De derde leeftijd Eén keer per jaar gaan wij als clubje van drie bevriende echtparen uit eten. Ik weet niet wanneer het ouder worden voor het eerst ter sprake kwam. Waarschijnlijk was dat in de periode dat de eerste van ons een leesbril nodig kreeg. Feit is dat we al meer dan eens lachend hebben gefilosofeerd over hoe het zal zijn om later drie woningen naast elkaar te betrekken. Als we echt oud mogen worden, lijkt dat ons veel voordelen op te leveren. We hebben gezelligheid met elkaar.We kunnen elkaars boekenkasten benutten en eventueel elkaars rolstoel duwen. We kunnen elkaar pastoraal ondersteunen. We kunnen langer zelfstandig blijven wonen, zonder een groot beroep te doen op kinderen of hulpverleners. Is dat geen mooi vooruitzicht? Ouderdom wordt door de één gekoppeld aan wijsheid, levenservaring, vitaliteit. De ander verbindt ouderdom met starheid, ziekte, schuldgevoelens, eenzaamheid, de dood. Als ik hier iets zeg over de ouderdom is dat dus ook maar het belichten van een enkel aspect. De term ’derde leeftijd’ wordt gebruikt om de levensfase van de senioren mee aan te duiden. Dit doet denken aan wat sociologen in Amerika in de jaren ’60 voorspelden. Die meenden dat het toekomstige leven er als volgt uit zou zien: 25 jaar leren, 25 jaar werken, 25 jaar vakantie houden. Die droom is in de Westerse wereld aardig uitgekomen. Velen leren 25 jaar. De werkzame periode duurt nog wat langer, ongeveer 35 jaar. Het 25 jaar genieten is ook gekomen. Die derde levensfase is dankzij de gezondheidszorg enige tientallen jaren lang. Wat een verschil met vroeger! Toen werkten veel mensen tot ze erbij neervielen. Velen hadden hoogstens nog enige moeizame jaren met een versleten lichaam nadat ze uit het arbeidsproces gestapt waren. De naderende ouderdom riep financiële en medische onzekerheid op. Ieder die nu de derde leeftijd nog niet bereikt heeft, kan ernaar uitkijken als een mooie levensfase, waarin ruimte is voor het echte ontspannen. De lange levensavond is niet de winter van het leven. Het is juist de tijd waarin de oogst van het leven wordt binnengehaald. Elke levensfase kent haar schatten. Senioren ontvangen ook veel. Het grootste geschenk dat ze ontvangen is: tijd. De druk van het arbeidsproces – scoren! – is van hun schouders genomen. Er zijn meestal geen financiële problemen. De directe zorg voor de volwassen kinderen (als ze die hebben) is meestal voorbij. Er is tijd om dat te doen waarvoor nooit tijd was, een studie, een hobby, vrijwilligerswerk, iets ondernemen met de familie. De haast is uit de dag, waardoor er een stil genieten kan komen van het alledaagse bezig zijn. De senioren hebben door hun levenservaring ook veel levenswijsheid ontvangen. Hun geloof en 1 Godsvertrouwen is – door levenspijn heen – hopelijk gebleven en verdiept. Elke levensfase heeft ook haar eigen opgaven, die deels samenhangen met de gaven. Elke oudere die niet ziet wat hij of zij allemaal ontvangt, komt niet aan het genieten toe. Die wordt een onrustige of mopperende oudere. Sommige ouderen blijven hangen in het moeten van het verleden. Ze onthaasten niet. Ze kunnen niet stoppen met werken. Of ze maken van hun nieuwe vrijwillige taken een dagvullende baan. Of ze blijven zich beroemen op hun prestaties uit het verleden. Dan zijn ze zeventig en leven nog niet ontspannen. Andere ouderen gaan op in het consumeren. Reclamemakers presenteren dat als de taak van de derde levensfase: kopen, reizen, sporten, leuke dingen doen. Prachtig, als mensen daar werkelijk vreugde in beleven. Jammer als mensen zich laten opjagen om vooral net zo levenslustig te lijken als de overburen. Wat zijn de opgaven van mensen van de derde leeftijd die wel eens te weinig aandacht krijgen? Ik denk aan: als ouderen (nog) samen zijn als man en vrouw, kiezen voor goede communicatie. In de derde levensfase is het huwelijksleven anders dan in de voorgaande jaren. Juist omdat de overmatige drukte wegvalt, zijn man en vrouw meer dan ooit op elkaar aangewezen. Helaas zijn er oudere echtparen die in hun laatste levensfase langs elkaar heen leven. Dat maakt eenzaam. Dan komen ze ook niet toe aan het elkaar voorbereiden om eens alleen te komen te staan. Ik denk ook aan: het doorgeven van levenswijsheid en geloofswijsheid. Ouderen hoeven niet te schoolmeesteren. Te veel ouderen zwijgen echter over wat er in het hart omgaat. Ze zijn te veel met zichzelf bezig. Of ze zijn te bescheiden naar anderen toe. Daarmee gaan schatten verloren, waarmee anderen rijk zouden kunnen worden. Te veel kleinkinderen hebben weinig met hun grootouders, mede omdat die grootouders te weinig oprechte belangstelling hebben voor hun leven en te weinig proberen van hart