OUDER WORDEN ALS ROEPING Jean-Jacques Suurmond/ PCOB najaar 2013 Veelkleurigheid is het thema van deze inspiratiedag. Als we naar de brede samenleving kijken, welke kleur vertegenwoordigen dan de ouderen? Vijftig tinten grijs, zullen sommigen zeggen. Ik ga vandaag echter uit van mijn boekje ‘Meer geluk dan grijsheid’. Laatst ontdekte ik dat die titel de contactadvertenties heeft gehaald. Er stond: ‘Vrouw, 65+, zoekt ondernemende, creatieve man voor meer geluk dan grijsheid’. Die heeft het begrepen. De oudere levensfase heeft een eigen, voorname kleur – een eigen bijdrage die van groot belang is voor de maatschappij, zoals ik hoop aan te tonen. Eerst een kleine casus. In het verpleeghuis waar ik werk als geestelijk verzorger woonde mevrouw Wiel, 102 jaar oud. Ze kon niet meer lopen en moest bij alles geholpen worden. Ze is nooit getrouwd geweest en had alleen nog wat verre familie. Ze was nog goed bij, zat altijd op haar kamer en keek natuurfilms op tv. Op haar dressoir marcheerde een collectie schitterend uit hout gesneden en geschilderde olifantjes. ‘Ik kan niks meer’, zei ze vaak schouderophalend. ‘Van mij mag het vannacht over zijn.’‘U wacht tot een van die olifanten uw verhaal uitblaast?’ antwoordde ik. Toen glimlachte en knikte ze. Achteraf bedacht ik dat er een nog veel grotere olifant in die kamer aanwezig was, een die niet vaak wordt benoemd. Dat is de vraag: Welke betekenis heeft een hulpbehoevende oudere voor de bredere samenleving? De Poolse dichter en Nobelprijswinnaar Czeslaw Milosz noemt de ouderdom ‘een roeping’. Hij schreef dat toen hij tachtig was. Hij had toen nog dertien jaar te gaan, voordat hij in 2004 stierf. De ouderdom als roeping: dat is het leuke van dichters, ze geven ons nieuwe woorden waardoor we de werkelijkheid anders gaan zien en beleven. De ouderdom als roeping klinkt toch heel anders dan ‘de ouderdom als kostenpost voor de samenleving’ of ‘de ouderdom als fase van aftakeling’ of zelfs ‘de ouderdom als staan in het einde’. Immers, als je in het einde staat denk je al snel berustend: nou, het boek is bijna uit, ik ben benieuwd of het een happy end wordt of niet. Roeping daarentegen heeft iets actiefs, iemand of iets roept je, wil iets van je. Kenmerkend voor een roeping zijn in elk geval drie dingen: een opdracht waar je meestal niet om hebt gevraagd maar die je gegeven wordt; onze gehoorzaamheid, overgave aan die opdracht en, tenslotte, een zending waarin je van betekenis wordt voor de wereld. Natuurlijk zijn er mensen die de opdracht van de ouderdom liever aan zich voorbij laten gaan. Dat hoor ik af en toe van sommige ouderen. ‘Ik oud? De duvel is oud!’ riep laatst nog iemand. Niet ingaan op je roeping vraagt echter een hoge prijs. Dan laden we existentiële schuld op ons. We krijgen een leeg, onvervuld gevoel of zelfs het idee dat we niet deugen, ‘zondig’ zijn, ook al lopen we verder braaf binnen de lijntjes. Je mist je levensrichting, je bestemming zodat je op den duur, evenals mevrouw Wiel, denkt: ‘Wat heeft het allemaal nog voor zin?’ 1 1. OPDRACHT Een roeping houdt een opdracht in die van de andere kant komt. We hoesten die niet zelf op. Je wordt geroepen, je krijgt een opdracht waarvan je meestal zegt: waarom moet mij dit nou gebeuren? De bijbelse aartsvaders en profeten wringen zich in alle mogelijke bochten om onder hun roeping uit te komen. Als God Mozes opdraagt de Hebreeuwse slaven te