Vertrouwen in wetenschap niet langer vanzelfsprekend Adviesraad voor het Wetenschaps- en Technologiebeleid (AWT) Door: Dorette Corbey en Anne Janssen Met medewerking van: Pieter Adriaans, Eduard Klasen en Marike van Lier Lels Wetenschappers vertellen ons dat het klimaat verandert en dat omega 3 goed is voor hart en bloedvaten. Wetenschappelijke beweringen zijn een belangrijke basis voor alledaagse beslissingen en zeker ook voor beleid. Dan is het belangrijk dat het vertrouwen in wetenschap groot en breed gedeeld is. De afgelopen tijd was het vertrouwen in de wetenschap meermalen onderwerp van discussie, onder meer rondom het klimaatprobleem, de Mexicaanse griep, baarmoederhalskankervaccinatie en CO2-opslag. De veronderstelling daarbij was vaak dat het vertrouwen in wetenschap afneemt. Inderdaad, de vaccinatiecampagnes hebben veel weerstand ondervonden. Maar is dat een teken van dalend vertrouwen in “de wetenschap”? En wat betekent het als het vertrouwen in de wetenschap daalt? Is het denkbaar dat de wetenschap als objectieve standaard voor beleid verdwijnt? Deze vragen waren aanleiding voor de AWT om het vertrouwen in de wetenschap in kaart te brengen (zie bijlage). Hoe staat het met het vertrouwen in wetenschap, hoe komt dat en welke gevolgen heeft dit? Uit gegevens van het SCP en de Eurobarometer blijkt allereerst dat het vertrouwen van Nederlanders in de wetenschap als instituut groot is (zie ook “stand van het vertrouwen” op de informatiekaart). De meeste mensen geloven dat wetenschap voor vooruitgang zorgt en oplossingen voor problemen zal vinden. Maar het vertrouwen kan aanzienlijk lager zijn op specifieke onderwerpen. Uitspraken van wetenschappers, of wetenschappelijke onderbouwing van beleid worden in twijfel getrokken. Dit hangt sterk af van het onderwerp. Zo worden gezondheidsonderzoekers vaker vertrouwd dan klimaatonderzoekers. Vertrouwen in wetenschap hangt ook af van de mensen aan wie je het vraagt: laagopgeleiden hebben minder vertrouwen dan hoogopgeleiden. Ten slotte speelt financiering een rol; door de industrie gefinancierd onderzoek geniet minder vertrouwen. De informatiekaart geeft overzicht van mogelijke oorzaken en gevolgen van zowel dit hoge vertrouwen in het “instituut wetenschap” als het dalende vertrouwen binnen specifieke beleidsdiscussies. Voor analyse van oorzaken en gevolgen zijn vier spelers van belang: de burger, de media, de wetenschap en de politiek. Hieronder wordt ingegaan op de vraag welke trends het vertrouwen in de wetenschap (kunnen) beïnvloeden. De burger: dat maken we zelf wel uit! Een eerste belangrijke trend is individualisering. Burgers zijn steeds beter opgeleid, waardoor het vertrouwen in het eigen oordeel toeneemt. We maken zelf wel uit wat waar is en wat niet, en daar zijn wetenschappers niet bij nodig. Internet biedt gemakkelijke toegang tot kennis. Dat niet alle inzichten die op internet te vinden zijn voldoen aan wetenschappelijke kwaliteitsnormen speelt nauwelijks een rol. De websites van wetenschappers of wetenschappelijke instituten zijn lang niet altijd de eerste bron van informatie voor de burger. Tweede trend is dat elite en volk tegenover elkaar zijn komen te staan In de huidige kennismaatschappij (met een toenemend belang voor de wetenschap!) is de sociaaleconomische positie van laaggeschoolden onzeker. De reactie hierop is een wantrouwen ten opzichte van de elite en de wetenschap. Dit is een verklaring voor het verschil in vertrouwen tussen hoog- en laagopgeleiden.1 Complottheorieën doen het in deze sfeer ook goed (ze doen nano-chips in vaccins!). Tegenover deze trends staat echter een constante: er is nog altijd een groot vertrouwen in technologische vooruitgang. Dat is goed, maar er is ook een schaduwzijde. Het hoge vertrouwen in de wetenschap motiveert niet om zelf problemen op te lossen – dat doet de wetenschap immers wel voor ons. Klimaatverandering? Kan best, maar de wetenschap komt wel met oplossingen. Al te grote verwachtingen van de wetenschap zijn niet goed voor de motivatie om problemen op te lossen. Maar een laag vertrouwen evenmin. Er is dan immers geen objectieve maat meer om problemen vast te stellen, laat staan om oplossingen te formuleren. Een reëel beeld van wetenschap is daarom van belang. Daarmee zijn we bij de rol