UZA en wetenschap Borstkanker nieuwe methode spoort minuscule uitzaaiingen op Ongeveer één vrouw op de tien wordt ooit geconfronteerd met borstkanker. Dankzij toegenomen screening worden vandaag veel tumoren gevonden in een stadium dat er nog geen uitzaaiingen te vinden zijn. Toch hervalt vroeg of laat ook van die patiënten bijna dertig procent. Dr. Ina Benoy ging in haar doctoraat op zoek naar een gevoeliger methode voor het opsporen van uitgezaaide kankercellen in het bloed of het beenmerg. B enoy specialiseerde zich na haar studies farmaceutische wetenschappen in de klinische biologie. In juni van dit jaar behaalde ze aan de Universiteit Antwerpen (UA) een doctoraat in de medische wetenschappen. Het werk daarvoor gebeurde binnen de Translational Cancer Research Group (TCRG) in Antwerpen, een samenwerkingsverband tussen de UA en het AZ SintAugustinus. Haar promotor was prof. dr. Eric Van Marck, diensthoofd pathologische anatomie in het UZA. Met haar doctoraatsonderzoek probeerde ze een antwoord te formuleren op een belangrijke leemte binnen de huidige behandeling van borstkanker. ‘Een grote groep vrouwen met borstkanker krijgt de diagnose op het moment dat de tumor nog heel goed heelkundig behandelbaar is’, legt ze uit. ‘Het gezwel wordt weggenomen en uit de bijkomende onderzoeken – zoals een botscan, bloedonderzoek en echografie van de lever – komen geen 28 uitzaaiingen naar voor. Toch hervalt ook binnen die groep dertig procent. Reden daarvoor is dat geïsoleerde uitgezaaide kankercellen met de gangbare methoden nauwelijks op te sporen zijn.’ Het gevolg is dat er uit voorzorg vaak overbehandeld wordt. De patiënten krijgen bijkomende bestraling en eventueel chemotherapie, terwijl dat voor zo’n zeventig procent niet nodig is. Een aantal andere vrouwen worden dan weer onderbehandeld. Omslachtig ‘Een methode om kankercellen in het bloed of het beenmerg te detecteren, is immunocytochemie, waarbij 1 tot 2 miljoen afgenomen bloedcellen onder de microscoop bekeken worden’, vervolgt Benoy. ‘Maar die techniek is erg omslachtig en niet gevoelig genoeg, waardoor hij vandaag geen standaardprocedure is. In mijn onderzoek heb ik gebruik gemaakt van een nieuwere techniek, de polymerase kettingreactie (PKR). Die methode heb ik verder ontwikkeld in het kader van mijn onderzoek. Het komt erop neer dat we uit het bloed of het beenmerg scheikundige stoffen isoleerden die niet op die plaats thuishoorden, en die via PKR zodanig vermeerderden dat ze meetbaar werden.’ Uit het onderzoek bleek dat PKR een veel preciezer instrument is voor het opsporen van minuscule uitzaaiingen. Wel bleken alleen de resultaten van het beenmergonderzoek – niet die van de bloednames – relevant te zijn voor de prognose. ‘Een andere beperking is dat de beenmergstalen onmiddellijk na afname onderzocht moeten worden, wat praktisch niet haalbaar is. Maar als we aan die tekortkoming een mouw kunnen passen, kan dit een interessante methode worden’, aldus Benoy. Met een fijnere opsporingstechniek zou de behandeling van borstkankerpatiënten meer geïndividualiseerd kunnen worden. Bovendien zou het resultaat van radio- en chemotherapie beter geëvalueerd kunnen worden, en op termijn zou het inzicht in het hele uitzaaiingsproces verhogen. Dat zou op zijn beurt de sleutel kunnen zijn tot krachtiger medicatie. n