bevrijden, antwoordt hij: waarom ik? ik kan niet eens goed kwekken (misschien dat hij zichzelf hier vergeleek met zijn vrouw Zippora, een naam die ‘babbelkous’ betekent). En als Jeremia in een tempelviering wordt geroepen en de opdracht krijgt om te profeteren is zijn reactie: Hou toch op zeg, ik ben veel te jong. Hun aarzeling is goed te begrijpen. Een roeping houdt meestal een hoop gedoe in. Na een veelbelovend begin doolde Mozes met zijn bevrijde slaven veertig jaren in de woestijn rond en Jeremia moest blijven preken terwijl niemand luisterde. Hij moet zich gevoeld hebben als een geestelijk verzorger die op bezoek is bij iemand die de tv keihard aan laat staan. Ook de ouderdom brengt een opdracht met zich mee waarvoor je niet zelf kiest, hou toch op zeg: je benen doen het niet meer, zoals bij mevrouw Wiel, in je oor komt een piepend gehoorapparaat, en er zit steeds vaker een rouwkaart bij de post. Niet alleen profeten als Mozes en Jeremia, maar elk mens is een geroepene. Iedereen krijgt een opdracht waarin hij of zij de richting en bestemming van zijn leven vindt. Die opdracht ligt altijd in de werkelijkheid, in de concrete situatie waarin we gesteld zijn, zegt de apostel Paulus. Als je echtgenoot bent, is dat je roeping, ben je alleengaand dan is dat je opdracht, ben je arts of timmerman dan ligt daarin ook een roeping. Het probleem is dat we de werkelijkheid van ons leven vaak niet genoeg waarderen. Romantisch denken we: O, als ik maar niet getrouwd was, of als ik maar niet alleengaand was… dan zou ik echt gelukkig zijn. Zo zijn er ook ouderen die oud zijn maar niks vinden en denken: O, was ik nog maar jonger. En dan vergelijken ze wat ze toen konden met nu. Maar zo maken ze zichzelf ongelukkig. Ze pakken hun concrete roeping niet op die even dichtbij ligt als het kunstgebit op hun nachtkastje. Het resultaat is dat ze zichzelf onaantrekkelijk vinden, lelijk en afgedankt. De spirituele insteek van mijn boekje ‘Meer geluk dan grijsheid’ is het evangeliewoord dat de waarheid, de werkelijkheid vrijmaakt. Laatst begeleidde ik iemand met lewy-body dementie. Hij zag er verschrikkelijk tegenop om naar een verpleeghuis te moeten: ‘Dan zie ik allemaal schuifelende mensen voor me’. ‘Maar je schuifelt zelf ook!’ riep ik. Toen moest hij enorm lachen, Ouderen kunnen soms een eerdere levensfase idealiseren. Toch, gezien het aantal zelfdodingen onder jongeren, ben ik geen uitzondering als ik zeg dat ik voor geen goud mijn tienertijd over zou willen doen. En maar interessant rondlopen in een leren broek die bol staat van de hormonen waarmee je geen kant uitkunt. En neem de periode rond de veertig, de tijd waarin veel huwelijken beginnen te kraken en je in handen van een therapeut kunt vallen. De 2 concrete situatie van elke levensfase houdt een roeping in, met een eigen opdracht, eigen uitdagingen, beperkingen én mogelijkheden. Wellicht dat de dichter Milosz vooral de ouderdom een roeping noemt omdat die, meer dan eerdere levensfasen, dingen vertegenwoordigt waarvoor je niet zelf gekozen hebt – je werk valt weg, je levensfuncties gaan achteruit, je wordt op den duur meer afhankelijk van hulp. Als in geen andere levensfase word je geconfronteerd met je onvermogen greep op het leven te hebben. De ouderdom eist overgave. 