van de media. De media: hoor en wederhoor Wetenschappers en wetenschap komen regelmatig in beeld. Naast krantenbijlages en programma’s op TV over de wetenschap, worden wetenschappers ook vaak opgeroepen om hun duiding te geven aan nieuwsitems. Dat illustreert het vertrouwen in de wetenschap als onafhankelijke bron van informatie. De journalistiek en de media werken daarbij op basis van het principe hoor en wederhoor. Elke mening verdient een tegenspraak. Voor- en tegenstanders worden gehoord. Tegenover de mening van een wetenschapper wordt een andere mening geplaatst. Daarbij doet het er niet toe of die mening rust op een breed gedeelde consensus onder wetenschappers. Wetenschappers komen zo steeds vaker in beeld als verkondigers van meningen. Kijkers, luisteraars, krantenlezers zijn geneigd op zoek te gaan naar bevestiging van hun eigen mening. In het debat over klimaatverandering bijvoorbeeld gaan tegenstanders van overheidsingrijpen of milieumaatregelen op zoek naar klimaatsceptici die hun mening bevestigen. Er is geen klimaatprobleem, en overheidsingrijpen is niet nodig. Door het principe van de media van hoor en wederhoor die dissidenten niet plaatsen binnen de context van een breed gedragen wetenschappelijke krijgen klimaatsceptici relatief veel aandacht.2 Dit wordt onderbouwd in het Continu Onderzoek Burgerperspectieven 2010 van het SCP en recentelijk onderzoek. Een extra complicerende factor is dat tegenspraak inherent is aan de wetenschap. Wanneer deze discussie echter in het publieke domein gevoerd wordt, werkt dit verwarrend voor het grote publiek. Hoe werkt en functioneert de wetenschap? 1 Zie ook: Koobe de Keere, “Wantrouwen in de Wetenschap”. Zie ook: Continu Burger Onderzoek 2010, Sociaal Cultureel Planbureau en Dan Kahan, “Cultural Cognition as a Conception of the Cultural Theory of Risk” Harvard University. 2 Wetenschap: afnemende meeropbrengst De wetenschappelijke methode bestaat uit het opstellen van toetsbare hypothesen, het toetsen en vervolgens het weerleggen van de hypothese en ten slotte het opstellen van betere hypothesen. Vooruitgang begint bij het weerleggen van bestaande ideeën. Wetenschap leeft door tegenspraak. De wetenschappelijke methode heeft onmiskenbaar grote successen opgeleverd. Kijk naar geneeskunde, landbouw en techniek. Maar onder wetenschappers zelf wankelt het geloof in snelle vooruitgang. De wetenschap heeft de afgelopen eeuwen veel in kaart gebracht en het menselijk lichaam, de psyche, de maatschappij, de wereld en zelfs het heelal kent steeds minder echte geheimen. Dit was zou je kunnen stellen - het “laag hangende fruit”. De vraagstukken waar de wetenschap nu voor staat zijn aanzienlijk complexer: het klimaat, DNA-structuren en de werking van de cel. Vooruitgang vindt daarom plaats met stapjes, zeker niet met sprongen.3 De wet van de afnemende meeropbrengst treedt met volle kracht in werking. Nog meer studies, onderzoekers, in kaartbrengers levert relatief weinig nieuwe inzichten op. Dat is lastig want opdrachtgevers (inclusief de politiek, de overheid of de belastingbetaler) willen resultaten zien. En wetenschappers moeten intussen wel hun brood verdienen. Daarbij is financiering tegenwoordig steeds vaker “gebonden”: onderzoekers hebben minder “vrij besteedbaar” budget. Dan helpt het om aansprekende resultaten te laten zien. Of om alvast een uitzicht te bieden op mogelijke toekomstige resultaten. Wetenschappers zijn immers afhankelijk van financiering vanuit een publieke of private geldstroom. Maar daar ligt ook de kiem voor de teleurstelling als resultaten minder spectaculair zijn. Overigens was er altijd al reden de onafhankelijkheid van de wetenschap te betwijfelen. Thomas Kuhn beschreef in de jaren ’60 hoe wetenschappers denken vanuit paradigma’s en dat de bril waardoor ze kijken de uitkomst van hun onderzoek bepaalt.4 Wetenschap is mensenwerk, en mensen zijn sociale wezens die elkaar beïnvloeden. Wetenschappers kunnen heel eenzijdig zijn en collectief oogkleppen ophebben. Dat die oogkleppen ook heel productief kunnen zijn doet daar weinig aan af. Vanaf de jaren ’60 werden de waarheidaanspraken van de wetenschap door filosofen ter discussie gesteld. Bruno Latour ontrafelde in de jaren ’80 het proces van vooruitgang van kennis en kwam tot de conclusie