
Uit de gesprekken die gevoerd zijn komen een aantal zaken naar voren. Om te beginnen zien we de
hoeveelheid verschillende domeinen die zich op het gebied van zorg, wonen en welzijn manifesteren. De
domeinen die we kunnen onderscheiden zijn:
 Zorg (o.a. huisarts en de wijkverpleegkundige)
 Jeugdzorg (zorg voor leeftijd 0-23)
 Welzijn (integrale, generalistische wijkteams (1e lijnszorg)
 GGZ (zorg omtrent psychische gezondheid, met indicatie (2e lijnszorg)
De professionals in deze domeinen proberen de aansluiting met elkaar te vinden, maar worden veelal
door verschillende financieringsstromen hierin belemmerd. Het lijkt erop, dat er vanuit elk domein de
ambitie en wil is, om verschillende specialistische vormen van hulpverlening aan elkaar te verbinden
(daartoe zijn verschillende voorbeelden ter tafel gekomen, bijvoorbeeld Stichting Zandbergen en de
Buurtteams Krachtig). Toch zien we dat daarin de verschillende domeinen nog van elkaar gescheiden
zijn. In onderstaand model is getracht dit schematisch weer te geven. In elk domein zijn ontwikkelingen
gaande, die integraal, generalistisch werk voor ogen hebben. De verbinding tussen deze domeinen is
daarmee nog niet gelegd. Het vraagteken in het model geeft dit weer. De grote uitdaging lijkt nu te zijn:
hoe kun je de verschillende domeinen aan elkaar verbinden? Waarbij de burger één aanspreekpunt heeft
voor elk probleem op het gebied van zorg, welzijn en/of wonen. Ter illustratie: vaak is een huisarts de
eerste professional waar een burger met een bepaalde klacht naartoe gaat. In praktijk heeft deze
persoon veelal geen probleem op het domein, maar bijvoorbeeld welzijn of GGZ (iemand heeft misschien
meer baat bij een goede dagbesteding om zich beter te voelen of heeft psychische zorg nodig. Een
huisarts kan hierin niet voldoen). De huisarts moet in dit geval doorverwijzen. Dit aanspreekpunt zou een
professional kunnen zijn, die te midden van de verschillende domeinen werkzaam is en deze met elkaar
verbindt.
Specialistische zorg voor dit
domein
Zorgverzekeringswet
Zorg:
huisarts/
wijkverpleegkundige
Wet op de jeugdzorg
Jeugdzorg:
Buurtteams
Jeugd/
Zandbergen
Specialistische
zorg voor dit domein
Specialistische zorg voor dit
domein
GGZ:
psychische
gezondheid /
Factteams
Zorgverzekeringswet (2e lijn) /
AWBZ (2e lijn) / WMO (1e lijn)
Buurtteams
Krachtig
(ondiep)
Welzijn
WMO / AWBZ
Specialistische
zorg voor dit domein
Vervolgafspraken
Na zomer (2e helft van september) zal er een vervolgafspraak plaatsvinden. Volgende keer ook iemand
uitnodigen van:






Vertegenwoordiger gemeente of WMO-loket (Pieter de Vos (betrokken bij invoering Wmo in
verschillende gemeentes) (oud secretaris RVZ) of iemand via DMO Utrecht)
Vertegenwoordiger woningbouwvereniging (Ondiep: Mitros (waar na 2 maanden huurachterstand
bericht, wordt gestuurd als signaleringsmethode)
Iemand vanuit arbeidsreintegratie
Buurtteam Jeugdzorg (ondiep)
Huisarts en/of iemand van LHV
Zorgverzekeraar (Achmea)
Utrecht, 8 juli 2013
Joep Binkhorst, Lya Djadoenath, Rob Gründemann en Karin Hamers (Hogeschool Utrecht)
Download