2. OVERGAVE Overgave klinkt, net als roeping, als een religieus woord, en dat is het ook. Maar ook mensen die zichzelf het genot van een kerkdienst ontzeggen, weten dat overgave de sleutel tot geluk is. Je gaf je over in de armen van je lief, of aan de klanken van een concert en je vergat de tijd – met andere woorden, je had een eeuwigheidservaring. Zulke sublieme ervaringen zitten stampvol betekenis en zin en hebben een grote vormende invloed op ons leven. Vandaar dat gelovigen concluderen dat er wel zoiets als een zalige eeuwigheid moet zijn, Milosz noemt die een ‘tweede ruimte’ (second space) na dit leven. Dat is geen wensdenken of regressie, maar een logische conclusie uit de betekenisvolle tijdloze ervaringen die elk mens kent. De roeping van de ouderdom eist, meer dan eerdere levensfasen, overgave aan de concrete situatie, van de realiteit van afhankelijkheid van een rollator of scootmobiel tot iemand die je papieren helpt invullen. Overgave is niet passief berustend, want dan geven we onszelf niet echt: we houden iets mokkends of verongelijkts. Echte overgave is passief-actief: je aanvaardt actief de werkelijkheid, hier en nu. Dan kan er iets wonderlijks gebeuren: er verschuift iets in je, zodat je met nieuwe ogen naar het leven kijkt. Op negentigjarige leeftijd schreef Ceslaw Milosz nuchter: Geachte ogen van me, het gaat niet best met jullie. Ik krijg van jullie geen scherpe tekening, en als er een kleur is, dan is hij wazig. Naarmate hij aanvaardt dat hij minder goed kan zien, begint hij iets anders duidelijker waar te nemen: Zonder ogen, starend naar één licht punt, dat zich uitbreidt en dat mij omvangt. Staan in het einde kan een staan in een nieuw begin worden. De roeping van de ouderdom vindt haar voltooiing in de volkomen overgave, namelijk in de laatste adem die je uitblaast. ‘Ik vind dat moeilijk, mijzelf overgeven’, hoor ik ouderen wel eens zeggen. Toch heb ik nog nooit meegemaakt dat iemand dood ging zonder zijn laatste adem over te geven. Voor die overgave wordt gezorgd. 3 Overgave is moeilijker geworden omdat onze cultuur de maakbaarheid van het leven hoog in het vaandel heeft staan, zodat we verleerd hebben om te lijden. Als ziekte of tegenslag op onze weg komt, zoeken we uit alle macht een oplossing, we gaan eraan trekken en duwen en liggen er ’s nachts wakker van. Maar elke roeping brengt leed met zich mee, zoals de profeten laten zien. Het is fantastisch dat we tegenwoordig pijn goed kunnen bestrijden, maar toch vraagt leed er ten diepste om om aanvaard te worden, gedragen te worden. Dan, en dat is een heel oude wijsheid, kan het vroeg of laat nieuwe bronnen in ons aanboren die ons verder helpen. Etty Hillesum die in januari honderd jaar geleden geboren werd en in de Tweede Wereldoorlog een ongewone moed en ontferming toonde, heeft daar indringend over geschreven. Het komt erop aan, zegt ze, om het lijden in onszelf ‘onderdak’ te geven. Dat zal onze innerlijke ruimte vergroten, ons innerlijk vernieuwen. Vandaag horen we vaak het woord ‘crisis’ vallen. Dat is oorspronkelijk een spiritueel woord dat ‘loutering’, ‘zuivering’ betekent. Wij willen er vaak niet aan, maar zonder lijden is kwaliteit van leven niet mogelijk: dat begint al bij het kind dat straf krijgt omdat het zijn huiswerk niet maakt, via de partner die in zijn of haar relatie geconfronteerd wordt met zijn angsten, tot en met de oudere die zijn vertrouwde woning moet achterlaten omdat hij naar het verpleeghuis moet. Al die momenten van leed kunnen ons louteren, ons