Over de ouderdomsfase zelf te spreken is mij eigenlijk niet mogelijk. Wie kan met gezag spreken over een levensfase die hij zelf nog niet doorgemaakt heeft? Waarbij hij eigen ervaringen heeft kunnen vergelijken met veel ervaringen van anderen? Slechts uit boeken, brieven en gesprekken over en met ouderen blijkt wel dat de ouderdom zeer verschillend wordt doorleefd. >Leven= is synoniem met >verouderen=. Een bioloog: >Leven wordt tussen geboren worden en sterven gekenmerkt door een tijdsverloop. Sterven is een normaal levensverschijnsel, een karakteristiek voor het leven. “Vivre c’est mourir een peu.” Men vindt vanaf het moment van de conceptie een overvloed aan opbouwprocessen maar tegelijkertijd vinden er afbraakprocessen plaats. De top der psychische prestaties vallen aanmerkelijk later dan de top der lichamelijke. Zelfs inde eerste fase van de bejaardheid waarin de motoriek gaat verstarren en in de daaropvolgende fase waarui de ouderdom voortvloeit, kunnen grootse geestelijke prestaties tot uiting komen, terwijl afbraak van het lichaamsweefsel toeneemt. Erich Stern: Iedere levensperiode heeft haar eigen zin, haar eigen taak. Deze te vinden en zich daarin te schikken is een van de belangrijkste problemen van de aanpassing aan het leven. Vanaf 56 jaar: de blik weer naar binnen ipv op de wereld. Sommigen beleven het begin van deze episode als een voorgevoel van nog grotere beproevingen, anderen van nog te wachten taken die men zich niet gewenst heeft. Vaak ook brengt het desillusies: wie eenmaal boven de zestig is, wordt vaak beschouwd als zijn tijd uitzittend, ondanks misschien perfect functioneren. De onthechting lijkt nu pas werkelijkheid te worden. Het verleden trekt voorbij: het is onbegrijpelijk dat men zoveel kostbare tijd aan beuzelarijen verdaan heeft: had ik nog maar wat tijd voor me! Het is bekend dat creativiteit op hoge leeftijd zeker mogelijk is en het is van belang dat ouderen er alles aan doen er een creatieve en vruchtbare levensavond van te maken. Het is bekend dat de gezondheidstoestand van actieve ouderen beter is dan van inactieve. Zodra het om prestaties van verdiepte menselijkheid gaat, ziet men dat de ouderdomswijsheid in een tijdloze wereld zich kan openbaren. Met ingang van de conceptie begint het ouder worden. De essentie daarvan is dat het verleden van mensen groeit en hun toekomst krimpt. Ouderen praten niet voor niets bij voorkeur over vroeger want daar hebben ze meer dan genoeg van. Over volgend jaar hoor je ze meestal wat minder. In psychische termen in plaats van fysieke gedefinieerd ben je oud als je denkt aan je verleden niets meer van betekenis te kunnen toevoegen en met je toekomst niets van betekenis meer te kunnen doen. Als met de toename van de jaren je verleden zoveel groter is geworden dan je toekomst denk je dat wat vaker. De samenleving miskent dat ouderdom een zelfstandige levensfase is, met een eigen inhoud, een eigen oriëntatie op het leven en daarmee ook een eigen bijdrage in de interactie met anderen. Het kenmerkende waarop de ouderdom afwijkt van andere levensfase is dat er geen fase meer op volgt; het besef dat het leven naar een eind is. Een jong mens heeft verstandelijke vermogens en een lichaam, maar die staan betrekkelijk los van elkaar. In de ouderdom gaan die twee op elkaar inwerken: het cognitieve kan het lichamelijke sturen, en andersom. Wanneer ouder: Tegenwoordig staat niet de ouderdom als levensfase centraal maar het proces van ouder worden (ipv van gerontopsychologie nu levenslooppsychologie). Dat is een bewegelijk gebeuren dat zich natuurlijk bij oudere mensen nadrukkelijker manifesteert dan bij jongeren maar dat zich in principe gedurende het gehele leven voltrekt. Tot voor kort is men in onderzoeken nogal gefixeerd geweest op de cognitieve aspecten van veroudering. Daardoor al gauw het beeld van de gebreken die op denkniveau met ouder worden samengaan. De nadruk ligt daardoor op de achteruitgang van van alles en nog wat: geheugen, concentratie, aandacht. Als men zo gericht is in onderzoek krijg ik de indruk dat men zich nooit met oudere mensen verstaan hebben en daardoor niet in de gaten hebben dat ouderdom een eigen oriëntatie met zich meebrengt. Natuurlijk: functies als aandacht, vermogen op een ding tegelijk te letten en vooral het geheugen bij een zeventig jarige duidelijk minder dan bij een dertigjarige. Toch blijkt uit onderzoek dat wat betreft die mentale processen de gemiddelde prestatie afneemt met de leeftijd. Er zijn ouderen die cognitief niet onderdoen voor jongeren. Leeftijd als zodanig zou niet de hoofdoorzaak zijn van cognitieve achteruitgang Mensen hebben nog een heel stuk na de reproductiefase en dat stuk moet dus een andere betekenis hebben dan die van de voorplanting. Munnichs, psychogerontoloog vond het volgende antwoord: Ouderdom is de tijd om afstand te nemen van jezelf door bijv. te autobiografiseren. Moet een zekere betekenis een zekere invulling geven.