La charte de déontologie

advertisement
Deontologisch handvest
Datum laatste update: 28/09/2012
Het Kankercentrum valt onder de verantwoordelijkheid van de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid;
het centrum als geheel, de interne medewerkers en de externe medewerkers een taak van openbare
dienstverlening.
Dit deontologisch handvest definieert het morele kader van het werk op het centrum. Het heeft betrekking op het
centrum als geheel, op de interne en externe medewerkers en op de beheerders. Zij worden allemaal geacht de
principes van dit handvest in hun werkzaamheden voor het centrum toe te passen, zonder uitzondering, zowel
intern als extern.
De deontologische regels van het handvest moeten in acht worden genomen bij de uitvoering van hun
opdrachten:

Plicht van beroepseer

Plicht van onafhankelijkheid

Plicht van onpartijdigheid

Plicht van confidentialiteit

Plicht van professionalisme

Plicht van voorbehoud
Dit handvest is publiek en kan worden geraadpleegd op de website van het Kankercentrum. Het document moet
worden voorgelegd aan elke interne en externe medewerker van het centrum die op zijn beurt verklaart dat hij er
kennis van heeft genomen.
De publieke belangenverklaring is een verbintenis om de plichten van dit handvest te respecteren.
Het Begeleidingscomité waakt over de inachtneming van het deontologisch handvest.
DEONTOLOGISCHE REGELS
Plicht van beroepseer
Er is volkomen eerlijkheid vereist in de uitvoering van de opdrachten. Het is verboden om bedragen of voordelen
in ontvangst te nemen in ruil voor het uitoefenen van invloed op werkzaamheden van het Kankercentrum.
Plicht van onafhankelijkheid
Het Kankercentrum valt onder het toezicht van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en
Leefmilieu maar wordt als reëel onafhankelijk erkend in het bepalen van de globale strategie in de strijd tegen
kanker.
Elke interne of externe medewerker van het centrum dient situaties te voorkomen waarbij hij materieel afhankelijk
is en die zijn onafhankelijkheid in het gedrang zouden kunnen brengen.
Zo dient hij op het moment dat hij in dienst treedt zoveel mogelijk relaties te vermijden die kunnen leiden tot een
belangenconflict of een vermoeden van belangenconflict vanwege derden (verkoop van de aandelen van een
maatschappij, afzien van bepaalde professionele projecten die het tegen elkaar opnemen). De overblijvende
relaties moeten worden aangegeven.
De preventie van belangenconflicten is een plicht van het centrum om de geloofwaardigheid te bewaren van de
experts, het vertrouwen van het publiek in de wetenschap en in de onderzoeksgemeenschap evenals de
individuele en de institutionele reputatie.
In het kader van een expertise of evaluatie dient de expert naar eer en geweten na te gaan en te melden of er in
het heden (verleden) relaties (hebben) bestaan die zijn oordeel kunnen vertekenen. In geval van dergelijke
relaties is het bestaan van de vertekening ondergeschikt aan het vermoeden van hun bestaan door derden.
Transparantie biedt aan elkeen de kans om de taken in hun geheel en in een klimaat van wederzijds vertrouwen
te volbrengen.
Parallel hieraan dient het centrum zich onberispelijk te gedragen in zijn relaties met externe organismen, in het
bijzonder als zij afkomstig zijn van de industrie.
Plicht van onpartijdigheid
De plicht van onpartijdigheid eist dat zaken met de grootst mogelijke neutraliteit moeten worden behandeld, zich
baserend op wetenschappelijke argumenten en de wetenschappelijke methodologie, en dat persoonlijke
meningen niet mogen voorgaan. De geringste partijdigheid kan de validiteit van de handelingen van een
medewerker aantasten, het geheel van de werkzaamheden waaraan hij heeft deelgenomen in diskrediet brengen
en zelfs andere werkzaamheden van het centrum in diskrediet brengen.
Het centrum is moreel gebonden aan de conclusies van de expertises waartoe het de opdracht heeft gegeven.
De werkzaamheden worden geleid met inachtneming van dit handvest en mogen niet door het centrum naast zich
worden neergelegd en de conclusies mogen niet worden verworpen zonder dat het centrum zijn positie duidelijk
en met argumenten expliciteert.
Plicht van professionalisme
Persoonlijke volbrenging van zijn opdracht
Elke interne of externe medewerker van het centrum wordt persoonlijk benoemd voor erkende bevoegdheden. Hij
mag zijn opdracht niet aan derden delegeren.
In het kader van een evaluatie of expertise uit de expert enkel zichzelf. Zijn mening over de opdracht, in de loop
of na afloop van zijn opdracht, mag niet namens zijn oorspronkelijke organisatie worden geuit tenzij hij de
opdracht heeft gekregen als vertegenwoordiger van de organisatie.
Plicht van middelen
Elke interne of externe medewerker van het centrum is verplicht om met de middelen die hem ter beschikking zijn
gesteld de beste inspanningen te leveren om zich aan zijn opdracht te wijden. Het gaat om een verplichting van