vrijmaken voor een nieuw begin waarin we tot ons recht komen – mits we onze roeping volgen, ons daaraan overgeven. Dit is denk ik de spirituele waarheid van Zondag 10 van de goeie ouwe calvinistische catechismus – dit jaar 450 jaar oud. Daar wordt gevraagd: Wat verstaat gij door de voorzienigheid Gods? Het antwoord is: ‘De almachtige en alom tegenwoordige kracht Gods, door welke Hij hemel en aarde, mitsgaders alle schepselen, gelijk als met zijn hand nog onderhoudt, en alzo regeert, dat loof en gras, regen en droogte, vruchtbare en onvruchtbare jaren, spijze en drank, gezondheid en krankheid, rijkdom en armoede, en alle dingen, niet bij geval, maar van zijn vaderlijke hand ons toekomen.’ Wat je ook overkomt, voorspoed maar ook tegenslag, kan het besef vergroten dat niets ons van ‘Gods liefde scheiden zal’, zoals de catechismus verder zegt. Met een bijbels beeld kunnen we dan ervaren dat wij het aardewerk zijn dat door de soms ruige hand van de goddelijke pottenbakker wordt gevormd. Of, met een ander beeld van kerkvader Ireneaus, dat deze wereld een zielensmederij is waar af en toe flink gehamerd en geslagen wordt. Mozes en Jeremia en de dichter Milosz, en met hen taltijke ouderen zijn door tegenslagen en beperkingen ‘gladder en wiser’ (vrolijker en wijzer) geworden. 2a. KERNMETAFOREN Dat gebeurt echter lang niet altijd. Waarom niet? Dat ligt nooit aan de werkelijkheid, maar aan onze gedachten over de werkelijkheid. Die staan overgave in de weg. Ik wil even met u stilstaan bij hoe we denken, iets wat we ons niet vaak afvragen. 4 Al ons denken en ook ons waarnemen en ervaren worden gestuurd door kernmetaforen of sleutelmodellen. Zo zorgt bv. de metafoor van de gelijkenis ervoor dat we feiten, ideeën en ervaringen organiseren naar de mate waarin ze op elkaar lijken. Een product hiervan is DSM IV – en nu V - het diagnostische handboek voor psychotherapeuten. Daarin worden symptomen met elkaar vergeleken en in categorieën ondergebracht: dit is een borderline stoornis en dat ADHD. Op soortgelijke wijze vergelijken religieuze handboeken kenmerken van gelovigen. Mensen die psalmen op hele noten zingen worden in de categorie ‘behoudende gelovigen’ geplaatst, terwijl zij die popmuziek in de kerkdienst laten klinken ‘vrijzinnig’ zijn. Naast de gelijkenis, zijn er vele andere kernmetaforen, zoals de context, het organisme en de machine. Denk bijvoorbeeld aan de contextuele therapie van Nagy, populair onder pastores, waarin de bredere familie een wezenlijke rol speelt. Deze metafoor van de context doet nu ook opgeldt in de zorg waar, om de kosten beheerbaar te houden, steeds meer een beroep op verwanten en zelfs buren wordt gedaan. Het predestinatiemodel wordt daarentegen bepaald door de metafoor van de machine (oorzaak-en-gevolg). Dat vinden we terug bij ouderen die de genoemde Zondag 10 van de catechismus geen vreugde vinden. De gebeitelde woorden worden misverstaan, alsof God in de hemel mechanisch op een knopje drukt en ons gezondheid dan wel ziekte stuurt. ‘Het is geen vreemde die je dit aandoet’, wordt er dan soms vroom gezegd. Hier is geen sprake van overgave, je bent slechts een willoze pion op een schaakbord. Het is dan van belang op andere kernmetaforen te wijzen die altijd ook in de Bijbel en traditie te vinden zijn. Zoals het leven als een reis, soms door de woestijn, of het leven als een loutering, een vorming – zoals het beeld