tot hart met hen te spreken. Vervolgens wil ik noemen: het voorbereiden op de echte ouderdom. De derde leeftijd lijkt één groot feest, maar de echte ouderdom is dat bij veel mensen niet. Die levert allerlei beperkingen op. Het lichaam laat het steeds meer afweten en wordt daardoor steeds dictatorialer. Echte ouderen zijn vaak min of meer eenzaam, omdat er steeds meer dierbaren om hen heen wegvallen. Het naderen van de dood is voor allen bedreigend. Het grote zwijgen daarover neemt toe naarmate die dichterbij komt. Nergens is de dood zo dichtbij én zo ver weg als in een verpleeghuis. Daar worden rommelmarkten en volksdansen georganiseerd. Er worden geen avonden belegd voor bewoners en hun familie over oud zijn en moeten sterven. Dat is het grote toneelspel waaraan we bijna allemaal meedoen. Juist dat maakt 2 mensen in hun ouderdom eenzaam, omdat hun de mogelijkheid ontnomen wordt om over hun onzekere en angstige gevoelens te communiceren. Een pastor kan hier trouwens weer veel goed aan doen. De voorbereiding op de echte ouderdom is een mix van psychischgeestelijke en praktische voorbereiding. Bij het eerste hoort, onder andere, leren loslaten. Wie ouder wordt, kijkt automatisch achterom en moet tegelijk leren dat wat achter ligt, los te laten. Wat dan? Dat kan veel zijn - taken, gezondheid, bezittingen, de oude woonplek, mensen - en betreft uiteindelijk álles. Wie gelooft, heeft een voorsprong in het leren loslaten op wie niet gelooft. Loslaten is namelijk ook: dat wat geweest is in Gods handen leggen. Dat geeft rust. Bij de psychisch-geestelijke voorbereiding hoort ook het overdenken van het toekomende leven en de consequenties daarvan zolang wij nog op aarde zijn. De echte ouderdom is niet alleen afscheid nemen van het leven. Dat doet pijn. Het is ook op weg gaan naar het eeuwige leven. Dat begint in het hier en nu, waar een mens zich in Christus verzoend weet met God. Dat is een bron van vreugde. Dat is ook de inspiratiebron om in de laatste levensfase vrede te bewaren of te herstellen met alle mensen. Bij de praktische voorbereiding op de echte ouderdom hoort meer dan vroeger het onderhouden van het eigen sociale netwerk. Mensen worden tegenwoordig vaak erg oud. Dat betekent dat ze tien jaar langer dan vroeger actief zijn. Dat betekent echter ook dat, zodra er problemen komen, ze tien jaar langer afhankelijk zijn van zorg van kinderen of andere familieleden, als ze zelf geen kinderen hebben. Die tien jaar valt precies in de periode dat kinderen zelf op hun drukst zijn met hun leven en dus eigenlijk nauwelijks tijd hebben voor oude ouders. Daarom is een eigen netwerk voor hen zo belangrijk. Zij én de familie houden het langer vol. Paulus zegt in 1 Timotheus 6 indirect ook iets over het voorbereiden op de ouderdom. Ten eerste moeten we beseffen dat we naakt geboren worden en even naakt heengaan. Dat is een goede aanwijzing voor ouderen die tot op hun laatste levensdag zich vastklampen aan bezit. In het zorgcentrum maken ze zich nog druk om de rente op hun spaargeld. Vervolgens spoort Paulus alle rijken aan – dus veel Westerse ouderen – niet te vertrouwen op vergaarde schatten. Wel mag ieder genieten van wat God schenkt. Vervolgens beveelt hij de beste voorbereiding op het toekomstige Leven aan: goed doen, vrijgevig zijn, delen. Wat is dit een prachtige invulling van de derde leeftijd: genieten, op God vertrouwen, goed doen, gemeenschap schenken! Dan valt er nu ook een ander licht op het onderhouden van het sociale netwerk. De probleemouderen van morgen zijn niet die mensen die een netwerk hebben. Vrienden willen elkaar wel bijstaan. Het probleem zit ‘m in de ouderen die door omstandigheden geen netwerk hebben of de sociale vaardigheden missen om zo’n netwerk te onderhouden. Er zijn nu al in christelijke gemeentes initiatieven om netwerken op te zetten 3 rondom zulke mensen. Dat is te weinig. Een vriendennetwerk is evenals het netwerk van broeders en zusters prachtig, maar het valt niet echt onder de goede werken. Dat is: ‘Ik help jou in de hoop dat jij of een ander mij straks helpt.’ Als ik mijn bezit, tijd en geld inzet voor wie echt buiten de boot valt, investeer ik echt in een ander. Wie kijkt er om naar een ongelovige eenzame oudere die ooit alleen maar lid van een voetbalclub geweest is? Die ander woont zeker dichterbij dan vrienden op vijftig kilometer afstand. Mensen in de derde leeftijd hebben hier een prachtige taak. Ik wil er, als we weer uit eten gaan, toch eens over praten met mijn vrienden, hoe we ook anderen in ons netwerk kunnen opnemen. Het samenwonen met vrienden in hetzelfde appartementencomplex als doel op zich, is voor christenen niet uitdagend genoeg. 4