dat wetenschappelijke feiten mede rusten op sociale interactie tussen wetenschappers .5 Kortom, wetenschap levert soms eenzijdige kennis en is zeker niet de enige rationele manier van denken. Die gedachtegang heeft inmiddels bredere ingang gevonden: zoals gezegd: de burger maakt zelf wel uit wat waar is en wat niet. De politiek: selectief shoppen Wetenschappers zijn dus ook maar mensen, en hun winkeltje moet draaien. Bekijken we de zaak vanuit de klanten (de overheid, de politiek, belangenorganisaties, de maatschappij) dan is er veel kennis en veel onderzoek beschikbaar. Dat maakt het makkelijk om welk politiek standpunt dan ook te onderbouwen of te ondermijnen. Belangenorganisaties, politici, de overheid kunnen selectief shoppen uit het enorme aanbod aan kennis. Onwelkome boodschappen worden niet meegenomen en blijven achter in het winkeltje van de wetenschapper. Dat versterkt weer het beeld van de wetenschap als iets dat naar believen ingezet kan worden. Dit is eerder al beschreven in het boek “de onwelkome 3 Zie ook: John Horgan: “The End of Science” Thomas Kuhn: “The structure of scientific revolutions” 5 Zie ook: column van Marjolein Februari in NRC van 1 november 4 boodschap” van Kobben en Tromp. Zij geven meerdere voorbeelden van (onwelkome) resultaten die door de overheid en/of politiek effectief worden weggemoffeld. Dit gebeurt via verschillende strategieën: van doodzwijgen van de resultaten tot het in twijfel trekken van de geloofwaardigheid van het onderzoek. Door selectief te shoppen, blijven er ontegenzeggelijk tegenargumenten van wetenschappers liggen, die via de media en internet de burgers bereiken. Dit brengt het publiek in verwarring: waarom wordt de ene boodschap wel meegenomen in beleid en de ander niet? Dit ondermijnt het vertrouwen verder. Hoe verder? Vertrouwen in wetenschap is natuurlijk van belang. Objectieve kennis van wat wel of niet gezond, veilig of schoon is, is nodig om beslissingen te nemen. Vooruitgang van wetenschappelijke kennis levert bruikbare inzichten op. Vertrouwen in wetenschap is niet langer vanzelfsprekend, maar voorlopig kan nog voortgebouwd worden op het krediet dat de wetenschap heeft opgebouwd. En een al te hoog vertrouwen is ook weer niet goed – uitkomsten van wetenschappelijk onderzoek mag geen dictaat zijn. Gezond wantrouwen dus en kritisch volgen. Wat te doen? Allereerst: meer aandacht voor communicatie en toegankelijkheid van kennis. Maak kennis en wetenschap toegankelijker. Meer wetenschapsprogramma’s op TV. Meer websites die kennis toegankelijk maken en voor leken een overzicht bieden van kennis. Kijk naar goede voorbeelden zoals de “Cochrane Collaboration”, een netwerk van medici en wetenschappers die de huidige beschikbaarheid aan medische kennis beoordeelt en samenvat. Website die wetenschap toegankelijk maken moeten wel kwaliteit bieden en het wetenschappelijke karakter waarborgen. Voorzie onderzoek en studies van disclaimers: wat is precies onderzocht, vanuit welke vooronderstelling, en onder welke voorwaarden zijn resultaten geldig. Geef ook in het middelbaar onderwijs aandacht aan de werking van wetenschap. Ten tweede moet de wetenschap zich ook bewust te zijn van de veranderende omgeving, waarin media & burgers opereren. Werk aan het behoud van de onafhankelijkheid van de wetenschap. De cijfers rondom vertrouwen in onderzoek dat gefinancierd wordt door de industrie liegen er niet om. Het is belangrijk om vertrouwen in privaat gefinancieerd onderzoek te herstellen. Het KNAW rapport “wetenschap op bestelling” heeft hiertoe aanzetten gedaan. In de derde plaats is meer aandacht voor onafhankelijke wetenschap nodig. Publieke financiering blijft belangrijk. Daarbij is het van belang meer en beter na te denken over de afnemende meeropbrengst van wetenschap en over de besteding van geld voor onderzoek. Om verwachtingen te managen. De politiek moet zich daarnaast bewust zijn van het belang van vertrouwen in wetenschap. Selectief shoppen, oneigenlijk gebruik van wetenschappelijke rapporten zouden taboe moeten zijn. In die zin heeft de politiek een belangrijke voorbeeldfunctie. Kortom, politiek en overheid – ga zorgvuldig om met wetenschappelijk onderzoek. Wetenschap: investeer in vertrouwen. ---------------------------------------------------