dat ik eerder noemde van het leven als een pottenbakkerij of zielensmederij. Kernmetaforen sturen ons denken en verhinderen overgave, gehoorzaamheid aan je roeping wanneer ze verabsoluteerd worden. De kijk van mevrouw Wiel uit de casus waarmee ik begon werd bepaald door de metafoor van de gelijkenis. Ze vergeleek zichzelf met hoe ze vroeger was, ze vergeleek zichzelf met mensen die gezond zijn en actief meedraaien in de samenleving. Uit die vergelijking concludeerde ze dat ze in de categorie ‘zinloos levende ouderen’ viel. Daar kwelde ze zichzelf mee. Ook omdat ze niet religieus was, stond ze niet echt open voor een andere kijk, zoals het leven als een opdracht, hoe bescheiden ook. Het valt me op hoe moeilijk ouderen kunnen geloven dat ze door hun afhankelijkheid aan hulpverleners iets heel belangrijks geven – zoals werk en bezieling. Ze vinden het gemakkelijker om te geloven in iets wat ze niet zien, zoals de opstanding uit de doden, dan in wat ze wel zien: bv. de glimlach die ze toveren op het gezicht van de verzorgster die hen uit bed helpt. Religie bevordert niet automatisch de levensvreugde. Sommige mensen worden moeizaam oud omdat ze hun toenemende gebreken interpreteren als een straf van God. ‘Wat heb ik verkeerd gedaan dat ik hier nu zit?’ vroeg een bewoonster in het verpleeghuis. Zulke ouderen voelen zich schuldig omdat ze vroeger bv. overspel hebben gepleegd of een kind hebben dat geen contact wil. Ze hebben de metafoor van de machine (mechanisch oorzaak-en-gevolg 5 denken: ik heb gezondigd, daarom word ik gestraft) in hun geloof opgenomen en verabsoluteerd. Hetzelfde doen ze met een andere kernmetafoor: die van het leven als een rechtsgeding. God wordt uitsluitend als een oordelende rechter beschouwd. Pas als ze God ook als een God van vergeving kunnen zien, kunnen ze zich overgeven aan hun roeping en opdracht. De oprechtheid van hun berouw en verdriet, en de diepte van hun verlangen om de verbroken relatie met God te herstellen, zijn aanknopingspunten voor iemand die met hen in gesprek gaat. Voor een geestelijke begeleider is een analyse van onderliggende kernmetaforen dus onmisbaar: welke metafoor stuurt het denken van deze oudere? Dan kun je met andere, meer bevrijdende metaforen komen die overgave mogelijk maken. 3. ZENDING Tot slot: iemand die geroepen wordt krijgt een opdracht waaraan hij zich, aanvankelijk vaak tegen heug en meug, overgeeft. Daardoor gaat hij meer betekenen voor de wereld, hij wordt een gezondene. Mozes bevrijdde de slaven uit Egypte, Jeremia waarschuwde voor de ondergang van Jeruzalem. Zo wordt ook iemand die gehoorzaamt aan de roeping van de ouderdom van betekenis voor de wereld. Wat is de zending van de ouder wordende mens? Hij of zij wordt een profetisch symbool van het feit dat de waarde van een mens niet ligt in wat hij doet en kan. Dit is, denk ik, een belangrijke reden waarom onze maatschappij met ouderen vaak niet goed raad weet. Zij passen niet in het vigerende systeem dat draait om autonomie, expansie, mobiliteit, productiviteit, bijblijven met de nieuwste ontwikkelingen. Dat geeft ouderen het gevoel dat ze niet meer meetellen – een belangrijk aspect van het lijden dat de roeping van de ouderdom met zich meebrengt. Als oudere ben je de vreemde ‘ander’ die alleen al door er te zijn, een kritische kanttekening plaatst bij de dominante economische mythe die ons in een grote crisis heeft