middelen en niet van resultaten.
Zo dient hij zijn opdracht met alle strengheid van de wetenschappelijke methodologie uit te voeren. Het is
belangrijk om de manier waarop de opdracht is volbracht volledig te documenteren, in het bijzonder met de
opeenvolgend gedateerde en genummerde versies van de documenten. Dat zal de gelegenheid bieden om in
geval van een geschil vast te leggen dat de opdracht is uitgevoerd volgens de regels van de kunst.
Het centrum heeft op haar beurt de opdracht om alle elementen die tot een beslissing hebben geleid te
documenteren.
Verbintenisconflict
Elke interne of externe medewerker van het centrum dient erover te waken dat hij een verbintenisconflicten
voorkomt.
Er bestaat een verbintenisconflict als de medewerker zich toelegt op activiteiten die interfereren of kunnen
interfereren met de uitvoering van zijn opdrachten op het centrum in hun geheel, zelfs al kunnen die activiteiten
een toegevoegde waarde inhouden voor het centrum of bijdragen tot de ontwikkeling en de professionele
bevoegdheden. De medewerker dient zichzelf de mogelijkheid te bieden om de nodige tijd aan de uitvoering van
zijn opdracht te besteden.
Plicht van confidentialiteit
Vallen onder het beroepsgeheim, alle feiten die als dusdanig door het Kankercentrum of zijn vertegenwoordigers
zijn gegeven en waarvan de medewerkers hebben kennisgenomen tijdens de uitoefening van hun functie. Zij
kunnen onder meer gebonden zijn aan het medisch, industrieel en/of commercieel geheim.
De opgelegde plicht van geheimhouding is algemeen en absoluut zelfs als alle feiten of een deel van de feiten
waarvoor de geheimhouding geldt in hun geheel of gedeeltelijk, legaal of illegaal openbaar worden gemaakt.
Er wordt een confidentialiteitsverbintenis ondertekend wanneer externe medewerkers vanwege het centrum nietopenbare informatie krijgen in het kader van hun werkzaamheden voor het centrum. Dit is meer bepaald het geval
van beoordelaars en rapporteurs in het kader van concurrerende evaluaties van projecten. Het centrum verbindt
er zich op zijn beurt principieel toe om de anonimiteit van de beoordelaar te garanderen tegenover iedereen, met
uitzondering van de evaluatiecommissie waaraan het rapporteert en de leden van het centrum die de opdracht
beheren. De anonimiteit kan worden opgeheven voor bepaalde werkzaamheden na de instemming te hebben
gekregen van de expert of op verzoek van de expert.
De werkzaamheden die externe medewerkers individueel of collegiaal uitvoeren, vallen eveneens onder de
geheimhoudingsplicht zolang het centrum er niet anders over beslist. De resultaten van de werkzaamheden die
openbaar zijn gemaakt door het centrum kunnen worden voorgesteld door externe medewerkers. Hierbij blijft de
plicht van voorbehoud toepasbaar en in ieder geval ook na publicatie. De tussentijdse documenten, de debatten
en de mening van elkeen binnen de werkgroepen blijven integendeel aan de geheimhouding onderworpen.
De professionele discretie eist dat geen enkele informatie openbaar mag worden gemaakt als die informatie
schade kan toebrengen aan de werking van het Centrum, ongeacht of de informatie al dan niet formeel onder het
beroepsgeheim valt.
Plicht van voorbehoud
De plicht van voorbehoud brengt geen schade toe aan de vrijheid van mening maar legt beperkingen op voor de
vrije meningsuiting.
Interne noch externe medewerkers van het centrum mogen zich uitdrukken namens het centrum, ook niet wat
betreft hun opdrachten, zonder naar behoren te zijn gemandateerd. Zij kunnen integendeel woordvoerders
worden van het centrum betreffende een onderwerp binnen het domein van hun opdracht als het centrum hierom
vraagt.
Elke verklaring aan de pers afgelegd in de hoedanigheid van medewerker van het centrum dient het voorwerp uit
te maken van een voorafgaande toelating van het centrum. Deze toelating zal worden gegeven voor een vooraf
bepaalde inhoud. Elke schriftelijke productie die deze samenwerking vastlegt (meer bepaald de publicaties over
een expertise verricht op verzoek van het centrum) moet vooraf aan het centrum worden doorgegeven. Er mag
worden geëist dat in de tekst wordt vermeld dat het slechts een persoonlijke mening betreft en niet die van het
centrum.
In het kader van een expertise of evaluatie mogen de experts die deelnemen aan verschillende debatten hun
conclusies geven zodra deze bekend zijn gemaakt door het centrum. De expert moet dan een expliciet
onderscheid maken tussen de informatie gevalideerd door het centrum en zijn eigen standpunten, die eruit
kunnen voortvloeien en het Kankercentrum nergens toe verbinden.
Elke interne of externe medewerker van het centrum dient erover te waken dat zijn deelneming, uit eigen naam,
aan publieke debatten over zijn opdracht vrij moet blijven van ongeacht welke kritische beoordeling of
standpunten die schade zouden kunnen toebrengen aan de openbare dienst waarmee hij samenwerkt.
Download