gestort en andere belangrijke dimensies van het bestaan verdrukt, zoals het belang van zingeving, betrokkenheid bij de armen in de wereld, zorg voor de natuurlijke omgeving, kunst en cultuur. De oude Milosz schrijft in zijn gedicht ‘Degradatie’: Jezelf heel wat vinden Verdwijnt door een blik in de spiegel, Door de onmacht van de ouderdom, Door het inhouden van je adem in de hoop Dat een of andere pijn niet terugkomt. Dit is de zending, de eigen onmisbare kleur van de oudere levensfase: de mensheid herinneren aan haar fundamentele kwetsbaarheid. Die zit ook in de titel van het PCOB identiteitsdocument: ‘Dat ik zijn mag’. Kwetsbaar zijn – daar weten wij niet goed raad mee, 6 het roept zelfs schaamte op. In de natuur is kwetsbaarheid de snelste weg naar een wisse dood. Tegelijk is ze de voorwaarde voor een menselijke omgang met elkaar. Ethische bezinning is in wezen niets anders dan leren omgaan met de kwetsbaarheden van onze wereld. Wie of wat we als mens ook mogen zijn, we zijn niet geschapen als onkwetsbare wezens die pas echt mens zijn wanneer ze volledig controle over zichzelf en anderen hebben. Integendeel: juist onze kwetsbaarheid maakt empathie en liefde mogelijk, nabijheid en mededogen, warmte en betrokkenheid. Kwetsbaarheid is de voorwaarde voor compassie. De barmhartigheid van de barmhartige Samaritaan werd opgeroepen door de gewonde man in de berm. Niet door de zelfgenoegzame farizeeër werd Gods hart geraakt, maar door het berouw onder tranen van de tollenaar. Ja, maakt God zelf zich in de Gekruisigde niet kwetsbaar, met wonden die ons toegang geven tot een nieuw en dieper leven? Ouderen zijn in hun kwetsbaarheid gezondenen die profetisch de wereld blijven herinneren aan wat ware menselijkheid is. Als mw. Wiel uit de casus dat had kunnen inzien, zou ze haar laatste jaren niet als betekenisloos hebben beleefd. Samenvattend: de ouderdom kan gezien worden als een roeping tot kwetsbaarheid. Die is alleen al een roeping omdat niemand ervoor kiest om grijs en gebrekkig te worden. En zoals elke roeping eist die gehoorzaamheid, overgave – op straffe van een zinloze laatste levensfase. Want de oudere die geen gehoor geeft aan de roeping van de ouderdom, zal horig blijven aan de dogma’s van onze cultuur en autonoom, mobiel en productief willen zijn – wat natuurlijk tot grote frustratie en teleurstelling leidt. Wie zich daarentegen overgeeft aan de roeping van de ouderdom, wordt een profetisch symbool van kwetsbaarheid waardoor hij of zij, evenals een Mozes en Jeremia, het vlammetje van de humaniteit bewaakt. Zo helpen ouderen te voorkomen dat de wereld vergaat. Dat bezingt Cseslaw Milosz in zijn gedicht: ‘Lied over het einde van de wereld’: En zij die donder en bliksem verwachtten Zijn teleurgesteld En zij die tekenen en trompetten van aartsengelen verwachtten Geloven niet dat het nu gebeurt. …. Alleen een witharige oude man die een profeet zou kunnen zijn Maar geen profeet is want hij heeft het veel te druk, Herhaalt terwijl hij zijn tomaten opbindt: Een ander einde van de wereld is er niet Een ander einde van de wereld is er niet. 7 Enige literatuur V. Brümmer, Liefde van God en mens. Kampen 1993. C. Milosz, New and Collected Poems (1931-2001). New York 2003. A. Schreurs, Psychotherapie en spiritualiteit. Assen 2001. J.-J. Suurmond, Meer geluk dan grijsheid. Zoetermeer 2013. I.D. Yalom, Existential Psychotherapy. New York 1980. 8